Voor ouders, hulpverleners, en leerkrachten, die zich zorgen maken over kinderen, met Hechtingsprobleem, Hechtingsproblemen, hechtingsstoornis, hechting, gehechtheid, ouders, babys, kinderen, pleegkinderen, stiefkinderen,jeugd, volwassenen, hulpverleners, onderwijs, jeugdzorg
17-03-2010
'De mismatch had niet groter kunnen zijn'
vr 12 mrt 2010, 06:30| 22 reacties
De mismatch had niet groter kunnen zijn
AMSTERDAM - Door de aardbeving in Haïti is adoptie weer bijzonder actueel. Maar hoe goed de bedoelingen van adoptieouders ook zijn, het pakt niet altijd goed uit. Miranda van Dijk (44) werd als baby geadopteerd en heeft zich haar hele leven een vreemde eend in de bijt gevoeld.
Sinds het noodlot in Haïti toesloeg, worden de adoptiekinderen met vliegtuigladingen vol naar Nederland gebracht. Wonderlijk vind ik dat, want normaal gaat dat altijd zo moeizaam. Maar ik denk wel dat het belangrijk is dat deze kinderen zo snel mogelijk een veilige plek vinden in een liefdevol gezin. Ik lag zelf de eerste tien maanden van mijn leven in een kaal bedje in een Nederlandse kliniek voor ongehuwde moeders. De nonnen die mij verzorgden, mochten zich volgens het instellingsprotocol niet aan de kinderen hechten. Die tien maanden zonder aanraking, zonder liefde, zonder lach en zonder vertrouwde moedergeur, hebben mijn gevoel van veiligheid volledig ondermijnd.
Ik heb jaren later tijdens een regressietherapie ontdekt, dat ik in dat bedje het gevoel heb gehad dat ik doodging. Afschuwelijk was het. Na tien maanden werd ik geadopteerd. Het klinkt zo mooi; breng een ontheemd kind samen met wensouders die vaak al jaren hunkeren naar een kindje en alles komt vanzelf goed. Maar dat sprookje pakte in mijn geval niet zo uit. Als kind bleek al dat ik niet dezelfde genen had als de mensen bij wie ik opgroeide. Ik was een extravert, creatief en erg gevoelig kind in een gezin met introverte, emotioneel geremde ouders die mij niet begrepen. De mismatch had niet groter kunnen zijn. Ik voelde mij een vreemde eend in de bijt. Pas op mijn elfde hoorde ik dat zij niet mijn echte ouders waren.
Schande
Mijn biologische moeder werd als jong meisje zwanger na een brute verkrachting. Ze had geen diplomas en geen werk. Ze woonde nog bij haar ouders en had al een ander kind van wie de vader ook niet meer in beeld was. Het was onmogelijk voor haar om mij op te voeden. Maar abortus was geen optie, omdat de buurt daar schande van zou spreken. Dus ik groeide op in een ander gezin en zag mijn moeder niet meer.
Mijn adoptieouders hadden een liefdeloos huwelijk. Er werd totaal niet gecommuniceerd tussen die twee, en er hingen constant spanningen in de lucht die onuitgesproken bleven. Er vielen zelfs dagenlange stiltes. Ik wist nooit precies wat er aan de hand was, maar voelde wel de spanning. Ik kan me ook niet herinneren ooit geknuffeld te zijn. Toch deden ze, denk ik, wel alles wat binnen hun vermogen lag om mij een goede jeugd te geven. Volgens hun normen dan. Ik ging naar school, zat op muziekles, had veel speelgoed en mooie kleren. Het ontbrak me aan niets. Ze gaven me ook wel complimentjes en zeiden dat ze trots op me waren. Maar altijd in woorden. Terwijl ik juist zon enorme behoefte had aan een aai over mijn bol of die alleszeggende knuffel.
Lees het complete verhaal van Miranda in VROUW Magazine nummer 11.
Ben jij geadopteerd en heb jij hetzelfde gevoel als Miranda? Of heb jij zelf kinderen geadopteerd en heb je het gevoel dat het niet klikt met jouw adoptiekinderen? Hoe ga je daar mee om? Praat met ons mee.
De borderlinestoornis: crises in hechten en onthechten
De borderlinestoornis: crises in hechten en onthechten
Dit boek gaat over de mogelijkheden en moeilijkheden bij de behandeling van patiënten met een ernstige vorm van borderlinestoornis. Het wordt aannemelijk gemaakt dat patiënten met een dergelijke stoornis niet alleen recht hebben op een adequate behandeling, maar ook dat zij daarvan kunnen profiteren. Aan de hand van talrijke praktijkvoorbeelden worden diverse aspecten belicht met als rode draad steeds de hechtingsproblematiek.
LEIDEN - In het kader van het project 'Woonruimte voor jonge moeders' van woningcorporatie De Sleutels en Cardea Jeugdzorg, betrekken deze week de eerste moeders een woning van de Sleutels in Leiden-Zuidwest.
Het gaat om twee jonge moeders die onder begeleiding van Cardea toewerken naar volledige zelfstandigheid. Een prettige woonruimte biedt de (kwetsbare) jongeren de mogelijkheid om de stap naar zelfstandigheid te zetten. Door middel van trainingen, leerwerktrajecten en intensieve begeleiding van Cardea leren de jonge vrouwen goed voor zichzelf en hun baby te zorgen en een toekomst op te bouwen. De Sleutels draagt daar graag aan bij.
In december 2009 zetten de Sleutels en Cardea hun handtekening onder een samenwerkingsovereenkomst. Hierbij gaven zij tevens het startsein voor het eerste gezamenlijk project: 'Woonruimte voor jonge moeders'.
Er is onderzoek gedaan naar autisme en aan autisme aanverwante stoornissen (waaronder het syndroom van Asperger). Uit die onderzoeken komt naar voren dat er aanwijzingen zijn dat erfelijkheid een rol speelt. Bij een kind met het syndroom van Asperger worden zintuiglijke prikkels op een andere wijze door de hersenen verwerkt. Asperger komt voor in verschillende gradaties. In sommige gevallen kan het syndroom van Asperger zoveel invloed hebben dat schooluitval onvermijdelijk is.
Prognose
Mensen met het syndroom van Asperger kunnen beter leren omgaan met hun beperkingen dan mensen met klassiek autisme. Op volwassen leeftijd begrijpen mensen met Asperger wat hun beperkingen zijn en kunnen ze hieraan werken. Het eenzijdig bezig zijn met hun interesses, kan op latere leeftijd zelfs leiden tot grote prestaties op één specifiek gebied. Op die manier kan een nadeel een groot voordeel worden. Kinderen met Asperger blijven moeite houden met het verwoorden van gevoelens en het aan andere uitleggen van wat ze bezighoudt. Hierdoor voelen ze zich vaak onbegrepen en ontstaat frustratie. Die frustratie kan zich uiten in enorm driftig gedrag
Kenmerken
Het syndroom van Asperger heeft de volgende kenmerken:
Gebrek aan sociale vaardigheden: kinderen met Asperger hebben moeite met het aangaan en onderhouden van sociale contacten, en hebben problemen met het begrijpen van sociale regels en non-verbale communicatie (gebaren en gezichtsuitdrukkingen).
Eenzijdige interesses: vaak houden mensen met Asperger zich op een gedetailleerde en obsessieve wijze bezig met eenzijdige interesses, en wijden daar ook urenlang over uit. Veelvoorkomende onderwerpen zijn de tweede wereldoorlog, dinosaurussen, dieren in het algemeen, sterrenkunde of het lezen van boeken.
Stressgevoelig: kleine veranderingen kunnen al grote paniek veroorzaken.
Slechte motoriek: zowel kinderen als volwassenen met Asperger bewegen vaak traag en houterig, hebben minder expressieve gelaatsuitdrukkingen en een wat vlakkere stem (monotoom).
Problemen met de sociale interactie
Kinderen met het syndroom van Asperger vinden het moeilijk om sociale situaties goed te begrijpen en snappen ook niet altijd de (ingewikkelde) regels van de sociale interactie. Omdat ze hier moeite mee hebben, hebben ze vaak ook weinig tot geen vriendjes en zijn vaak erg op zichzelf.
De taal is goed ontwikkeld, maar het communiceren gaat niet altijd even goed. Kinderen met Asperger praten vaak tegen de ander, in plaats van met. Dat kun je merken doordat ze praten over hun eigen interesses en er geen rekening mee kunnen houden of de ander het kan volgen of het interessant vindt.
Kinderen met Asperger kunnen moeilijk praten met andere kinderen, omdat ze vaak op een volwassen manier praten. Andere kinderen kunnen dit niet goed volgen of vinden het raar. Ook kunnen ze hun lichaamshouding of gezichtsuitdrukking moeilijk aanpassen aan wat ze vertellen.
Kinderen met het syndroom van Asperger merken het niet wanneer mensen tegen hen liegen of hen bedriegen. Hierdoor kan er gemakkelijk misbruik van hen gemaakt worden.
Eenzijdige interesses en bezigheden:
Kinderen met Asperger hebben niet veel verschillende interesses. Ze zijn vaak erg gefixeert op één bepaalde bezigheid. Ze kunnen er urenlang mee bezig zijn en willen er continu over praten tegen andere mensen. Hierbij komt ook weer naar voren dat ze grote verhalen houden zonder er rekening mee te houden of de luisteraar wel interesse in het verhaal heeft. Het kan ook voorkomen dat het kind weigert dingen buiten zijn interessegebied te leren.
Problemen met veranderingen
Kinderen Asperger kunnen niet goed tegen veranderingen. De kinderen raken snel van slag als dingen niet gaan volgens hun starre denkbeelden. Door zelfs de kleinste verandering kunnen ze erg angstig, boos of bezorgd worden. Kinderen met Asperger vertonen vaak obsessieve routines en willen graag dat alles hetzelfde blijft.
