De klok tikt zonder genade de ochtend kapot.
Ach, hij kan niet meer stuk.
Dichters werden wakker in mijn handen.
Ik wreef hen de slaap uit hun woorden.
Bij H. de Coninck bv.
liet ik zinnen ontwaken als:
...
Alles ging een beetje liegen, met oogschaduw
onder haar o's kwam de werkelijkheid mij vragen
of ik meewou, naar een gedicht of zo.
Nee. Laat het allemaal maar weggegaan zijn
uit mij, beeldspraak, betekenis. Ik blijf wel
achter. Taal een lege zaal.
En ik degene die het licht uitdoet.
HdC
Schrijvers, ach, als paddestoelen op papier.
Zo schieten ze op in de herfst van m'n hoofd.
Als het grijs van grafiet nog over de hemel hangt.
De dag nog niet te voorschijn durft komen.
Had de nacht verdriet?
Zolang er ergens, ik weet niet waar, er één lezer,
één lezeres is die even de dag vergeet
omdat ze mij leest ...
Zolang zet ik me neer voor het scherm.
En laat mijn vingers spelen op een bord.
Mama, mag het licht aan op de gang?
(Stef Bos).
uvi