Als een mens sterft is het alsof ...
... een bibliotheek afbrandt. Afrikaans gezegde
28-03-2006
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vier jaar onder de hiel van de laars
Klik op de afbeelding om de link te volgen Ik droomde er van. Na de oorlog zou ik een rosbief kopen en die helemaal alleen opeten. Met de rantsoeneringssbonnen, die we maandelijks moesten afhalen op het gemeentehuis, hadden we recht op één rosbiefje waar we één week dienden mee toe te komen. 's Zaterdags smaakte het ene kleine sappige lapje dat ons deel was, hemels ! 's Vrijdags daarop was het een leren lapje van het herhaaldelijk opwarmen. Bij een vriendje hadden we met ons vieren die dag het huis voor ons. Het huis betekent het vertrek dat dienst deed, zoals bij ieder van ons, als keuken-woonkamer-badkamer-eetkamer. We doden de tijd met gezelschapsspelen. Als nieuwsgierige snotaap nam ik, wars van alle plichtplegingen, het deksel van de nette kookpot die op de Leuvense kachel stond. Ik kon het niet direct thuisbrengen; We hadden allemaal een paar konijnen in een hokje in onze stadstuintjes, maar aardappelschillen werden rauw gevoerd. "Hé, is dat voor de konijnen" , flapte ik er uit. Enigszins beduusd verklapte ons speelkameraadje dat ze voor het gezin bestemd waren. Al de neuzen hingen boven de open kookpot. Alle ogen werden gericht op ons vriendje. Er heerste een pijnlijke stilte. Dat was voor ons de eerste brutale confrontatie met een echte vorm van ontbering. Dat een gezin in die toestanden verzeilde hing af van vindingrijkheid en durf, die al maar scherper en driester werd naargelang de oorlogsjaren verliepen. Familieleden hebben die op de buiten woonden was een zegen. Toen we georganizeerd geraakten en het smokkelen op dreef kwam haalde vader er vlees, van een varken dat in het geheim vet gemest werd. Dat "organiseren" heeft heeft wel een aanloop van een paar jaren opgeëist alvorens het effectief werd. Alles wat je kweekte of oogstte moest aangegeven worden. Het grootste gedeelte van de opbrengsten moesten afgestaan worden aan de bezetter. "Smokkelen" betekende dat je mondvoorraad, die illegaal ergens op een verborgen plek gekweekt was, vervoerde. Je moest zien dat je op de trein, in de stations, niet betrapt werd bij de controles die uitgevoerd werden. Op het smokkelen van vlees stond gevangenisstraf. Aardappelen was je gewoon kwijt als je "gepakt" werd. Wij hebben nooit honger geleden. In het derde oorlogsjaar had ik op een dag de griep. "Moest ik nu een stukje spek hebben", zei ik aan Moeder. Ik had er al twee jaar geen gegeten. Het smokkelen kwam uit noodzaak later volop op dreef. Waar vader ze gehaald had herinner ik me niet meer, maar hij had drie kleine sneedjes spek op de kop kunnen tikken. Ik kreeg ze alle drie voorgeschoteld. Ik kon niet geloven wat me overkwam. Ik herinner me dat van de geur alleen het water me in de mond kwam. Nooit heb ik zo smakelijk gegeten. Moeder bleef me gans de tijd gadeslaan. Vader draaide zich op zeker ogenblik om en verdween. Vele jaren later hoorde ik hem, met vochtige ogen, vertellen dat hij het tafereel niet langer had kunnen aanzien. Het volle besef van zijn onmacht om zijn kinderen alles te kunnen geven waar ze recht op en nood aan hadden, had hem overmand. We liepen er, naargelang de oorlogsjaren verliepen, meer en meer armoedig gekleed bij. Ik herinner mij dat de leraar op zeker ogenblik aan een klasgenoot, nog altijd één van mijn beste vrienden, de vraag stelde waarom hij altijd een dikke wollen sjaal droeg in de klas. De jongen kreeg een kleur en biechtte op dat hij dat deed om te verstoppen dat hij geen hemd droeg. Hij had er geen. Maar de Duitsers hadden er wat op gevonden. Ze maakten stof, niet op basis van katoen of wol, maar van planten. De Fons, een, buurman, had zo'n pak aan. Schitterend zag hij eruit. Hij dwong respect af. Op de tram die ons die zondagmorgen naar het Vossenplein in Brussel bracht werd hij aangegaapt. Voor de sjofel uitgedoste omstaanders was er maar één verklaring, die voor de hand lag : dit was één van die beroepssmokkelaars die zich op de kap van sukkelaars op de zwarte markt aan het verrijken was. Op het Vosseplein begon het te regenen. En toen we doorregend aan de tramhalte stonden voor de terugreis begon Fons zich, met rede, al ongerust te maken. Zijn broekspijpen en mouwen waren al een eindje gekrompen. Tegen we thuis kwamen waren nog amper zijn knieën en zijn ellebogen bedekt. We lachten ons een kriek. De ene rake opmerking, in het Brussels uiteraard, volgde de andere op. "Ge zaait precies ne plechtige commeunekant mei een keutte broek