Folk- en Americana-formatie die eind jaren zestig en begin jaren zeventig uitermate succesvol is in het clubcircuit. Speelt als enige Nederlandse band op het hoofdpodium van het Kralingen-festival. Na het opheffen van de band zijn voormalige bandleden Van Beusekom en Schreurs betrokken bij de oprichting van Stichting Popmuziek Nederland en wordt Jansz begin jaren tachtig tieneridool met de band Doe Maar.
CCC Inc. vindt zijn oorsprong op de Rietveld Academie in Amsterdam als de drie leerlingen Paul Kroese (wasbord), Bert Timmerman (gitaar) en Cor van Sliedregt (gitaar) samen met Joost Belinfante (gitaar/fiddle) een band oprichten. CCC staat voor Capital Canal City. Na enkele maanden voegen Huib Schreurs (harmonica/zang) en Jaap van Beusekom (zang/banjo/autoharp) zich bij de groep. Timmerman en Kroese verlaten de band niet lang daarna, om plaats te maken voor Ernst Jansz (piano/wasbord, later ook zang) en Frank Hoogkamer (theekistbas). In de beginjaren speelt CCC Inc. Amerikaanse folk met op het repertoire werk van onder meer Leadbelly en Woody Guthrie. Via optredens komt men in contact met Lennaert Nijgh, die gedurende twee jaar de manager van de band is.
1969
Aan het eind van de jaren zestig houden Hoogkamer en Van Sliedregt het voor gezien. Van Sliedregt maakt in de jaren zeventig deel uit van V.A.A.G. Vanaf 1997 is hij actief in de groepen Slör (voorloper van De Zoete Inval) en Bottle Up And Go. Gaandeweg krijgt de klassieke CCC Inc.-bezetting vorm: Joost Belinfante, Ernst Jansz, Jaap van Beusekom, Jan Kloos (gitaar/mandoline), Huib Schreurs en Appie Rammers (bas, ex-Outsiders). Frank van der Meijden volgt Nijgh op als manager. De band verhuist van Amsterdam naar Neerkant om in commune-achtige vorm met vrouwen, kinderen en vrienden samen te gaan leven waarbij Frits van Doorninck (viool) en Johnny Lodewijks (drums) incidenteel meespelen.
1970
In juni staat CCC Inc. als enige Nederlandse band op het hoofdpodium van het Holland Pop Festival (beter bekend als 'Kralingen') tussen namen als Jefferson Airplane, The Byrds en Pink Floyd. De groep tekent een platencontract bij Bovema. De single Green Green Happy Home/Little Willy verschijnt.
1971
Het debuutalbum To Our Grandchildren verschijnt in maart. De plaat is geproduceerd door de VPRO-discjockeys Wim Noordhoek en Rik Zaal. Eind oktober al komt de tweede elpee uit: Watching The Evening Sun. In 1971 worden tevens de singles On A Junction/Country Marriage en Spinnin' Spinnin' Spinnin'/Bottle Of Wine uitgebracht.
1972
Gedurende dit jaar verschijnt de single van Lulu Gal/Spinnin' Spinnin' Spinnin'. De nummers Justin's Dance en Pretty Little Miss komen op de verzamelelpee Paradiso, die oorspronkelijk was bedoeld als de soundtrack van een gelijknamige film. Niet geheel tevreden met de productie van Watching The Evening Sun wordt voor de derde plaat naar Engeland uitgeweken.
1973
Na de single Castle In Spain/Sour Sweet Me brengt CCC Inc. met Castle In Spain het derde album uit via Polydor. De plaat is opgenomen onder leiding van producer Sandy Roberton. Het is een komen en gaan van drummers en bassisten. De groep speelt zelfs een tijdje zonder bassist. Drummer Marco Vrolijk (ex-Supersister) houdt het maar twee maanden uit; Johnny Lodewijks houdt het tot het einde vol, net als bassist Peter de Vries.
1974
Dit jaar markeert het einde van CCC Inc. De band doet een reeks afscheidsconcerten. Opnames hiervan verschijnen in 1975 op CCC Forever. Het laatste officiële optreden vindt op 11 mei 1974 plaats in Paradiso (Amsterdam).
1975
Schreurs richt Stichting Popmuziek Nederland op en wordt artistiek coördinator van Paradiso. Belinfante, Jansz, violist Frits van Doorninck, bassist Piet Dekker en drummer Johnny Lodewijks brengen als Slumberlandband het gelijknamige debuutalbum uit. Later zal deze formatie worden omgedoopt in Rumbones, waaruit in '78 Doe Maar voortkomt.
1976
De groep doet nog een allerlaatste optreden in Paradiso onder de noemer 'CCC trapt keihard na'. Lodewijks, Piet Dekker en Ernst Jansz begeleiden samen met Henny Vrienten op gitaar Boudewijn de Groot op een toernee door België.
1977 - 1999
In 1977 wordt de reggaeformatie de Rumbones opgericht, met Johnny Lodewijks, Piet Dekker, Ernst Jansz, Henny Vrienten aangevuld met Joost Belinfante, een percussioniste en een zanger. De band word datzelfde jaar na een kort en succesvol jeugdhonk-bestaan opgeheven. In 1978 richtte Jansz Doe Maar op. Van Beusekom wordt directeur van Stichting Popmuziek Nederland (in '98 omgedoopt in Nationaal Pop Instituut). Aanvankelijk speelt hij nog in de band Electric Tear en tourt hij solo het land door. In '84 verschijnt een solo-album onder de naam Van Beusekom. Hierop spelen Belinfante, Jansz, Kloos en Schreurs mee. Verder treedt hij op als begeleider van Ischa Meijer en Jenny Arean en speelt hij mee als pedal steel-gitarist op platen van Elly & Rikkert, Nits (o.a. In The Dutch Mountains), Michiel Peters en Claw Boys Claw. Vanaf 1980 hebben geregeld besloten reünies van CCC Inc. plaats. Deze resulteren in de cd Speed & Intensity uit 1990. In '92 viert de groep haar 25-jarig jubileum in De Melkweg, waarbij in de toegift zowaar ook Doe Maar ten tonele verschijnt. In 1995 beleeft CCC Inc. opnieuw een reünie met tien concerten in zalen als Nighttown (Rotterdam) en Noorderligt (Tilburg). Gitarist Kloos overlijdt op 3 april 1998 waardoor optredens in de oude samenstelling definitief tot het verleden behoren. In '99 werkt de groep aan een CD die de titel Jan moet gaan krijgen.
2001
Het album Jan, vernoemd naar het in '98 overleden bandlid Jan Kloos, verschijnt in maart op het label V2. De plaat is een compilatie van de beste opnamen die CCC maakt in de periode na 1985. Het bevat ondermeer opnamen van het Melkwegconcert in 1992 (met alle leden van Doe Maar) en die vanuit het Willibrodus Hospitaal in Venlo waar Jan Kloos verpleegd werd.
2004
CCC Inc. reist eind mei naar Indonesië voor een korte tournee.
2006 CCC Inc. is op het album Molenbeekstraat van Ernst Jansz.te horen in het nummer Gebroken Hart. Op 17 juni spelen de band en de zanger in het Erasmushuis in Jakarta.
Unieke verzameling talent die eind jaren '60 en begin jaren '70 niet alleen overtuigt met eigen composities, maar ook bestaande nummers verrassend weet te vertolken. De stijl van Brainbox houdt een midden tussen (blanke) blues, psychedelica en pop. De groep gaat voortijdig ten onder aan interne strubbelingen.
1968 Brainbox wordt opgericht in Amsterdam. Pierre van der Linden doet al ervaring op in After Tea, Jan Akkerman ruikt reeds aan hitparadesucces met The Hunters (The Russian Spy And I) en Kaz (in deze tijd nog Casimirz) Lux is ook al actief in een handvol groepen.
1969 Hèt succesjaar van Brainbox. De band scoort enkele grote hits, ondermeer met het eigen Down Man en met een bijzondere bewerking van Summertime van George Gershwin, dat met Dark Rose overigens een extra a-kant heeft. Jan Akkerman krijgt perfect tegenspel van het doorrrookte stemgeluid van Kaz Lux. Ondanks de successen verlaat de eigenzinnige Akkerman eind 1969 Brainbox om met Thijs van Leer de progressieve rockformatie Focus te formeren.
1970 Dit jaar stapt ook Pierre van der Linden over naar Focus. Jan Akkerman wordt vervangen door de gitaristen Rudy de Queljoe (ex-Dragonfly) en Herman Meyer (ex-Fullhouse). De laatste maakt weer plaats voor John Schuursma. Van der Linden wordt even vervangen door Shel Schellekens, maar die wordt al snel opgevolgd door Frans Smit (ex-September). Het oude, superieure geluid is nog wel te horen op het debuut Brainbox (opgenomen in de oude bezetting), dat naast eigen werk Dark Rose en Sea Of Delight uitsluitend bestaat uit opvallende vertolkingen van nummers van Paul Simon, George Gershwin, Lowell Fulsom, Jimmy Reed en Tim Hardin. Singles gemaakt met de nieuwe leden laten horen dat het vertrek van Jan Akkerman een forse aderlating is.
1971 Dit jaar verlaten ook de laatste leden van het eerste uur de band: Kaz Lux en André Reijnen. Kaz Lux wordt vervangen door Michel van Dijk (ex-Amsterdam) en André Reijnen door Robert Verwey (ex-Amsterdam). Ook gitaristen Tony de Queljoe en Ronnie Meyjes maken deel uit van de bezetting. De dramatische wisselingen van personeel hebben een negatief effect op de muziek en uiteindelijk ook de populariteit van de groep. De tweede lp Parts, waarop De Queljoe alweer ontbreekt, wordt opgenomen met producer John B. van Setten (o.a. producer/manager van The Outsiders) en kan niet tippen aan het voortreffelijke debuut: de magie ontbreekt en langzaam maar zeker zakt Brainbox weg.
1972 Brainbox gaat uit elkaar. Kaz Lux bouwt dan al aan een solocarrière. Jan Akkerman en Pierre van der Linden zijn heel succesvol met Focus. Ook de meeste andere muzikanten laten nog van zich horen: Robert Verwey in Long Tall Ernie And The Shakers, Frans Smit naar Mouth and MacNeal, Michel van Dijk naar Alquin en André Reijnen naar Minisink Townhouse. Jan Akkerman en Kaz Lux zullen ook in latere jaren nog regelmatig samen op het podium staan en platen maken.
1982 Brainbox wordt opnieuw opgericht in de bezetting Kaz Lux, John Schuursma, Rudi de Queljoe, Pierre van der Linden en André Reijnen.
1983 André Reijnen wordt vervangen door Cyril Havermans.
1984 Brainbox houdt definitief op te bestaan.
2000 Drummer Frans Smit zit in de begeleidingsband van Dutch~Divas, de groep waarin zijn vrouw Sjoukje Smit-van 't Spijker (Maggie MacNeal) zingt.
2003 Brainbox geeft op eerste paasdag in Medemblik voor het eerst sinds bijna twintig jaar weer een concert. In de huidige bezetting ontbreekt echter gitarist Akkerman. Wel zijn naast Lux de oorspronkelijke bandleden gitarist Rudy de Queljoe en drummer Pierre van der Linden van de partij. Brainbox doet de concerten samen met de bluesband Flavium, waarin De Queljoe en Van der Linden ook actief zijn.
2004 - 2005 Tijdens een speciaal concert op 22 juli 2004 in Breda worden opnamen gemaakt voor de live-cd The Last Train. Ook opnamen gemaakt in Obdam belanden op het album. De nieuwe reeks optredens van Brainbox, vaak in combinatie met Flavium, eindigt in september 2005 met afscheidsconcerten in o.a. de Melkweg te Amsterdam en Tivoli in Utrecht. Het laatste optreden van Brainbox is op 30 september. Pierre van der Linden start samen met gitarist Ted Oberg (Livin' Blues) en Erwin Nyhoff (Prodigal Sons) de bluesgeoriënteerde rockgroep Grand Slam. Op 15 juni 2005 overlijdt drummer Frans Smit op 54-jarige leeftijd aan darmkanker.
Boudewijn de Groot werd op 20 mei 1944 geboren in een Japans interneringskamp te Batavia, op Java in Nederlands-Indië. Zijn moeder overleed daar in juni 1945 en een jaar later vertrok de rest van het gezin naar Nederland. In Haarlem kwam Boudewijn te wonen bij zijn tante. Zijn broer en zus werden elders ondergebracht, omdat zijn vader naar Indië terug moest om zijn pensioen vol te maken. In 1951 werd het gezin weer herenigd en verhuisde in '52 naar Heemstede, nadat zijn vader hertrouwde. In dezelfde straat als waar zij zich vestigden, woonde ook een jongetje met de naam Lennaert Nijgh, een vriendje van het stiefbroertje van Boudewijn. Lennaert en Boudewijn zagen elkaar in die jaren dus wel regelmatig, maar trokken niet met elkaar op. Dat gebeurde pas veel later, in het najaar van 1961. Boudewijn speelde al gitaar en begeleidde zichzelf bij het zingen van liedjes van Jaap Fischer en Jacques Brel. Op het Haarlemse Coornhert Lyceum was zijn succes daarmee verzekerd en via een groepje jongens en meisjes kwam hij weer in contact met Lennaert, die weliswaar op een andere school zat, maar optrok met de Coornhertse vriendenkring.
Na zijn eindexamen in 1962 schreef Boudewijn zich in voor de Nederlandse Filmacademie in Amsterdam. Ook Lennaert toonde interesse voor de cinema en samen besloten ze een 8-mm-filmpje te maken met de al genoemde vriendenkring. In dit filmpje zingt Boudewijn twee zelfgeschreven liedjes, 'Pubertair' (later 'De kater' genoemd) en 'Bij het raam', dat die titel kreeg omdat het onder een raam werd gezongen en Boudewijn de tekst titelloos had geschreven. Het 'kunstwerk' werd in het voorjaar en de zomer van 1962 opgenomen en achteraf van dialogen, geluidseffecten en muziek voorzien, wat voor een 8-mm-filmpje bijzonder genoemd mag worden. De officiële première vond plaats op 29 dec. 1962. Tijdens een latere vertoning in huiselijke kring, begin '64, was de eveneens aanwezige toenmalige nieuwslezer Ed Lautenslager meer onder de indruk van het muzikale en schrijverstalent van het duo dan van het filmpje. Hij raadde hen aan wat liedjes te schrijven, die hij dan via een relatie bij de platenmaatschappij Phonogram zou aanbieden. Enkele maanden later, op 14 mei 1964, nam Boudewijn de nummers 'Élégie prenatale', 'Strand', 'Sexuele voorlichting' en 'Referein voor...' op, zichzelf begeleidend op de Spaanse gitaar.
De plaatjes verkochten slecht, maar maakten wel iets los. Tijdens Boudewijns eerste tv-optreden, in het talentenjachtprogramma "Nieuwe oogst", maakte met name de publieksjury zich behoorlijk druk over de schandalige tekst van 'Élégie..'. De vakjury herkende het talent van het duo wel en beloonde Boudewijn met de eerste plaats. Het tv-optreden zorgde wel voor Boudewijns eerste uitnodiging voor een zaaloptreden: in een kerk ( De Kolenkit ) voor een hervormde jeugdbeweging in Amsterdam-West tegen een honorarium van 25,00 incl. reiskosten. Het was een regenachtige avond, maar ontegenzeglijk het begin van een stralende carrière. Wim Ibo vroeg hem voor zijn "Cabaretkroniek", wat aangeeft dat Boudewijn aanvankelijk werd gezien als cabaretier, en Cobi Schreijers 'Waagtaveerne' in Haarlem werd zo'n beetje de muzikale thuishaven van Boudewijn en Lennaert. De laatste zou hier zijn eeuwig onbereikbare liefde ontmoeten voor wie hij kort daarna de lp "Voor de overlevenden" schreef.
Gebrek aan hits, hoofd van een gezin, afgewezen als cameraman bij de televisie, buitengewoon dienstplichtig op grond van het feit dat hij enig kostwinner was: redenen genoeg om te zorgen dat er zo snel mogelijk brood op de plank kwam. Dat brood ging Boudewijn verdienen als magazijnbediende bij de Amsterdamse 'Bijenkorf' , tussen oktober '64 en de zomer van '66. Als 'tussendoortje' was hij nog een jaar lang te horen als discjockey bij de piratenzender Veronica, waar hij onder de naam Marcel Oversteege o.a. een jazzprogramma presenteerde. De eerste drie financiële mislukkingen brachten de platenmaatschappij ertoe Boudewijn en Lennaert min of meer te dwingen op de commerciële tour te gaan. Producer Tony Vos, die onvoorwaardelijk geloofde in het talent van de twee artiesten, stelde voor een vertaling te maken van een Engelse versie van het Aznavour-nummer 'Un enfant de seize ans', door Noel Harrison tot Engelse hit gemaakt onder de titel 'A young girl of sixteen'. Het arrangement van zijn uitvoering werd noot voor noot overgenomen voor 'Een meisje van zestien'. En met succes, zij het wat Boudewijn betrof niet van harte. Hij en Lennaert waren nog te zeer bezig met chansons, folk en 'artistiek zijn'. Electrische gitaren, basgitaar en drums waren voor de beatmuziek en dat was heel wat anders. Maar het meisje nestelde zich vanaf oktober '65 voor 13 weken in de hitparade, het grote publiek ontdekte Boudewijn de Groot en daarmee tevens Lennaert Nijgh en met hen werd de scheidslijn tussen 'cultureel verantwoorde muziek' en 'muziek voor het grote publiek' opgeheven.
