Bij het nakijken van mijn mails, deze teruggevonden. Het origineel steekt in mijn portefeuille.
Toen meter was overleden moest ik bij peter blijven over de middag. Peter sliep en ik had blijkbaar papier en een stylo bij en ik schreef in de stilte van het huis.
IN HET HUIS VAN METER EN PETER
In het huis van meter en peter
aan hun tafel,
alleen
samen met peter,
rustend en slapend
in zijn zetel
met voor hem,
ja voor hem
niets anders meer
dan een zetel,
die leeg staat
waarop vandaag
en ook morgen niet
niemand durft in neer
te zitten
omdat juist daar die
afwezige aanwezigheid
heeft plaatsgenomen.
Alles lijkt doodgewoon.
Het regent, en de regen draagt
de storm in zich.
Je hoort de wind
door de schoorsteen huilen,
en peter slaapt
zoals hij het altijd doet
over de middag.
Maar ik zit hier,
en schrijf;
schrijvend in zijn huis
in het huis, de thuis
van mijn vader.
Ja, hier werd hij opgevoed,
heeft hij geleerd en gespeeld,
samen met broers en zussen,
net als ik nu.
Ja, haast onvoorstelbaar.
Maar de kamer hiernaast
waar we als kleinkinderen
nooit zijn in geweest,
daar is het stil,
even stil als altijd;
maar sedert gisteren is het
er ook donker.
Tot gisteren was de kamer
voor ons vol geheimen.
Nu is zij er één van eerbied,
vervuld van een heilige stilte.
Daar ligt meter,
Ja, daar ligt zij,
Slaapwel heb ik haar gezegd.
Maar ik weet
en jij hebt het al begrepen.
Hier passen alleen stille woorden,
een woordenloze
aanwezigheid;
want slapen doet zij
... in eeuwigheid.
Nog altijd wind en water
en een roodgloeiende kachel.
Aan dit huis is niets veranderd.
En ook zij is er nog,
en hij,
beiden even stil.
Mijn blikken omhoog gericht,
is daar het kruisbeeld,
en meer dan dat is Hij daar
nu samen met Haar, om
wiens hulp ons meter gevraagd
heeft tezamen naar Hem
te gaan:
"Lieve Vrouwe van Dadizele,
kom mij toch halen".
Wij zijn allen hier geweest,
deze laatste week.
Ze heeft ons verteld over vroeger,
net als weleer.
Ze heeft gelachen, en wij met
haar, want ze had zo gaarne
leute.
Van allen heeft zij onze namen
genoemd, ze heeft gevraagd
dat we nog dikwijls zouden komen.
Tot morgenavond hebben we dan
gezegd.
Maar wetende wat zou gebeuren
heeft ze mijn hand vastgenomen,
langer dan gewoonlijk,
het maakte me gelukkig,
en toen ze losliet wou ik nogmaals
dat gevoel overdoen.
Het is het laatste geweest.
Een mooi afscheid,
net zoals mensen elkaar de hand
geven wanneer ze uit elkaar gaan.
... En toch, zij is er nog,
daar in de kamer.
|