Wij hopen u verder te kunnen boeien met dit blog over onze stad! Vergeet ook niet af en toe nog eens te kijken op het voorgaande blog http://blog.seniorennet.be/jp_dendermonde
05-12-2011
Vader Polleke Mestag en de
VADER POLLEKE MESTAG EN DE GARDE CIVIEK
( ) De major was Permantier, wonende op de bistemert nevens den boer Ruissing, hof uitgaande poort t is te zeggen gangske leidend naar de katholieke school, wie toen bestuurder was Van Der Veken of De Maerschalk weet ik niet, maar waar ik zeker van ben is, dat de leeraar Boer DHondt was. Die woonde op de schelstraat eenige huizen voorbij kozijntjes ( ).
Op zekeren dag dat er langs de straten getrommeld wierd, wist men dat er exersisie was. Hij (Gustjes vader, 1ste soldaat)was altijd een der eerste en altijd in de 1ste rijen. En avant marche en de manne waren weg, Commandant was vergete halt te zeggen en Pol stond met zijn mannen met de neus tegen de muren. Al met eens wierd er geroepen pleton halte. Ja ze konnen niet verder, demi tour à droit of à gauche weet ik niet meer, maar ze keerde toch om.
Ne andere keer was ne marche naar den buiten, commandement wierd nog al eens vergeten te commandeere de mannen stonden voor nen drogen gracht, Pol met zijn charels wierpen er zich over en de groep was in twee alvoor er halte geroepen wierdt. Gelukiglijk dat Pol niet veel opvolgers heeft gehadt: wij waren met vijf jongens, ik was den eenigste die geen garde civik ben geweest. Ik heb mijn plan zelf getrokken, doch mijn broer Juul telde voor twee, er zullen er wel in de stad zijn die zijn heldendaden zich zullen herinneren.
Het Ros Beiaard is duidelijk verbonden met Pas Bayard. In dit gehucht van het dorp Oppagne (in de omgeving van Barvaux en Durbuy) is op een steen een lange en diepe groef te zien. Die zou het spoor zijn van de hoef van het Ros Beiaard, dat zich hier afstootte om in één sprong de vier Heemskinderen naar Durbuy te brengen, op een afstand van meer dan twee mijl.
Iedere Dendermondenaar is natuurlijk bekend met de legende, maar voor de oorsprong ervan moeten we in de tijd teruggaan naar de Kelten. Bij hen was het Ros Beiaard het paard dat de kar der doden rond de hemel trok. Wij kennen die kar eigenlijk als het sterrenteken de grote beer. De verwijzingen naar de grote beer vinden we terug in de nabijgelegen dorpjes Petite Hoursinne en Grande Hoursinne. In het dorpje ligt een steen met een veel te grote hoefafdruk, die volgens de overlevering afkomstig is van het Ros Beiaard. Op deze plek zou het Ros Beiaard zijn laatste pas gezet hebben om naar de hemel te vertrekken.
Een van zijn bijzonderste streken was t volgende, voorbij de vondelbeek steenweg Lebbeke, nevens Mieleke Proft, was ne rijweg met in de fond een kasteel bewoond door ne gepensioneerde Colonel met name De Wan. Ne man kort van stof en bij t minste verkeerd woord, smeet hij zijn hantschoen, het teeken tot dueleere. Op zekeren dag zei onze Pa: ik zal het wel de colonel afleren. Pol, wees voorzichtig, t is ne soldaat en nogal ne colonel, wierd hem gezegd. Niet bang, wierd geantwoord, ne gard civiek zoals ik heeftnooit schrik, want Polleke was een model, zooals ge nadien zult vernemen.