De volgende hit was 'Welterusten, meneer de president' en toen brak het moment aan waarop Boudewijn zich fulltime kon wijden aan muziek schrijven, platen maken en optreden. De eerste lp, waarop beide nummers te vinden zijn, verkocht boven verwachting. Op de plaat staan enkele vertalingen van songs van Donovan en Bob Dylan; Lennaert voegde hier nog een paar andere protestliedjes aan toe en het zou gedurende een aantal jaren de nodige moeite kosten eer Boudewijn het door hem zo verfoeide etiket van 'protestzanger' kwijt was. Daar stond tegenover dat hij in diezelfde periode wist uit te groeien tot meest populaire zanger van Nederland, hetgeen resulteerde in een eerste plaats op de hitparade in het voorjaar van 1967 met het carnavaleske 'Het Land van Maas en Waal'. De op het werk van Jeroen Bosch geïnspireerde tekst van Lennaert werd door Boudewijn van muziek voorzien met de aanvankelijke bedoeling het lied de sfeer mee te geven van Bob Dylans 'Rainy day women #12 & 35'. Arrangeur Bert Paige zocht het iets meer in de Europese traditie en maakte er een carnavalshit van.
De lp "Voor de overlevenden" (1966; gouden en platina plaat, Edison) werd algemeen gezien als Boudewijns eerste echt volwassen produkt. Een album vol klassiekers met thema's als verloren en onbereikbare liefdes, voorbijgaande vriendschappen en voorbije jeugd. Met name de onbereikbaarheid van die ene grote liefde, het verdriet en onbegrip daarover en tevens het besef dat zoiets bij alle grote kunstenaars tot meesterwerken heeft geleid, maakten de teksten van Nijgh op deze plaat tot literaire juweeltjes die door niemand in de Nederlandstalige popmuziek zijn geëvenaard. De lp was ook de eerste met uitsluitend arrangementen van Bert Paige, die zich op de volgende plaat zou manifesteren als de allerbeste en meest veelzijdige in zijn vak. Onder invloed van het opkomende hippiedom en min of meer 'uitgedaagd' door het verschijnen van de revolutionaire lp "Sergeant Pepper's Lonely Hearts Club Band" besloten De Groot en Nijgh vol overgave in te springen op het verschijnsel psychedelische popmuziek.
De lp "Picknick" (1967; gouden en platina plaat, Edison) was het resultaat. Hetzelfde team van de twee eerste albums, producer Tony Vos, arrangeur Bert Paige en technicus Albert Kos stond het tweetal terzijde, het budget was ruim genoeg en er heerste een sfeer van 'alles kan'. Dat bleek vooral uit de arrangementen van Paige, die alle remmen losgooide en de teksten vol kleurige kristallen, bonte bloemen, jassen met bellen, opnieuw Jeroen Bosch, zon, honing, zang en dans voorzag van duizelingwekkende arrangementen. Het duet met Elly Nieman, 'Meester Prikkebeen', leverde Boudewijn een nieuwe toptien-notering op en het undergroundblad "Hitweek" riep de lp uit tot eerste echte Nederpopalbum. Met Lennaert ging Boudewijn nu ook nummers voor anderen schrijven, onder meer voor Liesbeth List.
Het jaar daarop werd de samenwerking tussen Nijgh en De Groot verbroken vanwege een project dat Boudewijn opzette met zijn studiegenoot van de filmacademie Lucien Duzee. Samen schreven ze de tekst van een soort luisterspel getiteld 'Heksensabbath'. Het epos vormde het grootste deel van het album "Nacht en ontij", waarop verder nog het lied 'Babylon' staat, alsmede een kort muzikaal intermezzo. 'Babylon' werd door Lennaert als liedtekst aangeleverd, maar Boudewijn veranderde er zoveel aan dat hij op het label als tekstdichter vermeld staat. Het muzikale intermezzo ontstond spontaan in de studio, waar op dat moment een nieuw fenomeen stond te pronken: de mellotron, een klavierinstrument dat bestond uit een groot aantal korte audiotapes die door middel van een pianoklavier geactiveerd konden worden en aldus de toon van een muziekinstrument lieten horen, bijv. strijkers, blaasinstrumenten, gitaar, bas, etc. Op die manier kon je dus een melodie en ook de begeleiding spelen. Een voorloper van de sampler als het ware. Als gimmick werd bij het album een gratis singletje gevoegd met daarop 'Aeneas nu' en 'Wie kan me nog vertellen', beide met tekst van Boudewijn, hoewel voor het eerste nummer hetzelfde geldt als voor 'Babylon': Lennaert schreef de oorspronkelijke tekst, maar Boudewijns veranderingen waren zo rigoureus, dat hij als tekstdichter vermeld staat. 'Heksensabbath' staat bol van de symboliek, occulte scènes, heksen, duivels, magiërs, kobolden (door Boudewijn op de plaat hardnekkig en abusievelijk kobolten genoemd) en satanaanbidders. Er werd flink met mythische en mystieke namen gegooid en Nederland liep er dan ook niet warm voor. De verkoop stak schril af bij die van de vorige platen, hoewel er tot op de dag van vandaag een zeer trouwe groep fans is die de plaat koestert.
De plaat sloeg niet aan, de samenwerking met Lennaert lag stil, de optredens in het land zorgden vaak voor enorme frustraties omdat het publiek dacht de plaatuitvoeringen van Boudewijns repertoire te horen te krijgen, maar moest het doen met een simpele gitaarbegeleiding. Dat viel tussen het beatgeweld van die tijd meestal niet in goede aarde en zorgde voor ontevreden reacties. Een en ander was er de oorzaak van dat Boudewijn besloot het Nederlandstalige repertoire te laten voor wat het was en zich te richten op Engelstalige beatmuziek. Een korte afscheidstournee met als begeleidingsgroep de band Names and Faces voerde hem in 1969 door Nederland en Vlaanderen.
In de studio werd gewerkt aan een Engelstalige single, 'In your life', met een studioband die de naam The Tower kreeg. Hierin speelde o.a. mee Eelco Gelling, in die tijd gitarist bij Cuby and the Blizzards. Dezelfde groep had hem ook al begeleid op 'Heksensabbath'. Het singeltje had zowaar enig succes, haalde voor korte tijd de hitparade, maar mondde niet uit in een succesvolle Engelstalige carrière. Een tweede single met The Tower flopte, evenals twee pogingen met een andere studiogroep (Session), waarin Ekseptiontoetsenist Rick van der Linden te horen is. Niettemin besloot Boudewijn met een aantal muzikanten naar Dwingeloo te verhuizen met als doel een band op te richten en Engelstalig repertoire te schrijven. Het liep op niets uit en na een barre winter op het Drentse platteland keerde De Groot in 1970 terug naar de Randstad. Het geld was op, maar platenmaatschappij Phonogram wilde hem graag hebben als producer, waarschijnlijk met in het achterhoofd dat nieuw Nederlandstalig repertoire niet lang op zich zou laten wachten. De Groot vestigde zich in Amsterdam, belde zijn oude makker Lennaert en stelde voor de draad op te pakken. Nijgh stemde in en in 1973 verscheen de lp "Hoe sterk is de eenzame fietser". Deze keer werden er ook teksten geleverd door Ruud Engelander. Van zijn hand verscheen o.a. het nummer 'Jimmy', genoemd naar Boudewijns jongste zoon, die in '72 werd geboren. Het nummer haalde glansrijk de hitparade, de lp was al even succesvol, kreeg een Edison en werd beloond met goud en platina.
Als producer was De Groot verantwoordelijk voor de comeback van Rob de Nijs, voor wie hij samen met Lennaert hits schreef als 'Jan Klaassen de trompetter' en 'Zuster Ursula'. Het nummer 'Malle Babbe', dat groot werd gemaakt door Rob, werd door Nijgh en De Groot geschreven voor Adèle Bloemendaal. De Groot produceerde ook platen met The Blue Diamonds, Frank Kraayeveld van The Bintangs, Oscar Benton, Willeke Alberti en Henny Vrienten, die zich op dat moment als artiest nog achtereenvolgens Ruby Carmichael en Paul Santos noemde en in het Engels zong.
In 1975 volgde een ontmoeting met een andere medeleerling van de filmacademie, Renee Daalder, en ook deze keer was het resultaat een lp: "Waar ik woon en wie ik ben". De teksten werden voor een groot deel geschreven in een appartement in het hartje van Parijs; de nummers werden uiteindelijk opgenomen in de splinternieuwe studio van Ely van Tijn in Duivendrecht, met muzikanten als Ernst Jansz, Willem Ennes en Hans Hollestelle. De plaat werd ingezongen en gemixt in The Village Recorder in Los Angeles, waarmee een jongensdroom werkelijkheid werd: Boudewijn woonde een maand in Hollywood.
Samen met het latere album "Maalstroom" is "Waar ik woon en wie ik ben" de meest persoonlijke lp uit het oeuvre van Boudewijn. Op deze plaat rekent de zanger keihard af met zijn verleden en geeft een openhartige kijk op het wie, wat en waar van 'een succesvolle zanger in Nederland'. In een interview stelde hij dat Lennaert (en geen enkele andere tekstdichter, wat dat betreft) niet de juiste man was om dit soort persoonlijke teksten te schrijven. Dat kan alleen degene over wie het gaat, m.a.w. Boudewijn zelf. In 1976, na een tweede kort verblijf in Amerika, maakte Boudewijn de Groot een tournee door Nederland en Vlaanderen samen met de voor die gelegenheid geformeerde Jeroen-Boschband, waarin opnieuw de namen opdoken van Ernst Jansz en Henny Vrienten. Het publiek vulde de zalen tot de laatste stoel.
In 1977 vertrok De Groot opnieuw naar Hollywood, nu voor langere tijd, waar hij in de loop van zijn verblijf aan een workshop arrangeren begon bij Dick Grove's School of Music. Na een jaar keerde hij terug naar Nederland. In 1979 volgde een tour door Nederland en Vlaanderen met een band die voornamelijk uit Belgische muzikanten bestond. Alleen Henny Vrienten was overgebleven van de vorige begeleidingsgroep. Het jaar daarop dook het gezelschap de studio in voor het opnemen van de lp "Van een afstand". Op deze plaat vinden we ook het nummer 'Een tip van de sluier', de titelsong van een film van Frans Bromet, met wie Boudewijn op de filmacademie in dezelfde klas had gezeten.
In de zomer van datzelfde jaar, 1980, besloot Boudewijn voor de derde keer naar Hollywood te gaan, deze keer om zijn arrangeercursus af te ronden en aan te vullen met een workshop filmmuziek. Tussendoor vloog hij nog eenmaal over voor een tour met muzikanten die hem al jaren in de studio hadden begeleid. Van de tour werd een lp gemaakt die onder de titel "Concert" in 1982 werd uitgebracht. In 1983 kwam De Groot voorgoed terug naar Nederland. In een poging zijn marktgebied uit te breiden besloot hij een Duitstalige lp ("Bo", 1983) uit te brengen met overigens opmerkelijk goede vertalingen van bekende en minder bekende stukken uit zijn repertoire. Het project stierf, mede door erbarmelijke promotie, een stille dood. Het jaar daarop bracht Boudewijn alle ellende van een verbroken relatie, financiële problemen en artistieke verwarring samen in een repertoire van negen zeer somber klinkende nummers. Een verzameling liedjes waarvoor hij zelf ook de teksten schreef. Aangevuld met het melancholische 'Vlucht in de werkelijkheid', de enige tekst van Lennaert in dit kleine oeuvre, vormde een en ander het repertoire voor de lp "Maalstroom". Te veel alles zelf willen doen was er de oorzaak van dat de plaat niet uit de verf kwam, hoewel het basismateriaal op z'n minst boeiend is. 'De liedjes vind ik nog altijd prachtig en ze verdienden dan ook een waardiger behandeling,' volgens Boudewijn zelf. Uiteraard waren de verkopen navenant. Het publiek kon niet door de somberheid heenluisteren, waarbij kwam dat de arrangementen op z'n zachtst gezegd niet boeiend genoeg waren.
Wellicht was het mislukken van "Maalstroom" er mede de oorzaak van dat De Groot in 1984 besloot het tijdelijk voor gezien te houden. De volgende periode van muzikale stilte vulde hij met het vertalen van thrillers en detectives voor uitgeverij Luitingh, ondermeer een aantal boeken van Stephen King. Daarnaast stelde hij voor de IKON een tv-serie samen over subculturen in de Nederlandse popmuziek en produceerde hij de muziek voor een aantal films van Pim de la Parra, alweer een medeleerling van de filmacademie ("How to survive a broken heart" met muziek van zoon Marcel, "De nacht van de wilde ezels" en "Lost in Amsterdam"). Daarnaast schreef hij de muziek voor twee films van de cineast Paul Ruven. Incidenteel hield hij zich ook nog bezig met het produceren van platen van Bram Vermeulen, Rowwen Hèze en The Shooting Party. Zijn samenwerking met Pim de la Parra zorgde ervoor dat hij in 1990 de hoofdrol kreeg in diens minimal movie "Let the music dance".
De muzikale stilte werd pas echt verbroken door de musical "Tsjechov", waarin hij de titelrol speelde. De première vond plaats in 1991 in de Amsterdamse Stadsschouwburg en de musical werd zeer enthousiast ontvangen. De naam Boudewijn de Groot was voor het grote publiek weer verbonden met het theater. Het acteren in "Tsjechov" beviel hem en de producenten zo goed, dat hij in 1995 werd gevraagd de rol van Otto Frank te spelen in "Het dagboek van Anne Frank" van Mies Bouhuys.
Hierna bleek de tijd rijp voor het oppikken van de muzikale draad. Van 1996 tot 1998 tourde hij met een groep van zeven uitgelezen muzikanten, onder wie zijn ouwe maatje Ernst Jansz, door Nederland en Vlaanderen met het programma "Een nieuwe herfst". De titel was die van de cd die in het voorjaar van dat jaar uitkwam, een plaat met arrangementen van en geproduceerd door Jakob Klaasse. Klank en kleur van de cd deden denken aan de jaren van Bert Paige en het publiek liet zich dan ook niet onbetuigd en sloot Boudewijn opnieuw uitbundig in zijn armen. Het werd de zoveelste gouden plaat voor de artiest. Maar het allerbelangrijkste was wel de bijdrage van Lennaert, die na zoveel jaar van stilte opeens met een aantal wondermooie teksten kwam. Het duo was het nog niet verleerd, al kwamen de teksten wat trager en moeizamer tot stand dan ooit het geval was geweest. De tour liep ruim twee seizoenen voor uitverkochte zalen en een uitbundig publiek, dat ook nu weer alle generaties omvat. Na een aantal 'normale' Edisons kreeg Boudewijn in 1998 het beeldje uitgereikt voor zijn totale oeuvre. Het jaar daarop volgde een al even belangrijke onderscheiding: ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw, welke benoeming hij mocht delen met Lennaert.
Radio 2 kent aan Boudewijn, als eerste, de Radio 2 zendtijdprijs toe. De toekenning van deze prijs geeft aan dat Boudewijn de Groot artiest van blijvende waarde is voor de Nederlandse popmuziek.
Op 19 februari 2000 vond de première plaats van de tweede serie voorstellingen van "Tsjechov", met een nieuwe cast maar met Boudewijn opnieuw in de titelrol.
Twee jaar later volgde wederom een tour, getiteld "Andere tijden", met grotendeels dezelfde band als bij de tour van '96. Opnieuw uitverkochte zalen en een laaiend enthousiast publiek.
2004 is voor Boudewijn het jaar van de ronde getallen. Begin van het jaar brengt hij zijn 10de album uit getiteld "Eiland In De Verte" met hierop enkele van de laatste teksten die Lennaert Nijgh vlak voor zijn overlijden in 2002 heeft geschreven. Het album haalt platina. Verder viert Boudewijn 40 jaar muziek maken (14 mei) en zijn 60e verjaardag (20 mei). De hieraan gekoppelde korte jubileumtournee "Eeuwige Jeugd" trekt volle zalen en is zo'n succes dat het in 2005 in reprise wordt genomen.
Op 11 juli 2004, wordt de Vlaamse feestdag (ter herinnering aan de gulden sporenslag) in Brussel afgesloten met een groot concert op de Grote Markt. Boudewijn de Groot is de centrale gast en 11 Vlaamse artiesten vertolken hun favoriete klassieker uit zijn repertoire.
Eind 2004 is Boudewijn te zien als acteur in de populaire Belgische politieserie "Flikken". Boudewijn speelt in deze zesde serie de rol van de profiler Robert W. Nieuwman.
Het jubileumjaar werd op 6 december 2004 afgesloten met een optreden met het Metropole Orkest in Carré welke rechtstreeks via radio 2 te beluisteren was.