oan" deed, zowel aan de Fons, als aan ons, daveren van het lachen. Er werd nog weken mee gelachen. Onnodig te zeggen dat de Duitse spitsvondigheid geen succes kende en de bron werd van een resem grollen die gretig doorverteld werden. Veiligheid was een ander paar mouwen. Eens de oorlogsindustrie van de Britten en later dan ook nog die van de Amerikenen op volle toeren begon te draaien, kregen we bombardementen met de vleet te verduren. De idee dat we in de kelder, onze aangewezen schuilplaats, bij een voltreffer bedolven zouden zitten, schrok ons af. Vader had, zoals velen, een schuilplaats in de tuin gemaakt. Die betond uit een put in de grond, zo gegraven dat we er konden plaats nemen op een aarden bank en overdekt met balken en zeildoek, alles bedolven onder een dikke laag grond. De komst van een vloot bombardementsvliegtuigen, werd aangekondigd door het akelige gemoduleerd geloei van ettelijke sirenes. We hadden dan nog juist de tijd om in onze put te duiken. Wanneer je daar zat, midden van hels lawaai, zat je constant te piekeren over een voltreffer. Was de volgende bom voor ons ? Je verkeerde in een soort van trance. Wanneer het gebulder ophield en de bevrijdende, ditmaal een lang aangehouden eentonig sirenegeluid weerklonk, was het alsof er een gordijn opging en je wakker werd uit en nare droom. Het gevoel van schrik hebben evolueert. De laatste jaren van de oorlog bleven we gewoon in bed liggen. Sterven door een voltreffer was een loterij en de probabiliteit kon je toch niet forceren. Enkel de Duitse V-bommen hebben ons weer, met bed en al, de kelder in gejaagd. We sliepen er vele nachten. De V-één raketten waren ook weer iets nieuw. Iets dat we niet kenden. Je hoorde ze van ver aankomen vliegen en je hoorde ze zich verwijderen. Ze maakten ook een geluid dat ons niet bekend was. We hoorden toen voor het eerst de straalmotor daar waar we aan propellermoteren gewend waren.Ik herinner me nog dat op een winteravond kameraadjes bij ons kwamen spelen. We hoorden ze aankomen, de vliegende bom, zoals ze ook genoemd werd. Plots stopte het motorengeluid. Uit ervaring wisten we dat dit betekende dat de bom aan het vallen was. Holder de bolder doken we de kelder in, al vallend over mekaar, rollend de keldertrap af, dit alles gepaard gaande met een giechelen en de parelende lach van moeder, onder de indruk van dat jonge onstuimige, soepel geweld van vier kwajongens. Toen waren we al gehard tegen loerende dood. Op school hebben we vele en lange uren in de enorme kelders onder het kolosale schoolgebouw doorgebracht. Op de middelbere school heeft zich dat gewreekt. In tegenstelling tot klasgenoten die uit de provincie kwamen had ik het de eerste jaren heel hard. Langs de dagelijkse nieuwsuitzending van de BBC, in het Nederlands, waren we op de hoogte van het verloop van de oorlog. Het beluisteren ervan was illegaal. Er stond gevangenisstraf op. De uizending was moeilijk te beluisteren omdat ze door de Duitsers gestoord werd door een loeiend geluid. Je moest met je oor bijna tegen de radio plakken. We vernamen er de eerste nederlaag van de Duitsers. Dat stak ons een riem onder het hart. We durfden te hopen. Het achste leger van de Britse generaal Montgommery verjoeg het Duits-Italiaans leger onder bevel van de succesvolle en gevierde Duitse maarschalk Rommel bij de decisiefe slag van El Allamein. Ook bij ons, zoals bij vele buren, kwam er een grote kaart van Europa op de muur van de leefkamer, waarop ook Noord-Afrika stond afgebeeld . Met gekleurde kopspelden duiden we er elke dag de positie op aan van de frontlijnen, zowel in Afrika als in de Sovjet Unie. Telkens die lijn zich verplaatste werd die gevierd met een emotionele vreugdedans. Zou de tijd dan toch terugkomen dat we, rustig en zonder angst, weer zouden kunnen genieten van chocolade, exotisch fruit, vijgen, rozijnen, cacao, vis, fijne vleeswaren, schaalvruchten, snoepjes, praniles, ontbijtkoeken, pannekoeken, ijsjes, lekker en niet plakkerig en dradend tarwebrood, allemaal zaken die we al jaren moesten ontberen en waarvan we ons bij zwakke momenten, met een beetje verbeeldig nog enkel de geur en de smaak van konden herinneren. Ik ten minste, voor mijn zeven jaar jongere broer spraken we in raadsels wanneer we het er over hadden, wat zelden gebeurde. Het waren herinnneringen die we in intimiteit koesterden, enkel in onze gedachten, om het leven voor de anderen al niet moeilijker te maken dan het was. Soms kwam dit onderwerp uiteraard ter spraken maar dan in een humoristische verpakking. Wie was het ook weer die zei dat humor verdriet is dat op zijn kop staat ?

