Laat de bomen nu maar zwijgen...
Zelfs de mussen houden hun bek.
De hitte kleeft als een tweede huid op de huizen.
Oudjes die anders treuren over de zomers van vroeger,
moeten nu met water de dood op afstand houden.
Hun herinneringen worden week van de warmte.
Parijs telt nog net niet haar doden.
In de verre verte rommelt weer de oorlog.
Vooroorlogse zomers. Het is me wat.
Zalig in een frêle geheugen, lastig in het heden. Eden is ver weg.
In mijn handen prevelen boeken hun wijsheid.
Papier en woorden om de zomer door te komen.
In Beiroet schieten 'ze' die kapot.
Hoe zouden onze ouders de meimaand van '40 beleefd hebben?
Ach, wellicht met plezier. De jongeren toch.
Als de dood wenkt dan zomert het leven.
Soldaten gemobiliseerd. Weg van de strenge controle van ouders.
In het café zingt Zarah Leander.
De "White cliffs of Dover" liggen nog vredig te rusten
met de zee aan hun voeten.
Vera Lynn, da's pas voor later. Als Lili Marleen wacht.
Maar nu wordt er gedanst.
Lili uit de Kempen in de armen van Jef uit de Westhoek.
Mobiliteit was toen nog enkel iets van het leger.
Mensen verlieten het dorp niet. Tenzij om soldaat te worden.
Ze leefden en stierven in de armen van hun hectaren.
Het is ochtend. Ook de wind laat me in de steek.
Ik laat de radio nog zwijgen.
Want straks zingt Willem misschien weer over : Duizend en duizend soldaten.
Altijd iemands vader, altijd iemands kind.
En dàt wil ik niet horen...
Laat de bommen nu maar zwijgen...