Op 28 november 2002 overleed Lennaert Nijgh na een kort ziekbed, weliswaar plotseling, maar voor Boudewijn en Lennaerts naaste omgeving niet geheel onverwacht. Lennaert was al een aantal jaren zwak, had in '98 met dezelfde problemen in het ziekenhuis gelegen en ging de maanden voor zijn overlijden zienderogen achteruit. Een onvervangbaar verlies, waar alleen maar tegenover staat dat Lennaert een kostbare schat aan ongeëvenaarde teksten heeft nagelaten, die in lyriek, zeggingskracht en vernieuwende waarde niet snel overtroffen zullen worden. Ze zijn van doorslaggevend belang geweest voor de volwassenwording van de Nederlandstalige teksten in de popmuziek. Hoewel Boudewijn veertig jaar lang een duo heeft gevormd met Lennaert en diens teksten al die jaren is blijven zingen en daarmee gedurende zijn hele carrière een hommage aan Lennaert heeft gegeven, brengt Boudewijn op 27 november 2005 een ontroerende negen uur lange ode aan Lennaert. Tijdens "de Marathon" in de Philharmonie te Haarlem kwamen, in chronologische volgorde, alle 76 liedjes voorbij die Lennaert en Boudewijn samen geschreven hebben en die Boudewijn zelf ook ooit heeft gezongen, al was het maar één keer.
Eind 2005 bereikte het lied "Avond" de eerste plaats van de Radio 2 Top 2000 aller tijden en verstootte daarmee 'Bohemian Rhapsody' van Queen van de eerste plaats. "De Avond" was aanvankelijk in 1973 geschreven en gecomponeerd voor Rob de Nijs voor diens album 'In De Uren Van De Middag'. Lennaert Nijgh schreef indertijd de tekst voor zijn vriendin Anja, de huidige echtgenote van Boudewijn. In 1995 herschreef Boudewijn het lied en nam het nummer op voor zijn album "Een nieuwe herfst". Anja is sinds 1990 de echtgenote van Boudewijn.
Net als in 2003 tourt Boudewijn in 2006 kort met het Limburgs Symfonie Orkest door Nederland.
Begin 2007 verschijnen er gelijktijdig een boek: "Hoogtevrees in Babylon" waarin al Boudewijns eigen teksten van uitleg worden voorzien en een nieuwe cd: "Lage Landen" waarvoor Boudewijn 6 eigen teksten schrijft.
Tegerlijkertijd start een nieuwe tournee met dezelfde naam: Lage Landen.
Met zijn nieuwe CD staat Boudewijn in één week tijd op nummer 1 in de Nederlandse album top 100. Voorzover bekend is dit nog niet eerder gepresteerd door een leeftijdsgenoot.
Op 26 maart 2007, in het TV-programma Pauw en Witteman, mocht Boudewijn een gouden plaat voor zijn album "Lage Landen" in ontvangst nemen.
Annie de Reuver (Rotterdam, 19 februari 1917) is een Nederlandse zangeres. Zij is een van de populairste Nederlandse zangeressen in de jaren veertig en vijftig van de twintigste eeuw.
Annie de Reuver erft haar voorliefde voor muziek van moeders kant. Al tijdens haar schooltijd begint Annie met twee jongens het muzikale trio The Rhythm Aces. Daarna zingt ze bij amateur-big band The Blue Blowers.
Jaren '30 Haar debuut bij The Ramblers vindt eind 1934 plaats. Ze is dan bijna achttien jaar oud. Annie doet auditie voor dirigent Theo Uden Masman en wordt aangenomen. Al snel is ze te horen in rechtstreekse radio-uitzendingen voor de AVRO.
In 1935 treedt Annie aan in de Pulchri studio in Den Haag om plaatopnamen te maken voor Decca met The Ramblers en de Amerikaanse tenorsaxofonist Coleman Hawkins. Ze neemt drie nummers op: Some of these days, I only have eyes for you en Hands across the table.
Jaren '40 Vanaf 1940 zingt zij bij diverse orkesten: het orkest van Nico de Vries, het orkest van Boyd Bachman, bij een Amerikaans legerorkest, bij de Decibels van Eddy Meenk en bij het AVRO-Dansorkest van Hans Mossel. In Rotterdam treedt ze veel op met het orkest van Jan Pijpers. Dit alles gebeurt ondanks het geldende dansverbod, dat door de bezetter was ingesteld. Zij treedt op met tijdgenoten als Teddy Scholten en Thom Kelling en zingt Nederlandse liedjes. In 1944 komt hier een einde aan als ze een verbod krijgt. Ze wil geen lid worden van de zgn. Kultuurkamer.
Vanaf 1945 zingt Annie bij diverse orkesten, in binnen- en buitenland. Ze is vaak onderweg. Dit gaat haar tegenstaan. Ze krijgt heimwee. Als trombonist Pi Scheffer op 26 januari 1946 de Skymasters opricht, treedt Annie voor dit orkest op.
Van 1947 tot 1949 verblijft zij in Venezuela als haar toenmalige man er een Philips-afdeling leidt. Daarna keert ze bij de Skymasters terug. In totaal heeft zij vijf jaar met het orkest gezongen, o.a. drie keer per week voor de radio.
Jaren '50 Annie de Reuver wordt vooral bekend met liedjes van de hand van o.a. Tom Erich, Jaap Valkhoff en Paul Roda: Harmonica Jim, Wenen, Lied van het Pierement, Veel bittere tranen, Diep in mijn hart en Kijk eens in de poppetjes van mijn ogen. Het laatste neemt ze in 1952 voor de eerste keer op als duet met Karel van der Velden en The Skymasters.
In de jaren zestig treedt Annie vaak op. Met het orkest De Reuvertjes toernees geeft ze voorstellingen voor Nederlandse militairen in Nederland, Duitsland en op schepen. In dat orkest zitten o.a. leden van The Skymasters. Ook zingt ze voor de radio, jarenlang twee keer per week. Dit doet zij Vaak met tijdgenoot Eddy Christiani. Rond 1955 worden Eddy Christiani en Annie de Reuver door het blad Tuney Tunes (met Skip Voogd) herhaaldelijk uitgeroepen tot Nederlands beste en meest populaire Nederlandse vocalisten.
Jaren '60 Met het gezelschap De Boertjes van Buuten is Annie in de jaren zestig actief. Zij treedt op in het land en voor de radio. In 1968 begint zij als platenproducer voor Dureco, in Amsterdam. Zij komt er in plaats van Johnny Hoes, die met Telstar voor zichzelf is begonnen. Reizen én produceren blijkt niet te combineren. Anny Palmen wordt als Drika haar opvolgster bij de Boertjes van Buuten.
In het ontdekken en begeleiden van Nederlands talent voor Dureco is Annie vrij succesvol. Ze ontdekt Pierre Kartner, Oscar Harris, Danny Cardo, de Kermisklanten en Ben Cramer. Voor de laatste produceerde zij eind 1967 de eerste hit: Zai zai zai. Ook ontdekt ze Pierre Kartner, die op zijn beurt weer het zingende kapstertje Corry Konings ontdekte. Als Pierre liedjes voor de band Corry & de Rekels gaat schrijven, worden dit enorme successen. Zo wordt Huilen is voor jou te laat de bestverkochte single van 1970.
Pierre Kartner en Annie de Reuver nemen ook samen liedjes op als het Duo X. Samen met de eveneens uit Rotterdam afkomstige Jany Bron maakt Annie plaatjes als Ans & Jans en met Anny Palmen als de Annamaria's.
Jaren '70 Begin jaren zeventig stapt Annie over naar platenmaatschappij CNR, waar ze onder anderen De Zusjes De Roo ontdekt, die met Blauwe korenbloemen in 1971 een hit scoren.
Nadat er financiële problemen ontstaan bij CNR maakt Annie later in de jaren zeventig de overstap naar platenmaatschappij Telstar van Johnny Hoes. Daar gaat ze zich ook weer bezighouden met het ontdekken en promoten van nieuw talent. Vooral het promoten - van simpel repertoire - valt haar niet mee. Ze werkt ongeveer zeven jaar voor Johnny Hoes.
In de loop van de jaren zeventig raakt Annie betrokken bij talentenjachten van de NCRV, op freelance-basis. Op de NCRV-televisie is te zien als jurylid, op de radio presenteert ze een soort talentenjacht in het populaire programma Los Vast van Jan Rietman.
Meest recent In 1987, op haar zeventigste, produceert ze nog de hit Kleine Jodeljongen voor Manke Nelis. Weer voor Dureco, maar nu als freelancer. Ook daarna blijft ze zo nu en dan optreden, in voornamelijk nostalgische programma's als Liedjes van toen en nu .
In 1994 krijgt Annie een koninklijke onderscheiding en de Erasmusspeld van de gemeente Rotterdam.
Op 88-jarige leeftijd, in 2005, treedt ze nog eens op in het Nieuwe Luxor Theater te Rotterdam ter gelegenheid van 60 jaar bevrijding.
Annie de Reuver is vier keer getrouwd geweest en vier keer gescheiden. Ze heeft geen kinderen en woont nog steeds in Rotterdam.
Ter gelegenheid van haar 90e verjaardag op 19 februari 2007 verschijnt haar boek "Onverbloemd". Deze biografie, geschreven door de Rotterdamse journalist Rein Wolters, beschrijft haar leven en haar contacten met vele bekende Nederlanders. Annie neemt in dit boek geen blad voor de mond en rekent o.a. af met enkele exen en ook met de Zangeres Zonder Naam. Tijdens een feestelijke middag in het Oude Luxor-Theater in Rotterdam ontving Annie het eerste exemplaar uit handen van vriend Bas van Toor.
Ter gelegenheid van de laatste aflevering van seizoen 1 van de regionale televisieshow Bassie en zijn vriendjes, gaf Annie de Reuver een gastoptreden.
Voor de seniorenzender RANO (http://www.rano.nl) vertelt zij in drie afleveringen haar verhaal.
Adrianus Marinus Kyvon werd geboren op 20 februari 1947 in Rotterdam. Al vlug ontdekte hij wat hij wilde in zijn leven: de mensen aan het lachen maken.
Niet alleen vanwege zijn rooie kuif, maar ook vanwege zijn uitgesproken gevoel voor humor viel André nogal op bij zijn klasgenootjes van de lagere school. Vooral het imiteren van bekende Nederlanders behoorde tot zijn specialiteit en naarmate klasseavondjes verstreken raakten meer en meer klasgenootjes overtuigd van zijn kwaliteiten.
Na de lagere school ging André naar de Ambachtsschool om een opleiding voor machinebankwerker te volgen. Maar zijn grootste interesse bleef uitgaan naar het parodiëren en imiteren van artiesten, tot ongenoegen van de leraren die het lang niet altijd eens waren met het tijdstip waarop hij dat deed. Met vriendjes op straat spelen was er eigenlijk nauwelijks bij, want hij was liever bezig een nieuwe act in te studeren.
In september 1962 trekt hij zijn stoute schoenen aan. Onder de naam André van Duin tikte hij een brief waarin hij zijn diensten aanbood en stuurde die naar de toenmalige chefs lichte muziek van de verschillende omroepen. Hoewel André steeds opnieuw afgewezen werd, bleef hij het proberen.
Hoewel André overdag als jongste bediende op een Rotterdams verzekeringskantoor werkte, bleef het artiestenavontuur hem trekken. Toen de AVRO-televisie in 1964 de talentenjacht Nieuwe Oogst uitschreef, meldde onze jonge held zich meteen aan. Met groot gemak doorliep hij de voorrondes en kwam uiteindelijk als glorieus winnaar uit de finale. Naast een kanjes van een overwinningsbokaal leverde deze eerste plaats hem een optreden in de televisieshow van Willeke Alberti op. Vanaf dat ogenblik was er geen houden meer aan en werd André het gesprek van de dag. De telefoon stond niet stil want iedereen wilde deze jonge artiest engageren.
Aan het eind van de jaren 60 was André van Duin te zien in de Rudi Carell Show, de show van de Mounties, het kinderprogramma Oebele en de Snip en Snap Revue. Daarnaast toerde hij nog even door de Nederlandse Antillen en Suriname.
Langzaam maar zeker begon hij met de gedachte te spelen een eigen revue op te gaan zetten. Onder auspiciën van Joop van den Ende Theatherprodukties werd dat uiteindelijk in 1970 een feit. Twee jaar lang ging de revue Lach in de ruimte met veel succes door het land. Frans van Dusschoten en Ria Valk schitterden eveneens in deze revue, die een reeks van revues inleidde geheel volgens de traditie van Snip en Snap.
Maar André had meer noten op zijn zang. Als Daantje speelde hij in 1972 in de succesvolle televisieserie Het meisje met de blauwe hoed een onvergetelijke rol. In datzelfde jaar ging zn tweede revue Blij blijven van start en scoorde hij een top 5-hit met Het Bananenlied. 1972 was ook het jaar waarop hij met Ferry de Groot de eerste Dik-Voor-Mekaar-Show realiseerde voor de toenmalige etherpiraat Radio Noordzee. Later is die radioshow door de NCRV overgenomen.
Op de vraag wat deze raskomiek zelf aan het lachen maakt, antwoordt hij resuluut: De kapriolen van Stan en Ollie en de overleden Tommy Cooper. Ik ben de grootste fan aller tijden van Laurel en Hardy. Mijn huis is er vol van. De tegenwoordige duos bestaan uit een komiek en een aangever, waarbij de komiek de grap voltooit. De Dikke en de Dunne waren beiden komieken. Ja en dan Tommy Cooper. Ik heb hem in 1975 persoonlijk mogen ontmoeten in Londen. Dieman was geweldig. De manier waarop alles fout ging, dan lig ik al onder de tafel. Aan het eind van zijn programma was er nog niets gebeurd. Fantastisch!
Beatgroep uit Voorburg met oog voor kwalitatief sterke singles met hitpotentie.
1961 Opgericht in Voorburg als de Sandy Coast Skiffle Group. Als de skiffle-rage voorbij is wordt de band omgedoopt in Sandy Coast Rockers.
1963 Sandy Coast is een graag geziene gast op talentenjachten vanwege hun grote schare volgzame fans. De groep wordt telkens tweede omdat organisatoren de groep en de fans graag zien terugkomen. Hans Vermeulen komt daar achter en als Sandy Coast het verzoek krijgt mee te doen aan de talentenjacht van het popblad Hitwezen, stemt Vermeulen toe als de organisatie hem kan verzekeren dat ze zullen winnen. Sandy Coast wordt eerste (Eddie Ouwens wordt tweede met Eddy Nelson & the Edisons) en krijgt een platencontract. In augustus verschijnt de debuutsingle Being In Love. De volgende singles Subject Of My Thoughts en That Girl Was Mine zijn veelvuldig te horen op Radio Veronica, maar dit leidt niet tot grote verkoopaantallen. We'll Meet Again (augustus) en Sorry She's Mine (december) halen met pijn en moeite de onderste regionen van de top 40. Live maakt de groep echter veel indruk in het Haagse discothekencircuit.
1964 - 1966 Langzaam maar zeker bouwt de band een steeds grotere following op. De singles A Girl Like You en And Her Name Is halen de hitparade dit keer met gemak. Het album And Their Name Is, een verzameling eerder uitgebrachte singles, is een stereotype beatplaat.
1967 - 1968 Het grote succes komt met de hitsingle I See Your Face Again. De LP From The Workshop wordt alom geprezen. De van het album getrokken single Capital Punishment - een fraaie pastiche op A Day In The Life van The Beatles, met een snipverkouden Vermeulen - wordt een grote hit. De groep tekent een contract met het Engelse Page One-label in de hoop internationaal door te breken. De LP Shipwreck wordt door de critici goed ontvangen maar de verkoop is teleurstellend. De single North Canadian Paradise flopt.
1969 - 1970 Deep Down Down en Eleanor Rigby floppen ook. Door een splitsing bij Page One komt de groep daar tussen de wal en het schip terecht. Sandy Coast kan twee jaar lang geen platen maken. Uiteindelijk koopt Willem van Kooten (alias Joost den Draaier) de band vrij.
1971 Sandy Coast tekent een nieuw platencontract bij Polydor. Dit blijkt een gouden greep, en markeert de start van de meest succesvolle tijd voor de band. True Love That's A Wonder en Just A Friend worden grote hits. De LP Sandy Coast staat hoog in de albumlijsten. De band speelt elke dag voor overvolle en enthousiaste zalen.
1972 Met Just Two Little Creatures en Summertrain continueert de Sandy Coast het hitsucces.
1973 De LP Stonewall valt in artistiek en commercieel opzicht tegen. Ook de single Blackboard Jungle Lady verkoopt matig.
1974 De groep verzorgt de backgroundvocals op het Grand Gala Du Disc voor o.a. Julien Clerc, Tom Jones, Three Degrees, Tony Orlando & Dawn, Billy Wright en nog een aantal grootheden. Daarna valt de groep uit elkaar: Jan en Hans vormen Rainbow Train en Onno en Ron gaan door met Water. Hans Vermeulen is zeer succesvol als producer (o.a. Lucifer, de groep van Margriet Eshuys met de hit House For Sale) en componist (Rainbow Train, Anita Meyer). Zo schrijft hij en is hij ook als zanger te horen op Anita Meyer's nummer 1-hit The Alternative Way.
1980 Sandy Coast maakt een comeback tijdens de Haagse Beatnach waar de groep de grote hits nog eenmaal ten gehore brengt. Het succes doet hen besluiten de draad weer op te pakken. Producer Eddie Ouwens vraagt of de band een album voor hem willen opnemen.
1981 Met The Eyes Of Jenny keert de groep terug aan het hitfront. Ook internationaal is het nummer een succes. Het is de meest succesvolle compositie van Hans Vermeulen. Er worden tientallen coverversies van gemaakt waardoor het nummer in meerdere landen op nummer 1 belandt. In Frankrijk wordt het gecoverd door Sylvie Vartan en in Zweden door de. Met zijn vrouw Aom Jariya neemt Vermeulen in de jaren negentig in Thailand een akoestische versie en een versie met een band opgenomen op, met een door Aom geschreven Thaise tekst. Beide versies staan 7 weken in de Thaise top 10. Het album Terreno verschijnt met daarop een remake van Capital Punishment.