28-03-2006 om 00:00 geschreven door Wannes2


>> Reageer (0)
29-06-2006
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vrij !
Klik op de afbeelding om de link te volgen We stonden hen op te wachten langs de Steenweg op Aarschot. Het nieuws had zich als een vuurtje verspreid, ze kwamen, onze bevrijders. Eindelijk. We hadden er vier jaar op moeten wachten ! Links en rechts van de steenweg stond het volk, net als bij een wielerkoers. De eersten stopten. Ze waren helemaal alleen. Geen anderen in zicht. We omringden hun. Ze vroegen uitleg, informatie over de vijand, uiteraard in het Engels. Ze zaten in een open rupswagentje (*) met drie man, hun smoelen zwart van het stof, wat het wit van hun ogen accentueerde. Eén van hen voerde het woord. Wat mij steeds bijgebleven is, was de blik van de anderen die heel strak gericht bleef op de baan die voor hen lag. Zij gunden ons geen blik, geen oogopslag ... Die blik sprak boekdelen. Wantrouwen, angst voor een eenzame Duitse schutter of eenheid die ergens verderop in de heuvels nog verborgen zat. Zenuwen gespannen als vioolsnaren. Zij reden op kop als verkenners, als de "voorspits" van hun eenheid die volgde op afstand. Zij namen grote risico's. Ze zagen er niet uit als helden, maar als voorzichtige, ervaren en goed getrainde vechters, die hun plicht deden, maar die professioneel te werk gingen en als dusdanig deze oorlog wouden overleven. In de aanloop vanaf de Normadische kust tot bij ons hadden ze het klappen van de zweep leren kennen. Velen van hun maten hadden ze al in de "voorspits" weten rijden. En velen die het niet overleefd hadden. Ik ben al die jongens eeuwig dankbaar. Vele jaren later kreeg ik de vraag : "Luitenant waarom hebben wij een leger nodig ?" Moest ik toen korpsoverste geweest zijn dat had ik één van de volgende dagen de achthonderd man van de strijdende eenheid (*) waar ik deel van uit maakte op onze legerwagens gezet en hen naar Bastogne gevoerd Daar zou ik ze opgesteld hebben op het Amerikaanse militaire kerkhof , bij ieder graf één man. Om de beurt zouden ze de naam en de ouderdom moeten uitschreeuwen hebben van de militair die aan hun voeten begraven lag, gevolgd door de formule. "Jij stierf voor mijn vrijheid". De Belg is anti-militair tot het er op aankomt en dan moeten die van over het Kanaal of van "over there" het hier komen doen. Wij moeten geen steentje bijdragen. We leveren de kerkhoven wel. Dit is nog altijd de mentaliteit. Onze para-commando's worden opgeleid om in het kader van een Europese bijdrage bij militaire operaties mee in te springen. Maar wat besloot onze regering ? Wij leveren alleen de vliegtuigen voor het transport om jongens van een andere Europese nationaliteit naar de gevaarzone te brengen, ons leger is er niet om te vechten, er mogen geen doden vallen. Het dient enkel nog om op 21 juli een schertsvertoning te geven voor de koninklijke tribune tot groot jolijt van de buitenlandse waarnemers. Ik schaam me. (*) Bren carrier Bren is een machine geweer (*) niet strijdende eenheden zijn al de administratieve diensten en logistieke eenheden. Die maken de overgrote meerderheid uit in ons leger. Wij noemden ze "burgers in uniform". Strijdende eenheden zijn de infanterie, tanks, genie, para- commando's en de varende en vliegende eenheden.