Problemen met de motoriek
Kinderen met Asperger zijn lichamelijk onhandig. Ze bewegen vaak traag en houterig. Ook de fijne motoriek (hand-oogcoördinatie) kan verminderd zijn, waardoor de kinderen problemen kunnen hebben met onder andere het schrijven. Daarnaast hebben de kinderen minder expressieve gelaatsuitdrukkingen en een wat monotomere stem.
Cognitieve problemen
Kinderen met het syndroom van Asperger hebben meestal een gemiddeld tot bovengemiddelde intelligentie. Ze hebben met name een erg goed geheugen. Ook hebben ze een zeer grote woordenschat en een geleerde manier van spreken. Het komt echter geregeld voor dat kinderen met Asperger niet begrijpen waarover ze het hebben. Het kan zijn dat de kinderen dan enkel gelezen werk of anderen aan het napraten zijn. Kenmerkend voor kinderen met het Syndroom van Asperger is dat ze alles letterlijk nemen van wat gezegd wordt.
Daarnaast hebben kinderen met het syndroom van Asperger vaak concentratieproblemen. Door de vele interne prikkels (zoals bijvoorbeeld de drang om telkens op te willen staan) kunnen ze zich niet concentreren of hun werkzaamheden organiseren. Ze kunnen niet goed hun aandacht richten op wat relevant is.
Overbeschermende ouders beschadigen de kinderhersenen
"Overbeschermende ouders beschadigen de kinderhersenen"
Ouders die hun kinderen te veel afschermen, nemen meer weg dan enkel hun vrijheid en ondernemingszin. Ook hun hersenen groeien trager, en dan vooral het gebied gelinkt aan mentale stoornissen. Dit zou betekenen dat deze kinderen meer kans hebben op psychiatrische stoornissen. Ook verwaarlozing door de vader heeft hetzelfde effect. Australische wetenschappers nuanceren de verbanden.
Het verband is aan het licht gekomen na Japans onderzoek bij 50 twintigers. Kosuke Narita nam hersenscans en vroeg de jongeren naar de relatie met hun ouders volgens het 'parental bonding instrument', een internationaal erkende manier om de relatie tussen ouder en kind te meten, zo schrijft New Scientist. Wie een lage socio-economische status had of ouders die niet gestudeerd hadden, werd evenwel uitgesloten.
Prefrontale cortex Twintigers met overbeschermende ouders hadden minder grijze materie in de prefrontale cortex dan twintiger met een gezonde relatie. Wie verwaarloosd werd door zijn vader had ook minder grijze cellen, verwaarlozing door de moeder had geen effect. Wie mentaal ziek is, vertoont vaak afwijkingen in de prefrontale cortex.
Cortisol en dopamine Het Japanse team vermoedt dat overdreven blootstelling aan het stresshormoon cortisol, door verwaarlozing of te veel aandacht, en een verminderde productie van dopamine, door slechte opvoeding, resulteert in minder grijze massa.
Blijvend effect? Toch moeten de resultaten genuanceerd worden. De Australiër Anthony Harris vindt de studie erg belangrijk om duidelijk te maken dat opvoeding wel degelijk een lange termijneffect kan hebben op de kinderen. "Maar", zo waarschuwt hij, "dat betekent niet dat de 'schade' aan de hersenen blijvend is. Mensen zijn heel soepel en kunnen van veel herstellen.
Aangeboren? Zijn collega-wetenschapper, Stephen Wood, nuanceert dat niet elke psychiatrische stoornis is terug te brengen tot de ouders en de relatie tussen ouders en kinderen. "We kunnen niet weten hoeveel van de onderzochte Japanners geboren is van een afwijking in de grijze massa. Misschien is dat wel de reden dat ze niet goed opschieten met hun ouders in plaats van andersom."
Uitsluiting Wood stelt zich ook vragen bij het uitsluiten van personen met een lage socio-economische status en ouders die geen diploma hebben. "Dat zijn twee factoren die bijdragen tot een slechte prestatie op cognitieve testen. Het verband dat ze vonden is misschien echt, maar waarom concentreren ze zich enkel op de ouders als er veel belangrijkere factoren zijn?" (edp)
Jeugdzorg ligt onder vuur Schriftelijke vragen van Aasted-Madsen (CDA)
Jeugdzorg ligt onder vuur. De parlementaire werkgroep is met een onderzoek gestart. Eindelijk komt er aandacht voor alle kinderen, die vaak onterecht uit huis zijn geplaatst. Hierover heeft Ine Aasted-Madsen onderstaande vragen gesteld. Vele ouders wachten in spanning het antwoord van de minister af. Zullen hun kinderen weer naar huis mogen?
Schriftelijk vragen van het lid Aasted-Madsen van Stiphout(CDA) aan de minister van Jeugd en Gezin:
1. Heeft u kennisgenomen van de uitzending Das je goed recht van SBS6 op 31 januari 2010?
2. Naar aanleiding van deze uitzending zijn zon 1000 reacties binnengekomen van ouders die aangeven dat ook hun kind(eren) op basis over onjuistheden en onvolledigheden in de rapportage van BJZ en/of de Raad voor de Kinderbescherming uithuis zijn geplaatst. Wie draagt zorg voor waarheidsvinding alvorens vergaande maatregelen als een ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing worden uitgesproken?
3. In de beantwoording van schriftelijke vragen over een escalatie tussen pleegouders en Bureau Jeugdzorg (2009Z24418) geeft u aan dat u niet ingaat op individuele casuïstiek, datzelfde horen we van de Inspectie Jeugdzorg. Wie houdt zich in Nederland wel bezig met individuele casuïstiek binnen de Jeugdzorg, als men het functioneren van de Jeugdzorg aan de orde wil stellen?
4. Bij welke onafhankelijke partij kunnen deze ouders terecht om een dossier tegen het licht te laten houden, eventueel aanvullende informatie te laten vergaren en opnieuw te laten beoordelen met een bindend advies?
5. Bent u bereid onafhankelijk onderzoek te laten doen naar deze individuele casuïstiek, waar ouders en kinderen mogelijk op basis van onjuistheden en onvolledigheden van elkaar gescheiden zijn?
6. Hoe gaat u voorkomen dat in de toekomst zaken als feit in rapportages worden opgenomen, zonder dat daarbij waarheidsvinding heeft plaatsgevonden?
7. Wilt u deze vragen binnen de gestelde termijn van 3 weken beantwoorden op deze website?
Onlangs werd op locatie Lucas van de Ommelander Ziekenhuis Groep de 500st baby aangemeld voor advies, begeleiding en babymassage.
Persbericht Delfzijl / Winschoten, januari 2010
De gebeurtenis ging niet ongemerkt voorbij. Baby Jonathan en zijn moeder ontvingen op 25 januari jl. bloemen uit handen van kinderarts mevrouw Leonie Pierik. Wanneer na de geboorte een baby steeds meer huilt, niet goed slaapt, onrustig is of bijvoorbeeld veel last heeft van darmkrampjes, weten ouders vaak niet meer wat ze moeten doen. Ouders krijgen veel adviezen en gaan van alles proberen om een oplossing te zoeken. Al deze verschillende adviezen geven vaak een averechts resultaat. Daarom worden op locatie Lucas sinds 2001 ouders individueel begeleid om babymassage te stimuleren. Ook krijgen zij adviezen op maat. Ouders worden voor begeleiding via de kinderarts doorverwezen.
Gesprekken
In een eerste gesprek met de ouders worden de bestaande problemen besproken. Aan de hand hiervan krijgen ouders adviezen en achtergrondinformatie over deze adviezen, zodat zij goed op de hoogte zijn van de effecten hiervan op hun baby. Zo krijgen ouders bijvoorbeeld informatie over huilen, troosten, slapen, regelmaat en lichaamstaal van hun baby. In het tweede gesprek wordt het verloop verder begeleid. Ook wordt dan de positieve uitwerking van babymassage besproken en dat het een uitstekende manier is om intensief contact met de baby te hebben. Babymassage geeft ontspanning, betere slaap, goede groei en het stimuleert de hechting tussen ouder en kind. Ouders worden op deze manier zelfverzekerder in de zorg voor hun baby. Wel is het belangrijk dat de ouder positief tegenover het masseren staat, anders levert het niet de gewenste resultaten op. Er wordt altijd in overleg met de ouder(s) aan babymassage begonnen.
Couveusebabys
Ook prematuren (te vroeg geboren babys) en zieke pasgeborenen kunnen veel baat hebben bij babymassage. Er kan sprake zijn van een verstoorde hechting tussen ouder en kind door de noodzakelijke opname in het ziekenhuis. Hier kan babymassage beide weer dichter bij elkaar brengen. Ook de ontwikkeling van deze babys wordt door de babymassage positief beïnvloed. Niet alleen het omgaan met hun baby wordt met de ouders van couveuse-kinderen besproken, ook datgene waarop ze kunnen rekenen bij thuiskomst van hun baby.
Tien jaar geleden begonnen
Circa tien jaar geleden was de heer Elias de eerste kinderarts die een baby doorverwees voor babymassage naar kinderverpleegkundige mevrouw Greetje Teuben. Babymassage gaf bij deze baby goede resultaten. Hierna volgden al snel meer babys voor massage. Nu is de begeleiding en advisering niet meer weg te denken uit het ziekenhuis. Sinds twee jaar begeleidt en adviseert ook collega kinderverpleegkundige mevrouw Elles Dijkman de ouders. Mevrouw Dijkman is, evenals mevrouw Teuben ook docent Shantala babymassage (Shantala is ritmische ontspanningsmassage). Het blijkt dat de behoefte aan deze gespecialiseerde zorg steeds groter wordt. Daarom worden deze activiteiten binnenkort ook uitgebreid naar de locatie Delfzicht!
