Bijna als een boer deel ik mijn ochtend in. In percelen. Letters zaaigoed over velden papier. Woorden tussen de voren van de tijd. Ik lijd onder de druk van seizoenen. Uren van respijt.
In mijn handen ligt het 'Knack'-overzicht Boek 06. Soepel als een Brabantse glooiïng. Schrijvers, dertigers, nog puberaal en overmoedig. Roekeloze eigenwaan getemperd door kritiek. Heiligen nog voor ze zalig werden verklaard.
Ze rusten in de luwte van m'n handen. Ik kijk ze in de ogen. Zie de zinnen van hun dromen. Hun hautaine honger. De expansiedrang van hun gedachten. De bekendheid van getallen. Oplage vertaald in lezers. Bang voor criminele recensies. Blokkering van subsidies.
Armoede op zolderkamers, dat is voor dode dichters. Die het leven verteerden in hun verzen. Thans is hun ego uitgebreider dan de zee die ze bevaren. Hun horizon geborneerd door de omtrek van hun hals. De weidsheid van wijsheid, versleten en vergeten.
Zij werken dwangmatig aan de band. Voor de zekerheid van hun literair bestaan. Een villa in Portugal. Nullen op de bank. O God, van dichters en schrijvers, wees hen genadig. Laat Cupido hun Muze verleiden.
Uvi
|