29-06-2006 om 00:00 geschreven door Wannes2


>> Reageer (0)
02-07-2006
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Op klompen
Ik behoor tot een zeer beperkte groep van mensen die nog in leven zijn en die op klompen in Brussel de tram namen, naar de Vismarkt in het centrum en dit op en doordeweekse dag en buiten ieder folkloristisch kader. Winter 1945. De kustwateren waren ontmijnd en alle hindernissen op de stranden, die de Duitsers er aangebracht hadden om en eventuele landing te bemoeilijken, waren opgeruimd. Al de dwarsmuren gebouwd op het einde van iedere straat die uitgaf op het strand of dijk waren gesloopt. Alle vensteropeningen van de gebouwen op de dijk , die uitzicht gaven op de zee en die dichtgemetseld waren werden geopend en hersteld. Van vis hadden we gedurende vier jaar alleen kunnen dromen. Nu konden onze vissers weer uitvaren. En het nieuws verspreidde zich als een vuurtje. Op de Vismarkt werd er vis verkocht en de mensen stonden er al aan te schuiven in lange rijen. Versleten schoenen waren niet aangewezen om in de vrieskou gedurende onafzienbare tijd in de rij te staan. Klompen was het schoeisel bij uitstek dat de voeten warm hield en waaraan niet alleen wij, maar heel veel Brusselaars die een paar op de kop konden tikken, de voorkeur gaven. Moeder stond ergens in de rij, vader wat verder en ik ergens op kop. In onze geest heerste nog het spook van de rantsoenering. Om de mogelijke regel van zoveel kg per gezin te omzeilen hadden we ons dan ook verspreid opgesteld in de rij. Maar het liep anders af. We kregen een x-aantal kg per "klant", zomaar. Eens thuis, bij de gloeiende Leuvense kachel, werden onverwijld en in feeststemming de braadpannen boven gehaald. De panharing smaakte overheerlijk en we konden er zoveel van eten als we maar aankonden. Dat was een nieuw gevoel op zich, eet zoveel als je maar wil en dat van iets dat we zolang hadden moeten deren ... Ons geluk kon niet op. Wanneer ik op de Vismarkt kom, waar de toenmalige viswinkels plaats geruimd hebben voor trendy visrestaurants, denk ik nog altijd terug aan die winterdag in 1945. Zelden, maar soms bakken we nog eens bakharing. Ik tracht dan altijd en met veel goede wil, die heerlijke smaak van toen te herontdekken. Te vergeefs.

02-07-2006 om 22:26 geschreven door Wannes2


>> Reageer (0)
03-12-2007
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het spookdorp
Alleen de schoorstenen stonden nog recht. We hadden het van op de landweg die we volgden, al van ver in de gaten gekregen. Rechtstaande schoorstenen, geen huizen er omheen. Het moet een dorpje geweest zijn van enkele tientallen woningen. Of beter een gehucht. Er stond geen kerktoren. Het was net of een vrachtwagen met kipbak rondom ieder opstaande schouw een vracht baksteen gelost had. Geen stukje muur bleef er over. Het puin trok een kronkelende lijn langs de aarden voetpaadjes die de straten voorheen rechtlijnig afgebakend hadden. Op sommige schouwmantels stonden hier en daar nog garnituren. Een kat kwam van uit het puin naar ons toe. Miauwend. Spontaan respecteerden we de drukkende, angstaanjagende stilte. « Niet gaan kijken » fluisterde vader. « Rustig verder gaan « . Maar door onze geest flitsten de vele vele vragen waar we geen antwoorden op hadden. Ons geheugen verschafte ons geen referentiepunten de ons toelieten om wat we aanschouwden, thuis te brengen . We konden het niet plaatsen . We voelde ons als vreemden vol angst gedropt op een andere planeet. Na een paar minuten hadden we het dorpje achter ons gelaten. Toen kwamen de vragen los, op stille toon, zoals er gesproken wordt op een kerkhof bij een begrafenis. Waar zitten de mensen ? Liggen er onder het puin ? Hoe kan het nu dat al die schoorstenen zonder uitzondering meestal met schouwmantel eraan, nog zo schoon rechtop bleven staan ? « Artillerie », zei vader. Veel later met de militaire kennis van infanterieofficier kwam ik tot het besluit dat vader verkeerd zat. Noch bij artillerievuur , noch bij een luchtaanval kon er zo uitermate selectief te werk gegaan worden dat bij ieder huis zonder uitzondering enkel de schoorstenen rechtop bleef. Enkel goed getrainde genietroepen konden met springstof tot een dergelijk resultaat komen. Was het een weerstandsnest van Franse of Britse eenheden geweest ? Hadden de Duitsers er verliezen geleden en was dit een wraakactie ? Ik heb er nog altijd het raden naar. Maar ik zie het dorpje nog voor ogen net alsof ik er gisteren nog was. Gisteren is zevenenzestig jaar geleden.