Op deze website vindt u voortaan informatie over het project 'Allemaal opvoeders'. Dat we allemaal opvoeders zijn wil zeggen dat iedereen medeverantwoordelijk is voor het opvoeden van kinderen in de omgeving. Ouders hebben behoefte aan steun bij de opvoeding. Dat kan in formele en informele netwerken in de buurt, rond de school en langs de zijlijn van het sportveld. Zo ontstaat er een positief opvoedklimaat, waar kinderen en jongeren profijt van hebben.
Versterking van opvoednetwerken
De verantwoordelijkheid voor de opvoeding is de laatste decennia steeds meer een geïsoleerde gezinsverantwoordelijkheid geworden, waardoor ouders overbelast kunnen raken. Uit onderzoek blijkt dat ouders meer behoefte hebben aan informele steun bij de opvoeding. In wijken met meer sociale samenhang blijken risico's in de opvoeding, waaronder kindermishandeling, af te nemen. Versterking van informele netwerken verhoogt de pedagogische en sociale kwaliteit van de woonomgeving. Als laagdrempelige voorziening voor ouders, kinderen en jongeren kan het Centrum voor Jeugd en Gezin die versterking in gang zetten.
Twaalf proefgemeenten
De komende twee jaar verkennen twaalf gemeenten in proefprojecten de 'pedagogische civil society': de formele en informele netwerken rond gezinnen. De proefgemeenten worden daarbij ondersteund door het Nederlands Jeugdinstituut en de Universiteit Utrecht. Het doel van het project is het versterken van de informele sociale steun en te onderzoeken hoe dat kan gebeuren via de Centra voor Jeugd en Gezin. Op de website van het Nederlands Jeugdinstituut vinden gemeenten en beroepskrachten in de jeugdsector informatie over het project Allemaal opvoeders: over de achtergrond en betekenis van gezinsnetwerken en hoe die versterkt kunnen worden. Daarnaast zijn er voorbeelden van succesvolle en inspirerende activiteiten in binnen- en buitenland.
Vrijwillige inzet
Het project 'Allemaal opvoeders' is onderdeel van het programma 'Vrijwillige inzet voor en door jeugd en gezin'. Dit programma wordt, in opdracht van het ministerie voor Jeugd en Gezin, uitgevoerd door ZonMw. Het programma richt zich op het versterken van formele en informele steun voor gezinnen.
'Hechtingspatronen welke in de vroege kindertijd gevormd worden, blijken tot op volwassen leeftijd van doorslaggevende betekenis in intieme relaties.'
Hechtingspatronen welke in de vroege kindertijd gevormd worden, blijken tot op volwassen leeftijd van doorslaggevende betekenis in intieme relaties. (Rien Verdult , ontwikkelingspsycholoog)
Susan Johnson (1994) gelooft dat hechting een lens is om de volwassen liefde door te bekijken. De theorie van de hechting is volgens haar voor een groot deel wat er mis gaat in relaties en wat je er aan kunt doen. Ze vindt dat onze behoeften in volwassen relaties vergelijkbaar zijn met die in onze kindertijd. Het verband dat Love Me legde (in een van haar opmerkingen op deze site ) tussen hechtingsproblematiek en een midlifecrisis , lijkt dan grond te hebben. Vandaar dat ik het natuurlijk niet kon laten dit verband uit te zoeken . De woorden van Susan Johnson lijken de opmerking van Love Me te bevestigen. Dat maakt mij meer nieuwsgierig naar een mogelijk verband tussen hechtingsgedrag en een midlifecrisis.
Laat het duidelijk zijn dat ik hier duidelijk spreek van mogelijk als ik iets heb geleerd in midlifecrisis, is dat niets zwart-wit is. Dit artikel is dus niet bedoeld om te zeggen dat iedere persoon in midlifecrisis een hechtingsproblematiek heeft. Het gaat mij te ver dit te stellen , toch wil ik jullie meenemen in de mogelijke verbanden tussen het kind en de volwassene (in verwarring), om dit te doen is het allereerst van belang te weten wat hechtingsgedrag is.
Wat is hechtingsgedrag? (John Bowlby 1963)
Hechtingsgedrag is het gedrag dat kinderen en volwassenen laten zien als ze gescheiden worden van hun bron van veiligheid. Hechtingspatronen bestaan uit niet-bewuste innerlijke processen, die bepalen hoe je over jezelf en anderen denkt. Dit is belangrijk voor ieders ontwikkeling. Het is dan belangrijk te weten wat de deskys (deskundigen) over hechting en de patronen, te zeggen hebben.
Er zijn verschillende ideeën over hechting
Enerzijds zeggen ze dat hechting een vrij constant beeld is die van generatie op generatie wordt overgedragen. Waarmee ze bedoelen dat een eenmaal aangeleerde stijl zal betekenisvol is voor de rest van je leven. Met andere woorden jouw manier van omgaan met jezelf (wanneer je gescheiden word van je veiligheid) wordt mede bepaald door wat je als kind hebt ervaren en deze manier gaat over van ouders op kind. Anderzijds zijn er deskundigen die hechting zien als een proces. Het idee is dan dat je een andere hechtingstijl kan hebben al naargelang de betrokken persoon (je kan veilig gehecht zijn naar je moeder toe, en gedesorganiseerd gehecht naar je vader, enz). Deze mensen zien de mens als een flexibel wezen dat zich goed kan aanpassen en vaardigheden ontwikkeld via veranderingsprocessen. Waarmee dus eigenlijk gezegd word dat een oorspronkelijke hechting niet alles bepalend hoeft te zijn. Wanneer je zo denkt kan je zeggen dat onveilig hechtingsgedrag een (adequate) aanpassing is van een kind aan de situatie. Het is een gedrag dat aangepast is aan het gevoel van gevaar.
Wanneer je dit legt op koppels betekent dit dat als een partner jaloers en wantrouwig reageert, dit wel eens een adequate reactie zou kunnen zijn bvb wanneer vreemd de partner vreemd gaat. Het onveilig hechtingsgedrag kan dan een gepaste strategie zijn. Dan is het mogelijk dat iedereen in staat is om verschillende hechtingspatronen te ontwikkelen naar gelang omstandigheden en de relatie met onze hechtingsfiguren. Waardoor je zou kunnen stellen: het verleden ligt wel vast, maar de betekenis ervan wordt telkens herschreven.
Hechtingspatronen (Cassidy, 1999).
1) In het veilige hechtingspatroon zoekt het kind, in geval van nood, steun en troost bij de ouder. Robert Karen, kinderarts klinisch psycholoog en schrijver van Becoming Attached, geeft in zijn artikel aan dat het waarschijnlijk is dat kinderen die veilig gehecht zijn als volwassenen in staat zijn hun partners lief te hebben en hen open en met vertrouwen tegemoet te treden. Ze kunnen zich afhankelijk opstellen en anderen van hen afhankelijk laten zijn, zonder dat ze zich er ongemakkelijk bij voelen. Ze beschikken over een hele reeks aan gevoelens en herinneringen, zowel positieve als negatieve.
2) Angstig-vermijdend gehechte kinderen zoeken geen troost en steun bij de moeder, maar blijven zich bij gevaar richten op de omgeving. Bij volwassenen staat dan een sterke gereserveerdheid en afstandelijkheid centraal. Zij ontkennen de effecten van vroegere ervaringen en ze hebben een slecht geheugen voor persoonlijke ervaringen. Ze hebben de neiging om ouders te idealiseren; zij leggen de nadruk op persoonlijk kracht; hun gevoelens houden ze veelal op afstand en ze benadrukken emotionele onafhankelijkheid.
3) Angstig-ambivalent gehechte kinderen reageren heel sterk op scheiding en dreiging en ze zoeken wel contact met hun hechtingsfiguur, maar zijn boos en moeilijk te troosten. Ze klampen zich enerzijds vast aan hun moeder,maar anderzijds weren ze haar ook teleurgesteld af. Deze kinderen ontwikkelen zich vaak tot gepreoccupeerde(jaloers en wantrouwige) volwassenen. In intieme relaties hebben ze de neiging de partner te verstikken in een versmeltende relatie. Zij overwaarderen hun vroegere hechtingservaringen, komen moeilijk los van hun ouders, waarop ze nog steeds boos kunnen zijn of die ze nog steeds willen behagen. Hun vertrouwen in de eigen mogelijkheden is beperkt; ze zijn hyperalert voor tekenen van steun, acceptatie, goedkeuring, dan wel afwijzing.
4) De vierde groep is de gedesorganiseerde hechting. Hierbij is het kind niet in staat om op scheiding of dreiging adequaat te reageren. Er is sprake van een ineenstorting van de gedrag om met stress om te gaan. Deze kinderen vertonen vaak een chaotisch gedrag. Ze lijken overspoeld te worden door emoties die ze niet kunnen hanteren. Ze wisselen voortdurend van strategie, waardoor hun gedrag vaak doelloos en tegenstrijdig lijkt. De gedesoriënteerde volwassenen vertonen een ongeloof in de realiteit van vroegere gebeurtenissen; bij hen kunnen tijdelijke bewustzijnsveranderingen worden waargenomen en lijkt het vermogen tot logisch redeneren verstoord; ze raken in verwarring als het thema van verlies en scheiding wordt aangeraakt; (deze groep kan worden geassocieerd met borderline problematiek)
Hechtingsproblemen kunnen belangrijke gevolgen hebben voor de relatie.