1982 Als verder succes uitblijft, gaat ieder weer zijns weegs. Wel komt de band met enige regelmaat bij elkaar om te spelen op een Back To The Sixties-festival.
1988 De groep neemt nieuwe versies op van oude hitsuccessen die terechtkomen op Rendez-vous, Only The Best. Hierop is drummer Onno Bevoort vervangen door sessiemuzikant Ton op 't Hoff, en zijn Hans Hollestelle (gitaar) en Hans Jansen (toetsen) aan de groep toegevoegd. In deze samenstelling is Sandy Coast regelmatig te zien, totdat Hans Vermeulen in 1995 emigreert naar Thailand. Ook na zijn vertrek speelt de band nog, maar met het overlijden van Jan op 11 mei 1999 is de groep, net als Rainbow Train, definitief geschiedenis geworden.
Ria Valk (Eindhoven, 11-2-1941) maakte in 1959 haar eerste single, nadat ze was opgevallen door de tweede plaats te behalen bij de Elvis-verkiezingen. Zij maakte begin jaren zestig enkele rock 'n roll-achtige platen. Haar wilde imago verdween voorgoed na een gebitscorrectie en een metamorfose. Toch zou Ria Valk altijd een komische uitstraling behouden en humoristisch repertoire blijven maken. Zij werkte mee aan allerlei tv-programma's en had een eigen tv-show 'Zo Is Ria'. Midden jaren zeventig heeft Ria Valk enkele grote carnavalshits: De Liefde Van De Man Gaat Door De Maag en Leo. Pogingen tot een serieuzer imago en repertoire stranden andermaal. In de jaren tachtig is ze als actrice te zien in Zeg 'ns AAA.
1959 Ria Valk is werkzaam bij Kees Manders op het Amsterdamse Thorbeckeplein. Bij een Elvis Presley-imitatiewedstrijd wordt ze tweede achter Pim Maas. Begin jaren zestig maakt Ria Valk enkele rock 'n roll-achtige plaatjes. Daarnaast brengt ze met de bands Popcorn en Cowboy Combo enkele singles uit.
1960 Hou Je Echt Nog Van Mij, Rocking Billy, een vertaling uit het Zweeds van Är Du Kâr I Mig Ännu, Klas-Göran van Stig Anderson, wordt een grote hit. Enkele andere vlotte liedjes over cowboys en soldaten volgen. Ria treedt op met een wit paard en een speelgoedrevolver in haar hand.
1962 In de eerste uitzending van Top of Flop is Ria Valk panellid.
1969 Met de lp en single Vrijgezellenflat, geproduceerd door het Cocktail Trio, heeft Ria Valk een hit.
1973 Peter Koelewijn schrijft en produceert de hit Moeder Ik Ben Zo Bang.
1975 Met De Liefde Van De Man Gaat Door De Maag behaalt Ria Valk een eerste plaats in de Belgische hitlijst.
1977 Leo behaalt een tweede plaats in België en is ze ook in Nederland succesvol. Daarna blijft ze actief maar loopt het succes terug.
1983 De single Tante Kadootje verschijnt. Het is een door Astrid Nijgh geschreven carnavalslied.
1984 - 1997 Naast vele optredens speelt Valk vijf seizoenen lang de rol van Annie, de zus van Mien Dobbelsteen (Carrie Tefsen) in de VARA TV-serie Zeg 'ns Aaa.
1998 Optredens in Australië worden door Nederlandse immigranten met enthousiasme onthaald.
1999 Ria Valk zit veertig jaar in het vak en viert dat ondermeer met de uitgave van het album 40 Jaar Ria Valk.
2001 Ria Valk maakt schilderijen waarvan een selectie enkele jaren te zien is op haar website
2003 Ria Valk neemt het door Pierre Kartner geschreven nummer Cup-a-Soup op. Soepfabrikant Unilever verbiedt de verkoop van de single. De zangeres is in het laatste weekend van augustus een van de gasten tijdens het optreden van Johnny Hoes op het Lowlands Festival.
2007 De zangeres gaat met de band Bmaster (voorheen Bluesmasters) in augustus de studio in om een bijdrage te leveren aan hun single Rockin' Billy Meets Funkin' Milly, een bewerking van haar hit Rockin' Billy.
De Q65 wordt opgericht door Joop Roelofs en Frank Nuyens. De naam is bedacht door Joop en komt uit de Rolling Stones-songs Suzy Q en Route 66. De band wordt vergeleken met de Londense band The Pretty Things. De Q65 wordt de meest legendarische band uit de jaren 60.
De 1e formatie is van maart 1965 tot januari 1968: Joop Roelofs gitaar Frank Nuyens gitaar, sax Willem Bieler zang, mondharmonica Peter Vink bas Jay Baar drums
In deze periode maken zij 6 singles: 1e single Youre the Victor (opgenomen in vier uur op twee sporen) 2e single The life I live 3e single I despice you 4e single From above 5e single World of birds 6e single So high i'v been
1 LP: Revolution, wordt uitgebracht in de zomer van 1966.
1 EP: Kjoe Bloes, wordt uitgebracht in mei 1967.
Het 1e optreden van de band is op 21 mei 1965 bij UTS in de Duinstraat te Scheveningen. Hun repetitieruimte is de rolschaatsbaan De Eekhoorn aan de Leyweg te Den Haag. Hun 1e auditie is bij Phonogram in de Wisseloordstudio te Hilversum. Dit is geregeld door Peter Koelewijn. In 1966 wordt Wout van Soest manager. Hij wordt later opgevolgd door Heer Pas. In mei 1966 komt de single The Life I Live uit. Deze single wordt uitgeroepen tot beste nederpopsingle aller tijden. In de zomer van 1966 debuteert de band met de mono LP Revolution. Er worden ongeveer 30.000 tot 35.000 exemplaren verkocht. De prijs bedraagt fl. 9,90. De tekst op de achterkant is geschreven door Willem de Ridder. De leden van de Q65 staan afgebeeld in oorlogstafereel. De helft van het aantal nummers zijn eigen composities. De producers zijn Hans van Hemert en Jan Audier. Promotie van de single The Life I Live gebeurt op spectaculaire wijze. De band begint met een vaart op de Thames, waar een optreden zal worden gegeven. Dit optreden gaat echter niet door, omdat er geen werkvergunning is aangevraagd. De terugreis naar Scheveningen gebeurt met een rubberboot van de Marine. Maar vanwege de ruwe zee wordt er overgestapt op de volgboot De Zilvermeeuw van de Marine. Vlak voor de kust van Scheveningen stappen zij weer in het rubberbootje om op De Pier door hun fans te worden ingehaald als helden. Hier wordt nog een concert gegeven. Het doel van de actie is bereikt: bekend worden en zoals later blijkt zeker "berucht". Het nummer Bring it on home is te horen in de film Beat it. In december 1966 wordt deze film uitgezonden door de VPRO.
Tevens zijn in deze film opnames van de Q65 gemaakt.
Nummers: Spoonful, I,m a man, Mr. Pitiful, Sour wine, Bring it on home (ruim 14 minuten). Door "kenners" gezien als de beste LP van de vorige eeuw.
Januari 1968 valt de band voor de 1e keer uit elkaar. De voornaamste reden om te stoppen is het feit dat Willem Bieler in militaire dienst moet.
In 1969 komt de band weer bij elkaar (tot in 1974). In dit jaar wordt de LP Revival uitgebracht door Phonogram. Vier van de nummers (Sundance, Ridinon a slow train, Fairy tales of Truth en Voluntary Peacemaker) zijn van de groep Circus. Een aantal van deze nummers is geremixed door Hans van Hemert. De rest zijn oude nummers van de Q65.
De band wordt in 1969 opnieuw opgericht en Negram geeft de band een aantrekkelijk platencontract. Beer Klaasse komt dan in de plaats van Jay Baar.
In mei 1971 komt een samenwerking met Polydor tot stand.
In 1972 verlaten Willem Bieler en Frank Nuyens (na de revalidatie van een beenbreuk tijdens het voetballen) de band; de naam wordt dan veranderd in Kjoe. De samenstelling wordt als volgt: Peter Vink, Beer Klaasse, Joop Roelofs en John Frederiksz. John verlaat in de loop van 1972 de band.
In 1972 valt de band voor de 2e maal uit elkaar.
Op de Haagse Beatnach in de Houtrusthal op 13 juni 1980 speelt de band met de oorspronkelijke bezetting (hiervan is in 2005 een DVD uitgebracht). Dit optreden is bedoeld als een éénmalige reünie. Hier komt echter toch een tournee uit voort, die duurt tot 1988.
In 1984 komt Q65 als band weer bij elkaar voor een "back to the sixties" avond. Hier wordt een reeks optredens aan vastgeplakt, die loopt tot in 1987.
Naar aanleiding van het NCRV-programma "Classic Albums" over de LP Revolution, uitgezonden op 12 juli 1997, komen Willem Bieler, Frank Nuyens en Joop Roelofs weer bij elkaar. Door meningsverschillen wilde Peter Vink niet met de andere leden samen in beeld. De beelden van Peter zijn apart opgenomen. Door dit programma wordt geopperd om akoestisch te gaan spelen en in 1997 verschijnt het album Trinity.
Het 1e aQstisch optreden is op 10 november 1997 in de studio van Stads Radio 94 te Den Haag voor het programma Haags Pop Podium van Gerard van den IJssel. SBS6 maakt hier opnames van. Het 1e (slechte) concert is in De Sater te Leidschendam. De band treedt onder andere op bij Kaderock in Den Haag op
6 juni 1998. Joop Roelofs verlaat in januari 1999 de band. Hij wordt vervangen door Derk Groen.
Bij optredens in 2000 bestaat de band uit:
Hans Waterman drums, Dick Schulte Nordholt bas, Derk Groen gitaar, Frank Nuyens gitaar, sax en Willem Bieler zang, mondharmonica
Op 21 november 2000 komt er een definitief eind aan de Q65 door het overlijden van Willem Bieler.
In de totaalperiode van de Q65 hebben de volgende leden ooit meegespeeld:
Willem Bieler (zang, mondharmonica) Joop Roelofs (gitaar) Frank Nuyens (gitaar, sax) Peter Vink (bas) Jay Baar (drums) Beer Klaasse (drums), vervanger van Jay Baar sinds 1970 John Frederiksz (zang), vervanger van Willem Bieler Joop van Nimwegen (gitaar), vervanger van Frank Nuyens Fred van Vloten (drums), vervanger van Jay Baar Eric van de Berk (toetsen, gitaar) Dick Schulte Nordholt (bas) Hans Waterman (drums) Derk Groen (gitaar) Rinus Hollenberg (gitaar) Eric Finck (bas) Rene van Spanje (toetsen) Rob Lauwers (drums) Ron meijjes (gitaar) Henk Smitskamp, Herman Brood (piano), Marco Klein, Len Bouman (bas), Ignas te Wiel (congas)
Vermoedelijk de bekendste Surinaamse muzikant in Nederland. Scoort met name in de jaren zeventig de ene hit na de andere met een mix van vrolijke, Caribisch getinte meezingers en zwoele soulballads.
1943 Oscar Harris wordt geboren op 30 november in Suriname en komt op 20-jarige leeftijd naar Nederland om te studeren.
1965 Begint zijn zangcarrière in The Twinkle Stars, een vanuit Amsterdam opererende Surinaamse groep, waarin eerst Ruud Seedorf en later Billy Jones als tweede zanger actief is
1969 De eerste single T.O.P. levert meteen hit op, waarna het ook met praktisch elke volgende raak is. De populariteit van de formatie bereikt met de topsuccessen Try A Little Love ('70) en Soldiers Prayer ('71) een onbetwist hoogtepunt.
1972 Jones maakt plaats voor de 17-jarige Humphrey Campbell.
1973 Met de hits is het gedaan. Harris trekt daaruit zijn conclusies en begint een solocarrière, die hem na een moeizame aanloop en tijdelijke koppelingen aan zangeressen vanaf 1976 weer regelmatig terugbrengt in de hitparade. Via ereplaatsen op songfestivals in o.a. Bulgarije, Luxemburg en Oostenrijk, alsmede tournees door Duitsland, Scandinavië en Frankrijk, breidt zijn faam zich tevens gestaag over de grenzen uit.
1979 - 1988 The Twinkle Stars dopen zich om tot Thunderstorm en werpen zich op een nieuw, Earth, Wind & Fire-achtig repertoire. Het daaropvolgende jaar beleeft Harris zijn internationale doorbraak met de ook buiten Europa (o.a. Israël, veel Afrikaanse landen en Indonesië) gigantische kraker Song For The Children. Een meerjarig samenwerkings verband met de Haarlemse zangeres Debbie (solohits: Everybody Join Hands en Angelino) pakt vervolgens echter verkeert uit. De hitstroom stokt en Harris raakt langzaam maar zeker uit beeld. Op grond van zijn eerder verworden reputatie ontbreekt het hem evenwel ook dan bepaald niet aan werk en goodwill. Hij treedt veel op in discotheken en voor de radio (begeleid door onder meer het Metropole Orkest) en er blijven regelmatig platen van hem verschijnen. Ook Thunderstorm is nog lang actief, met name in het gala-circuit.
2003 Oscar Harris zingt een duet op de single Lean On Me van de Haagse zanger Sébastiaan.
2005 Oscar Harris werkt mee aan de cd Dutch Rare Food met daarop bewerkingen door C-Mon & Kypski van zogenaamde 'Dutch rare grooves'. Het album is de tweede cd bij de compilatie Dutch Rare Groove die in oktober wordt uit uitgebracht door Supertracks Records in samenwerking met Fonos.nl.
2006 In het kader van Dutch Rare Groove treedt Oscar Harris 12 maart op samen met C-Mon & Kypski, Black Market Audio en DJ en 'funkoloog' Sjeng Stokkink tijdens Weekend van de Nederlandse pop op 3FM Serious Radio.
2007 De stem van Oscar Harris is in februari te horen in Beestenboel, de Nederlandse versie van de Amerikaanse animatiefilm Barnyard: The Original Party Animals.
Martine Catharina Maria Bijl (Amsterdam, 19 maart 1948), is een Nederlands zangeres, actrice, schrijfster en cabaretière.
Bijl werd in 1965 ontdekt door Willem Duys, terwijl ze nog op het gymnasium zat. Ze had vroege hits met 'De makelaar van Schagen' en 'Bloemendaalse bos'. Ze maakte deel uit van de winnende Nederlandse afvaardiging naar het Knokke-festival van 1966 en trad op in een serie eigen televisieprogramma's. Vanaf 1982 stond ze in het theater. Dat Bijl ook wel iets anders kon dan de lieve liedjes uit de jaren '60 bewees ze door enkele komische nummers en een optreden op tv als verslaggeefster Agnes de Boer. Bijl speelde in films als Help, de dokter verzuipt en Vroeger kon je lachen, en presenteerde de quiz Meneer van Dale wacht op antwoord (NET 5). Ook was ze jarenlang panellid in het legendarische Wie van de Drie, onder leiding van Herman Emmink (AVRO). Ze schrijft tevens liedjes en kinderboeken, en treedt weer (net als ze vroeger een tijd heeft gedaan) op in de reclames van Hak. Daarnaast vertaalt ze musicalteksten (o.a. van Aïda, The Lion King, Tarzan en Beauty and the Beast).
Voor haar werk ontving zij een Edison, de Gouden Televizier-ring in 1980, de Johan Kaart Prijs in 1983 en de Scheveningen Cabaretprijs van 1984. In 1998 kreeg Bijl het Gouden Beeld voor haar rol in de comedy Het Zonnetje in Huis. Martine Bijl had een langdurige relatie met de componist Henk van der Molen en is thans al jaren getrouwd met Berend Boudewijn (van der Woude).
Lodewijk Ferdinand Dieben (Den Haag, 19 april 1890 - Zandvoort, 24 juni 1959) beter bekend onder zijn pseudoniem van Lou Bandy was een Nederlandse zanger en conferencier die in de periode tussen de beide wereldoorlogen een van de populairste artiesten van Nederland was. Tot zijn bekendste liedjes behoren: Zoek de zon op, Schep vreugde in het leven en Louise zit niet op je nagels te bijten.
Wortels Bandy, afkomstig uit een Haags arbeidersgezin, werkte als piccolo, huisbediende, straatzanger en als dienstplichtige bij de marine voordat hij in 1915 een serieuze carrière in het variété begon. Aanvankelijk trad hij samen met zijn broer Willy op onder de naam The Bandy Brothers (Bandy is een veramerikaanste omkering van de lettergrepen Die-ben). Al snel bleken de karakters van de broers echter te sterk te botsen om zinvol te kunnen samenwerken; in tegenstelling tot Willy stond Lou bekend als een moeilijk mens.
Lou ging verder onder de naam Lou Bandy. Op 21 juni1921 trouwde hij met de pianiste Eugenie Küch, een Duitse officiersdochter die een grote invloed op zijn carrière zou hebben: ze bracht hem nettere omgangsvormen bij, deed hem het belang van het spreken in beschaafd Nederlands inzien en bezorgde hem zijn eerste lucratieve contracten. Met haar steun wist de Haagse volksjongen zich in de loop der jaren tot in de top van het establishment van artiesten, impresario's en theatereigenaren te werken. In 1927 werd hun dochter Louise geboren.
