(Foto Een verdekt opgesteld Fransch 24.cm kanon aan 't frond))Ja den droom is verwezenlijkt. Vandaag, 20" Oktober 1917 gewapend met een dolk, en revolver, zes Mills-handgranaten en een lichte karabijn, trek ik om 2u,25 van den morgen, op een waggelend loopbruggetje, den IJzer over.En dit voor de ongenaakbare sterkte, door geheel het Belgisch leger geducht, de "minoterie",Sedert twee dagen beukt onze artillerie woedend op de Duitsche eerste linie en jaagt de ellendige puinen van Diksmuide op tot een wolk van stof.Die twee uren dat wij wachten is het lawaai zoo helsch dat ik met moeite de bevelen van den luitenant versta.Hoe wij tot hier geraakt zijn zonder een man te verliezen, is een mirakel. Een wagen laadde de patroeljeurs van het 3* te Alveringem op;we waren lustig, want wij hadden, zooals het de gewoonte is; heel wat flesschen geledigd, aangeboden ter gelegenheid van den aanval.En den tocht met den auto, bij het zingen van liedjes, onder het akelig en heviger wordend bonzener kanonnen, was een helsche reis in een streek van dood en vernieling. Ik meende den sektor van Diksmuide te kennen; heel dezen Zomer zag ik hem rustig, dezen nacht heeft hij weer een fantastisch uitzicht;alles wordt opnieuw vernielt; de verbindingsgang van Quenast stort in; putten van 10 meter onderbreken de weg; aan de ingestorte" Briqueterie" houd de ploeg stil in den loopgracht der Schneider's om het uur af te wachten.Rrrran? een vlaag Duitsche granaten valt dicht-bij; de borstweer waggelt en scherven springen op ons; de verskrikte mannen hebben hun helm opgezet en zitten neergehurkt in de loopgracht, ineengekrompen gelijk katten; dat duurt eene halve uur, totdat ik hun betere dekkingen gevonden heb aan de "Briqueterie". reeds gaan de gewonden terug naar Kaaskerke. Het uur H is op 2 uur van den morgen gesteld; op dit oogenblik moeten de loopbruggetjes gereed zijn en het vernielingsvuur moet ophouden op den Oosteroever van den IJzer.Dat iemand van ons verloren geloopen is tusschen de "Briqueterie"en de eerste linie is geen wonder; den verbindingsgang bestaat nog slechts met plaatsen; men moet over den wand kruipen, op den weg klimmen, weer in den gang springen, zich bukken als een granaat ontploft; aan de vertakking der Casbah-loopgracht herkent men niets meer; wij gaan in een chaos,tusschen bomputten; een holte tegen een omgekantelde betonblok beschut ons tegen geweer-en mitrailleurkogels die van de "Minoterie" komen. er zijn dus nog verdedigers. Maar waar is den luitenant? Het is het uur H. Het is later dan het uur H.In het lawaai hoort men geroep, gehuil liever.Aan ons nu? Vooruit, zonder aarzelen.'t is bijna volle maan; men schiet niet op ons en wij gaan er over, koortgachtig op een meter van elkaar; de andere oever is modderachtig, men trekt ons naar boven:"Rap, Giron, Ferbus en Milio met mij links." De rechteroever is een vreeselijke baaierd, men vind de plaats der loopgracht niet meer.Holen, glibberige hellingen; voor ons, het heuveltje der "Minoterie", geheel links, schreeuwt de luitenant midden het geratel der handgranaten die onze mannen in het blinde werpen:" Op mijn teeken, alleman vooruit."Doch de regiments-patroeljeerders, overhaast komen aan den voet van de "Minoterie" en, zonder teeken , breekt den stormloop los aan den rechter kant en loopt voort naar ons. Vijftig huilende mannen klimmen tegen de "Minoterie " op Een sergeant keert zich langzaam om, uit als een klacht"...Vaderland....", rolt den helling af.Besloten het voorbeeld te geven en mijn vrees bedwingend kom ik op den top. Een der onzen is daar, roepend: "Een Duitscher? een Duitscher?" en lost twee geweerschoten. vervolg op 3
|