Verlatingsangst en bindingsangst. Verlatingsangst is, zoals het woord al zegt, de angst om door iemand die belangrijk voor je is te worden verlaten. Bindingsangst is de angst om jezelf emotioneel aan iemand te binden. Verlatingsangst en bindingsangst lijken dus het tegenovergestelde van elkaar maar zijn in feite twee kanten van dezelfde medaille. Angst voor intimiteit. Om een intieme relatie aan te gaan moet er sprake zijn van vertrouwen. Je toont de ander je gevoelens en gaat ervan uit dat de ander daar geen misbruik van maakt. Dat klinkt simpel, maar dat is het in de praktijk voor velen niet; uit angst voor kwetsing verberg je voor anderen je gevoelens en verlangens.
Belangrijkste gevolgen van hechtingsproblemen
Onredelijke jaloezie Jaloezie ontstaat omdat gedacht word dat een ander van de partner meer aandacht en liefde krijgt dan zijzelf. En de grootste behoefte is juist die liefde en aandacht. Die aandacht verschaft zekerheid en een gevoel van eigenwaarde die ze van zichzelf nog niet hebben.
Overspel ; Zo probeer je intimiteit te vermijden en dat geldt zowel voor diegenen met bindingsangst als diegenen met verlatingsangst, de eersten doen het om intimiteit te vermijden, en de laatsten om gezien hun onzekerheid zelfbevestiging te gaan zoeken.
Seksuele problemen (hechtingsproblemen hebben te maken met emotionaliteit,seksualiteit ook)
Emotionele verwijdering
Communicatievalkuilen; Communicatievalkuilen kunnen zijn: het geven van een negatieve uitleg aan gebeurtenissen en het overal zien van afwijzingen (beide valkuilen komen voort uit het negatieve zelfbeeld of negatieve beeld van anderen dat de betrokkenen hebben). Een patroon van aandringen en terugtrekken, een patroon van aantrekken en afstoten.
Onderzoek wijst op de mogelijkheid dat de persoon die een bepaalde gehechtheidstijl geleerd heeft in relatie tot de ouders, dezelfde stijl zal hanteren tegenover de partner. Je neemt als het ware je in je jeugd aangeleerde hechtingsstijl mee in je latere relatie. Studies wijzen dan ook op een negatieve wisselwerking tussen je tevredenheid in je relatie en onveilige gehechtheidstijlen. Tevens blijkt dat negatieve gevolgen van de onveilige stijl van de ene partner kunnen worden gecompenseerd door de veilige stijl van de andere partner.
Dit kan dit betekenen dat het mogelijk is dat een onveilige hechtingsstijl je ontevreden maakt over je relatie maar het kan ook betekenen dat in een relatie veilige gehechtheid groeit door de stijl van je partner en door tijdsduur van je relatie. In het laaste geval maak je dan samen een ontwikkeling in intimiteit door.
De Ontwikkeling van Intimiteit van 35 tot 45 jaar ( M.Delfos 1994)
" In deze fase staat de mens voor de taak om echte intimiteit tot stand te brengen. Dit houdt in, het tot stand brengen van verweving van elkaars grenzen en tegelijkertijd het respecteren van elkaars eigenheid. De ontdekkingen uit de vorige fase moeten nu omgezet worden in concreet gedrag. Hierbij wordt er een groot appèl gedaan op de mate van tolerantie en mate van eigenheid van de partners. Er treedt een verschuiving op van lichamelijke intimiteit naar emotionele intimiteit. In deze fase zal een balans tussen seksualiteit en intimiteit tot stand gebracht moeten worden. Deze kan leiden tot een echte intimiteit. De beoordeling van de mate van intimiteit, waarbij de balans tussen seksualiteit en intimiteit van het grootste belang is, zal bepalend zijn voor je gevoel over de relatie. De voortgang van de relatie zal hier in sterke mate afhankelijk van zijn".
Maar wat betekent dat nou als je onveilig gehecht bent? Hechtingsstijlen kunnen negatief getoond worden onder invloed van bvb een latere, langdurige relatie met een iemand die een ander gehechtheidpatroon heeft waardoor eigen hechtingstijl negatief getoond wordt. Tevens kan invloed van situaties waarin er een plotselinge impact, meestal traumatisch van aard voor de persoon, een onverwachte negatieve reactie teweeg brengen. Martine Delfos zegt hierover: "Jung spreekt dan van een midlife crisis in deze periode".
De balans tussen seksualiteit en intimiteit kan dan moeizaam of niet worden bereikt ....en hoe komt dat? Uit angst voor intimiteit? Voor verlating? Voor intieme binding? Voor verlies van sexualiteit? voor ouder worden? Speelt een van deze vragen bij jou of jullie een rol?
Wanneer je zo ernaar kijkt zou kunnen dat (enige mate) van hechtingsproblematiek een basis kan zijn voor een midlifecrisis in later leven. Mocht je herkenning hebben, weet dan dat je niet alleen bent en dat hulp hierbij kan zoeken waardoor je denken en doen kunnen veranderen zodat je weer rust plezier en verlangen kan ervaren zonder gespannen gevoel. Ga naar je huisarts en bespreek je gevoelens hij kan je naar de juiste persoon door verwijzen.
Veilige hechting is een bron van leven; onveilige hechting leidt tot overleven. (Rien Verdult ,ontwikkelingspsycholoog)
In een uniek experiment in het Yerkes National Primate Research Center in Atlanta hebben de Leidse pedagogen prof.dr. Rien van IJzendoorn en prof.dr. Marian Bakermans-Kranenburg en collegas van de Universiteit van Portsmouth aangetoond dat jonge chimpansees veel profijt hebben van vier uur per dag persoonlijke aandacht van een menselijke verzorger. Ze raken veiliger gehecht aan de verzorger en ze ontwikkelen hun cognitieve vermogens beter. De onderzoekers verwachten hetzelfde effect bij kinderen.
Een artikel met deze onderzoeksresultaten verschijnt op de website van het blad Developmental Psychobiology.
Verwaarlozing
Bij het onderzoek waren 46 chimpanseebabys betrokken waar de moeders niet voor konden zorgen. In het Yerkes primatencentrum in Atlanta (USA) worden baby chimpansees bij hun moeder weggehaald als ze door verwaarlozing of fysieke mishandeling dreigen te overlijden. Een deel van de pasgeboren chimpansees kreeg de gebruikelijke verzorging door oppassers die hen eten gaven en de hokken schoonmaakten, maar zonder persoonlijke aandacht. De jonge aapjes groeiden op in een groep met lotgenoten. Een willekeurige groep andere aapjes kreeg daarnaast in het eerste levensjaar vier uur per dag, vijf dagen per week extra zorg en aandacht van hun persoonlijke verzorger.
IQ-test
Met negen maanden werden de aapjes getest op hun cognitieve ontwikkeling. Dat gebeurde op dezelfde wijze als gebruikelijk is bij babys, met spelletjes en puzzels die ook in IQ-tests voor kinderen worden gebruikt. Ook werd de kwaliteit van gehechtheid aan de menselijke verzorgers gemeten, eveneens op dezelfde wijze als dat bij babys gebeurt. Dit was nog niet eerder gedaan bij primaten, maar gaf verrassend overeenkomstige gedragspatronen tijdens de procedure te zien.
Meer vertrouwen
Wat bleek na een klein jaar van responsieve, persoonlijke aandacht in vergelijking met de gebruikelijke afstandelijke opvang? De jonge chimpansees waren minder angstig gehecht aan hun verzorger. Ze hadden ook minder behoefte aan een surrogaat zoals een dekentje of een doek als vervanger voor de verzorger in zijn afwezigheid. De jonge chimpansees in de verrijkte sociale omgeving met meer persoonlijke aandacht hadden meer vertrouwen in hun verzorger en raakten minder in paniek als ze een poosje alleen moesten achterblijven in een vreemde omgeving of met een onbekende persoon. Ook was er een gunstige invloed op de cognitieve ontwikkeling. De persoonlijk verzorgde aapjes presteerden veel beter op de cognitieve test dan hun soortgenootjes die zonder extra één op één contact werden opgevangen.
Omgeving belangrijk
De onderzoekers concluderen dat ontwikkeling sterk beïnvloed wordt door de omgeving, zelfs bij primaten. Gehechtheid en cognitieve ontwikkeling kunnen enorm verbeteren als er persoonlijke, responsieve aandacht is. Ook de tienduizenden jonge (mensen-)kinderen die overal ter wereld moeten opgroeien in tehuizen zouden van zulke extra aandacht kunnen profiteren, zo verwachten de Leidse onderzoekers.
Internaten en weeshuizen
Jonge kinderen in internaten en weeshuizen moeten het zonder die persoonlijke aandacht stellen. Ze lijden onder structurele verwaarlozing van de meest basale menselijke behoefte aan veiligheid en bescherming in tijden van spanning en angst. De enorme inhaalslag van adoptie- en pleegkinderen na plaatsing in een gezin moet waarschijnlijk aan die noodzaak van persoonlijke aandacht worden toegeschreven. Als opvang in internaten of weeshuizen toch onvermijdelijk is, zoals in tal van Oost-Europese en Afrikaanse landen, dan kan en moet dus de kwaliteit van die opvang drastisch verbeteren, zo betogen de onderzoekers. Meer stabiele, persoonlijke aandacht is hiervoor een cruciaal ingrediënt, zo laat het experiment met de jonge chimpansees zien.