Bandy als vedette Bandy werd bij het publiek bekend als zanger van vrolijke teksten, meestal van de hand van Ferry van Delden of Philip Pinkhof (alias Rido). Bij personen uit zijn directe omgeving had hij een minder vrolijk imago. De anekdotes waarin Bandy zijn collega's met een zure opmerking schoffeert zijn talrijk en menig Hagenees zou zich Bandy jaren later nog herinneren als een kankâhlijâh die er geen probleem in zag om de spiritusdrinkers op het Haagse Malieveld tegen luttele vergoeding een liedjestekst afhandig te maken.
Vanaf 1931 was Bandy de publiekstrekker voor het revuegezelschap De Nationale Revue dat hij in 1939 verruilde voor Jong Nederland. Al die tijd was zijn strohoed zijn handelsmerk. Verder stond hij bekend om de goocheme kwinkslagen die hij tussen de liedjes door maakte. Hij improviseerde vaak en wist - als een standup comedian avant-la-lettre - vaak de lachers op zijn hand te krijgen. Grove teksten schuwde hij daarbij niet. Een mevrouw die te laat binnenkwam begroette hij met de volgende woorden: "Hé Marie, leuk dat je ook komt, Ik had je met kleren aan niet zo gauw herkend."
Als artiest was Lou Bandy veelzijdig. Hij nam als zanger grammofoonplaten op, speelde mee in een paar Nederlandse speelfilms. In de eerste, Het meisje met den blauwen hoed uit 1934, speelde hij zelfs een dubbelrol. Fien de la Mar en Cees Laseur speelden een rol in zijn tweede film Het leven is niet zoo kwaad uit 1935. Maar bovenal was Bandy een revue-artiest.
Tweede Wereldoorlog In 1940 kocht hij een villa in Doorn. Hij vertoefde daar graag en richtte de woning in met onder andere een collectie schilderijen van Nederlandse meesters.
Wat zijn opstelling in de oorslogsjaren is geweest blijft onduidelijk. Begin 1941 nam Bandy zitting in een adviesraad voor de vakgroep Kleinkunst, die moest adviseren over een door de Duitsers ingesteld instituut, de Kultuurkamer. Deze actie werd Bandy kwalijk genomen. Waarschijnlijk had hij zich in zijn onnozelheid in dit soort zaken gestoken, want tijdens zijn optredens liet hij zijn anti-Duitse gevoelens blijken door het zingen van vaderlandslievende liedjes.
In 1942 werd Bandy wegens anti-Duitse provocatie gearresteerd. Hij had namelijk tijdens een optreden het manke loopje van Seyss-Inquart geïmiteerd. Tussen het publiek aanwezige N.S.B.-ers meldden het voorval aan de bezetter. Hij bracht een nacht door in de gevangenis van Scheveningen en werd later overgebracht en gedetineerd in een gijzelaarskamp in Haaren. Door een hartkwaal te simuleren kwam hij vrij. Hij schreef bovendien een onderdanige brief aan de bezetter met het verzoek om weer te mogen optreden.
Korte tijd later werd hij opnieuw gearresteerd en overgebracht naar een gijzelaarskamp. Daar deed hij een zelfmoordpoging. Na verpleging kwam hij rond Kerstmis 1942 weer thuis. Hij kreeg huisarrest en moest in Doorn blijven. Hierdoor trad hij tijdens de resterende oorlogsjaren niet meer op.
In 1944 kreeg hij opnieuw tegenslagen te verwerken. Zijn vrouw Eugenie overleed in februari en zijn broer Willy Derby in april. Bij de begrafenis van zijn broer veroorloofde Bandy zich in zijn afscheidstoespraak enkele vulgariteiten, verwijzend naar het feit dat Derby tijdens het bedrijven van de liefde was gestorven. De aanwezigen waren geshockeerd.
De brief aan de bezetter en zijn betrokkenheid bij de Kultuurkamer leidden er na de oorlog toe dat Bandy door sommigen als 'fout' werd gezien. Tijdens zijn come-backoptreden op 23 juni 1945 in het Concertgebouw in Amsterdam verscheen zelfs een afvaardiging van de Binnenlandse Strijdkrachten op het podium om Bandy te arresteren. "Als ik iets misdaan heb, stenig mij dan!", riep Bandy de zaal in. Diverse aanwezigen bemoeiden zich ermee. Het resultaat was dat men, in afwachting van nader onderzoek, van arrestatie afzag. Uiteindelijk werd Bandy de gewraakte brief vergeven, omdat deze vermoedelijk onder grote druk was geschreven. Ook de medewerking van het gros der Nederlandse artiesten aan de Kultuurkamer werd na de oorlogsjaren met de mantel der liefde bedekt.
Nadagen Na de oorlog bleef Bandy nog jaren een van Nederlands populairste artiesten maar in de jaren vijftig bleken zijn hoogtijdagen voorbij. De grote revues waarin hij altijd had geschitterd waren niet meer gewild en Bandy moest zich tevreden stellen met kleinere optredens in het schnabbelcircuit. Daarnaast trad hij regelmatig op in het populaire radioprogramma De bonte dinsdagavondtrein.
Bandy's behoefte om jonge meisjes aan de haak te slaan drong zich steeds nadrukkelijker op de voorgrond. Dat hij tijdens zijn huwelijk op dit gebied al aan een sterke amoureuze veroveringsdrang had geleden was een publiek geheim, maar nadat zijn vrouw in 1944 was overleden resulteerden zijn escapades zelfs in twee kortstondige huwelijken: van 27 juli 1948 tot 9 maart 1949 met Sinia Franke (1925-1975) en met de 18-jarige Carla van den Hurk (1933-1958), van 15 augustus 1952 tot 16 april 1958. In beide partners vond de narcistische Bandy echter niet de kritiekloze bewonderaars waar hij naar zocht en ook door het publiek werd hij niet meer op handen gedragen. Zijn onzekerheid sloeg om in regelrechte podiumangst. Na de scheiding van Carla belandde hij enige tijd in een psychiatrische kliniek. De laatste maanden van zijn leven woonde hij alleen in een flat in Zandvoort, waar hij in 1959 zelfmoord pleegde. Hij werd in Doorn naast zijn eerste vrouw begraven.
De populairste Hawaiian-band van Nederland, met Bill en Mary Buysman als vaste kern.
1934 - 1939 In de jaren twintig bereikt Hawaiianmuziek Nederland, via Nederlands Indië. De Hawaiiaanse steelgitaar speelt een centrale rol in deze, voor Nederlanders zeer exotisch klinkende muziek. Vanaf de jaren dertig steken meer en meer Hawaiian-orkestjes de kop op, van zowel Nederlandse als Indische origine. Ook Rotterdammer Bill Buysman besluit om een Hawaiian band te beginnen. Op 26 juni 1934 doen zijn Kilima Hawaiians, dan nog als trio, een eerste optreden voor KRO-radio. Naast Buysman bestaat de groep dan uit Smoke van der Elst en Willem Ruivenkamp. De populariteit van het genre blijft gestaag groeien.
1940 - 1945 Vanaf het begin van de oorlog is jazz verboden, met als gevolg dat de Hawaiianmuziek zich explosief uitbreidt. De Engelse taal wordt echter ook verboden, waardoor de bands genoodzaakt zijn om Nederlandse bewerkingen te maken. De Kilima Hawaiians spelen een pioniersrol in het ontstaan van de 'Nederhawaiian'. Mary Buisman, Bill's vrouw, wordt de zangeres van de band. Vic Spangenberg is tijdens de oorlogsjaren de Hawaiiangitarist van de groep. Na zijn intrede worden de eerste platen gemaakt. Spangenberg zit in het verzet en moet in november 1944 bezet Nederland ontvluchten. Voor Amerika werkt hij als oorlogsvrijwilliger en raakt hij vier keer gewond.
1945 - 1949 Na de oorlog en tijdens de strijd tot behoud van Indië beleeft het genre Nederhawaiian een ware hausse. Kort na de oorlog zijn er ongeveer 600 Hawaiianbands die regelmatig optreden. De Kilima Hawaiians zijn veruit de beroemdste, ze vullen grote zalen zoals het concertgebouw in Amsterdam. Vic Spangenberg wordt in 1945 vervangen door Theo Ehrlicher (4 april 1916). Om de mensen meer waar voor hun geld te geven, breiden ze hun repertoire uit met cowboy-, Indische en Zuid-Afrikaanse liedjes. Bill Buysman brengt ook onder de naam Bill Kilima & His Singing And Swinging Cowboys singles uit.
1950 - 1957 De populariteit van de Kilima Hawaiians en de 'Nederhawaiian' in het algemeen is over hun hoogtepunt heen.
1958 - 2000 Theo Ehrlicher verlaat de groep, Buysman vindt een vervanger in de persoon van Rudi Wairata. Met Wairata wordt in 1959 het 25-jarige jubileum gevierd, waarbij de band wordt voorgesteld aan de prins en de koningin. Wairata verlaat de band echter weer na anderhalf jaar. Door de opkomst van rock-'n-'roll en later de beatmuziek daalt de populariteit van de Kilima Hawaiians tot een dieptepunt. De groep speelt nog wel live, ondermeer voor ongeveer 16.000 mensen tijdens een festival in Duitsland. Tot 1964 maakt steelgitarist Frans Doolaard deel uit van de band. Eind jaren zestig graaft de NCRV de band weer op en gaat opnames met ze maken. Vanaf 1970 nemen ze nog een aantal platen op, zij het zonder veel succes. In de decennia die volgen, verschijnt zo nu en dan een compilatie-album, verder wordt weinig meer van de band vernomen. Coy Pereira brengt in 1983 de soloplaat Sweet Sweet Steel Guitar Series No. 9 uit. Bill Buysman overlijdt in 1991. Zijn broer Luut is samen met onder andere Van Oirschot te horen op de cd The Spirit Of Aloha die eind jaren negentig verschijnt op het label Top Records.
2002 Mary Buysman overlijdt zondag 17 februari op 86 jarige leeftijd.
2004 Gitarist en zanger Luut Buijsman overlijdt op donderdag 8 april op 79jarige leeftijd in zijn woonplaats Rotterdam.
2005 Coy Pereira overlijdt op 12 april. Hij is 85 jaar oud geworden. De enige twee nog levende bandleden in 2005 zijn Vic Spangenberg (84) en Theo Ehrlicher (89). Ehrlicher geeft nog altijd gitaarles in zijn huis in de Haagse Zuiderparkbuurt.
2007 11 juli overlijdt Theo Ehrlicher op 91-jarige leeftijd in zijn woonplaats Den Haag.
De band werd in 1972 opgericht door Ton Scherpenzeel (toetsen), Pim Koopman (drums), Max Werner (zang), Jean Michel Marion (basgitaar) en Johan Slager (gitaar). In datzelfde jaar werd Marion vervangen door Cees van Leeuwen.
Met hun eerste twee albums (See see the sun en Kayak II) behaalde de band enkele kleine nationale successen. In 1975 stapte Van Leeuwen uit de band en werd vervangen door Bert Veldkamp. Hierop volgde de opname van Royal bed bouncer. In datzelfde jaar leverde de band een bijdrage voor het Boekenweekgeschenk, het album Zing Je Moerstaal. Kayak vertolkte het gedicht 'Boezem' van Harry Mulisch op muziek van Ton.
Na de opnamen van The last encore verlieten Koopman en Veldkamp de band. Koopman scoorde vanaf 1978 een aantal grote successen met zijn band Diesel. Daarnaast was hij producent van het duo Maywood. Vervangers in Kayak waren Charles Schouten en Theo de Jong. De grootste hit tot dan toe werd behaald met de gelijknamige single van het album Starlight dancer. Ondanks dit succes stapten de nieuwste bandleden Schouten en De Jong uit de band. Werner gaf aan de microfoon in te willen ruilen voor de drumstokjes. Edward Reekers, die al jaren fan van de groep was, werd de nieuwe zanger, Peter Scherpenzeel (de broer van Ton en voorheen roadie van de band) de nieuwe bassist en meteen werden er ook maar twee achtergrondzangeressen aangenomen: Irene Linders (popjournaliste en partner van Ton Scherpenzeel) en Katherine Lapthorn. Dat dit een goede beslissing was, bleek uit het enorme succes dat de band had met het album Phantom of the night en dan vooral met de single Ruthless queen die een zesde plaats haalde in de Nederlandse top-40.
In 1980 leverde de band de titelmuziek bij de film Spetters van Paul Verhoeven (het nummer Spetters, dat als Lost blue of Chartres op het album Persicope life verscheen).
In 1981 werd de rock-opera Merlin opgenomen die een zijde van het gelijknamige album inneemt. Hoewel dit album als een van de beste van de band bekend staat behaalde het nauwelijks commercieel succes. De achtergrondzangeressen verlieten de band en na de opname van Eyewitness leek het einde van de band een feit. Scherpenzeel richtte in 1982 de band Europe op (niet te verwarren met de gelijknamige Zweedse groep), met daarin nog enkele ex-leden van Kayak, waarmee een album werd opgenomen. Het grote succes bleef echter uit en Europe werd in 1984 ontbonden. Ton Scherpenzeel speelde daarna enige tijd bij de Britse band Camel en werd later de muzikale begeleider van cabaretier Youp van 't Hek.
Nieuwe impuls Na een korte reünie voor het televisieprogramma Classic Albums in 1997 kreeg de band een echte nieuwe impuls in 1999 toen de band door De Kast werd gevraagd als gast-band met hen op te treden. In 2000 kwam het album Close to the fire. Inmiddels bestond de band uit Scherpenzeel, Werner (weer als zanger), Veldkamp, Koopman en Rob Winter. Voor de optredens werd een tweede zanger aangenomen: Bert Heerink. Aan het einde van het jaar stapte Werner definitief uit de band en Heerink werd de nieuwe lead-zanger. Een nieuw bandlid werd gevonden in Rob Vunderink die gitaar speelde en de tweede zanger werd.
In 2001 kwamen twee nieuwe albums uit: Chance for a LIVE time (een live-album) en Night vision. In 2003 werd het album Merlin opnieuw opgenomen onder de naam Merlin: Bard of the Unseen (met een aantal nieuwe nummers) en volgde een theatertournee. Winter was inmiddels vervangen door Joost Vergoossen, en een extra zangeres werd gevonden in Cindy Oudshoorn. In 2003 werd ook een dubbel-DVD uitgebracht met opnamen van de tournee.
In 2005 bracht de groep een nieuwe rockopera uit: Nostradamus: Fate of Man. Deze rockopera verscheen in zijn geheel op een dubbel-CD, en in een ingekorte versie op een enkele CD: Excerpts from Nostradamus en werd gevolgd door een theatertournee, waaraan ook Edward Reekers, die al eerder zanger was bij Kayak, en Syb van der Ploeg, zanger van De Kast, deelnemen. Bert Veldkamp werd bij het begin van deze tournee vervangen door Jan van Olffen. Andere rollen waren weggelegd voor Monique van der Ster, Marc Dollevoet, Marjolein Teepen en Marloes van Woggelum. In december 2005, vlak voor de aangekondigde opnames van een DVD met de Nostradus-show, maakte Bert Heerink bekend uit de band te stappen.
In 2006 kondigde de band een akoestische tournee aan die van start is gegaan op 24 augustus van dat jaar. Edward Reekers keert terug als leadzanger van Kayak, maar deelt deze post met Cindy Oudshoorn. Van deze akoestische tournee is in 2007 een live-CD uitgebracht onder de naam KAYAKoustic live. Eind 2007 zal een nieuwe studio-CD worden uitgebracht: Coming up for air. Begin 2008 gaat de band op The anniversary tour ter gelegenheid van het 35-jarig jubileum van de band.
Voormalig manager Frits Hirschland werd in 1986 woordvoerder van het Junglecommando van Ronnie Brunswijk. Ex-bassist Cees van Leeuwen werd in juli 2002 staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen voor de LPF in het kabinet-Balkenende I.
In de periode 1959 tot 1965 weet de Haagse Johnny Lion nationale en internationale bekendheid te verwerven met zijn begeleidingsband The Jumping Jewels. Muziek en imago zijn gemodelleerd naar Cliff Richard & The Shadows. Vanaf 1965 gaat Lion solo en scoort hij een aantal Nederlandstalige hits. Als het succes vanaf 1968 uitblijft opent Lion een boetiek en stort hij zich op fotograferen en acteren. Lion is te zien in vele Nederlandse films en televisieseries.
1959 - 1965 Jan van Leeuwarden is in 1959 zanger van een schoolband in zuid-Den Haag, genaamd Johnny & His Jewels. In deze periode spelen ze op vele feestjes en in Haagse clubs. Wasserijhouder Herman Batelaan werpt zich op als manager en geeft de groep een nieuwe naam: Johnny Lion & The Jumping Jewels. Ze putten dan voornamelijk uit buitenlands repertoire.
1962 Als Lion in 1962 uit dienst komt begint het succes. Ze scoren in Frankrijk een hit met het nummer Guitar Tango van The Shadows (nog voordat The Shadows er in eigen land een hit mee scoren).
1963 Johnny Lion & The Jumping Jewels spelen in 1963 op het Grand Gala du Disque.
1964 In 1964 doen Lion en de band een tour in Azië, met meerdere top tien-noteringen als resultaat. Ook in Nederland behalen ze in 1964 hun eerste top 40-notering met het nummer You've Done It Again.
