Voor m'n poëzie kan je terecht bij Pp. Naam van het Weblog: Ik kan niet schrijven zoals jij leest ...
03-09-2006
Ochtendlicht in een kopje.
Ochtendlicht in een kopje.
Neen, een kopje staat er niet zomaar. Zelfs leeg heeft het een tweede leven. Het bewaart ochtend of verzamelt herinnering.
Zo ook, kan dat gebeuren met het licht. Het ligt dan zonder ogen te wachten op een boek. Gebundelde aarzeling van woorden.
Het betasten van het leven. Wat nog moet komen. De dood. Als een oefening. En het leven. Om te leren verliezen.
Daarom staat er een kopje. Ook al is het leeg. Op de daartoe bestemde plaats. Na genot, een etalage van gemis. En licht. Gevangen om te lezen. Wat een ander reeds wist.
Ik hoor het hijgen van zijn stappen. Luister naar de echo van z'n stem. Doorheen de muren. Hij huppelt door de wereld die ik niet dragen kan. Noch sturen.
Hoe licht is het verdriet van kind'ren. In tijd. Het lijkt wel ebbe en vloed langsheen de kustlijn van hun tranen. Ik moet me baden in hun verlaten angst.
Maar in mijn handen rust een zachte onrust. Een sprei van twijfel dekt de tafel van m'n dag. Hoe, m'n God, kan ik het kind in mij weer baren. Om hem te troosten als een spel. Met kameraden.
Zondige gedachten zijn het. OK, ik geef het meteen toe. Ik bad zelfs tot een god waarin ik niet geloof.
En nog blijven ze 'ontoelaatbaar'. Want in gedachten kun je ook zondigen, leerde de Mechelse Catechismus. Ik denk veel.
Ze kloppen niet binnen het referentiekader. Mijn hoop en wanhoop. Niet volgens het boekje dat de literatuur en het leven doceert. Over een opa en oma. De charmante heiligen van de derde leeftijd.
Volgens mij ongedoseerd. Preconciliair. En aangelengd met romantiek. Zoals vroeger de melk. Maar ik ben dan ook een zondaar.
Ik ken er die het doen met de glimlach. Met kennis van zaken en een hart van goud. Dat zijn de échten. De engelen in een sprookje.
Ik ben eerder de boze jager. Mijn God, laat hem nog een uurtje slapen.
Daar staat hij dan onder de Vlaamse modder. Brabants bruin. Oerdegelijke klei om een man te scheppen. Ondertussen is hij nog m'n Afrikaanse prins. Kwetsbaar.
Mon amour pour toujours. Dàt zeg ik hem dagelijks want hij moet zoveel liefde missen. En staat nog voor brutale waarheden.
Maar nu dwingt de wereld me op de knieën. Om hem te wassen en te kleden. Kniehoog denken en handelen.
De wasmachine is me genadig. En de buurvrouw ook. Ze biedt dekking. Hij mag op de trampoline. Want de oorlog woedt verder. Van de klei komen keitjes.
Een reservoir van projectielen. Reptielen in kinderhanden. Mijn kleine oorlog. En ik heb er al eentje achter de rug. WO II.
Die leek mij toen plezanter.
uvi
PS. Buurjongen heeft bestand afgekondigd. Wapens zwijgen. Vijand zit mee op trampoline.
Multicultureel Madurodam. Mijn kleine Afrikaan spreekt twee talen. Da's niet genoeg. Da's duidelijk.
Hij is blank en Belg. Maar ook weer niet. Voor kinderen. Hier op het woonerf is hij een indringer. Een allochtoon. Blaast het spel op want ze verstaan elkaar niet. Loopt in de weg. Een spelende terrorist.
Sommigen kruipen dan maar zelf naar binnen. Hun dichtste nest. Anderen staan op hun rechten. Eigen plein eerst. Jij kwam later. Wij waren en wonen hier.
Woorden vormen een barrière. Als ze niet van dezelfde taal zijn. Ik verwijt hen niets. Zie het verdriet in zijn tranen. Lijd met hem, maar begrijp hen.
Of hoe kinderen al trainen voor later.
Hier spreekt men Nederlands. Sire, il n'y a pas de Belges. Si, Monsieur
Destrée , mijn kleine Belg. Il n'aime pas le soleil.
Alles kan ik verdragen, Het verdorren van bonen, Stervende bloemen, het hoekje Aardappelen kan ik met droge ogen Zien rooien, daar ben ik Werkelijk hard in.
Maar jonge sla in september, Net geplant, slap nog, In vochtige bedjes, nee
Met dank en respect voor Kopland...
En de lezers hier ... Nu begrijp je hieronder die 'jonge sla' beter. Bij de duiven.
Hoe dikwijls had ik deze zinnen moeten herschrijven? Nu haal ik ze uit m'n hoofd en laat ze meteen los.Als jonge duiven. Ik kijk ze achterna. Als een doordeweekse duivenliefhebber.
Ik zie ze haperen in hun vlucht. Vallen meer dan vliegen. Welke richting kiezen ze? Komen ze terug? Fladderen ze zomaar wat rond? Als labiele letters in de lucht.
Verlangen ze terug naar het dons van hun nest? Of wenkt die weidse wereld? Zonder belemmering van een hok. Wat doe je met jonge woorden?
Laat je ze los? Of laat je ze groeien? Ben ik nu een duivenmelker? Of een teler van onvolgroeide gedachten? Een tedere tuinier van jonge sla. Zoals Kopland. Dat zou ik willen zijn.
Ochtend. En donker. Een dwaallicht in de zomer. Ik tik met m'n voet op een knop. En het wordt licht. Daar staat hij dan. Een 'staande leeslamp'. Een ranke vuurtoren voor de grijze uren van deze dag. Onder zich laat hij het licht stromen. M'n handen verzamelen z'n stralen over de bladen. Baden in een bundel. Letters golven over het papieren strand. Zee van zinnen. Ze deinen in m'n hoofd.
Ik blader door ebbe en vloed. De bellettrie van waden door het blauw.