Wij zaten tusschen bakken en biervatten met ons hoofd op de handen;en onze handen op de knieén gesteund.Nog eens barst het los ,dof uit de verte,alsof het monsteringewand van den aardschoot hikte;nog eens komt het doodelijk gehuil zwellend op ons aan, en allen ,ons ingeboren bezorgdheid voor ons leven,uit natuurlijk angstgevoel,steken wij de schouders op.De slag weerdavert, het huis weggelt boven ons , vensterd horen wij in scherven vliegen,dakpannen tegen de steenen rammelen,puin en steengruis naar beneden storten en daarne was t weer doodstil. Den dolgende dag kwamen de menschen als uit een naren droom.Er waren dooden,er waren gekwetsten: in verscheidene huizen en gebouwen waren gruwelijke gaten geschoten;'s morgens hernam het krijgsverkeer zijn drukken gang.'s Avonds kwam de vrees weer op.Hoe zou de nacht zijn?Vele gezinnen verlieten hun huis en de stad en ook ons gebuurte stond op straat,gereed om bij t eerste schot de duisternis in te gaan:er viel een fijne motregen,de hemel was zwart en in de straten stond het water in blinkende plassen tusschen het slijk.Er kwam niets't Wachten moe,trok elk zijn huis weer binnen en richte zijn kelder tot slaapstee in.De nacht ging voorbij en er kwam niets.Het schieten binst den Zaterdag werd zooveel te heviger. Meer en meer krijgsgevangenen zagen wij naar de treinen voeren,meer en meer gewonden binnen brengen.Twee,drie maal daags wierpen vliegers bommen uit de lucht,en aan den Zuid Oostkant,dien Zaterdagnoen,vielende schrapnels reeds tot in de Rijselstraat.De drie vierden der bevolking sloot op dien dag zijn onbergaam huis; immers liep al met eens het gerucht dat de slaglijn dreigde door te breken en de stad groot gevaar liep van overrompeling. Nu was het geen verhuizen meer, maar een vluchten,het eenige gat uit,dat opengebleven was.Zuidwestwaars en naar Poperinge".Aldus verhaalt Cesar Gezelle in zijn meesterlijk werk"De Dood van IJzer"hoe de eerste bommende eerwaarde stad bestookten;en toen begon de lange en trage doodstrijd,de al geheele vernieling van de zoo heerlijke plaats, welker trots wel de halle en kathedraal waren,doch die nog zooveel andere schoone monumenten telde,nu nog opgeofferd aan het onbarmhartig geschut van een niets ontzienden vijand.we zagen Nieuwpoort en Diksmuide sterven.Aldus verging het ook Ieperen.Maar dood neen...dood kon het niet zijn,zoo lang daar de ziel van den weestand bleef.
|