WARE LIEFDE REIST Onder een dun laagje ijs zwemt en droomt een langzame karper. Aan de rand van het bos groet een beukenreus koning Winter. Kale takken vieren bijna een nieuw jaar, bij het spelen van de wind. Noordwaarts de ruisende zee vol vrede gevende gedachten, invoelbaar tevree. Ze kabbelt voort, ongestoord mijlen verder langs verlaten duinen waar een zomer geleden haar blote voeten struinden. Vandaag - zo net wakker- tuurt ze door het slaapkamerraam en hoort de branding, ziet ze een meeuw bezig met zijn landing op schelpen in het slik. Het lijkt alsof de golven haar gevoelige snaren raken, zachtjes glijden door haar wapperende haren. Ze voelt de gemoedsrust van het strand terwijl in haar eindeloze aanblik een klein schelpje verzandt. Ware liefde reist. Zonopkomst, de dag lacht. Het winterse tuinleven begint. Door de gordijnen verschijnt een lach. De sneeuwklokjes fleuren, penselen de tuin in kleuren waar koolmezen en merels scharrelen. Kauwen roepen met de kerkklokken mee. Aan de dorpskerk ratelt Geerts over spaargeld en zaagsel, roest en betonrot : hier hangt de lijfgeur van 't dorp. De adelaarsneus van Boer Nest snuift de nieuwe morgen. Mist bedekt de graslanden, oude hekken scharnieren niet meer. Het erf is vandaag nog een vaag zichtbare boerderij. Riet langs de slootkant buigt nog dieper, wilgen -bladvrij- door de wind gevormd snakken naar een straaltje zon terwijl schapen -in de nevelrand- mysterieus een dierlijke cirkel vormen. Ware liefde reist. Net als Deben schudt ze de nacht uit dekens. De mist is gelopen, het innerlijke gordijn gesloten. Na het onweer, er is alleen maar stilte en buiten de geur van december. De wind huilt als een failliete staalwalserij deze ochtend. Gekneusde ezelsoren in een klein schriftje, een oude kat -bandenloos en tandenloos- zigzagt over het tuinhek terwijl naakt op het dressoir woorden de juiste klemtoon zoeken. Zo net voor het nieuwe jaar welke als -als volleerd sprinter- in de startblokken zit laveert ze samen met Rutger Kopland door mijmeringen. Een gedicht grijpt haar naar de keel. “Ze moesten inderdaad gaan, ik had het gezien. Aan hun gezichten die langzaam veranderden van die van kinderen in die van vrienden, van die van vroeger in die van nu. En gevoeld en geroken als ze me kusten, een huid en een haar die niet meer voor mij waren bedoeld, niet zoals vroeger, toen we de tijd nog hadden. Er was in ons huis een wereld van verlangen, geluk, pijn en verdriet gegroeid, in hun kamers waarin ze verzamelden wat ze mee zouden nemen, hun herinnering. Nu ze weg zijn kijk ik uit hun ramen en zie precies datzelfde uitzicht, precies die zelfde wereld van twintig jaar her,toen ik hier kwam wonen.” Ware liefde reist. Ik zeef de woorden in het ochtendgloren. Prille dauw, slaperig wakker laat ik me door hem bekoren. Iedere ochtend -sinds kort- is hij me schijnbaar trouw. Een soort natuurlijke wekker geworden, heer Merel in maatpak. Terwijl ik in de letterbak letters pluk geniet ik van zijn muzikaal tuinbehang. Pierenpakker, solo artiest van de ochtend. “De rosse” heeft het zich gemakkelijk gemaakt. Tussen Kaaiman en Books in ligt ze te spinnen, terwijl ik Audenaerd parafraseer. Soms geurt de lucht naar miljoenen herinneringen en diepe emoties. En toch, in de geur van een decemberochtend verbergt zich het geluk van mijn simpele ware liefde. Ware liefde reist. Ik nip aan mijn zesde tas koffie en vraag me af hoe het met de beuk zou zijn, of zijn boktor al een antwoord heeft voor mij -misschien in morse- en mij blij maakt. In het kopje troost lijkt het of de nieuwe morgen zich heeft neergelegd als een gestild laaiend vuur dat langzaam uitdoofde. Langs een gewonde stam wacht, als steeds in verte van de uren, de schaduw van ware liefde. De agenda -bijna verleden- herleest nog even gemaakte afspraken. Ik wrijf over de gekneusde ezelsoren, streel ze met tederheid en veeg een laatste kerf uit haar broze lichaam. Pierenpakker, Kaaiman en Books begrijpen mij. In mijn hart rent ridder Klaroen, is de oude -bandenlose en tandloze- kat ingeslapen en hebben op het dresssoir woorden de juiste klemtoon gevonden. Nog koffie... Troost, tederheid en bekommernis hollen de wereldstad uit richting platteland. Ware liefde reist.
|