Marinus H. van IJzendoorn, Kim A. Bard, Marian J. Bakermans-Kranenburg, & Krisztina Ivan (2008). Enhancement of Attachment and Cognitive Development of Young Nursery-Reared Chimpanzees in Responsive versus Standard Care. Developmental Psychobiology December 2008
«Onze Leendert heeft het niet gemakkelijk. Hij moet hard en lang werken om te kunnen wat zijn klasgenoten kunnen.Hij loopt altijd op de tippen van zijn tenen. In de klas is hij meestal als laatste klaar. Soms mag hij wat langer doorwerken van de leerkracht. Maar veel lost dat niet op. 's Avonds doen we niets anders dan samen oefenen. Als ik dan zie welke fouten hij vandaag in de klas maakte, begrijp ik het niet meer.'Ik ben de domste van de klas', zuchtte hij.» (Kurt, vader)
Naar schatting één kind op vijf heeft leerproblemen op school.
LEERPROBLEMEN: «Wij zijn niet dom»
Wat? Kinderen met leerproblemen hebben het moeilijk met schoolse vaardigheden: lezen, schrijven, rekenen, een vreemde taal leren
Waarom? Leerproblemen kunnen het gevolg zijn van:
omstandigheden: weinig aandacht thuis, onvoldoende uitleg in de klas, gezinsproblemen
een verkeerde werkhouding: kind leert uit het hoofd en heeft geen inzicht, steekt uren in lijntjes en kleuren maar werkt weinig oefeningen af
emotionele problemen: faalangst, gebrek aan zelfvertrouwen, demotivatie
begaafdheid: het niveau en tempo op school ligt te hoog, het kind zit in de verkeerde school of studierichting
leerstoornissen zoals dyslexie (hardnekkige lees- en schrijfproblemen) of dyscalculie (hardnekkige rekenproblemen). Wie leerstoornissen heeft, is niet dom of achterlijk. Hij of zij leert alleen anders.
Gevolgen? Kinderen die met leren geen succes ervaren, reageren vaak heel verschillend: ze gaan zich aanstellen, de clown uithangen, verliezen hun zelfvertrouwen («Ik kan niks»), worden opstandig, agressief of trekken zich terug... Leerkrachten en ouders begrijpen hen vlug verkeerd. «Ze kunnen wel maar willen niet», zeggen ze dan.
U VERMOEDT EEN PROBLEEM? Niemand is schuldig
Wat denkt, voelt, doet uw kind?
Huiswerk maken en lessen leren worden een hel. Uw kind probeert aan elke taak te ontsnappen en gaat niet graag meer naar school.
Het kind voelt zich schuldig omdat het niet meer voldoet aan de verwachtingen van zijn leerkrachten, ouders, grootouders.
Het verliest het geloof in zichzelf: «Ik kan niks».
Het wordt agressief, gaat zichzelf afsluiten, klaagt van buikpijn, weent voor het minste
Wat denkt, voelt, doet u?
U probeert te helpen en gaat overbeklemtonen: bent streng, moedigt extra aan, oefent samen, geeft tips.
U bent ongerust en angstig voor de toekomst: «Hoe moet dat aflopen?»
Misschien raakt u geïrriteerd en boos: op uzelf, uw partner, de andere kinderen, de leerkracht, de hele wereld.
U voelt zich schuldig: «Wat heb ik verkeerd gedaan?», «Ik ben niet geduldig genoeg»
U vergelijkt met andere kinderen van het gezin of van de klas en geraakt ontgoocheld.
Er komen spanningen in het gezin: elke ouder reageert soms anders op het probleem.
HOE BEKIJKT DE SCHOOL HET PROBLEEM? Al gezien?
Stap naar de school. Soms aarzelen leerkrachten om ouders te contacteren of schamen ouders zich («Het komt wel goed») en gaat kostbare tijd verloren. Soms schatten de school en de ouders het kind heel verschillend in.
Bespreek het probleem:
Het probleem is niet ernstig. Wat extra aandacht en hulp op school en een betere aanpak thuis lost al veel op.
Het probleem is ernstig en sleept aan. Ga samen met de leerkracht op zoek naar mogelijke oorzaken. Scheelt er wat met de werkhouding van het kind? Zijn er emotionele problemen? Is het niveau van de school of studierichting te hoog? Misschien heeft het kind één of andere leerstoornis (5 à 10% van de schoolbevolking heeft dyslexie, 2 tot 6% heeft hardnekkige rekenproblemen of dyscalculie)?
Beschuldig niemand: niet de leerkracht, niet het kind, niet uzelf
U ZOEKT HULP: Niemand kan toveren
Leerkrachten zijn het best geplaatst om over leerproblemen van kinderen te praten. Op school hebben de verschillende leerkrachten van uw kind, de taakleerkracht in de basisschool, de CLB-medewerker, directeur, klasleraar ieder hun eigen deskundigheid, hun eigen inbreng. Ook ouders zijn deskundig. U kent uw kind. Probeer samen te overleggen. Heel wat scholen volgen leerlingen op een systematische wijze op met een leerlingvolgsysteem. Dat betekent dat ze kinderen met leer- of andere problemen vlug signaleren. Wat loopt er fout? En waarom? Ze stellen een diagnose vast en komen in overleg met de ouders en het kind tot een handelingsplan.
Stel samen een handelingsplan op:
Wat kan de school doen, wie doet het en wanneer? (Extra oefeningen, hulpmiddeltjes in de klas, hulp van de taakleerkracht, bijles)
Wat kunnen de ouders thuis doen? (Wat kan het gezin nog aan?)
Welke extra hulp zoeken we buiten de school? (Het Centrum voor Leerlingenbegeleiding (CLB), logopedist, kinderarts, Centrum voor Geestelijke Gezondheidszorg) Overleg en samenwerking met ouders en school is ook hier nodig.
Wanneer zien we elkaar terug? (Hoe loopt het plan, moeten we niet bijsturen?)
Zorg dat het actieplan ook duidelijk is voor uw kind. Laat hem of haar regelmatig mee beslissen. Geef uw kind het gevoel dat de situatie onder controle is.
Hou de communicatie met de school open: blijf praten en blijf luisteren (wat zijn de vorderingen, hoe reageert het kind op de aanpak, hoe voelt het zich erbij, groeit zijn zelfvertrouwen?).
Verwacht geen wonderen van welke behandeling dan ook. Als leerproblemen het gevolg zijn van ernstige leerstoornissen (dyslexie of dyscalculie bijvoorbeeld) kan je dat niet zomaar oplossen. Je kan het kind wel een aantal middelen aanbieden waarmee het zichzelf kan behelpen.
Hou alle verslagen en attesten bij, vraag de school of het CLB een verslag te maken over de eindsituatie. Leg die ook voor als het kind naar een ander jaar of andere school gaat.
LEERPROBLEMEN BEHEERSEN UW GEZIN: 5 tips
Zorg dat uw extra-hulp niet tot spanningen leidt. Word geen leerkracht, maar blijf op de eerste plaats ouder. Maak het rustig en veilig thuis. Dat komt ten goede aan alle kinderen (met of zonder leerproblemen). Zorg thuis voor evenwicht tussen ontspanning en inspanning.
Leerproblemen mogen het gezin niet overheersen. Maak tijd voor het probleem, maar stel tegelijkertijd grenzen aan je beschikbaarheid.
Praat met de andere gezinsleden over de leerproblemen en de gevolgen. Praat niet altijd óver het kind, maar ook mét uw kind. Geef het vertrouwen. Maak het niet wijs dat een leerprobleem zonder inspanning verdwijnt.
Zoek steun bij andere ouders van kinderen met leermoeilijkheden.
Stimuleer uw kind in wat het goed kan: turnen, muziek maken, voetballen Leven is meer dan schoolleren alleen.
Leestips leermoeilijkheden
Dankzij Villa Kakelbont - Nationaal Centrum voor Jeugdliteratuur vzw - Meistraat 2 - 2000 Antwerpen - tel: 03/202.83.58 - site www.villakakelbont.be
Juut / Karen Hesse, Averbode, 1999 9+ Juut is negen en de middelste van een gezin met vijf dochters. Ze heeft het niet gemakkelijk: haar familie heeft het niet breed, en zijzelf is dyslectisch. Toch is ze in haar element als ze bezig is met de dingen die ze kan. Een toegankelijk en prettig verhaal.
Een prijs voor de hanenpootkampioen / Anne Fine, Fontein, 1997 10+ In zijn nieuwe school leert Stijn Joop kennen. Joop heeft het moeilijk met taal en rekenen. Stijn verzint allerlei trucjes om Joop te helpen, maar op sommige vlakken heeft Joop helemaal geen hulp nodig, integendeel
Slimoor / Luc van Tolhuyzen, Davidsfonds/Infodok, 1998 10+ Felix voelt zich een domoor, vergeleken bij zijn slimme broer Gil. Dat hij dyslectisch is en naar een speciale school moet - die hij al op voorhand verafschuwt - versterkt dat gevoel nog. Maar het loopt anders dan verwacht
Joey slikte zijn sleutel in / Jack Gantos, Lannoo, 1999 13+ Joey is een hyperactieve jongen, en dat maakt het voor hem bijzonder moeilijk om zich te concentreren. Een sympathiek boek, dat begrip wekt voor wiebelkinderen. Het vervolg, Joey gaat uit de bocht, verschijnt binnenkort.
Dit is de vijfde bijdrage van De Eerste Lijn. Ongeveer één op vier kinderen heeft leerproblemen, maar eigenlijk zit elk kind wel eens met een probleem. Deze bijdrage kan u misschien helpen. Hou ze bij. Op pagina 7 vindt u een lijstje met interessante lectuur. Meer over leerproblemen kan u vinden op de internetsite van Klasse: www.klasse.be/archieven en in de bibliotheek bij het SISO-nummer 464 (Leerstoornissen). Zin in een boek? Een tip: «Als leren pijn doet» van W. Hellinckx en P. Ghesquière - Garant - 795fr.
Deze tekst kwam tot stand in samenwerking met leerlingen, ouders, leerkrachten, het CLB en andere specialisten.
