Hoe kom ik tot een gedicht?
De dag breekt aan, de nacht valt Het zijn gewone zinnen en toch zit er een bijzonder aspect aan het samenspel van de woorden. Want hoe kan een dag breken of een nacht vallen, het zijn louter tijdsbegrippen waar een bepaalde actie wordt toegewezen. Op dezelfde manier kan je spelen met de ochtenden, de middag, de avonden.
De ochtend scheurt zich los van de nacht en laat de zon het bloeden.
Hier is nog een bijkomend aspect, de ochtend brengt iets te weeg, hij breekt niet alleen. En ochtendrood voorspelt regen. Maar dat laatste schrijf ik dus zeker niet, dat mag je veronderstellen.
Al te vaak wordt een zonsopgang tot in het detail beschreven, en eigenaardig genoeg hoe meer men het beschrijft, des te oppervlakkiger is het resultaat. Het beeld dat je uiteindelijk verkrijgt wordt overbelicht.
De dag verraadt de morgen en heeft haar hoogste punt bereikt slechts de schaduwen leveren nog slag tussen de nauwe straten, waar het licht om versterking vraagt.
En dan, wat doe je met zoiets? Het is soms moeilijk om een dergelijke omschrijving te koppelen aan iets anders. Tenzij je zou voortgaan met de strijd en het bloed beschrijft. Een openingszin moet immers openen, ontsluiten noem ik het. En niet te vergeten, de zon laat ik achterwege, dat is te evident, anders heb ik weer zinnen nodig om die verdomde zon te beschrijven en raakt mijn verbeelding weeral overbelicht.
De straten vol kraters, de stukgeschoten huizen, ze lijken op elkaar ze stuiten, elke doorgang werd versperd.
Dit is nog maar eens een beschrijving, haaks gemonteerd op de vorige zin van de dag verraadt, een afglijden naar iets sinisters. Het zoekobjectief werd verplaatst van de lucht naar de grond, maar ik heb nog geen bloed gezien, dat hoeft immers niet, want alles is bedekt met stof.
Geen mens, een bloedloos wezen heb ik er toen gezien. Het stof heeft zo deemoedig alle sporen uitgewist.
Dit is een krimpen in zichzelf, een innerlijke blik zonder oordeel (want dat past niet, men was er immers niet bij, men is nog steeds niet betrokken).
Een stem beschrijft nauwkeurig het tellen van de doden, terwijl een oog de haat vertoont, de vuisten en een afgeschermd verdriet.
En zo zoomen we uit, nemen we terug afstand van het gebeuren, we zijn en blijven immers toeschouwer, we kunnen wel verontwaardiging tonen, maar dat is aan de lezer.
En tenslotte staan we terug aan het begin, de allereerste zin, die eigenlijk beter hier staat, omdat het een besluit is!
Het gedicht,dat ik zo uitgesponnen heb, zou dus als volgt kunnen klinken:
De dag verraadt alweer de morgen en heeft haar hoogste punt bereikt slechts de schaduwen leveren nog slag tussen de nauwe straten, waar het licht om versterking roept
De wegen overvol met kraters de stukgeschoten huizen, lijken op elkaar ze stuiten elke doorgang werd versperd Geen mens, een bloedloos wezen heb ik er toen gezien, het stof heeft niet deemoedig alle sporen opzichtig toegedekt
Een stem beschrijft nauwkeurig het tellen van de doden, terwijl een oog de haat vertoont, de vuisten en terloops een afgeschermd verdriet De dag heeft zich weer losgerukt de nacht werd weer vergeten en laat de zon het bloeden En zoals normaal is, heb ik er nog wat wijzigingen aangebracht, zo blijf ik soms nog uren bezig.
|