03-12-2007 om 04:36 geschreven door Wannes2


>> Reageer (1)
28-01-2008
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Zoals gedresseerde schepershonden ...
Zoals gedresseerde schepershonden … Het was een revelatie voor ons. Soldaten die opmarcheren al zingend . We botsten erop in een dorpstraatje dat we volgden, op weg richting België. De eenheid, Duitse infanterie van de grootte van een peloton marcheerde ons voorbij, allen blootshoofds, de helm aan de koppelriem, geweer aan de riem, op het ritme van een marslied dat ze zongen uit volle borst. De kraag van hun begeleider was afgeboord met een zilveren lint. Later kwamen we te weten dat dit het onderscheidingsteken was van onderofficieren. De zilvere stopte en schouwde zijn manschappen. En dan gebeurde het. Tot onze grote ontsteltenis. De zilvere, vlak voor ons , deed een stap vooruit en sloeg één van zijn manschappen die naderde, vlak in zijn gelaat. Een ferme muilpeer. Wij stonden er perplex bij Aan de grond genageld. Maar ze marcheerden gewoon verder, al zingend. Toen we ze niet meer hoorden zetten we onze weg verder. Moeder verbrak als eerste de stilte. Ze kon het niet langer zwijgen. Ik had het gezien, zei ze. die man zong niet. Ik herinner mij nog altijd de regelmatige trekken van die soldaat. Het was het gelaat van een gecultiveerd iemand. Waarom had hij het nagelaten te zingen na dat het bevel daartoe gegeven werd ? Wat spookte door zijn hoofd dat hem aangezet had om het bevel te negeren ? Het sneuvelen van een kameraad ? De herinnering aan verhakkelde lichamen van vijanden, burgers, vrouwen, kinderen , oudjes ? Of was het oorlogsmoeheid na de inval in Polen en Tsjecho-Slovakije, Nederland, België en Frankrijk ? Of herinneringen die helemaal niet aanzetten tot zingen ? Hij kreeg een klap en zong. Onbewogen. Ze worden afgericht als goed gedresseerde schepershonden, lispelde vader. Op dat ogenblik drong de volle betekenis van die uitspraak niet helemaal tot me door. Later, op de infanterieschool in Aarlen met een « Nicht räsonieren » in gotisch schrift op één volle muur van de refter besefte ik vooreerst , tijdens de acht maanden opleiding tot reserve-officier, de volle draagkracht van deze woorden. Ik had het er aanvankelijk moeilijk mee. Zowel van thuis uit als tijdens mijn studies werd het rationeel denken mij eigen gemaakt. Zowel politieke als godsdienstige ideologieën had ik kritisch leren benaderen. Dogma’s werden uitgesloten. Niets mocht het vrij onderzoek belemmeren. En nu dit, alle verstand op nul zetten en gehoorzamen. Nu is het precies dit rationeel denken dat me er toe deed besluiten dat de voorstanders van het “nicht räsonieren” gelijk hadden. Sterker nog, gehoorzamen moet een reflex worden wil men van een eenheid een goed geoliede gevechtsmachine maken. Als je een leger in stand houdt kun je evengoed gaan voor een goed leger. In volle gevecht dient ieder van de manschappen zich die eigenschap eigen gemaakt te hebben wil hij geen gevaar uit maken voor zijn strijdmakkers en zijn persoonlijke overlevingskansen nemen toe als gehoorzamen een reflex wordt. Onmenselijk ? Sinds wanneer is oorlog menselijk ? Uiteraard schuilt er gevaar in. Kijk naar de politieke SS-eenheden van de nazi’s die als goed gedresseerde schepershonden losgelaten werden op burgers en joden en moorden op bevel. Befehl is befehl. Een ziekelijke uitwas van het principe, eigen aan dictatoriale regimes of fundamentalistische godsdienstfanaten. In de Duitse kazernes diende iedere dag de bloemen begoten te worden. Ook wanneer het volop regende werd dit gedaan. Het bevel voorzag immers geen uitzonderingen. In Aarlen kregen wij in de jaren vijftig een dergelijke opleiding, identiek aan die van het Britse leger. Onnodig te zeggen dat er ondertussen al veel water naar de zee is gevloeid. Onlangs verklaarde een beroepsofficier me nog :” Het Belgisch leger bestaat niet meer”. Ik heb me dan ook een kriek gelachen toen in ons “leger” syndicaten opgericht werden. Achteraf beschouwd nog zo gek niet. Ons “leger” bestaat immers hoofdzakelijk uit niet-strijdende eenheden a.g. uit burgers in uniform. Wat is een mechanicien, een schilder, een verpleger, een dokter of een administratieve bediende in het leger anders dan een burger in uniform? Alors ... ?