Je hebt alles geprobeerd om je huilende baby te sussen, denk je...Maar heb je deze manieren al eens geprobeerd?
Je baby stopt maar niet met huilen en je staat op het punt om mee te gaan brullen. Je hebt zijn luier al verschoond, hem eindeloos gewiegd, zijn favoriete liedje grijsgedraaid, borstvoeding gegeven, rare gezichten getrokken. Je hebt zelfs het label uit zijn kleren verwijderd, voor het geval dat dit de bron van irritatie voor je kleine vormde. Je hebt alles gedaan, denk je...Maar heb je deze 7 dingen al geprobeerd om je baby te kalmeren?
1. Wrijf over zijn buikje Lichaamscontact werkt kalmerend voor een baby. Het zorgt dat je baby hormonen aanmaakt waar hij zich ontspannen en veilig door voelt. Als je vermoedt dat je baby last heeft van buikkrampen of obstipatie, wrijf dan zachtjes in cirkeltjes met de klok mee over je babys buikje.
2. Een badje Warm water werkt kalmerend voor je baby, omdat dit een van de zeldzame momenten is waarop je baby zich gewichtloos voelt. Hij kan lekker schoppen, draaien en uitrekken. Ook het warme water zelf kan prettig aanvoelen voor je kleine. En als je samen met je baby een bad neemt, maak je gelijk veel lichaamscontact.
3. Leg een natte doek om je babys buikje Als je baby niet van een bad houdt, kun je eventueel een warme handdoek om je babys buikje heen wikkelen. Dat kan kalmerend werken en het bevordert een gevoel van veiligheid.
4. Leg een boek onder het hoofduiteinde van de wieg Als je vermoedt dat het huilen komt, door opgekropte gassen of buikpijn dan kan deze simpele truc wellicht helpen. Leg een boek aan het hoofduiteinde onder het matras van de wieg. Zo ligt het hoofdje van je baby iets hoger dan zijn maag, waardoor gasophopingen makkelijker uit zijn lichaam kunnen ontsnappen.
5. Luid sussen Eindeloos zachte woordjes fluisteren en sussen lijkt niet te helpen. Probeer eens heel luid te sussen Babys stoppen vaak met huilen om te luisteren naar het geluid.
6. Controleer de temperatuur van je baby Sommige ouders zijn geneigd om babys te warm in te stoppen en de ramen van de kamer gesloten te houden. Maar ook babys kunnen niet slapen als ze het te warm hebben, dus gaan ze huilen om dit duidelijk te maken. Voel aan zijn nekje of dit het geval is. Je baby is in orde als zijn nek warm is, ook al zijn handjes koud. Let op als zijn nekje klam of zweterig is.
7. Doe zijn luier af Sommige ouders zweren bij deze techniek: leg je baby op de commode en doe zijn luier af. De frisse lucht rond zijn billetjes kan erg plezierig aanvoelen voor de kleine. Deze truc werkt vooral als je vermoedt dat je baby last heeft van luieruitslag.
Huilen is normaal Houd tenslotte in je achterhoofd dat huilen normaal is voor een baby. Pasgeboren babys huilen gemiddeld 2 uur per dag. En tussen de geboorte en 6 weken in kunnen deze huilbuien wel oplopen tot 3 uur per dag. Een baby heeft 2 primaire behoeften: voedsel en het opheffen van lichamelijk ongemak. Huilen is de enige manier waarmee hij kan communiceren om zijn behoeftes duidelijk te maken. Bedenk dat hoe ouder je baby wordt, des te groter zijn mogelijkheden worden om zijn behoeften kenbaar te maken.
"Hechtingspatronen welke in de vroege kindertijd gevormd worden, blijken tot op volwassen leeftijd van doorslaggevende betekenis in intieme relaties. (Rien Verdult , ontwikkelingspsycholoog)
Susan Johnson (1994) gelooft dat hechting een lens is om de volwassen liefde door te bekijken. De theorie van de hechting is volgens haar voor een groot deel wat er mis gaat in relaties en wat je er aan kunt doen. Ze vindt dat onze behoeften in volwassen relaties vergelijkbaar zijn met die in onze kindertijd. Het verband dat Love Me legde (in een van haar opmerkingen op deze site ) tussen hechtingsproblematiek en een midlifecrisis , lijkt dan grond te hebben. Vandaar dat ik het natuurlijk niet kon laten dit verband uit te zoeken . De woorden van Susan Johnson lijken de opmerking van Love Me te bevestigen. Dat maakt mij meer nieuwsgierig naar een mogelijk verband tussen hechtingsgedrag en een midlifecrisis.
Laat het duidelijk zijn dat ik hier duidelijk spreek van mogelijk als ik iets heb geleerd in midlifecrisis, is dat niets zwart-wit is. Dit artikel is dus niet bedoeld om te zeggen dat iedere persoon in midlifecrisis een hechtingsproblematiek heeft. Het gaat mij te ver dit te stellen , toch wil ik jullie meenemen in de mogelijke verbanden tussen het kind en de volwassene (in verwarring), om dit te doen is het allereerst van belang te weten wat hechtingsgedrag is.
Wat is hechtingsgedrag? (John Bowlby 1963)
Hechtingsgedrag is het gedrag dat kinderen en volwassenen laten zien als ze gescheiden worden van hun bron van veiligheid. Hechtingspatronen bestaan uit niet-bewuste innerlijke processen, die bepalen hoe je over jezelf en anderen denkt. Dit is belangrijk voor ieders ontwikkeling. Het is dan belangrijk te weten wat de deskys (deskundigen) over hechting en de patronen, te zeggen hebben.
Er zijn verschillende ideeën over hechting
Enerzijds zeggen ze dat hechting een vrij constant beeld is die van generatie op generatie wordt overgedragen. Waarmee ze bedoelen dat een eenmaal aangeleerde stijl zal betekenisvol is voor de rest van je leven. Met andere woorden jouw manier van omgaan met jezelf (wanneer je gescheiden word van je veiligheid) wordt mede bepaald door wat je als kind hebt ervaren en deze manier gaat over van ouders op kind. Anderzijds zijn er deskundigen die hechting zien als een proces. Het idee is dan dat je een andere hechtingstijl kan hebben al naargelang de betrokken persoon (je kan veilig gehecht zijn naar je moeder toe, en gedesorganiseerd gehecht naar je vader, enz). Deze mensen zien de mens als een flexibel wezen dat zich goed kan aanpassen en vaardigheden ontwikkeld via veranderingsprocessen. Waarmee dus eigenlijk gezegd word dat een oorspronkelijke hechting niet alles bepalend hoeft te zijn. Wanneer je zo denkt kan je zeggen dat onveilig hechtingsgedrag een (adequate) aanpassing is van een kind aan de situatie. Het is een gedrag dat aangepast is aan het gevoel van gevaar.
Wanneer je dit legt op koppels betekent dit dat als een partner jaloers en wantrouwig reageert, dit wel eens een adequate reactie zou kunnen zijn bvb wanneer vreemd de partner vreemd gaat. Het onveilig hechtingsgedrag kan dan een gepaste strategie zijn. Dan is het mogelijk dat iedereen in staat is om verschillende hechtingspatronen te ontwikkelen naar gelang omstandigheden en de relatie met onze hechtingsfiguren. Waardoor je zou kunnen stellen: het verleden ligt wel vast, maar de betekenis ervan wordt telkens herschreven.
Hechtingspatronen (Cassidy, 1999).
1) In het veilige hechtingspatroon zoekt het kind, in geval van nood, steun en troost bij de ouder. Robert Karen, kinderarts klinisch psycholoog en schrijver van Becoming Attached, geeft in zijn artikel aan dat het waarschijnlijk is dat kinderen die veilig gehecht zijn als volwassenen in staat zijn hun partners lief te hebben en hen open en met vertrouwen tegemoet te treden. Ze kunnen zich afhankelijk opstellen en anderen van hen afhankelijk laten zijn, zonder dat ze zich er ongemakkelijk bij voelen. Ze beschikken over een hele reeks aan gevoelens en herinneringen, zowel positieve als negatieve.
2) Angstig-vermijdend gehechte kinderen zoeken geen troost en steun bij de moeder, maar blijven zich bij gevaar richten op de omgeving. Bij volwassenen staat dan een sterke gereserveerdheid en afstandelijkheid centraal. Zij ontkennen de effecten van vroegere ervaringen en ze hebben een slecht geheugen voor persoonlijke ervaringen. Ze hebben de neiging om ouders te idealiseren; zij leggen de nadruk op persoonlijk kracht; hun gevoelens houden ze veelal op afstand en ze benadrukken emotionele onafhankelijkheid.
3) Angstig-ambivalent gehechte kinderen reageren heel sterk op scheiding en dreiging en ze zoeken wel contact met hun hechtingsfiguur, maar zijn boos en moeilijk te troosten. Ze klampen zich enerzijds vast aan hun moeder,maar anderzijds weren ze haar ook teleurgesteld af. Deze kinderen ontwikkelen zich vaak tot gepreoccupeerde(jaloers en wantrouwige) volwassenen. In intieme relaties hebben ze de neiging de partner te verstikken in een versmeltende relatie. Zij overwaarderen hun vroegere hechtingservaringen, komen moeilijk los van hun ouders, waarop ze nog steeds boos kunnen zijn of die ze nog steeds willen behagen. Hun vertrouwen in de eigen mogelijkheden is beperkt; ze zijn hyperalert voor tekenen van steun, acceptatie, goedkeuring, dan wel afwijzing.