1965 In 1965 begint het te rommelen binnen de band Lion besluit solo te gaan. Als de Jumping Jewels met Rob de Nijs (die op zijn beurt ruzie had gekregen met The Lords) gaan optreden, is Lion razend. Toch staan De Nijs én Lion, begeleid door de Jumping Jewels, in 1966 samen te zingen in de circustent van Toni Boltini. Als na een ruzie blijkt dat manager Batelaan de rechten op de naam bezit, gaan de Jumping Jewels verder onder de naam Jay-jay's, zonder Lion en zonder Batelaan. Inmiddels alleen én Nederlandstalig scoort Lion in 1965 een grote hit met het nummer Sophietje, een liedje waar vriendin en zakenpartner Sophie van Kleef model voor staat. De zanger wordt live terzijde gestaan door The Young Ones, het latere Chapter II.
1966 In 1966 doet hij dit nog eens dunnetjes over met het nummer Tjingeling. In de jaren die hierop volgen brengt hij nog enkele singles en LP's uit, maar het succes blijft uit. Lion opent samen met zijn vriendin en ontwerpster Sophie van Kleef de kledingboetiek 'Sophie en Johnny' aan de Oude Leliestraat in Amsterdam waar ook nationale en internationale popartiesten vaste klanten zijn. Lion houdt zich ook bezig met fotografie en acteren.
1967 Johnny Lion speelt een rol in een speelfilm: Liefdesbekentenissen van Wim Verstappen (ook met Ramses Shaffy).
1969 Aan het eind van het jaar verbreken Sophie van Kleef en Lion hun relatie en houdt hun gezamenlijke Amsterdamse kledingboetiek op te bestaan.
1970 Johnny Lion neemt een nummer op met Albert Mol, getiteld Janneke.
1981 Lion komt met een nieuwe single en LP, beiden getiteld Heel Bijzonder. Deze comeback-poging, waarbij voornaam Johnny is ingeruild voor John, komt niet van de grond.
1983 Lion schrijft de titelsongs voor twee Nederlandse films, te weten Brandende Liefde en Overvallers In De Dierentuin. Het nummer Brandende liefde bereikt in oktober de tipparade.
1987 Vanaf 1987 werkt Lion aan een tweede comeback, met Joop Oonk (voormalig bassist van Jumping Jewels, later echtgenoot van Willeke Alberti en manager van Rob de Nijs) als zijn manager. Het album is simpelweg getiteld John Lion, en de single Alleen In Dallas haalt in 1988 de tipparade. Eind jaren tachtig doet hij samen met de Jumping Jewels een serie concerten voor Veronica-programma Goud Van Oud. Daarnaast is Lion te zien in TV-films.
1998 Johnny Lion speelt een rolletje in Siberia, een film van Robert-Jan Westdijk. Met zijn Jumping Jewels is Lion nog steeds te boeken.
1999 Johnny Lion werkt als freelance-journalist voor o.a. Sijthof Pers.
2000 Johnny Lion doet vijf shows samen met de Haagse cabaretier Sjaak Bral.
2001 Lion zingt enkele Haagse liedjes en doet korte sketches op de door Sjaak Bral samengestelde verzamelcd Alle 13 Haags.
2002 Lion wordt perschef van het Staatscircus van Moskou-Holiday en doet interviews voor het blad van de SENA. Hij speelt een slachtofferrol in de speelfilm Van God Los.
2005 Johnny Lion vertolkt tijdens de Haagse Beatnach op Parkpop zijn grote hit Sophietje.
2006 Lion is te zien in de documentaire Jazz Is My Religion van Gerard Wessel over dichter en jazzfanaat Jules Deelder. In een van de scènes bezoekt hij samen met Deelder Duitse bunkers langs het strand en zingt hij het lied M'n Bunker.
Jack de Nijs (Tjimahi, 18 juli 1941 - Rotterdam, 26 mei 1997) was een Nederlands zanger, componist en producer van lichte muziek die voor nationale en internationale artiesten werkte. Als zanger is hij bekend geworden onder het pseudoniem Jack Jersey.
De Nijs werd geboren te Tjimahi bij Bandung (Nederlands-Indië) als zoon van een militair bij het KNIL. Als kind speelde hij al mee met een plaatselijk orkestje. In 1951 repatrieerde het gezin De Nijs naar Nederland waar het een jaar in het Ambonezenkamp te Wouw woonde en zich in 1952 te Roosendaal vestigde. De Nijs volgde de HBS en richtte The Dixy Stampers op, een dixielandorkestje. Na de HBS wilde hij de muziek in, maar zijn vader was tegen. Zo kwam De Nijs in 1959 op de Hogere Hotelschool in Maastricht terecht. Hier begon hij een kwartet onder de naam The Four Sweeters. De groep werd ontdekt door een grammofoonplatenhandeaar in Maastricht, die de groep vier nummers van De Nijs liet opnemen. Succes bleef echter uit. Terug in Roosendaal begon De Nijs met Cor van Leest het op de Everly Brothers geïnspireerde duo Jack & Woody. Weer werden vier nummers opgenomen, en weer bleef succes uit. Vervolgens formeerde hij Jack Dens & The Shallows. In 1963 ging de band in gewijzigde bezetting verder als The Firestrings en in 1964 als The Flames. De Nijs zat inmiddels in militaire dienst en werd bij optredens vaak vervangen. In 1965 ging hij als beroepsmuzikant met The Rhythm Brothers in Duitsland optreden. Van 1965 tot 1967 maakte De Nijs deel uit van de formatie The Loosers.
Hij trad in het huwelijk, en nam een baan aan bij Philips. Omdat hij toch in de muziek wilde blijven werken solliciteerde hij bij diverse platenmaatschappijen als producer, tot Polydor hem aannam. De Nijs schreef in 1969 zijn eerste top 40 hit, het liedje Oh Antoinette, voor de zanger Leo den Hop. Daarna volgen achter elkaar meerdere hits, waaronder Gina Lollobrigida (over de gelijknamige actrice) van Tony Bass en De fles van Jan Boezeroen. Zelf probeerde hij als Nederlandstalige zanger een hit te maken, maar dat lukte niet echt. In 1971 had hij een Engelstalig hitje onder de artiestennaam Ruby Nash.
Hij besloot voortaan in het Engels te zingen en veranderde zijn artiestennaam in Jack Jersey (de achternaam ontleende hij aan het eiland Jersey). Zijn nummer I'm calling werd in 1973 alarmschijf bij de populaire zeezender Radio Veronica. Het gevolg was een hele reeks van hits, zoals: In The Still Of The Night, Papa was a poor man en Sri-Lanka ... my Shangri-Lah. In 1974 stond zijn album In The Still Of The Night in de Album top 10. De Nijs nam songs op met de wereldberoemde The Jordanaires, de begeleidingsgroep van Elvis Presley.
In die tijd ontdekte hij de talenten van Nick Mackenzie en André Moss, artiesten die in 1973 en '74 grote hits scoorden.
Hij verscheen geregeld op de Nederlandse televisie met muziek specials opgenomen in diverse landen zoals: Sri Lanka, Mexico, Indonesië, Spanje, België, Bulgarije, Tunesië en Nederland. In 1976 werd Jack Jersey uitgeroepen tot populairste artiest van Nederland, een gedeelde eerste plaats met André van Duin.
De Nijs overleed op 55-jarige leeftijd in het Dijkzigt Ziekenhuis te Rotterdam aan slokdarmkanker. Zijn muziek wordt nog steeds door nationale en internationale artiesten opgenomen.
Begin 2007, tien jaar na diens dood, verscheen de CD & DVD 'Asian Dreams'. Een compleet overzicht van zijn liedjes. Op de dvd staat het reisverslag dat Jersey in 1977 maakte voor de AVRO televisie.
Hendrika David (Rotterdam, 13 februari 1888 Naarden, 14 februari 1975) was een Nederlandse variété-artieste die vanaf 1907 tot aan haar dood onder de naam Henriëtte Davids carrière maakte als zangeres en bijdehante grappenmaakster. Ze was het bekendst onder de naam Heintje Davids.
Tot haar bekendste liedjes behoren: Zandvoort aan de Zee, Draaien en Omdat ik zoveel van je hou (een duet met Sylvain Poons.)
Na haar officiële afscheid in 1954, maakte Heintje Davids al snel haar comeback. Tot ver in de jaren zestig bleef ze optreden, waarbij ze regelmatig aankondigde dat dit echt de laatste keer was. In de volksmond is 'Heintje Davids' sindsdien een aanduiding voor iemand die voortdurend afscheid neemt.
Heintje Davids was de jongste telg uit een eenvoudig gezin. Haar vader Levie David was komiek en caféhouder en haar moeder Francina Terveen was dienster. Zowel haar broers Louis en Hakkie als haar zus Rika traden op als het Familie-theater Davids en gebruikten deze ervaring als springplank voor een theatercarrière. Heintje - klein, dik en bedeeld met een kolderiek aandoend stemgeluid - werd door haar ouders ongeschikt bevonden om aan het familie-theater deel te nemen. Overtuigd van eigen kunnen maakte ze vanaf 1907 zelf carrière als komisch revuezangeres. Vanaf 1910 trad ze samen met haar broer Louis op. In 1914 trouwde ze met de journalist/theatertekstschrijver Philip Pinkhof.
Tot aan de Tweede Wereldoorlog trad Heintje Davids op in diverse revues. Ze werkte ook mee aan de speelfilmversie van de volksmusical De Jantjes (1934). Tijdens de oorlog zat ze op diverse plaatsen ondergedoken. Ze was de enige van de joodse familie Davids die de oorlog overleefde: Rika en Hakkie stierven in Duitse concentratiekampen; Louis was vlak voor het uitbreken van de oorlog al overleden.
Na de bevrijding bleef Heintje Davids het repertoire van voor de oorlog uitdragen. In 1948 schonk de gemeente Rotterdam haar uit erkentelijkheid voor de verdiensten van de familie Davids voor het theaterleven, een ring die sindsdien bekend staat als de Louis-Davidsring. Tijdens haar officiële afscheid in 1954 gaf ze deze ring door aan cabaretier Wim Kan, die hem op zijn buurt in 1976 doorgaf aan zanger Herman van Veen.
Toen haar echtgenoot kort na haar afscheid van het podium overleed, maakte Heintje Davids haar inmiddels legendarische comeback.
Eén van Nederlands eerste psychedelische groepen, die eind jaren zestig twee LP's maakt die voor Hollandse begrippen goed verkopen. Group 1850 was ook één van de eerste bands die de LP als op zichzelf staand medium gebruikte. De muziek is niet zoals bij veel tijdgenoten gebaseerd op Engelse beat, maar haalt de inspiratie eerder bij Amerikaanse psychedelische en experimentele groepen als Frank Zappa & The Mothers Of Invention, Westcoast Pop Art Experimental Band en The Electric Prunes. In het werk van Group 1850 kom je van alles tegen: overstuurde gitaren, experimenten met vreemde klanken, meerstemmige zang, snel wisselende ritmes, tapeloops en andere trucs met bandrecorders (stemmen op verschillende snelheden), gregoriaans aandoende koren en zang, blazers enzovoorts. De teksten komen voort uit een door de flower power aangewakkerde belangstelling voor mystiek en het idee dat alles kan. De nodige geestverruimende middelen worden gebruikt bij het componeren en uitvoeren van de muziek. Peter Sjardins problemen met de psychedelische lekkernijen zijn mede verantwoordelijk voor het feit dat de groep regelmatig uit elkaar viel of tijdelijk op non-actief stond. Na 1974 is Group 1850 meer een project rond Peter Sjardin dan een vaste band. Group 1850 is dan eigenlijk al lang over het hoogtepunt heen en na 1976 wordt niets meer geproduceerd onder die naam.
1966 Group 1850 (soms ook gespeld als Groep 1850) komt voort uit de Haagse band Klits (een inkorting van klitoris). Aanvankelijk verandert alleen de bandnaam, maar met de komst van Ruud van Buuren, Daniël van Bergen en Beer Klaasse en in het begin nog even Rob de Rijke (bas en fluit) en onder leiding van Peter Sjardin krijgt Groep 1850 zijn eigen vorm. Bij het eerste optreden in maart in het Scheveningse Casino trapt Peter Sjardin zijn orgel in elkaar. Dat doet veel stof opwaaien in de Haagse media, zodat de band meteen naam maakt als woeste underground-band. Voor Paul Ackets Yep label neemt de groep de single Misty Night op.
1967 Mede door de bijzondere livereputatie wordt er veel opgetreden, ook in het voorprogramma van gevestigde buitenlandse acts als The Troggs, The Kinks, The Rolling Stones en hoogtepunt voor de leden zelf als opwarmer voor Frank Zappa & The Mothers Of Invention in het Amsterdamse Concertgebouw op 24 september. Inmiddels heeft het viertal een langlopend contract met Philips afgeloten. Voor die maatschappij worden de singles I Know (La Penseé) en Mother No-head opgenomen. Het laatste nummer is een vrije bewerking van Vader Jacob, met onder andere vocalen van de producer uit die tijd Hans van Hemert en Het Urker Mannenkoor, de single wordt eind van het jaar een bescheiden hit.
1968 De groep speelt mee in de in Amsterdam opgenomen Italiaanse maffiafilm Amore Matto Amore. De single Zero brengt het niet verder dan de tipparade. Met de release van Agemo's Trip To Mother Earth vestigt de groep haar naam. Voor de teksten is samengewerkt met dichter Hans Wesseling die ook een aantal teksten voordraagt. Het is Nederlands eerste concept-elpee. Met name het ruim dertien minuten durende nummer I Put My Hand On Your Shoulder is voor die tijd behoorlijk experimenteel en zit vol met ongebruikelijke ideeën. De plaat verkoopt erg goed. Aan het einde van het jaar komt het tot een breuk in de band, Klaasse, Van Buuren en Van Bergen herformeren samen met zanger Jack Eckhardt de formatie Boots en Sjardin vertrekt naar Amsterdam. De single We Love Life is nog wel in de originele bezetting opgenomen maar haalt de Top 40 niet.
1969 In Amsterdam zet Peter Sjardin samen met gitarist Dave Duba en bassist Dolf Geldof (die beiden afkomstig zijn uit Burning Sun) en de van o.a. Hans Dulfer bekende drummer Martin van Duynhoven een nieuwe Group 1850 op. Ook Daniël van Bergen keert na zijn avontuur bij Boots in het oude nest terug. In die bezetting maakt de formatie de single Pipeline, die niets doet en de LP Paradise Now die voor Nederlandse begrippen uitstekend verkoopt. Er worden meer dan 40.000 exemplaren van verkocht en de plaat is later zowel in Nederland als Engeland een gewild verzamelaarsobject met de bijhorende hoge prijs. Paul van Wageningen vervangt Martin van Duynhoven en Daniël van Bergen verlaat de groep, met deze bezetting en met behulp van conga-speler Neppy Noya worden live-opnamen gemaakt die pas in 1975 als Group 1850 Live zullen uitkomen. Sjardin bespeelt dan al de Organiser, een zelfgebouwde synthesizer.
1970 Peter Sjardin gaat steeds meer zijn eigen gang, daarbij is Group 1850 meer een los/vast project aan het worden dan een vaste band. Sjardin ontwerpt een bij de BUMA/STEMRA gedeponeerde alternatieve muzieknotatie. Er wordt nauwelijks meer opgetreden en de bezetting bij de optredens wisselt regelmatig. Ook is er geen sprake meer van een vaste platenmaatschappij, de single Don't Let It Be verschijnt bij Action, de achterkant wordt later in het jaar als a-kant opnieuw uitgebracht bij Intertone, in beide gevallen zonder veel succes.
1971 De single Fire wordt uitgebracht, maar doet totaal niets. Peter Sjardin werkt de rest van het jaar aan een tweeëneenhalf uur durend theaterstuk. Het stuk dat met subsidie van de Haagse gemeente tot stand is gekomen wordt in 1972 in het Hot-theater opgevoerd.
1974 Steeds meer is Group 1850 een los/vast project, Sjardin werkt grotendeels alleen, soms laat hij zich bijstaan door groepsleden en verschillende gastmuzikanten. Zo komt de met veel tamtam aangekondigde plaat Orange Up-stairs-First Experience uit, dit is een soort Oranje Boven project, waarbij gastmuzikanten als Hans Dulfer, Barry Hay en Nippy Noya aanwezig zijn. De plaat wordt door de critici de grond ingeboord.
1976 Wederom komt er een live-LP uit met oud materiaal: Live On Tour. Er is nauwelijks belangstelling voor het product, wat te verklaren is doordat de groep live vaak veel te langdradig is.
1979 - 1981 Na een handtekeningenactie van fans wordt de LP Paradise Now opnieuw uitgebracht. Peter Sjardin ziet hierin aanleiding zich na jaren stilte weer aan het front te scharen. Zijn comeback-band heet Sjardin's Terrible Surprise (ook wel STS). In deze band zitten verder Wouter Planteijdt (gitaar, later in Sjako!), Kees van der Vooren (bas), Wilfred Versnellens (drums) en zangeressen Ella Elbersen en Robbie Smits (later bij Herman Brood). De groep trekt een tijdje door het clubcircuit, met snel opvolgende bezettingswisselingen, maar maakt geen studio-opnamen. Wel verschijnt in 1982 Live 1, een chaotische live-plaat, die door de critici gekraakt wordt. De band is dan alweer omgedoopt in S.I.X. (Sjardin's Invisible X-Factor), maar het mag allemaal niet meer baten. Sjardin's tijd is voorbij. Hij trekt zich terug uit de muziek en leidt een kluizenaarsbestaan.
