Semper tres!
Klein Seminarie 1953 - 58
Het was verboden. Maar we deden het toch.
Want alles was verboden.
De zondagnamiddag, toen nog met een hoofdletter,
kregen we witte boterhammen met kaas ertussen.
En een blekken kan met chocolademelk. Of iets in die buurt.
Stiekem sopten we onze boterham in dat kopje troost.
Een heldendaad.
Eén keer per week kregen we dat extraatje.
Na een bezoek van thuis. Op zondagnamiddag.
Dàt was enkel realiseerbaar voor de rijken of zij die dichtbij woonden.
M'n ouders zaten ergens tussenin. Veronderstel ik.
Eerst de tram. In '56 een Opel Record.
Op het einde van die visite kwam een surveillant rond met een bel.
Tijd voor de tranen. Van moeders.
En bij dat afscheid was het net of ze de ziel uit je lijf scheurden.
Ze meenamen naar dat verre dorpje met z'n bossen en z'n heide.
Toen nog.
En zelf bleef je verweesd achter. Met een onbeschrijflijke pijn in je borst.
En ze beschrijven kon je niet.
Want elke brief moest open afgegeven worden.
En waar vond je dan wat moederliefde terug?
In de verboden hand van een kameraadje.
In het donker van de filmzaal.
Om die jongensliefde te vermijden: "Semper tres!".
Jawel, een luxe. Op zondagavond. Om je pijn te verdoven.
Een film, zoals de Five Sullivans.
Vijf broers die allemaal stierven in WO II. Voor ons.
Zoiets dat kon je begrijpen.
Want zelf zat je ook te sterven.
Zopas sopte ik m'n witte boterham met kaas in een kopje chocolademelk.
Van échte chocolade.
Ik keek vluchtig rond. Geen surveillant te bemerken.
Oef!
uvi