Gesloten?
Toch nog even het gordijntje weg schuiven ...
De pen van gisteren in de inktpot van vandaag.
Er zijn ouderen die blijven kleven aan het verleden.
De geur van gisteren. Ze ruiken een beetje naar heimwee.
Hun gedachten gedrapeerd over "toen".
'Vroeger' is hun houvast, hun credo en hun bijbel.
'Later' kan enkel bestaan uit de schaduw van wat ooit was.
De religie van de nostalgie. Herinnering waarin het steeds herfst is.
Zelf tracht ik 'het' eerder te laten inslapen.
Ik ben een priester van het heden. Vandaag is mijn tabernakel.
Zonder het altaar van het verleden te vergeten.
Dàt ondervind ik bij het schrijven, maar ook bij het lezen.
Een auteur van de vorige eeuw kan me nog net boeien.
Als hij van na de oorlog is. Maar daarvoor verlies ik contact.
Ben ik niet meer compatibel.
Je merkt het aan mijn zinnen. Kort.
Niet altijd versierd met een werkwoord. Of onderwerp.
Geen hoofdzinnen meer met bijzinnen als obligate ornamenten.
Dan nog liever: één woord dat een zin vervangt.
Lieve lezer-es,
dit is geen pleidooi, noch een verdediging pro domo.
Gewoon een vaststelling. Voor mezelf. Een verhitte introspectie.
Wat doe je immers met deze onbarmhartige temperaturen?
Gisteren deed ik "Een schitterend gebrek" van Arthur Japin dicht.
Een schitterend boek.
Daarin vertelt Lucia, een geliefde van Giacomo Casanova, haar tragische liefde.
Heerlijke hedendaagse taal voor een oud verhaal. Lucia spreekt de lezer aan in de ik-vorm en de tegenwoordige tijd.
Vandaag ben ik begonnen aan "Gloed" van Sándor Márai .
Bezongen en bejubeld.
Ik heb het er wat moeilijk mee. Toch de eerste hoofdstukken.
Lange zinnen, Overbodige beschrijvingen.
Het verhaal loopt in de derde persoon. En is geschreven in de verleden tijd.
Voor mij dus afstandelijker. Het gaat over de vriendschap van twee mannen.
Maar toegegeven, ik word nieuwsgieriger naarmate de pagina's stijgen.
Hopelijk nog een frisse nacht. En laat je commentaren maar los.
uvi
Met een toemaatje :
Leeslint van verlangen
Als een wilde rozelaar
zou ik me willen ranken
rondom het blauwe raam
van je bedauwde ogen.
Letters zou ik bloeien
als vingers aan je handen
en woorden om te stoeien
in de takken van je haren.
Maan en nacht, bewakers van begeerte,
zou ik kronkelend verleiden
om mij met hun bleke stralen
langoureus op jouw bed te spreiden.
Uvi