Populair en veel besproken echtpaar, dat na een aantal hits met levensliederen steeds meer religieus getinte muziek maakt om vervolgens uit het zicht van het grote publiek te raken. Keert begin jaren negentig zonder noemenswaardig succes terug in de schijnwerpers.
1963 Terwijl de meest bekende hits worden gescoord als eeuwig glimlachend duo, is het een solo-actie van Gert Timmerman die de basis legt voor een van de meest consistente muziekcarrières in de Nederlandse popmuziek. Timmerman lanceert zijn eerste succesnummer in het voorjaar van 1963, als hij met de Duitse schlager Blumen Von Tahiti acht maanden lang in de hitparade zwerft en uiteindelijk de nummer één positie bereikt. Gerts naam is in een klap gevestigd. Nog hetzelfde jaar haalt hij zijn meisje op het podium om als duo de tweede plaats van de hitparade te bereiken met een nummer dat ze hun leven lang moeten meetorsen: Ik Heb Eerbied Voor Jouw Grijze Haren (met Tommy Setthewes). Daarna volgen nog twee grote solohits (Nimm Deine Weisse Gitarre en Een Moederhart) alvorens Gert definitief door het publieke leven besluit te gaan als de mannelijke helft van het artiestenechtpaar Gert & Hermien.
1964 Eind 1964 - Gert heeft dan al vier top tien hits gescoord voor Telefunken - maakt het duo de overstap naar CNR en zingen ze het door Addy Kleijngeld geproduceerde liedje In Der Mondhelle Nacht naar de sterren. Gert & Hermien blijken een grote aantrekkingskracht uit te oefenen op de al wat oudere platenkoper en bezorgen CNR in de jaren zestig het ene succes na het andere. Het duo ontwikkelt een geheel eigen stijl - gezellig en makkelijk mee te zingen - en laat niet na publiekelijk hun grote inspiratiebron te bedanken voor alle zegeningen. Het legt het duo geen windeieren. In 1967 en 1968 ontvangt Gert Timmerman op de Midem in Cannes een onderscheiding als bestverkopende artiest in zijn eigen land.
1970 Aan het eind van de jaren zestig stokt de hitmachine. De verschijningen als duo worden minder talrijk, wat Hermien de tijd geeft zich te wijden aan de opvoeding van de kinderen. Gert brengt vier solo-singles uit, waarvan alleen Brandend Zand een hit wordt.
1972 Gert schrijft de muziek voor de speelfilm Body And Soul van René Daalder. Hij onvangt hiervoor de 1e Prijs tijdens het Benelux Festival voor Filmmuziek. Eind 72 pikken Gert en Hermien de draad weer op met de single Shalalie Shalala (Alle Duiven Op De Dam). Het nummer maakt ze bekender dan ooit, maar is vreemd genoeg geen grote hit.
1974 Het Christelijk geloof speelde al eerder een rol in het werk van Gert & Hermien, maar in 1974 worden ze naar eigen zeggen bekeerd. Ze besluiten het vluchtige hitsucces te laten voor wat het is en alleen nog tijdens religieuze bijeenkomsten op te treden. Vier albums achtereen haalt het stel goede verkoopcijfers met blije muziek die allengs meer en meer religieus getint wordt. Het bezorgt Gert & Hermien een grote populariteit bij Christelijk Nederland. Die wordt nog eens verstevigd met tv-optredens bij de Evangelische Omroep en diverse op televisie uitgezonden verslagen van reizen door Israël. Het seculiere deel van de luisteraars krijgt echter steeds minder zicht op de verrichtingen van het duo. Na de elpee Kerst Met Gert & Hermien in 1975 lukt het niet meer om buiten de religieuze kring te scoren.
1993 Bijkans vergeten, staan Gert & Hermien begin jaren negentig plotsklaps weer in het middelpunt van de belangstelling. Ze hebben met de kerk gebroken en hebben twee dochters (Sandra en Sheila) die gezien mogen worden en in de groep She She zingen. De terugkeer leidt tot een remake in house-stijl van Shalalie Shalala, een eenmalige podiumsamenwerking met Normaal en diverse optredens in talkshows waarin vooral Gert verklaard dat God goed is, maar dat zijn kerk nauwelijks wil deugen. Als de dochters Timmerman vervolgens bloot poseren voor een tijdschrift en vader Gert daar zijn zegen over uitspreekt, is de breuk met Christelijk Nederland definitief. Het lijkt Gert & Hermien nauwelijks te deren, want in 1993 tekenen ze op de golven van de Nederlandstalige smartlappen-hausse een contract bij Sony.
1995 Het eerste resultaat van de seculiere comeback is het album Geniet Van Het Leven, een gezellige meezingplaat waarop blijkt dat Gert & Hermien nog steeds het beste met de wereld voor hebben en ondanks de uittocht uit de kerk de blijde boodschap blijven verkondigen. Even groeit het duo uit tot camp-paar van het jaar, maar na het verschijnen van de biografie Het Ware Verhaal, over de lotgevallen van Gert & Hermien in kerkelijk Nederland, neemt de belangstelling weer af. Een tweede cd voor Sony, het smartlappen-album Al Het Mooie In Het Leven, verandert daar weinig aan. Al maakt de plaat het duo wel tot graag geziene gasten op bejaardenfeesten in binnen- en buitenland.
1997 In het najaar verschijnt Gert Timmerman, zonder Hermien, plotseling in het gezelschap van De Sjonnies weer aan het hitfirmament met een bewerking van Brandend Zand. De single, uitgebracht door LLP Entertainment blijft echter steken in de Nederlandstalige Tip 10. Begin oktober wordt Hermien tijdens een optreden getroffen door een hartaanval. Alle optredens worden stopgezet. Timmerman presenteert op TV Oost het programma Gert's Jukebox.
1999 Gert & Hermien kondigen onverwacht hun scheiding aan. Bovendien wordt Gert door één van zijn dochters beschuldigd van incest. Alle perikelen worden breed uitgemeten in de (roddel)pers en Gert weigert naderhand alle commentaar tegenover de pers. Eind april maken de dagbladen melding van de officiële scheiding van Gert en Hermien. Nog voor het einde van het jaar vormt Gert een duo met zijn zoon, eveneens Gert geheten. Met deze multi-instrumentalist brengt hij ook liedjes ten gehore uit de Hermien-tijd. Dochters Sandra en Sheila presenteren in december hun nieuwe band She She & The He Devils.
2003 Op vrijdag 23 mei overlijdt Hermien Timmerman op 59 jarige leeftijd in een ziekenhuis te Enschede.
2005 Gert Timmerman wordt in september door de burgemeester van de gemeente Losser geridderd in de Orde van Oranje-Nassau. De burgemeester looft de zanger onder meer om zijn inzet voor het Rode Kruis en het KWF Kankerbestrijding. In oktober verschijnt van de zeventigjaar oude zanger de driedubbel-cd En Dat Vergeet Ik Nooit met daarop zowel oud als nieuw repertoire. Timmerman beschouwt de cd als zijn muzikale comeback.
2006 Het leven van Hermien Timmerman wordt verfilmd door regisseur Pieter Verhoeff.
2007 Gert en Hermiens dochter Sandra wint onder haar naam Sandra van Megen in februari in de Kleine Komedie te Amsterdam het 24ste Concours de la Chanson Alliance Française.
Ekseption was de naam van een Nederlandse symfonische rockband die vooral actief was in de jaren '60 en '70 van de 20e eeuw. Ekseption maakte verschillende hits en won in 1970 een Edison. De groep werd vooral bekend vanwege zijn op klassieke werken geënte, vroeg-progressieve rockmuziek met jazzimprovisaties.
Het ontstaan Ekseption ontstond in 1967 uit het Haarlemse schoolbandje The Jokers, dat in 1958 was opgericht door Hans Alta (bas), Rob Alta (gitaar), Rein van den Broek (trompet, flugelhorn, saxofoon), Tim Griek (drums) en Huib van Kampen (gitaar/saxofoon). In het eerste jaar speelden ook Ton Heydenrijk (sax) en Hans Timmer (orgel) mee. De groep speelde voornamelijk covers van rhythm & blues-, jazz- en popnummers. In 1965 veranderden The Jokers hun naam in Incrowd, maar door het succes van een andere Nederlandse groep met die naam moesten ze weer iets anders verzinnen. In 1967 werd dat Ekseption. Ton Heydenrijk en Hans Timmer verlieten de groep. Rob Kruisman kwam erbij en nam de muzikale leiding op zich.
De succesjaren April 1967 kwam toetsenist Rick van der Linden de groep versterken. In 1968 won Ekseption de eerste prijs op het Loosdrechtse Jazz Festival en raakte daarmee in één klap tot ver over de Nederlandse grenzen bekend. Ze kregen bij Phonogram een platencontract, wat het volgende jaar zou resulteren in hun eerste grammofoonplaat, Ekseption. Hiermee begon een succesrijke periode van vijf jaar, waarin de band door heel Europa toerde en onder meer speelde in het Olympia in Parijs, de Philharmonie in Hamburg en het Palladium in Londen.
In 1968 verlieten Hans Alta en Tim Griek de groep en werden vervangen door Cor Dekker (basgitaar) en Peter de Leeuwe (drums), beiden ex-Hottletts. Rob Alta was al eerder opgestapt. Tim Griek zou later producer worden van o.a. Brainbox en André Hazes.
Koersverandering In 1969 werd Ekseption door de Engelse band The Nice geïnspireerd om klassieke stukken te bewerken en daarmee de muzikale koers te verleggen naar een mix van rock en klassieke muziek. Rick van der Linden had een conservatoriumopleiding klassieke muziek genoten en had ervaring met het spelen in verschillende pop- en jazzgroepen als het Occasional Swingcombo en het Ferdinand Povel Quartet. Met zijn arrangementen van klassieke werken van onder meer Bach, Albinoni, Beethoven, Mozart, Tsjaikovski en Chatsjatoerjan was hij voor een groot deel verantwoordelijk voor het geheel nieuwe, eigen en energieke geluid van de band.
Eerste successen De eerste single, The 5th of The fifth. (een arrangement op Beethovens vijfde symfonie), deed het goed en haalde de derde plaats op de hitlijsten. Ook Rhapsody in blue (Gershwin) en Air (J.S. Bach, tweede plaats hitparade) deden het uitstekend. Deze successen bezorgden Rick van der Linden de muzikale leiding van de groep. Air en The 5th waren trouwens nog arrangementen ontstaan in samenwerking tussen Van den Broek, Van der Linden, De Leeuwe, Van Kampen en Kruisman. Ekseptions eerste album Ekseption werd uitgegeven in 1969. Datzelfde jaar echter verlieten Rob Kruisman en Huib van Kampen de band, vanwege verschillen van mening over de te volgen muzikale koers. Huib van Kampen ging het (muziek)onderwijs in. Dick Remelink (sax, fluit, ex-Pocomania) verving Rob Kruisman, die zich bij Island aansloot.
Beggar Julia's time trip Ekseptions vaste bezetting bestond zodoende begin 1970 uit Rein van den Broek, Rick van der Linden, Cor Dekker, Dick Remelink en Peter de Leeuwe. Zanger Michel van Dijk deed mee op het tweede album van Ekseption, evenals Dennis Whitebread (echte naam: Witbraad), die Peter de Leeuwe tijdelijk verving op de drums. Het succesvolle conceptalbum uit dat jaar, Beggar Julia's time trip, won een Edison. Het album verbeeldt de reis van een vrouw uit het jaar 900 door de tijd van toen naar het heden, die haar in aanraking bracht met allerlei componisten en muziekstijlen. Enkele van de nummers op dit album zijn het rock/jazznummer Pop giant, het barokke Feelings en het vocale nummer Julia. Een van de andere nummers op deze LP, Italian concerto, werd een hit. Het album bevat ook een aantal originele, klassiek getinte composities van Rick van der Linden.
Ekseption 3 Nog in 1970 werd ook het derde Ekseption-album opgenomen met de simpele titel Ekseption 3. Peter de Leeuwe was weer terug en Michel van Dijk, ontevreden over de nadruk op instrumentale muziek, had de groep verlaten en zou later opduiken als zanger bij Brainbox en Alquin. Hij werd vervangen door Steve Allet (echte naam: Coen Merkelbach), overgekomen van de groep Ginger Ale. Het album, een muzikaal schilderij van het boekje Le petit prince van Antoine de Saint-Exupéry, haalde de eerste plaats op de albumhitlijst. Het nummer Peace planet (naar Bachs Suite no. 2) werd als single een enorme hit. Ekseption 3, met nummers als Morning rose, On Sunday they will kill the world, B 612 en Another history (een jazzy ballade) is het meest vocale van alle Ekseption-albums. Toch nam Van der Lindens instrumentale tweedelige suite Piece for symphonic and rock group in A minor een centrale plaats in en zou dit album het laatste van de groep zijn met vocale solonummers. Op dit album staat als enige in de reeks een quasi-livenummer, Rondo.
Ekseption 00.04 In 1971 had zanger Steve Allet de groep verlaten. Rick van der Linden maakte in London met het Royal Philharmonic Orchestra opnames voor het nummer Piccadilly sweet - een stuk van 15 minuten. Over deze opnames heen speelden de leden van Ekseption later, in Nederland, hun partijen in. Op het daarna ontstane vierde album, Ekseption 00.04, stonden de inmiddels vertrouwde instrumentale arrangementen op klassieke werken en ook jazzachtige nummers. In het nummer Choral hoort men ook een groep vocalisten. Ook dit album haalde de eerste plaats op de albumverkooplijst.
Ekseption 5 Het jaar daarop kwam Ekseption 5 uit, een mix van klassiek, rock en jazz, met nummers als À la Turka (op Mozarts Rondo alla Turka, uit de Pianosonate no. 11 in A, K311:3) en arrangementen op J.S. Bachs Sonata no. 2 in e mineur, Siciliano in G (J.S. Bach) en Concerto for violin and orchestra in A minor: 1. Vivace. Wat opvalt zijn de huilbijdrage van Rick van der Lindens zoontje in de ballade My son, en een instrumentale versie van For example van The Nice, hun voorbeeldgroep, in een medley met For sure van Rick van der Linden. Andere nummers zijn Midbar session en het melodieuze Virginal.
Intussen was de band druk met vele tournees in heel Europa; vooral in Scandinavië was de band populair. De druk veroorzaakte echter fricties tussen verschillende groepsleden.
De herfstjaren
Trinity 1972 was het laatste grote succesjaar van de groep, waarin interne strubbelingen steeds meer de kop opstaken. Dick Remelink (naar Galaxy Lin) en Peter de Leeuwe verlieten de band. Bij de opnamen van het zesde album, Trinity, waren zij er niet meer bij; Jan Vennik (fluit, sopraan- en tenorsax) en Pieter Voogt (drums, percussie) namen hun plaats in. Opvallend waren op dit album onder meer de bijdragen van fluitist Vennik en van het Nederlands Kamerkoor in het nummer Finale III, alsmede het 9 minuten durende jamnummer Improvisation. Rick van der Linden leefde zich uit op piano, pijporgel, spinet, ARP 2600-synthesizer en mellotron. Trinity werd commercieel geen groot succes en hits bleven uit.
Ondanks dat het succes buiten Europa niet groot was, zijn er wel diverse persingen gemaakt van de eerste 6 lp's. Ekseption, Beggar Julia's time trip en Ekseption 5 in de Verenigde Staten, alle 6 in Canada, het Verenigd Koninkrijk en Israël. Verder diverse persingen in andere Europese en Zuid-Amerikaanse landen. Een Japanse persing bestaat alleen van Beggar Julia's time trip. De hoezen verschillen van opzet. Met name in Duitsland, waar de groep zeer populair was, zijn zelfs in 1976 napersingen van de lp's gemaakt, omdat er veel vraag naar was van het publiek.
In 1973 toerde Rick van der Linden met Jaap van Eik (ex-bassist van Cuby and the Blizzards) en ex-Focus-drummer Pierre van der Linden onder de naam Trace door Zweden. Min of meer gedwongen bij Ekseption te vertrekken, ging Rick van der Linden verder met Trace.
Bingo Bij Ekseption nam Hans Jansen (keyboards, ex-Think Tank) de plaats in van Rick van der Linden. Gastspeler op het zevende album, Bingo, was Hans Hollestelle (gitaar, viool). Zonder de dominerende toetsenist Rick van der Linden klonk Ekseption losser en jazzier, met meer ruimte voor solo's met de andere instrumenten. De meeste nummers voor dit album werden gecomponeerd en gearrangeerd door Vennik, Jansen en Van den Broek. Het album bevat onder meer nummers als Nightwalk en een nieuwe versie van het eerder uitgebrachte Sabre dance (naar Chatsjatoerjan). En hoewel De fietser als single enig succes had, werd ook duidelijk dat de speciale Ekseptionsound met Rick van der Linden verdwenen was. Het album bleef qua notering steken in de middenmoot.
Mind mirror Ook het achtste album, Mind mirror (1975), met zowel klassiek getinte nummers als nummers van Piet Sauer en Ramses Shaffy, deed commercieel gezien niet veel en Ekseption hield het voorlopig voor gezien.
