ZEE, WATER EN STAREN Het vlakke land moet nog ontwaken. De nestwarmte schrijft gevoelens neer terwijl het skelet van de haag trilt zich tussen de schrale noordenwind in. Vetbollen wachten op hongerige kladden vliegers. Schraal geworden graszoden bedekt onder een dun nat ochtendtapijt van regendruppels verlangen naar de eerste zonnestralen. In de verte raast een vroege trein door het landschap, de lucht trekt dreigend langs het slaapkamerraam voorbij terwijl een lijvig boek rust op opgetrokken dijen, als twee kleine slaapoogjes de weekendmodus zoeken. Terwijl de gemoedsrust denkbeeldige zoentjes maakt droomt ze nog even over tedere handige vingers van een grijszachte man met een groot hart. Dorstig naar de bekommernis van ware liefde rust haar wang in het kussen. Zijn adem in de wandelgang van haar gedachten tovert een glimlach. De nacht had vlinders gebracht welke zich niet in woorden laten beschrijven. De pelgrimage van hun ware liefde had tijd en strijd gekost. Haar hart is niet altijd vol van woorden maar de stilte die spreekt zegt alles. Ergens wacht een maagdelijk blank vel papier op een laag zinnen. Bij het aroma van een sigaar sprokkelt de schrijver het alfabet bij elkaar. Woorden zullen straks zinnen verzinnen terwijl buiten de wind huivert over de daken. Je kunt de zee niet oversteken door alleen naar het water te staren. In het gedichtenland van Lenaerts wandelt Carmen. Ze ziet er zichzelf in, elke nacht voor het slapen gaan kijkend aan het raam vol verwachting. Een nacht met zoveel sterren aan de hemel, duizenden ogen om te speuren van wie naar waar. Alles schiet door elkaar als vuurpijlen, het heelal dat daar zo maar uit deint, dat danst en rent En daarboven de volle maan,van lichtend geel staat hij daar hoog boven de staalblauwe duisternis.Hij straalt. Het is zondagochtend. De kale sparren nemen elkaar bij de armen, ze wiegen en buigen voor hun Meester bij een trage rijendans die ze ten beste geven. Met de glimlach van de maan heeft zij een verbond gesloten. Ze houdt van deze onbereikbare ballon die ze koestert en die ze ook haar diepste geheimen toestuurt, het blinde solide vertrouwen in haar oranje lichtende God. Soms houdt hij haar wakker en praat ze met hem als tot een eigen kind. Ze is in de ban van zijn woorden en van zijn daden, van Meester maan. Zuchtend fluistert ze de grote stilte toe.genesteld in de plooien van de nestwarmte. Ze schrijft haar wondere verlangens neer op zijn rug die ze bewaart onder zijn dikke mantel alvorens het licht weer regeren gaat. De maan zal haar niemand ontfutselen! Je kunt de zee niet oversteken door alleen naar het water te staren. In een wereldstad klapwiekt een engel aan het raam. Hij brengt hem een boeket warme verbeelding. Nippend aan mijn tweede tas koffie (het is even na 5 in de ochtend) bedenk ik dat ware liefde het betreden is van een kasteel, niet over de muur maar door de bressen. In huizen speelt het schemerlicht van de ochtend zijn eigen spel met de ontwakende lichamen.Terwijl de nevel in het nabij gelegen park zich hult in stilzwijgen, krijst een klad kauwen hun jongen bij elkaar. De dag zoekt nog zijn weg, lichamen elkaar. Het zijn een soort traag wiegende liefdesklanken zonder begeleiding. Ik schrijf hoe ze vers verbonden glans geven aan de prille ochtendstond en laat wat extra ware liefdesgedachten voorbij wandelen. Je kunt de zee niet oversteken door alleen naar het water te staren. Ik hoor gestommel in de badkamer. “De rosse” heeft zich genesteld op een gevouwen handdoek. Er hangt liefdesgeur die opstijgt uit een uitzonderlijk flacon, zonder woorden. Nog koffie. Digitaal wacht een maagdelijk blank vel papier op een laag zinnen. Bij het aroma van een sigaar sprokkel ik het alfabet bij elkaar. Woorden zullen straks zinnen verzinnen terwijl buiten de wind huivert over de daken. De nieuwe morgen traant. Meedogenloze regen maakt zich meester van de stad. Het was voorspeld, voorzien ook eigenlijk. Natuurelementen hebben een zekere voorspelbaarheid in zich, maar ook het leven heeft soms dat “predictable”. Je kunt de zee niet oversteken door alleen naar het water te staren. In een klein schriftje herlees ik wat oude teksten. Zinnen van vroeger, over treinreizen en een hard geworden kustlijn waar vooraf gekanaliseerde onuitgesproken afspraken zich teder vermengd hadden met eerdere lichaam-hints. Ware liefde. Het zijn flarden, fragmenten en stukjes in een soort kleurrijke gedachtenvoorstelling. Buiten ontvouwt een natuurelement verder zijn natte mantel terwijl de vroeg wakkere stedelingen zich richting croissants haasten. Zondagse ritueel, herhaling zeven dags gewijs. Ik vraag me af hoe het zou zijn op het erf van boer Nest. Zou de haan triomfantelijk kraaien -het eigendomsrecht zich toe-eigend- als de dag aanbreekt? Zou aan de bosrand een schuilplaats te vinden zijn, nu de jacht -zonder woorden- traag maar vastberaden zich aanmeldt? Nog koffie. Samen steken we de brug van passie over, die ons van pijn naar ware liefde brengt. Je kunt de zee niet oversteken door alleen naar het water te staren. Predictable ten spijt.
|