Miles Davis werd geboren in Alton, Illinois, in een relatief welgestelde zwarte familie. Zijn vader was een succesvolle tandarts in East Saint Louis.
Zijn moeder was een redelijk goede pianiste die wilde dat hij viool zou leren spelen. Maar van zijn vader kreeg hij voor zijn dertiende verjaardag een trompet, waar hij zich onmiddellijk op toelegde.
Toen Miles Davis vijftien was speelde hij voor publiek met bandleider Eddie Randall en studeerde hij onder trompettist Elwood Buchanan. Tegen de mode van die tijd in benadrukte Buchanan het belang van spelen zonder vibrato, en Miles Davis zou deze kenmerkend heldere toon zijn hele carrière behouden.
Eerste New Yorkse periode
In 1945, nadat hij zijn middelbare school had afgerond en een korte tijd met Charlie Parker in Billy Ecksteins band had gespeeld, verhuisde Davis naar New York, ogenschijnlijk om met een beurs voor de Juliard School of Music te studeren. In werkelijkheid verwaarloosde hij zijn opleiding en ging hij onmiddellijk op zoek naar zijn helden, zoals Charlie Parker, Thelonious Monk en Coleman Hawkins.
Tegen 1949 had hij aan zijn 'proeftijd' als medespeler voldaan, zowel op het podium als op de plaat. Zijn eigen opnamecarrière begon op te bloeien.
In datzelfde jaar begon Davis samen te werken met Gil Evans. Deze samenwerking zou de volgende twintig jaar voor veel van zijn grote werken blijven bestaan. De platen die zij in de late jaren veertig maakten zouden de eerste tien jaar slechts beperkt gepubliceerd worden.
1.Heroïne
Via de jazzclubs van New York kwam Davis regelmatig in contact met zowel gebruikers als verkopers van illegale drugs. Tegen 1950 had hij, net als veel van zijn tijdgenoten, een serieuze heroïneverslaving opgelopen, mogelijk verergerd door de weinig enthousiaste ontvangst van zijn eerste persoonlijke opnames.
In het eerste deel van de jaren vijftig leek het talent dat Davis bezat verloren te gaan. Hij speelde veel sessies (gigs), maar deze waren ongeïnspireerd. Davis was zich hiervan bewust en in 1954 keerde hij terug naar East Saint Louis, waar hij met hulp van zijn vader probeerde af te kicken. Echter, die dacht onterecht dat het met zijn gebit had te maken. Davis sloot zich letterlijk van de maatschappij af tot hij vrij van zijn drugsverslaving zou zijn. Hoewel hij later beweerde dat hij sindsdien geen drugs meer had gebruikt, schijnt hij in werkelijkheid verslaafd te zijn gebleven.
2.Terug in New York: het Miles Davis Quintet
Als herboren keerde hij terug naar New York en richtte er de eerste grote versie van het Miles Davis Quintet op. In deze band speelden de jonge John Coltrane (oorspronkelijk tenor- en later sopraansaxofoon) en soms enkele andere bekende jazzartiesten zoals Sonny Rollins (tenorsax) en Charles Mingus (bas). Muzikaal ging de groep door waar Davis in zijn sessies in de late jaren veertig was opgehouden. Ze vermeden de rythmische en harmonische complexiteit van de overheersende bebop en Davis kreeg
de ruimte om lange, legato en in wezen melodische lijnen te spelen, waarin hij de modale muziek kon leren doorgronden. Dit was namelijk al een levenslange obsessie voor hem.
Deze opnames, beginnend met Relaxin' with the Miles Davis Quintet, zouden samen met de 'Birth of the Cool'-opnames uit 1948 het geluid bepalen van de cool jazz, een van de dominante trends in de muziek voor het komende decennium en later.
1.Miles Ahead en Milestones
Terwijl de rest van het muziekestablishment nog steeds probeerde de vernieuwingen van Davis te accepteren, was hij zelf alweer verder. Herenigd met Gil Evans nam hij een serie albums van grote verscheidenheid en complexiteit op, waarin hij in vrijwel elke muzikale context zijn meesterschap over zijn instrument toonde.
Op het eerste album, Miles Ahead (1957), speelde hij met een traditionele jazzbigband. Deze bigband had een gedreven kopersectie die fraai was gearrangeerd door Gil Evans. Naast jazznummers (waaronder The Duke van Dave Brubeck) gingen de twee ook het gevecht aan met Les Filles de Cadix van Léo Delibes. Dit was de eerste keer dat Davis Europese klassieke muziek opnam.
Milestones uit 1958 wist het geluid te vangen van zijn huidige sextet, dat nu bestond uit Miles Davis, John Coltrane, Julian Adderley (altsax), Red Garland (piano), Paul Chambers (bas) en Philly Joe Jones (drums).
Muzikaal gezien omvatte dit album zowel het verleden als de toekomst van de jazz. Miles Davis liet zien dat hij blues en bebop kon spelen (vakkundig door Coltrane begeleid), maar het centerpiece is het titelnummer, een compositie van Davis rond de Dorische en Aeolische modi met de vrije improvistionele modale stijl die Davis zich eigen zou maken.
|