28-01-2008 om 15:41 geschreven door Wannes2


>> Reageer (0)
11-07-2008
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Cohabitatie
Cohabitatie.
Het normale gekrijs en geroep verstomde. Net alsof de filmlus gebroken was.  Het gewriemel van een 200-tal joelende lagere school kinderen veranderde in een stilstaand beeld zonder klank. Alle ogen gericht op de schitterende rijlaarzen, de bijpassende rijbroek, de design  kepie en de  paradedolk versierd met een hakenkruis die wiebelde aan twee zilveren schedehouders De jonge rijzige en elegante Duitse officier stapte zelfbewust dwars over het speelplein, recht op de deur van het overdekte speelplein af . 
Eens hij achter die deur verdwenen was, gingen alle vragende blikken naar de leerkrachten belast met  toezicht. Eerlijk gezegd kon ik de blikken, die uitdrukking in die ogen van onze meesters niet goed thuis brengen. Ze keken veel kwader dan kwaad. Het begrip haat was me toen nog vreemd. Verleden schooljaar nog waren het zij die zo over het speelplein stapten, even zelfbewust maar dan met bruine laarzen en passende rijbroek van hun kaki uniform met  koppelriem en kepie en gouden sterren op hun rode of gele of witte spiegels op hun kraag. Het gejoel verstomde toen niet. Het barstte toen los net of er een beroemde zanger of filmster opdook. Oorverdovend gejuich dat maar bleef aanhouden. Wat keken we toen op naar onze meesters die toen officier waren en die plots opdoken tijdens hun mobilisatieperiode in aanloop naar de oorlog, om hun collega’s en baas even te komen begroeten, bewust van de impact van hun uniform. Zij stonden daar nu als de verslagenen in hun grijze stofjas. Dat contrast flitste me wel door het hoofd.
Van toen af aan ging het vlug. Vrachtwagens met stapelbedden die in onze prachtige met parket gevloerde turnzaal werden geplaatst. Keukengerief zoals grote kookketels, vuren en en allerlei verpakt in grote kratten werden naar binnen gedragen. De keuken kreeg haar vaste plaats in het houten fietsenhok in een hoek van het speelplein. Vaklui van de stadsdiensten kwamen er een luik in maken dat naar buiten kon op geklapt worden. Net een etalage van een winkeltje.
En toen was het zover. De troepen deden hun intocht. Naast de turnzaal waar stapelbedden in kwamen namen ze ook twee klaslokalen in gebruik. Tijdens de vrije kwartiertjes lonkten we heimelijk binnen in hun keuken langs het opgeklapte luik. Het was een ongeschreven regel dat we er niet zouden staan likkebaarden. We liepen er langs en gluurden en snoven de geuren op. De portier was vlug goede maatjes met de keukenpieten. Meermaals stond hij buiten, voor het luik, met een glas rode wijn in de hand dat hij blijkbaar nooit weigerde. Ik herinner me nog heel goed dat het rode was. We wisten als kind dat dit verkeerd was en zegden het ook onder mekaar. Je  klinkt niet met de vijand.
Deze stelling werd volmondig thuis door de ouders beaamd. In het prachtige reuzengrote overdekte speelplein, gevloerd met glanzende tegels in een mooi motief hadden ze achteraan een pingpongtafel gezet en werd er duchtig gespeeld. Van op afstand keken we er wel eens naar maar het was geen spel dat ons beroerde. We kenden het wel, hadden er al van gehoord maar het was in onze ogen niets vergeleken met voetbal.
Verder hadden we eigenlijk weinig last van deze bezetters. Het leventje ging verder zijn gang en we wenden aan hun aanwezigheid. Tot op die dag in de zomer. De Duitse motorrijder die toekwam ,  het speelplein opreed en  uitdagend begon te laveren en kringetjes te maken tussen de spelende kinderen. De meesten negeerden hem en speelden verder en liepen alsof er niets gebeurde. Ik stond te piekeren. Waarom doet iemand iets waarbij kinderen gevaar lopen, Dit was voor mij een heel nieuwe ervaring. Omdat we geen Duitse kinderen waren ? Om te laten zien dat ze  de meester waren zich alles konden veroorloven ? Om ons en de leerkrachten die niets konden zeggen te vernederen ? Of was het een snotneus die zijn rijvaardigheid wou demonstreren ? De motorrijder bleef maar toeren en zwenken en draaien tot hij zag dat hij met zijn optreden onze meesters niet uit hun schelp kon lokken. Uiteindelijk stopte hij met zijn spelletje. Ik hoorde de meester iets verbeten zeggen , iets van “Jan mijn voeten” en “snotneus.”
Complexen ten opzichte van het herrenfolk hadden we niet. We waren er van overtuigd dat ons schoolcomplex hen imponeerde. We waren er van overtuigd dat de meesten onder hen nooit zo'n schoolgebouw gezien hadden. We waren ons bewust van de ongewone luxe dat het uitstraalde.
De hoge muur langs de straatkant, de grote ijzeren poort gaf ten onrechte een cachet van strengheid aan het gebouw want eens die poortdrempel  overschreden  kwam je op een speelplein terecht dat je ogenblikkelijk vrolijk stemde. Verspreid over het plein stonden er vijf grote wilde kastanjebomen.  Die bomen zie ik in mijn geheugen altijd terug in volle bloei, altijd bezig met spatjes zonlicht op kindersmoeltjes en op de bakstenen vloer te laten bewegen met de wind.