Het volgende gebeurde in den duits waar die artisten s middags hun apperitiefke kwamen neemen. Pol hadt nogal volk gehadt en kwam wat later. Ten duurde niet lang of hij hadt ruzie met de colonel, de handschoen wierd gesmeten, ze tokte nog geen grond of was al opgeraapd. Gevolg: schermutselingen onder daanwezigen, ze wisten immers wat zulks beteekende ( ): duel tusschen Polleke Mestag en colonel De Wan. Ieder koos drie getuigen langs beide kanten. De keus was aan de Colonel, pistool of sabel,voor mij is het gelijk ne goeie garde civik is van geen colonel benauwd (antwoordde Pol, jp). Er wierd beslist om 12 uur, de getuigen waren op dhoogte en op post, maar die zich niet liet zien, was onze Pa. De Colonel was ongeduldig, de getuigen hitsen nog wat op en spraken af tot de volgenden dag. Ja, dien dag en uur was Pol daar, doch zonder wapens, de Colonel in woede onstoke vloog naar Pa ( ). Ik heb den dag niet bepaald en Ge moest maar begonnen hebben, maar nu duidt ik dag en uur aan, morgen om 12 uur juist, alle zoo wel als getuigen op post. Een groote doos genomen met2 sabels van 0.25 cent zorgvuldig in de wat gelegd en op weg naar den duits geplaatst op den biljar, langs weer kanten getuigen, de duelliste en t spel begon voor goed, Pol had de commande in t frans aangeleerd, want te dien tijde gebeurde bij de garde civik alles in die taal. Allons Colonel, à toi le choix, dus de kolonel moest zelf de doos open doen. En of er gelachen wierd, moet Ge niet vragen, de café was vol volk en De Wan was de ziekte kwijt en Pol en Colonel waren beste vrienden geworden bij zoo ver dat Polleke Mestag een geschenk kreeg: ne sabel en twee floretten die tegenwoordig nog berusten bij Jean, petekind van Gustje ( )
Dat Polleke buiten huis katje van de baan was, dat hebben ze dikwijls in volgende cafés ondervonden: bij Phil uit den hert Kerkstraat, bij Ware Van Damme in t kelderke Sas, in de zoutkiet Greffelink, bij Janneke Verlaekt in den duitsch, bij de piscordé bakker en herbergier, Ridderstraat, maar wie er het meeste zijne péére mee zag, was den Áa Baro en zijn vráá Philipine, Ridderstraat. Daar kwamen al de volgende artisten bijeen met als kopman onze Pol, Omer Van Damme onzen Burgemeester, Ware De Páa schepene, Theo Van De Voorde schepene, Jan Herssens, de vos Senepart, Louike Lentdecker, Gust en Dore Cambier, Dolf Verstraeten enz. enz.
Daar onder t zwanze en een brokske t eten wierd nog al een potje gepakt en op zekeren avond toen er weer t eten was, wierd er beslist: er moet gezongen worden. Ik breng een zaag mee, zei Louike en Gij doet het overige. Ja, de tafel wierd gedekt. soep opgedient, Louike aan t zagen, alle man aan t zingen en t komt van pale te slagen ee, zwée, oep ne schop tegen de pikkel der tafel (en, jp) al de soep op grond. Den áá Baro lachte er mée, maar Philipine niet, die was immers altijd kwaad. Sanderen daags stond de knecht van Lentdecker daar om de tafel te halen, ( ) alsook het geld der gelede schade.
Een volgende keer waren dartisten weer samen en er wierdt beslist paardje te rijden en per stoel wierd er buiten gereden en regelrecht binnen bij de Pis. Daar was het juist verkeerd, Philogeen kort van stof en rap kwaad en de vrouw deedt met de deugenieterijen mée. Tegenovergestelde gebeurde, stoelen verwisseld, op vlucht naar den duits en met deze terug naar den Baro in de máa. Wie er het meest mee afzag, was Philippins man, die moest op zoek gaan achter de stoelen en of het lang duurde wanneer hij terug thuis kwam, moet Ge niet vragen.
Een artikel uit 'De Voorpost', naar aanleiding van de vijfde 'Miss Donckstraat'-verkiezing (1974)...
Vlnr: Helga Van Hoecke (Grembergen), Peggy Mangelschots, Ingrid Ravijts, Linda Cornelis en Dominique Verleyen (Opwijk). Peggy Mangelschots zou uiteindelijk de titel binnenrijven.
GUSTJE OVER ZIJN VADER POLLEKE MESTAG EN OVER DE FAMILIE
Pol was weduwenaar met 2 kinders en coiffeur, toen hij voor de tweede maal huwde. En ik denk dat zulks per contrakt is gegaan, want er kwamen nog 5 kinders bij en zulks alle 2 jaar met verschil van 1 tot 2 maand. Ons huisgezin bestond toen uit 10 personen: Pa en Ma, Irma en Charel uit het eerste huwelijk. Marguerit, Leon, Jules, August, Cesar, uit het 2de huwelijk, en petje Braeckman, nen gepensioneerde ijzer weg bediende die bij ons een handje toestak in de keuken en slaapkamer had in de Kerkstraat bij Pier Van Soen, dit was onzen bakker.
