En hij slingerde het beeld van de Man der smarten op de biljarttafel. Dan ging hij heen. Welk een nacht voor al die rampzaligen? 's Morgens werden ze op het kerkhof bij de brandende kerk geleid . Dat leek nu zeker een voorteeken naar de dood.En om het nog meer te laten gevoelen,hoe nabij hun laatste oogenblik kon zijn, tierde de commandant, dat ze maar een laatste gebed of akt van berouw moeten bidden.Men plaatste hen tegen den kerkhofmuur. Het regende vonken voor de voeten. Nieuwsgierige militairen kwamen zien. Achterwaarts weenden en kermden vrouwen, die het gevaar der beschietingen en de Duitsche moordwoede trotseerden om het keven van een vader of een man te bepleiten. Welk een foltering om de laaiende kerk van Eessen. Onder de soldaten waren er toch, die het gelaat afwendden om hunne tranen af te verbergen. Anderen daarintegen spotten en scholden, en in den gloed van den brand zag men hun grijnzend wezen als dat van een duivel. Vele burgers zonken neer, wierpen zich op de knieén, kropen weenend rond,betuigden hun onschuld, en smeekten om hun leven. De een gewaagde van zijn vrouw of oude moeder, de andere van zijn talrijk gezin, en den kommandant genoot van het schouwspel,'t bewijs van zijn macht,de bekroning van zijn ruwe militaire trots."AL moordenaars ,laffe francs-tireurs?" bulderde hij nog steeds. En nu deelde hij slagen,dan schoppen uit, want 't was voor hem maar als vee, dat daar stond of kermend aan zijne voeten kroop. Eindelijk zond hij de mannen naar den brouwerij-kelder terug. Op de binnenplaats lag nog de arme doode , Alberic Costenoble.En met het beeld van dien vermoorden dorpsgenoot, doken de ongelukkigen weer in hun schuilplaats, angstig dat deze vrijstelling slechts een voorloopige was. "Kon ik maar vluchten?" dacht menigeen. Maar rondom stonden soldaten, voor wie een menschenleven geen waarde scheen te hebben, en die het op de weerlooze burgerij wreken wilden, dat een kolonel, en zooveel makkers door de Fransche of Belgische soldaten neergeveld waren. Daarna zochten de Duitschers de nog elders verblijvende inwoners op en brachten ze allen naar de brouwerij, waarvan ze nu een gevangenis wilden maken, om de Eessenaren beter te kunnen bewaken. Ze beweerden , dat deze door spionnage hun eigen leger hielpen. Door dezen maatregel zouden ze dat beletten. Zoo hoorde men in de brouwerij wat er verder in de gemeente gebeurd was. Daar kwam een arme vluchteling. "Achille Serpieters" klonk het. Jozef-Maria toch, m'n arme vrouwe?" jammerde hij. "waar is ze?" "Wat is er gebeurd?"Maar de man kon op de vele vragen nog niet antwoorden, hij gaf 't kindeke aan een meisje over en zakte tegen den muur, waar hij lag te snikken en te jammeren, en men hoorde tusschen zijn weenen slechts den herhaalden kreet:" Mijn arme vrouwe is doodgeschoten?" Wat later vertelde hij meer. Verscheidene dorpelingen hadden op den wagen van boer Maes willen wegrijden. De Duitschers zagen het en schoten naar de weerloozen " Mijn vrouwe,boer Maes, en twee kinderen, dienden zijn vermoord. En anderen ook nog van den wagen." (Foto ) Wat overblijft van het bloeiende West-Roosebeke)(Vervolg op 6)
|