Foto(karabiniers achter zandzakken)kolonel Leestmans, die sedert het begin van den aanval al de maatregelen genomen heeft, om in geval van nood onmiddelijk te kunnen ingrijpen , brengt zijn kompagnieén naar voren. Hij stapt aan het hoofd van de kolon , die den weg naar Kaaskerke naar Diksmuide volgt. Nauwelijks komt hij op de hoogte van de spoorweghalte, of een regen granaten van allerlei kaliber valt rond hem neer. Ongetwijfeld hebben de waarnemers van de Duitsche artillerie aan wie in het vlakke landschap niets ontsnapt , deze beweging bemerkt. Een helsch vuur wordt aan aanstonds samengetrokken op de ruimte, welke de kompagnieén van het 11° doortrekken om eerst de brug, en daarna Diksmuide te bereiken. Slag op slag ontploffen de projektielen met oorverdoovend geraas, op den weg zelve, in de weiden welke er langs loopen; huizen storten ineen,letterlijk verkruimeld door de ontploffingen welke gansche brokken muur in allerlei richtingen slingeren. Onder de doodelijke stortvlaag van yzer en vuur, en steenen,aarzelen de mannen van de voorste kompagnieèn een oogenblik.Instinktmatig zoeken zij een dekking en schuilen in de grachten langs den weg. Maar luitenant-kolonel Leestmans heeft zich rekenschap gegeven van de lichte weifeling die ontstaat. Recht, in het midden van de weg, prachtig en vol vuur, den sabel in de hoogte,richt hij zich tot de eerste elementen, die in de gracht dekking hebben gezocht en sleept ze mede onder de kreet:Leve het 11°? vooruit, jongens?" En het voorbeeld volgende van den aanvoerder, wakkeren al de officieren hun manschappen aan. "Vooruit het 11°? Op den vijand los?" En het 11° linie-regiment rukt vooruit, ondanks het bombardement, dat in hevigheid verdubbelt, door het helse vuur heen, dat het langs alle kanten insluit. Mannen storten neer, op den slag gedood, zonder één kreet: anderen,gewond,zakken ineen aan den boord van den weg: het bloed spat op de beslijkte uniformen:maar men rukt vooruit.Zoo bereikt men de maalderij, waar kolonel Meiser de dapperen ziet voorbij trekken, die den dood tegemoet gaan.De mannen juichen hem toe en loopen voorbij,sneller, steedes sneller, medegesleept door hun aanvoerder, wiens kalme dapperheid hen allen beheerstert.Eensklaps ontploft een reusachtig groote granaat te midden van de baan, waarvan onze troepen de zijwegen volgen. Een heele groep wordt door den slag omver geworpen : eenige mannen, door het geweld van de ontploffing in de lucht geslingerd, komon op de steenen terug neervallen, met verbrijzeld hoofd. Een heel klein soldaatje van nauwelijks achtttien jaar, door een granaatscherf aan de hals getroffen, heeft den ruggegraat verbrijzeld. Men hoort een doordringende kreet:"Moeder?..." Dan, het geweer loslatend, de oogen vol ontzetting, draait hij rond en stort met een dof geluid aan de voeten van den kolonel Meiser zelf neer.vervolg op (13)
|