Een man rijdt in zijn auto naar een familiebijeenkomst. De grootouders van de man wonen een heel eind buiten de stad. De laatste 10 kilometers slingeren zich desolaat in het landschap. Geen dorp, geen benzinestation, geen enkele plaats om even halt te houden. Hij haat steeds dat laatste stuk, ook omdat hij het meestal in het donker moet afleggen. Juist voor hij de afslag neemt en het laatste zichtbare huisje aan hem ziet voorbijglijden, denkt hij: " als ik nu maar niets voorkrijg. Je zal het maar weer meemaken...brandstof heb ik nog genoeg. Oliepijl ok? Ja. Banden? Ach nee, als ik nu maar geen lekke band krijg. Heb ik een reservewiel bij? Ja. Ach nee, ik heb geen krik bij, die is vorige keer gebroken. Net nu, je zal het zien, het zal wel...." Nog voor hij uitgedacht is, voelt hij zijn wagen slingeren. Hij remt, verlaat de wagen en ziet inderdaad dat de linker-achterband lek is. Hij had het nog gedacht....Hij kijkt verlaten om zich heen. Hij is ongeveer vijf kilometer van het ene punt of het ander punt verwijderd. Hij kijkt even naar links en naar rechts, wrijft door zijn haar en zucht diep. Plots ziet hij voor zich tussen de bomen een lichtje. "Dat zou een huisje kunnen zijn", denkt hij. "Het lijkt me niet zo ver. Ik kan er heen wandelen en vragen of ze me willen helpen". Hij trekt zijn laarzen aan, kruipt onder de afspanning en begint door het veld te stappen, recht op het licht af. Langzaam ziet hij de contouren van een boerderij. Blij stapt hij vlugger. Het huis komt langzaam beter in zicht. "ja, als er nu maar iemand thuis is. Ik kan vragen of ze een krik hebben, dan is mijn wagen zo gerepareerd en daarna breng ik dadelijk de krik terug. Dat zou fantastisch zijn" Monter loopt hij vlugger en vlugger door de zware kleigrond van het weiland.
"Oei, misschien is dit weiland wel van de boer, ja waarschijnlijk wel. Als hij nu maar niet boos is dat ik zo maar door het land loop. Ik kan zeggen dat de afspanning gebroken was aan de weg en ik niet wist dat ik er niet mocht doorlopen. Maar hij zal wel weten of de afspanning kapot is of niet. Dan weet hij dat ik lieg. Daarna zal hij me wel helemaal niet meer vertrouwen. Als ik dan de krik vraag, zal hij denken dat ik ze niet zal terugbrengen. Mensen die liegen, zijn niet te vertrouwen. Dus zal ik maar eerlijk zeggen dat ik onder de draad ben doorgekropen. Ik zal eerlijk zeggen dat ik geen tijd wilde verliezen door helemaal rond te lopen, dat ik eigenlijk mijn weg hier niet goed ken. Dat is waar, en daarbij als het niet waar is, kan hij dat nooit weten. Ik kan zeggen dat ik bang was om te verdwalen en daarom recht op het licht ben afgestapt. Maar dan nog, misschien heeft hij al veel ervaringen met mensen die steeds zijn materiaal vragen en het nooit terugbrengen. Dan zal hij nooit zijn krik uitlenen, maar wat is nu ook een krik. Zo duur is dat ook weer niet, maar je hebt gierige mensen op het platteland... hij zal me vast niet vertrouwen en misschien niet eens opendoen...maar een mens moet toch een mens in nood helpen, wat is dat nu. Het is donker, hij weet dat de weg verlaten is, je kan iemand in nood toch niet zomaar aan zijn lot overlaten..."
Al peinzend komt hij aan bij de voordeur. Hij is totaal overstuur. Het is nu ook helemaal pikkedonker.
De man in het huisje had hem al een tijdje zien aankomen. "Moeder, waarschijnlijk iemand in nood. Ik ga even kijken, zet jij al vast een kopje koffie klaar voor hem?" nog voor de man van de auto kon bellen, deed de man van het huisje de deur open. Nog voor de man van het huisje hem vriendelijk kon begroeten, riep de man van de auto:
"weet je wat je doet!!! Steek die krik van jouw waar je wil! Ik zal mijn plan wel zelf trekken!!!"
en hij verdween terug over het veld, mokkend en borrelend van woede naar zijn auto.
|