De Amerikaanse gitarist Chet Atkins (1924-2001) wordt ook wel de architect van de Nashville-sound genoemd. Chet Atkins werd geboren in Luttrell, Tennessee. Hij groeide op in armoe en zijn eerste muzikale onderricht kreeg hij van zijn vader en zijn halfbroer. De nadruk bij deze lessen lag op het religieuze lied. Aanvankelijk speelde Atkins naast gitaar ook viool, maar aan het einde van de veertiger jaren legde hij zich geheel toe op zijn favoriete instrument, de gitaar. Atkins ontwikkelde een geheel eigen "fingerpicking"-stijl naar het voorbeeld van Django Reinhardt en Merle Travis.
Chet Atkins was zeer productief in de vijftiger jaren. Hij was niet alleen soloartiest, maar ook producer en sessiemuzikant. Hij verkreeg landelijk bekendheid dankzij het radioprogramma The Grand Ole Opry. Als muzikant of producer was hij onder meer te horen op platen van Eddy Arnold, Perry Como, The Everly Brothers, Roy Orbison, Elvis Presley en Jim Reeves. Later werkte hij ook met uiteenlopende muzikanten als Waylon Jennings, Mark Knopfler, Willie Nelson en Ravi Shankar.
Vanaf de zestiger jaren werden de soloalbums van Chet Atkins gekenmerkt door orkestbegeleiding en gemakkelijk in het gehoor liggende achtergrondzang. Tot het midden van de zeventiger jaren was Atkins als stafproducer in dienst van het platenlabel RCA. Ook werkte hij met gitaarbouwer Gretsch aan de ontwikkeling van de gitaar.
Groeten, Jay
|