We hadden een prachtig overdekt speelplein dat eveneens dienst deed als feestzaal. Daarin stond en heel hoog houten constructie van waarin een leerkracht, meester Heyligen af en toe voor gans de schoolbevolking een  film projecteerde, over Congo, de noordpool , kortom actualiteitsfilmen. National Geografic avant la lettre. Daar gebeurde ook de prijsuitreiking in de aanwezigheid van de Brusselse burgemeester en van de ouders. Vader mocht  er, ieder jaar, fier , bij deze gelegenheid  op een gouden op de eerste of op een zilveren stoel  op de tweede rij plaats nemen, naar gelang ik de eerste of de tweede van de klas was.
We hadden een muziekzaal met piano waar we collectief eens per week zangles en notenleer kregen van onze muziekleraar die daarenboven nog eenmaal de week een lesuur muziek in de klas kwam geven.
 We hadden een zaal voor handenarbeid waar we rechtstaande aan lage tafels ieder met een werkplankje  voor zich een pak zachte klei voor de neus kregen en vrij of geleid vormen kneedden.
Voor de leerlingen van de zevende en de  achtste klas,  wat men destijds de vierde graad noemde, was er een atelier voor houtbewerking. Waar we ieder onze werkbank hadden met alle bijpassende grief. Met de vaardigheden die ik daar opdeed bouwde ik  dertig jaar later een zeilboot van 7 m met drie ligplaatsen en een keukenhoekje !
 We hadden een verpleegkamer waar een verpleegster  voltijds aanwezig was. Ze kwam ook iedere dag rond in de klassen om te vragen of er kinderen verzorging nodig hadden.
We hadden een eetzaal waar er onder de middag warm eten geserveerd werd. Tweemaal per week kregen we les van de turnleraar in een hyper uitgeruste turnzaal.
In de eerste schoolweek van het eerste leerjaar gaf meester De Rover ons een eigenaardige boodschap mee. Iedere zaterdag  moesten we een handdoek, een waslap en en stuk zeep meebrengen. We zouden dan naar het stortbad gaan. Niemand van ons had ooit gehoord van een stortbad. Niemand van ons had thuis een badkamer. De meester tekende een stortbad en legde de werking ervan uit. Het nieuws werd thuis enthousiast onthaald. Wat een school en hoe fijn het voor de kinderen ging zijn. Dat was opvoeding. De kennismaking de zaterdag daarop met de kleedzaal  en de doucheruimte was overweldigend. Een grote zaal met individuele kleedhokjes, weliswaar zonder deur aan. Met de handdoek om de lenden en allen samen ging het dan naar de doucheruimte. Die bestond uit aparte douchehokjes bestaande uit twee delen , een instapruimte met bankje en kapstok en achter het scheidingsmuurtje de douche alles uitgewerkt in witte tegeltjes tot op manshoogte. De watertoevoer en de regeling van koud en warm werd centraal geregeld door een mevrouw die daarvoor aangesteld was. De meester verwittigde met luide stem wanneer we ons moesten afspoelen en wanneer het water ging afgesloten worden. Ik vond het zalig. Ik had één droom , ooit zelf een douche te hebben waar ik onder die warme zalige waterstraal dan eens zolang kon onderstaan als ik zelf wou.
Om de zoveel tijd werden we in een bus gestopt en naar het Dudenpark gebracht naar het Eastmann Instituut waar onze tanden verzorgd werden. In de inkomhal stond daar een enorme metershoge design volière met tropische vogels. Ik kon er niet genoeg van krijgen. En daarenboven kregen we daar allen een papieren muts opgezet in de vorm van de toenmalige soldatenmutsen. Daar alleen voor, wilden we de hevigste pijnen in de tandartsstoelen doorstaan. Als afleidingsmiddel van het gedacht dat  binnen enkele ogenblikken  iemand met een kwaad grommende boor in onze tanden gaten ging staan maken, kon het tellen.
Na de behandeling moesten we onze tanden spoelen. Daar was een lokaal voor voorzien waar we allen onze wasbak hadden.   Op een dag werd ons daar opgelegd onze tanden zonder ophouden te blijven spoelen totdat de koningin, Elisabeth,  die het instituut bezocht, gepasseerd was. En wij maar spoelen en spoelen het leek ons een eeuwigheid tot eindelijk de koningin en haar gevolg ons de eer aan deed ons te "verrassen" bij het spoelen. Het was ons opgelegd om ons niet om te draaien naar de koningen. Spoelen moesten we.  Ik was erg ontgoocheld. In de spiegel boven mijn wasbak zag ik een vrouw van ouderdom omringd door een stel oude heren. Het gezelschap imponeerde me helemaal niet. Bij de  oude heren stelde ik me vragen. Waarom oude mannetjes bij een koningin ? Dat had niets koninklijks, geen kroon, gaan sleep, geen kleurrijk gevolg met mooie hofdames. geen officieren in gala uniform. Niks. Ze bleven maar even staan kijken en de oude heren gaven uitleg en weg waren ze.  En daarom hadden wij ons opgeofferd om liters  en liters  water langs onze tanden te laten klotsen.
Wat mij ook altijd bijgebleven is, was dat beeld van die soldaat die buiten in het zonnetje op de drempel van de turnzaal zat. Hij had een paar nieuwe laarzen bij de hand.. Typische Duitse legerbotten.Hij zat ze in te smeren met zwarte schoensmeer. En daar hebben we hem dagen  aan bezig gezien. Ze  waren namelijk in ongekleurd natuurlijk leder. Had ik nog nooit gezien  dat je zelf je schoenen met schoenpoets een kleur moest geven ... Die man poetste als gek om van dat natuurlijk leder zwart leder te maken. Ik vond het een berenwerk.

