VERVOLG VAN 1( Foto)(Wat overbleef van het bloeiende Roozebeke) Men voerde dan de gevangenen naar het dorp, scheidde hier de mannen van de vrouwen en kinderen, welke ruw naar Couckelare, een dorp ruim een uur achterwaarts, werden gestuurd. Intusschen had den vijand ook te Beerst zelf zijn woede bot gevierd. Burgemeester Coene was, evenals zijner dorpsgenooten,uit den kelder gehaald geworden, waar zij zich voor het geschut hadden verborgen. " Gij hebt op ons geschoten?" luidde natuurlijk ook nu de betichting, gevolgd door de bedrijging: " Ge wordt allen gefusileerd." De heer Coene nam het woord, maakte zich als dorpsoverste bekend en vroeg dat men de huizen zou onderzoeken, om te zien of er ook wapens verborgen waren.De burgers werden dan vrijgesteld. Erger was 't vergaan met den boer. Charles- Goudemaker. Hij en twee landbouwers van Vladsloo? vader en dien getrouwde zoon Rommelare, werden door een Duitsche bende meegevoerd.De ellendelingen behoorden zeker tot de slechtste elementen van het leger, want al het beestachtige moest in een mench woeden, om alzoo naasten te behandelen gelijk zij het met deze drie dompelaars deden. Ze sloegen en stampten, wierpen hen ten gronde, joegen hen weer met de bajonet op, stelden ze tegen den muur, dreigden te schieten, veranderden hun plan. Drie dagen duurde deze foltering.De burgers die Goudemaker 't laatst gezien hebben, getuigden, dat hij bont en blauw geslegen was. Ten slotte werden de drie martelaars achter de kerk doodgeschoten. Niet ver van daar naar Keiem op, vermoorde men een zwakzinnige vrouw, die uit Vladsloo gevlucht was en de soldaten bedreigde zonder dat zij wist wat zij deed.Een man uit Leke,die op de zelfde hoeve gevlucht was, onderging ook dit lot. Basiel Bruwaen en zijn 15 jarige dochtertje vluchtten van Beerst weg en werden door kogels getroffen en omgebracht. De Duitschers zochten naar den pastoor, den eerwaarden heer Hoet, maar deze was tot zijn geluk gevlucht.De gansche familie Deseck, man, vrouw en dochter verloren het leven. Minstens vijftien menschen van 't kleine Beerst vielen aldus als slachtoffers der Duitsche terreur. De soldaten dreven de bewoners uit de huizen.Zoo vertelde ons een gezin.Wij zaten in den kelder. De kerk was afgebrand en veel huizen vlamden. Wij hoorden granaten barsten. Er waren bondgenooten uit Diksmuide gekomen en ze hadden den Duitschman weggeborsteld, maar voor niet lang. Den vijand kwam dus terug en wij moesten zijn woede ondergaan. We hoorden de soldaten ons winkeltje plunderen. Ze wierpen suiker, meel en andere waren de straat op Dan dreven ze ons naar boven.'tWas tegen den avond."Allez, voort", schreeuwden ze. " En ge komt in ons huis niet meer terug. Wij zullen wel in uw bedden slapen. Ze spotten nog met ons. Door de duisternis moesten wij met de kinderkens heendolen, tot we bij Couckelare een onderdak vonden. 's Woesdags avonds, den 21° was de gansche dorpskom op die wijze ontruimd. Alleen eenige oude lieden bleven,en dan gevangenen, onder de groep van Beerst-Bloote, waarvan er verschillenden mishandeld en gewond werden.(Wordt vervolgd op (3)
|