Veelal hoor je muzikanten spreken met de woorden majeur en mineur, MAAR wat betekent dit alles. Hier even de uitleg...
Mineur is een aanduiding uit de muziek, die aangeeft dat een muziekstuk wordt gespeeld in een toonsoort met een kleine terts. Letterlijk betekent mineur 'de mindere' of 'de kleinere' en is het tegenovergestelde van majeur.
In de muziek spreekt men wel van kleine en grote intervallen. Op z'n Frans heet dat dan respectievelijk mineur en majeur.
Voorbeeld: Deze ouverture is gecomponeerd in e mineur. Of ook wel e kleine terts of kortweg e klein
Bij mineurtoonsoorten gebruikt men bij vermelding het liefst een kleine letter, in tegenstelling tot majeurtoonsoorten die meestal met een hoofdletter worden aangeduid.
Mineurtoonladders worden vaak in filmmuziek gebruikt, met name tertsverwantschappen klinken erg filmisch. Dit is bijvoorbeeld de akkoordenprogressie van C mineur naar E mineur. Voorbeelden hiervan zijn Nino Rota's Godfather Waltz en John Williams' soundtrack van E.T.. Daarnaast wordt de mineurtoonsoort ook vaak gebruikt als de muziek droevig of boos moet overkomen op de luisteraar.
Mineur is een 6e trap van het majeurstelsel. Melodisch en harmonisch mineur worden gebruikt om op de 5e trap van mineur een dominant septiem te krijgen zodat deze terugleidt naar de 1e trap.
Mineurtoonladders onder de kerktoonladders zijn het Aeolisch (het oorspronkelijk mineur, zonder leidtonen), Dorisch, Frygisch en Lokrisch
Majeur (Fr.: groter) is een term uit de muziek, en wordt gebruikt bij het onderscheiden van toonsoorten, toonladders en intervallen. De majeur toonladder wordt ook wel de Ionische toonladder genoemd, deze toonladder stamt af van de 'witte toetsentoonladder' in C.
Bijvoorbeeld de toonladder G majeur, G grote terts, of kortweg G groot:
De intervallen van een majeurtoonladder zijn van laag naar hoger: I--1--II--1--III--1/2--IV--1--V--1--VI--1--VII--1/2--VIII Noot nummer VIII is noot nummer I alleen dan een octaaf hoger. Na noot nummer VIII komt weer een hele interval zoals van I naar II.
Bij het noteren van een majeur toonsoort, gebruikt men hoofdletters, bij mineur kleine letters. Bijvoorbeeld: E (E majeur) en e (e mineur).
Van de kerktoonsoorten zijn, naast dus het Ionisch, het Lydisch en Mixolydisch majeurtoonladders.
Soms wordt het klanklandschap van een majeurtoonaard omschreven als hard, terwijl dat van de mineurtoonaard zacht genoemd wordt. Meestal staan extroverte, vrolijke melodieën in een majeurtoonaard, introverte en droevige melodieën in een mineurtoonaard. Denk maar aan de uitdrukking: iets verloopt in mineur, een mineure stemming.
08-02-2006 om 16:37 geschreven door Jay Stanton
|