4) De vierde groep is de gedesorganiseerde hechting. Hierbij is het kind niet in staat om op scheiding of dreiging adequaat te reageren. Er is sprake van een ineenstorting van de gedrag om met stress om te gaan. Deze kinderen vertonen vaak een chaotisch gedrag. Ze lijken overspoeld te worden door emoties die ze niet kunnen hanteren. Ze wisselen voortdurend van strategie, waardoor hun gedrag vaak doelloos en tegenstrijdig lijkt. De gedesoriënteerde volwassenen vertonen een ongeloof in de realiteit van vroegere gebeurtenissen; bij hen kunnen tijdelijke bewustzijnsveranderingen worden waargenomen en lijkt het vermogen tot logisch redeneren verstoord; ze raken in verwarring als het thema van verlies en scheiding wordt aangeraakt; (deze groep kan worden geassocieerd met borderline problematiek)
Hechtingsproblemen kunnen belangrijke gevolgen hebben voor de relatie.
Verlatingsangst en bindingsangst. Verlatingsangst is, zoals het woord al zegt, de angst om door iemand die belangrijk voor je is te worden verlaten. Bindingsangst is de angst om jezelf emotioneel aan iemand te binden. Verlatingsangst en bindingsangst lijken dus het tegenovergestelde van elkaar maar zijn in feite twee kanten van dezelfde medaille. Angst voor intimiteit. Om een intieme relatie aan te gaan moet er sprake zijn van vertrouwen. Je toont de ander je gevoelens en gaat ervan uit dat de ander daar geen misbruik van maakt. Dat klinkt simpel, maar dat is het in de praktijk voor velen niet; uit angst voor kwetsing verberg je voor anderen je gevoelens en verlangens.
Belangrijkste gevolgen van hechtingsproblemen
Onredelijke jaloezie Jaloezie ontstaat omdat gedacht word dat een ander van de partner meer aandacht en liefde krijgt dan zijzelf. En de grootste behoefte is juist die liefde en aandacht. Die aandacht verschaft zekerheid en een gevoel van eigenwaarde die ze van zichzelf nog niet hebben.
Overspel ; Zo probeer je intimiteit te vermijden en dat geldt zowel voor diegenen met bindingsangst als diegenen met verlatingsangst, de eersten doen het om intimiteit te vermijden, en de laatsten om gezien hun onzekerheid zelfbevestiging te gaan zoeken.
Seksuele problemen (hechtingsproblemen hebben te maken met emotionaliteit,seksualiteit ook)
Emotionele verwijdering
Communicatievalkuilen; Communicatievalkuilen kunnen zijn: het geven van een negatieve uitleg aan gebeurtenissen en het overal zien van afwijzingen (beide valkuilen komen voort uit het negatieve zelfbeeld of negatieve beeld van anderen dat de betrokkenen hebben). Een patroon van aandringen en terugtrekken, een patroon van aantrekken en afstoten.
Onderzoek wijst op de mogelijkheid dat de persoon die een bepaalde gehechtheidstijl geleerd heeft in relatie tot de ouders, dezelfde stijl zal hanteren tegenover de partner. Je neemt als het ware je in je jeugd aangeleerde hechtingsstijl mee in je latere relatie. Studies wijzen dan ook op een negatieve wisselwerking tussen je tevredenheid in je relatie en onveilige gehechtheidstijlen. Tevens blijkt dat negatieve gevolgen van de onveilige stijl van de ene partner kunnen worden gecompenseerd door de veilige stijl van de andere partner.
Dit kan dit betekenen dat het mogelijk is dat een onveilige hechtingsstijl je ontevreden maakt over je relatie maar het kan ook betekenen dat in een relatie veilige gehechtheid groeit door de stijl van je partner en door tijdsduur van je relatie. In het laaste geval maak je dan samen een ontwikkeling in intimiteit door.
De Ontwikkeling van Intimiteit van 35 tot 45 jaar ( M.Delfos 1994)
" In deze fase staat de mens voor de taak om echte intimiteit tot stand te brengen. Dit houdt in, het tot stand brengen van verweving van elkaars grenzen en tegelijkertijd het respecteren van elkaars eigenheid. De ontdekkingen uit de vorige fase moeten nu omgezet worden in concreet gedrag. Hierbij wordt er een groot appèl gedaan op de mate van tolerantie en mate van eigenheid van de partners. Er treedt een verschuiving op van lichamelijke intimiteit naar emotionele intimiteit. In deze fase zal een balans tussen seksualiteit en intimiteit tot stand gebracht moeten worden. Deze kan leiden tot een echte intimiteit. De beoordeling van de mate van intimiteit, waarbij de balans tussen seksualiteit en intimiteit van het grootste belang is, zal bepalend zijn voor je gevoel over de relatie. De voortgang van de relatie zal hier in sterke mate afhankelijk van zijn".
Maar wat betekent dat nou als je onveilig gehecht bent? Hechtingsstijlen kunnen negatief getoond worden onder invloed van bvb een latere, langdurige relatie met een iemand die een ander gehechtheidpatroon heeft waardoor eigen hechtingstijl negatief getoond wordt. Tevens kan invloed van situaties waarin er een plotselinge impact, meestal traumatisch van aard voor de persoon, een onverwachte negatieve reactie teweeg brengen. Martine Delfos zegt hierover: "Jung spreekt dan van een midlife crisis in deze periode".
De balans tussen seksualiteit en intimiteit kan dan moeizaam of niet worden bereikt ....en hoe komt dat? Uit angst voor intimiteit? Voor verlating? Voor intieme binding? Voor verlies van sexualiteit? voor ouder worden? Speelt een van deze vragen bij jou of jullie een rol?
Wanneer je zo ernaar kijkt zou kunnen dat (enige mate) van hechtingsproblematiek een basis kan zijn voor een midlifecrisis in later leven. Mocht je herkenning hebben, weet dan dat je niet alleen bent en dat hulp hierbij kan zoeken waardoor je denken en doen kunnen veranderen zodat je weer rust plezier en verlangen kan ervaren zonder gespannen gevoel. Ga naar je huisarts en bespreek je gevoelens hij kan je naar de juiste persoon door verwijzen.
Veilige hechting is een bron van leven; onveilige hechting leidt tot overleven. (Rien Verdult ,ontwikkelingspsycholoog)
2e Themabijeenkomst over: De vroege hechting van baby's
LANDELIJKE Themabijeenkomst
Woensdag 25 november 2009
In de Martuskerk aan de Copernicusstraat 18te Amersfoort.
Drs. R. Verdult zal spreken over:
De vroege hechting van babys
Drs. R. Verdult is Psycholoog - Psychotherapeut en Babypsychotherapeut
Inleiding
In de klassieke hechtingstheorie wordt het begin van hechting gesitueerd in het vierde kwartaal van het eerste levensjaar. Er zijn echter steeds meer wetenschappelijke en klinische bevindingen die aantonen dat hechting veel vroeger begint, en wel vóór en tijdens de geboorte. Blauwdrukken voor latere hechtingspatronen worden tijdens het prenatale leven reeds gevormd. Het hechtingsgedrag dat zichtbaar wordt vanaf de bekende eenkennigheidsfaseheeft daarom een intensevoorgeschiedenis.Onmiddellijk na de geboorte vertoont een babyhechtingsgedrag;hij verlangt naar het herstel van lichamelijk affectief contacten hij is in staat signalen te geven om dit te bewerkstelligen.De basis voor dit vroege hechtingsgedrag wordt gelegd in de prenatale relatie tot het lichaam en de psyche van de vrouw die hemnegen maanden gedragen heeft en met wie hij negen maanden in symbiose heeft samengeleefd . Het hechtingspatroon van de baby is herkenbaar aan zijn signalen, zoals hyper- of hypo arousal. Deze arousal-patronen, die samenhangen met de klassieke hechtingspatronen, kunnen in verband gebracht worden met de reacties van de baby op prenatale stress.
In zijn praktijk van babypsychotherapie werkt Drs. R. Verdult met babys waarbij deze vroege hechting verstoord is geraakt tijdens de zwangerschap of tijdens de geboorte. Het is een vorm van lichaamsgerichte psychotherapie waarin de baby de kans krijgt om zijn verhaal te vertellen. Zijn lichaam is een groot expressief instrument waarmee hij uitdrukking kan geven aan zijn emotionele belastingen. De behandeling bestaat uit het herbeleven van de zwangerschap en van de geboorte.
In deze voordracht komen aan bod: de geschiedenis van vroege hechting, de hechtingssignalen van babys, verstoringen van hechting tijdens de zwangerschap door prenatale stress en tijdens de geboorte door medische interventies, babypsychotherapie als vorm van traumatherapie.
Drs. R. Verdult (°1953) studeerde ontwikkelingspsychologie aan de universiteit van Groningen. Hij volgde een opleiding cliëntgerichte psychotherapie. In begin negentiger jaren raakte hij geïnteresseerd in prenatale psychologie en met name de vroege hechtingsrelaties van foetussen en babys. In Zwitserlandvolgde hijeen opleiding tot prenatale psychotherapeut voor volwassenen en babys bij William Emerson en Karlton Terry. Hij werkt samen met zijn partner Gaby Stroecken in zijn eigen psychotherapiepraktijk met volwassenen en babys van 1- 18 maanden. Hij is lid van de adviesraad van de ISPPM (International Society of Prenatal en perinatal Psychology and Medicine).
PROGRAMMA
18.30-19.15 uur Ontvangst met koffie/thee
19.15 uurWelkomstwoord
door de heer G. van der Weide, voorzitter van De Knoop
19.30 uur Inleiding door Drs. R. Verdult
De vroege hechting van babys
20.30 uur Pauze
Gelegenheid tot het opstellen van vragen en bezoek aan de informatiestand van De Knoop
21.00 uur Beantwoorden van de vragen en mondelinge gedachtenwisseling
ca. 22.00 uur Afsluiting door de heer G. van der Weide.