Hier hebt Ge nu het gezin, compleet, en om dien groep groot te brengen moest er bij dien coiffeur stiel wat bij gedaan worden en Polleke, zooals men toen onze Pa noemde, en Mathilleke voegde er nen bazar winkel bij alsook rookgerief, cigaren, cigaretten en tabak. Van dien artikel maakte onze Pa gebruik want toen er geen clieente in de salon de coiffuur waren, stond hij aan de deur met een ferme cigaar in zijn bek, want Pol was ne ferme rooker. ( )
Alvorens voort te schrijven moet ik eerst de familie Mestag beschrijven, want dit waren echte Dendermonse tippen. Hier zijn de bezonderste: natuurlijk Pol en zijn broer Cobe, geweze mijnmeester en zijn vrouw Louise die de ziekte van haar man hadt opgenomen, hun zoon Cesar, dokter te Deurne Antwerpen, en kozijn Bertinus Mestag, laters pater in dAbdij te Dendermonde.
Nu ga ik voorts met Polleke. Beroemd geweest in en buiten de stad drie tot 4 uur in t rond. Mocht Ge van t klein bazarke spreken, zoowel klein of groot, ze zouden u wel gezegd hebben: ah, bij Polleke Mestag, die woont aan de denderbrug, dien aardige, die weet altijd iets te zegge. Dit is da Coiffeurke die t haar op de denderbrug kon doen groeien waar ook vele mensen hebben komen naar kijken. Dit kon niemand nabootsen, want t was zijn brevet, merk baume capilaire, zoo wel dienende om grijs haar zwart te maken (en, jp) beroemd zoowel in Belgie als in Nederland. Spijtig dat Pa zijn secreet niet heeft bekend gemaakt aan zijn 2 zoons Charel en Leon die ook den coiffeurstiel hadden aangenomen. Niemand mocht in t achterplaatse komen als hij aan de preparatie bezig was. Eens heb ik de gelegenheid gehadt, want om naar de W.C. te gaan, moest men door het klein plaatske gaan en W.C. stond op t eerste kant van den dender en ik zag juist Pa doore van eiers mengelen in azijn, t was juist al wat ik kon te wete komen.
Gustje Mestag, een gekend figuur uit Dendermonde in de eerste helft van de twintigste eeuw, schreef van februari 1955 tot augustus 1956 zijn belevenissen op. Op dat ogenblik was hij achteraan in de zeventig.
De oorspronkelijke tekst weergeven is onbegonnen werk, want Gustje nam het in al zijn enthousiasme niet te nauw met de zinsbouw, interpunctie, bladschikking en woordenschat Daarom hebben we zijn tekst hier en daar wat "gebruiksvriendelijker" gemaakt, zonder de eigenheid en de authenticiteit ervan uit het oog te verliezen.
Feit is dat Gustje Mestag een rijkgevuld leven heeft gehad, als we alles mogen geloven wat hij neergeschreven heeft
Het handgeschreven begin van zijn belevenissen
GUSTJES GEBOORTE
Geboren in Dendermonde aan de Denderbrug den 28.1.1887 bij ne warme winterdag wel te verstaan op de kamer, maar op straat vroor het dat het kletterde. Zoo heb ik later horen vertellen van mijne ouders, erbij voegende dat ik bij mijne geboorte zoo groot was dat ik in een cigare kasje kon.
Ware ik nog het kakkenestje geweest, ik zou zulks nog aangenomen hebben, maar onze Cesar dus kwam nog 2 jaar achter mij en was merkelijk grooter. Ik heb me moeten spoeden om wat te groeien, want toen ik in 1897 moest ter loting gaan, hadt ik nen ½ centimeter over om goed te zijn voor soldaat.
In streken heb ik nooit te kort gekomen, die heb ik geerfd van mijn vader Polleke Mestag en moeder Mathilde Labiau zoals U wel zult ondervinden naderhand.
Naa zai m'n ier nog ni-j-ons nief petatte! Ze goën ier 't iën en 't ander opzètte auver Gustje Mestag! As ge nâ sprèkt vâ ne kèirel, awèl dâ was iëne, zènne! Datten dië nog gië stambiltj stoën éid' in 't stat dâd'n verstoëne'k ni! 'k Bèn isj kerjéis wâ datter ier ammel goëd' opkomme... En 't zal ammel wèl woër zain, nowô, want â-j-éige't zèlf geschréive... Gustje dië kost et nogal ouitlègge, zènne, en vèr alles wist dië 'n oplossingk. 't Was vantait wèl g'arranzjéirt op zain manier, mor 't was toch attait gebakke! Alléi, 't is t'aupe dâ g'éir ammel ammezéirt mè zan vertèlselkes!
Hoes van de single, uitgebracht door de leden van de stedelijke Prinsencaemere (carnaval) in de jaren tachtig, onder impuls van François Macharis en Wim Van Damme.
Manschappen van de brandweer en de lokale afdeling van de civiele bescherming defileren aan het Heldenplein ter gelegenheid van 11 november 1990. (Met dank aan E. Cornelis)