Sommige leden bleven wel zichtbaar in het muziekmétier, zoals Rein van den Broek, Jan Vennik, Hans Jansen en Hans Hollestelle, die met Jan Hollestelle(basgitaar) en Cees Kranenburg (drums) de jazzrockgroep Spin vormden. Cor Dekker vertrok naar Trace.
Back to the classics Toch kwam in 1977 opnieuw een plaat van Ekseption uit, met de veelzeggende titel Back to the classics, maar de aanhangers renden niet meer hard naar de platenwinkel; het album had weinig succes. De bezetting van de groep was als bij Bingo, echter zonder Hans Hollestelle.
Ekseption '78: opnieuw Rick van der Linden Het gemis aan succes gold ook voor Ekseptions tiende: Ekseption '78, waaraan naast Van den Broek, Dekker, De Leeuwe en Remelink ook Rick van der Linden meewerkte. Naast het opvallende openingsnummer, een uittreksel van Bachs Matthäus Passion, bevatte dit album onder meer Your home van Van der Linden en arrangementen op Impromptu van Schubert, Summertime van Gershwin en The cat van Lalo Schifrin. Ekseption '78 was het enige album van de band dat werd uitgebracht onder het label CNR (en Decca in Duitsland); het zou later als CD worden heruitgebracht onder de titels The very best of Ekseption (1991), Ekseption (1994) en Hollands glorie (2001). Het is het enige album van Ekseption waar Rick zijn Yamaha GX-1-synthesizer laat horen.
Rein van den Broek en Rick van der Linden besloten het in 1980 samen te proberen en brachten een duoplaat uit onder de naam Cum laude.
Dance macabre In 1981 kwamen de oude Ekseption-leden Van den Broek, Van der Linden and Dick Remelink, aangevuld met de twee ex-Kayakleden Max Werner (drums, percussie, marimba) en Johan Slager (gitaar, basgitaar) weer bij elkaar. Zij namen het album Dance macabre op met een verzameling oude successen van de band als Air, Rhapsody in blue, The 5th en Peace planet. Het album had echter weinig commercieel succes.
In 1988 kwam een vervolg op de eerste Cum laude, met Rick en Rein, en versterkt met gastmusici, o.a. Peter de Leeuwe op slagwerk.
Ekseption '89 In 1989 probeerde Ekseption het opnieuw in de oude bezetting (Van der Linden, Van den Broek, De Leeuwe, Remelink). Met medewerking van Frans Muys van de Moer (bas), Johan Zwart (gitaar) en Eddie Conard (percussie) nam de groep een tweede reünieplaat op, getiteld Ekseption '89. Maar de formule van enkele oude hits als The 5th, Air en Peace planet, aangevuld met nieuwere nummers, bracht de handen niet meer op elkaar en de groep werd opnieuw ontbonden. Toch kwam de groep af en toe weer bij elkaar, b.v. voor evenementen zoals bij Eberhard Schoener in Duitsland met een immens Viditizerscherm in 1991.
De 25-jaarsreünie Hoewel de band keer op keer ontbonden werd, bleef de naam Ekseption voortbestaan. In 1994 werd dan eindelijk een 'live' cd uitgebracht: The reunion, iets later met de titelnaam Best of Ekseption. De opnames werden in november 1993 gemaakt in het Kurhaus in Eberbach en in de Meistersingerhalle in Neurenberg. De bezetting: Van der Linden, Van den Broek, Remelink, met Max Werner en Frans Muys van der Moer.
Een nieuw begin In 2003 richtte Rick van der Linden een nieuw Ekseption op, waarmee hij in Nederland, België en Duitsland op tournee ging. De groep bestaat behalve Van der Linden en zijn vrouw Inez (zang) uit de Canadezen Mark Inneo (drums/percussie), Bob Shields (gitaar), Meredith Nelson (basgitaar) en Peter Tong (toetsinstrumenten).
De DVD Met hulp van Rein van den Broek werd in 2003 videomateriaal op DVD gezet met als titel The story of Ekseption. De opnames omvatten interview, clips, documentaire en livemateriaal o.a. uit Israël, Frankrijk en Italië. Deze DVD bevat o.a. een deel niet eerder in het openbaar getoond materiaal. De DVD kwam in zekere oplage met een extra CD, de live-opnames uit Duitsland van 1993. De CD kreeg in deze uitgave de nieuwe titel "Live in Germany".
Overleden groepsleden In 1988 overleed oud-Ekseptiondrummer Tim Griek bij een auto-ongeluk. Op 13 mei 2003 overleed gitarist, saxofonist en medeoprichter van Ekseption Huib van Kampen op 59-jarige leeftijd. Op 26 oktober 2005 overleed in zijn woonplaats IJmuiden bassist Cor Dekker op 57-jarige leeftijd. Op 22 januari 2006 overleed Rick van der Linden op 59-jarige leeftijd aan de gevolgen van het herseninfarct dat hem twee maanden eerder had getroffen.
Zanger/gitarist, laverend tussen jazz en luisterlied. Staat te boek als eerste bespeler van de elektrische gitaar in Europa (merk: Epiphone, jaar: 1939). In de jaren veertig en vijftig is hij de populairste Nederlandse artiest.
1932 De in 1918 in Den Haag geboren Eddy Christiani krijgt een gitaar voor zijn verjaardag en begint op eigen houtje en zonder lesmateriaal te spelen. Al snel wordt opgemerkt dat hij talent heeft. Vanaf zijn 14e is hij beroepsmusicus.
1936 Christiani treedt toe als gitarist tot het orkest van John de Mol sr.
1938 Op 31 mei 1938 maakt hij zijn radiodebuut als zanger/gitarist van de Nederlandse Hot Club met het door hem gezongen nummer Blue Moon in het AVRO radioprogramma Licht en Vrolijk, gepresenteerd door Frits Thors.
1939 1939 Christiani is een van de eerste bespeler van de elektrische gitaar in Nederland, en waarschijnlijk ook in Europa. Zijn eerste elektrische gitaar is een Epiphone Electar Model M. In Amerika waren Eddy Durham en Charlie Christian van het Benny Goodman-sextet hem het jaar daarvoor al voorgegaan (let op de overeenkomst in de namen!). Als Frans Wouters de leiding overneemt in het Orkest John de Mol krijgt Christiani een grotere rol. Zijn elektrische gitaarsound wordt bepalend voor het geluid van het orkest.
1941 Als eerste Europeaan neemt Eddy Christiani een elektrische gitaarsolo op, The Windmill. Hij speelt hem op zijn nieuwe Epiphone Electar Model M, die jarenlang zijn handelsmerk blijft. Ondertussen bekwaamt de zanger/gitarist zich in het schrijven van liedjes. In de eerste oorlogsjaren blijft hij actief in Nederland, waar hij steeds meer emplooi vindt. De bezetter heeft Engelstalige liedjes verboden en duldt alleen Nederlandstalig werk op de radio. De nummers van Christiani voldoen aan dit criterium en beantwoorden aan de algemene behoefte aan escapisme: Als Op Capri De Rozentuinen Bloeien en From Sunny Madeira To Texas.
1943 - 1945 In 1943 glipt zijn cowboylied Ouwe Taaie Yippy Yippy Yay in eerste instantie langs de Duitse censuur, maar al snel wordt het verboden. Vanwege dit lied en zijn weigering lid te worden van de Cultuurkamer duikt Christiani in '43 onder in België. Een jaar daarna haakt Ik Zie De Zon in op de algemene hoopvolle stemming door het naderen van de bevrijders. Dick Willebrandts en zijn orkest brengt het door Christiani samen met Han Dunk en Karel Luders geschreven liedje Zonnig Madeira in 1943 uit op plaat. Hetzelfde liedje wordt in 1945 uitgebracht door het Zuidzee Trio. Na de bevrijding van Brussel speelt Eddy Christiani in het Britse legerorkest The Army Troupers. In de periode 1944-1945 trekt het orkest achter de frontlinies mee Duitsland in. De stroomvoorziening is een vaak probleem en om zijn versterker aan te krijgen sluit Christiani die soms aan op twee grote accu's uit een legertruck. Aangekomen in Bonn sluit hij zich aan bij de beroemde Cold Stream Guards (The Guards Divisional Dance Orchestra) en krijgt hij de rang van eerste luitenant.
1946 - 1947 Eddy Christiani treedt in 1946 op in Hamburg als gastsolist voor de BFN (British Forces Network) en speelt daar Hilversum Expresse, voor de gelegenheid omgedoopt tot Leave Train Special. De muzikant keert terug naar Nederland. Van zijn laatste geld koopt hij een akoestische Roger gitaar, omdat van zijn elektrische Epiphone niet veel meer over is na al het gesleep langs het front. In december '47 werkt hij in de studio met het orkest van Malando.
1948 Eddy Christiani treedt wederom toe tot het ensemble van Frans Wouters. Daarin werkt ook zijn vriend Frans Poptie, volgens Christiani één van de vijf beste jazzviolisten ter wereld. Christiani speelt in deze periode voornamelijk akoestisch op een Duitse Roger en Gibson Jumbo gitaar. Van het walsje Op De Woelige Baren gaan 18000 platen over de toonbank. De tekst is van Henri d'Albert van Leeuwen en de uitvoering door Accordeola met zang van Eddy Christiani.
1949 Christiani speelt samen met o.a. John Woodhouse, Max van Praag en Frans Poptie in het gezelschap Accordeola en treedt toe tot Harmonetto, het orkest van Tom Erich. Als zanger/gitarist van deze groep is Eddy wekelijks op de AVRO radio te horen. De populariteit van Christiani neemt snel toe en hij groeit uit tot het idool van de naoorlogse generatie.
1952 In januari formeert Eddie Christiani zijn eigen orkest, dat onder leiding komt te staan van Frans Poptie. De andere bandleden zijn: Harry de Groot (piano), Coen van Orsouw (accordeon), Willy de Wit (klarinet), Tonny Herber (bas) en Bud van Hooren (drums). Hij scoort een grote hit met Spring Maar Achterop. Zijn populariteit bereikt een hoogtepunt. Hij ontvangt maar liefst veertienduizend brieven en pakjes van fans. Door de lezers van het weekblad Tuney Tunes wordt hij verkozen tot populairste zanger van het land. Vijf jaar lang blijft hij dat.
1953 In '53 heeft hij maar liefst zeven hits. De grootste is Daar Bij De Waterkant, een vertaling van het Amerikaanse succes Down By The Riverside.
1954 Christiani ontvangt als eerste Nederlandse artiest een gouden plaat (78 toeren) voor dertigduizend verkochte exemplaren (in één maand!) van Zeemanshart, een compositie van Coen van Orsouw en tekst van Johnny Hoes.
1958 Eddy Christiani gaat op een Gretsch 6120 Chet Atkins Nashville gitaar met Bigsby Tremelo & Tailpiece spelen. De Nederlandse zanger/gitarist Van Wood (Peter van Houten) was hem in Italië al voorgegaan met een Gretsch 6136 White Falcon. Eddy is ondertussen een groot bewonderaar van Chet Atkins geworden en zal hem later persoonlijk ontmoeten.
1959 Christiani stopt met het maken van platen onder zijn eigen naam. Reden: de opkomst van de rock 'n' roll. 'Ik zag een gitarist op de grond gaan liggen tijdens het spelen. Dat is niets voor mij, vond ik meteen. Gitaarspelen is al moeilijk genoeg.' Wel blijft hij achter de schermen actief als studiogitarist. Als sessiemuzikant is hij te horen op talloze platen van Nederlandse groepen. Ook figureert hij in het orkest van Harry de Groot.
1961 Met Sucu Sucu (Mijn Sombrero) maakt Eddy Christiani een comeback op het Artone label. El Sucu Sucu is oorspronkelijk een nummer uit 1958 van de Argentijnse charanga-, viool- en pianospeelster Tarateño Rojas. In 1960 treedt de Argentijnse zanger Alberto Cortez in Knokke op, waar hij Sucu Sucu voor het eerst in Europa presenteert. Hij neemt de song in België op voor het Moonglow label en het wordt een hit. In 1961 neemt de Belgische orkestleider Al Verlane & zijn orkest Villa Montebello Sucu Sucu op met de zanger Ping Ping. Sucu Sucu verschijnt opnieuw in de Belgische hitparade, maar de plaat komt ook in de Nederlandse en Duitse Top 10. Eddy Christiani neemt een Nederlandstalige en een originele Spaanse versie op. De Spaanse versie wordt in Duitsland en Scandinavië op Columbia uitgebracht en in Amerika op Mercury. Christiani is de eerste Nederlandse gitarist die met een Binson echo-apparaat speelt. 'De muzikanten in de studio noemden mij Christiani-ani-ani-ani', zegt hij.
1962 Veel jonge gitaristen ontdekken dat Eddy Christiani ook opwindende gitaarstukken kan spelen. Zijn single Little Geisha/Du, Du Liegst Mir Im Herzen past helemaal in de stijl van de op dat moment actieve Nederlandse gitaargroepen. Christiani en co-componist Tom Erich laten zich voor Little Geisha inspireren door Wheels van The String-A-Longs. Du, Du Liegst Mir Im Herzen is een bewerking van een oud volksliedje uit Noord Duitsland. Beide nummers verschijnen op het repertoire van een groot aantal Nederlandse gitaargroepen. Voor de Duitse markt nemen Johnny & The Hurricanes een uitvoering van Du, Du Liegst Mir Im Herzen op. Indo-rockers Tony & His Magic Rhythms uit Dordrecht spelen Little Geisha live op de radio. Met zijn eigen compositie Wilde Ganzen is Christiani op 9 november 1962 te zien op televisie.
1963 De instrumentale single Wilde Ganzen/Guitar Waltz verschijnt begin 1963 op Artone. Hetzelfde nummer wordt ook uitgebracht door de The Jumping Jewels, zowel op single als op hun album Jumpin' High. Christiani speelt in het Kwartet Tonny Eyk met verder drummer Nico Prins en bassist Dub Dubois. Het combo doet vooral begeleidingswerk voor radio en televisie. Voor de KRO werken ze mee aan het radioprogramma De Zonnebloem van Alex van Wayenburg. Net als in 1962 wordt de gitarist in 1963 door de lezers van het maandblad Muziek Parade uitgeroepen tot de populairste Nederlandse gitarist.
1965 Christiani ontvangt de Gouden Harp voor zijn gehele oeuvre.
1966 Met het combo van Tonny Eyk is Eddy Christiani ook vanaf de zomer van 1966 jarenlang te zien in Voor De Vuist Weg, het populaire televisieprogramma van Willem Duys.
1968 Christiani kan het platen maken niet laten. In 1968 scoort Christiani weer een hitje met Lou Lou. Hij wordt uitgeroepen tot ereburger van het eiland Madeira.
1970 De single Ik Wou Dat Ik Naar Huis Toe Wou is een bescheiden succes.
1975 Heeft van 1975 tot 1985 een eigen radioprogramma voor de TROS op Radio 4, getiteld Gitariteiten.
1977 Eddy Christiani wordt geslagen tot Ridder van de Orde van Oranje Nassau.
1981 Hij wordt uitgeroepen tot Prins Carnaval van Amsterdam.
1984 Christiani krijgt de Gouden Notekraker van de Nederlandse Toonkunstenaars Bond (NTB) voor zijn gehele oeuvre.
1989 Voor zijn verdiensten voor de stad krijgt hij De Gouden Amsterdammer.
1998 De inmiddels tachtigjarige Christiani treedt nog steeds op door heel Nederland, voor zijn trouwe leeftijdsgenoten in bejaardenhuizen. Christiani vat het op als een sociale taak, want veel geld is voor dit soort optredens niet beschikbaar. Op deze manier doet de zanger/gitarist iets terug voor het publiek dat vroeger zijn plaatjes kocht. Zelf leeft Christiani van zijn AOW.
1999 Er verschijnt een driedubbel overzichts-cd met zowel de originele versies van zijn hits als remakes uit de jaren tachtig.
2005 Op 25 september brengen Nederlandse artiesten, waaronder Cor Bakker en het Rosenberg Trio, in de Hoornse schouwburg Het Park een ode aan Eddy Christiani. Tijdens deze avond krijgt Christiani de Edison Oeuvre Prijs Lichte Muziek uitgereikt. De prijs wordt jaarlijks uitgereikt voor geluidsdragers van bijzondere kwaliteit. De Edison Stichting kende Eddy Christiani de prijs toe voor zijn 'enorme oeuvre en verdiensten in de Nederlandse Muziekgeschiedenis.'
2006 Tijdens het tweedaagse popfestival popaanzee te Vlissingen reikt Eddy Christiani op 21 april in Het Arsenaaltheater de naar hem vernoemde prijs uit aan gitarist Leendert Haaksma. Op deze avond viert Christiani tevens zijn 88ste verjaardag met een live-optreden.
2007 Eddy Christiani begint woensdag 6 juni aan een afscheidstournee van een maand waar hij zijn grootste hits speelt voor enthousiast meezingend publiek. Een van zijn optredens is tijdens het Jordaanfestival te Amsterdam. Christiani is de eerste winnaar van de Radio 5 Oeuvreprijs. De prijs wordt 28 september uitgereikt tijdens het Concert van de Jaren '50. De artiest ontvangt de oeuvreprijs vanwege zijn grote verdiensten voor de Nederlandse lichte muziek en vanwege zijn populariteit onder het publiek van Radio 5.