Aanmelden
U kunt zich tot vrijdag 20 november 2009 aanmelden door middel van het (bijgevoegde) inschrijfformulier.
De toewijzing van aanmeldingen vindt plaats op volgorde van binnenkomst. Na ontvangst van zowel de betaling als het inschrijfformulier voor vrijdag 20 november 2009 ontvangt u uiterlijk maandag 23 november 2009 per email een bevestiging van inschrijving en tevens uw toegangskaart(en).
Toegangsprijs
De entree bedraagt 12,50, inclusief koffie of thee.
Voor de leden van De Knoop is de toegang gratis.
Locatieadres
De landelijke thema-avond wordt gehouden in de: Martuskerk aan de Copernicusstraat 18 te Amersfoort.
Informatiestand
De informatiestand van De Knoop waar brochures, lezingen en boeken te koop zijn tijdens de bijeenkomst.
Routebeschrijving en parkeren
Voor een route beschrijving kunt u ook terecht op: http://www.routenet.nl/
Op de Leusderweg kunt u vrij parkeren bij de winkels. Ook is er parkeerruimte op het Juliana van Stolbergterrein,
Openbaar vervoer
Voor informatie over vertrek en aankomsttijden van het openbaar vervoer kunt u terecht op: http://www.9292ov.nl
Wij hopen u op 25 november 2009 te mogen begroeten.
Houdt U er wel rekening mee dat wij stipt op tijd beginnen.
Wilt u zo vriendelijk zijn deze uitnodiging en het inschrijfformulier te verspreiden binnen uw organisatie.
De uitnodiging en het inschrijfformulier kunt u ook vinden op de website: http://www.deknoop.org
Betreft: Landelijke themabijeenkomst over de vroege hechting van babys op woensdagavond 28 oktober 2009
Drs. R. Verdult zal spreken over: De vroege hechting van babys
De Knoop, op woensdag 28 oktober 2009 in de Martuskerk aan de Copernicusstraat 18 te Amersfoort
De bijeenkomst is bedoeld voor een ieder die zich wil informeren en/of betrokken is bij hechtingsstoornis /problemen.
Drs. R. Verdult is: Psycholoog Psychotherapeut en Babypsychotherapeut
Inleiding
In de klassieke hechtingstheorie wordt het begin van hechting gesitueerd in het vierde kwartaal van het eerste levensjaar. Er zijn echter steeds meer wetenschappelijke en klinische bevindingen die aantonen dat hechting veel vroeger begint, en wel vóór en tijdens de geboorte. Blauwdrukken voor latere hechtingspatronen worden tijdens het prenatale leven reeds gevormd. Het hechtingsgedrag dat zichtbaar wordt vanaf de bekende eenkennigheidsfaseheeft daarom een intensevoorgeschiedenis.Onmiddellijk na de geboorte vertoont een babyhechtingsgedrag;hij verlangt naar het herstel van lichamelijk affectief contacten hij is in staat signalen te geven om dit te bewerkstelligen.De basis voor dit vroege hechtingsgedrag wordt gelegd in de prenatale relatie tot het lichaam en de psyche van de vrouw die hemnegen maanden gedragen heeft en met wie hij negen maanden in symbiose heeft samengeleefd . Het hechtingspatroon van de baby is herkenbaar aan zijn signalen, zoals hyper- of hypo arousal. Deze arousal-patronen, die samenhangen met de klassieke hechtingspatronen, kunnen in verband gebracht worden met de reacties van de baby op prenatale stress.
In zijn praktijk van babypsychotherapie werkt Drs. R. Verdult met babys waarbij deze vroege hechting verstoord is geraakt tijdens de zwangerschap of tijdens de geboorte. Het is een vorm van lichaamsgerichte psychotherapie waarin de baby de kans krijgt om zijn verhaal te vertellen. Zijn lichaam is een groot expressief instrument waarmee hij uitdrukking kan geven aan zijn emotionele belastingen. De behandeling bestaat uit het herbeleven van de zwangerschap en van de geboorte.
In deze voordracht komen aan bod: de geschiedenis van vroege hechting, de hechtingssignalen van babys, verstoringen van hechting tijdens de zwangerschap door prenatale stress en tijdens de geboorte door medische interventies, babypsychotherapie als vorm van traumatherapie.
Over De Knoop: De Knoop is een algemene landelijke vereniging voor hechtingsstoornissen/Geen-Bodem-Syndroom(GBS). Kenmerkend voor de Knoop is dat ze zich inzet voor ondersteuning, preventie, herkenning en erkenning door middel van informatie, onderling contact en themabijeenkomsten. Doel is naast de ondersteuning van de leden om de problematiek van de hechtingsstoornis onder de aandacht te brengen en te houden bij de hulpverlening, de politiek en de media. Erkenning te krijgen voor hechtingsstoornissen bij specialisten en in wetenschappelijke kringen is bitter nodig om de theorie en de praktijk van de hulpverlening op een hoger peil te krijgen.
De bijeenkomst wordt gehouden op woensdag 28 oktober 2009 aanstaande in de Martuskerk aan de Copernicusstraat 18, 3817 VJ te Amersfoort. De avond begint om 19.15 uur en zal duren tot +/- 22.00 uur, de zaal is open vanaf 18.30 uur.
Tot vrijdag 21 oktober kunt u zich aanmelden, de toegang bedraagt 12,50, voor de leden van de Knoop gratis.
Zie voor de uitnodiging, het inschrijfformulier en routebeschrijving op de website van De Knoop, www.deknoop.org of neem contact op met De Knoop, tel: 0527-614504
Noot voor redactie: Wilt u een interview en/of een uitnodiging voor de landelijke themabijeenkomst ontvangen dan kunt u contact opnemen met: Secretariaat De Knoop, Rita Hendriks telefoon: 0527 614504 / 06-22475835 /email: info@deknoop.org
Uitgebreide informatie is ookte vinden op de website van de vereniging: http://www.deknoop.org / forum:www.hechtingsstoornis.nl
UZ Jette heeft eindelijk ook bedden voor kinderpsychiatrie
zaterdag 09 mei 2009 Auteur: Veerle Beel
BRUSSEL - Brussel had tot nu enkel tweetalige opvangmogelijkheden voor kinderpsychiatrie.
Van onze redactrice
Aan het UZ Jette bestond natuurlijk wel een kinderpsychiatrische polikliniek. Maar voor opnames moest het team onder de leiding van de jeugdpsychiater Annik Lampo altijd uitwijken naar Leuven, Antwerpen of Gent.
'Er bestonden tot nu toe enkel bicommunautaire initiatieven in Brussel en we weten dat die in de praktijk vooral Franstalig zijn. Echte Vlaamse bedjes in Brussel waren er niet. Dat is geen verwijt naar die bicommunautaire ziekenhuizen: Brussel is nu eenmaal in hoofdzaak Franstalig.'
Tien jaar heeft het UZ Jette erop gewacht, en nu ziet eindelijk PAika het licht: de Psychiatrische Afdeling infants, kinderen en adolescenten. Het is dus de eerste Nederlandstalige K-dienst in Brussel. De afdeling bestaat uit drie opname-eenheden. 't Ketje richt zich met vijf bedjes tot de allerkleinsten, van 0 tot 6 jaar, en doet alleen aan daghospitalisatie. Lampo: 'Op die leeftijd is het vooral een kwestie van vroegdiagnostiek, in verband met hechtingsstoornissen bijvoorbeeld. Het is belangrijk dat de band met de ouders goed blijft, zolang dat veilig is, natuurlijk. Daarom gaan deze jonge kinderen 's avonds allemaal naar huis.'
De Kids kunnen zes kinderen tussen 6 en 12 jaar opvangen en bij de Teens is plaats voor negen tieners. Lampo: 'Deze groepen gaan in het weekend naar huis. Kijk, het is gemakkelijk om een kind weg te halen uit zijn thuismilieu, maar uiteindelijk moet het daar weer naartoe. Daarom willen we de ouders zoveel mogelijk bij de behandeling betrekken.'
Lampo spreekt over 'kortdurend, intensief en outreachend werken': 'We gaan proberen heel flexibel te werken, en zoveel mogelijk naar de patiënten thuis te gaan indien mogelijk. Opname moet zo kort mogelijk. Want het is per slot thuis dat het moet werken. Dat schept wel problemen met de subsidiëring omdat we dan minder ligdagen hebben, maar dat is dan een probleem dat we bij het beleid moeten aankaarten.'
PAika mag dan wel officieel Nederlandstalig zijn, het zal zeker ook rekening houden met de Brusselse, multiculturele en meertalige context.
'Waar nodig, zullen we met tolken werken', aldus Lampo. 'We werken ook intensief samen met de vzw Solentra, die zich het lot van vluchtelingenkinderen en oorlogsslachtoffers in onze hoofdstad aantrekt. Indien nodig kunnen die ook in PAika terecht.'
Lampo hoopt tegemoet te komen aan de hoge noden die er zijn: 20 procent van de jeugd ervaart problemen, 7 à 8 procent heeft echt hulp nodig. Velen stuiten op wachtlijsten. 'PAika hoopt die mee te verminderen.'
Tegelijk wordt er veel geklaagd over de overproblematisering en overpsychiatrisering van opvoedingsproblemen.
'Dat is ook waar', zegt Lampo. 'Vroeger kregen we ouders over de vloer die een vraag hadden over hun kind. Nu komen ze zelf met een diagnose aankloppen, zoals ADHD of autisme. Een deel van de kinderen met zo'n etiket, sleept dat ten onrechte mee. Er zijn nu eenmaal ouders die problemen zien waar er geen zijn, en andere ouders die grote problemen niet eens opmerken.'