                                                                  *

En dan die dag dat we van ver heel luide muziek hoorden.
Het kon alleen van de Duitsers komen want kermissen, muziekkapellen, verenigingsleven, was verboden.
Onze school hing vol hakenkruisvlaggen, overal grote luidsprekers.
Ik kwam in een roes, feeststemming. De zoete herinnering aan de kermissen van voor de oorlog. De feeststemming sloeg om in een schuldgevoel. Ik verdreef het gevoel van de feeststemming. Ik wist niet wat de Duitsers vierden, maar daar deed je niet aan mee. Ik was toe tien, elf jaar ?  De haat zat er goed in. En die is er decennia blijven inzitten. Toen jaren na de oorlog iedereen reed met de beste wagen die er op de markt was, de Volkswagen, kocht ik uit erkentelijkheid voor onze bevrijders een Engelse Anglia. Duitsland was bij al onze Europese reizen enkel een  doorgangsland waarbij het contact met de bevolking tot het hoogst nodige herleid werd.
De moffen, de Fritsen, ik lustte ze rauw.

                                                                       *       *      *

Vele jaren later drong het tot me door dat mijn school een bruggehoofd was voor de verfransing van dit Vlaams gedeelte van de hoofdstad. Van bij de start was er een afdeling voorzien voor franstaligen die dun bevolkt was met kinderen uit Diegem, Machelen en zelfs van uit  Vilvoorde.
In de locatie zelf kenden we twee franstalige gezinnen. Nu is Haren-Brussel bijna totaal verfranst. In de sociale flatgebouwen die er door de stad neergepoot werden kwamen welbepaald en gewild, enkel franstalige Noord-Afrikaanse gezinnen terecht.



11-07-2008 om 00:00 geschreven door Wannes2


>> Reageer (0)
27-10-2008
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Beroepskeuze om 12 ?
Beroepskeuze om 12 !

Hij droeg altijd een driedelig donkerblauw pak. Wit zakdoekje in het bovenzakje.
Met zijn meter vijfentachtig was hij, ondanks zijn gevorderde ouderdom een imposante figuur. Wat hem nog restte aan haar lag glimmend van de brillantine in banen dwars over zijn schedel geplakt. De man had altijd een brede lach op het gezicht, alsof het leven tussen en met kinderen één groot feest was.
“Dat is ten minste een directeur”, beweerde moeder. Zij had op haar dorp alleen een “bovenmeester” gekend op pantoffels en gehuld in een deprimerende grijze stofjas waarop soms een paar donsveertjes kleefden wanneer hij terugkeerde van zijn duivenhok, na dat hij zijn klassen aan het werk gezet had met de nodige voorraad sommen, aftrekkingen, vermenigvuldigingen of delingen.
Het schooljaar liep ten einde,  tevens het einde van mijn verblijf op de lagere school.
“Jan, je moet eens tot bij de directeur gaan. Nu terstond”, zei de meester. We hadden nog maar net de tijd gehad al het nodige op de lessenaar te leggen om de dagtaak aan te vatten.
Bij de directeur gaan was nu geen alledaagse bezigheid. Het “Hij moet iets met je bespreken,” maakte me eerder nieuwsgierig dan ongerust. De directeur had een klein, maar heel gezellig bureau, De muren waren rondom bedekt met rekken vol boeken. Alles was er bruin. Pas met het  intreden van de  bruine cafés werd ik er bewust van dat bruin, als synoniem van gezellig, sociaal aanvaard werd. Ik was een voorloper geweest.
Hij ontving me met een nog bredere glimlach dan gewoonlijk en ... ik mocht gaan zitten. Dat maakte indruk op me. Alleen volwassenen mochten gaan zitten bij de directeur. Ik was op mijn qui vive.
“Had ik geen zin om onderwijzer te worden ?” Ik was helemaal in de war. Onderwijzer ? Dan zou ik de evenknie zijn van al de meesters hier op school. Al die mijnheren, die in tegenstelling tot vader er altijd op zijn ’s zondags bijliepen met wit hemd, een mooie das, kortom alle dagen in stadskledij. Ik was gevleid. Ik was in de wolken. De vraag werd aan mij gesteld omdat ik een uitstekende leerling was en de studies dus wel zou aankunnen. Ik moest  eerst thuis met de ouders overleggenen en dan een antwoord komen geven.
Vader zag me al als één van de notabelen van het volk. In het provinciestadje waar hij opgroeide trok de onderwijzer inderdaad op met de pastoor en de dokter. “Doen jongen “ zei hij, “dit is een kans die je aangeboden wordt , grijp ze.”  Wie was ik om er anders over te denken dan mijn wijze vader, die zo veel wist en er zo over dacht ?
Mijn besluit werd door de directeur enthousiast onthaald. Een telefoontje naar een zekere René en ik was ingeschreven als kandidaat voor het zevende leerjaar van de Nederlandse afdeling van de Normaalschool Karel Buls , Lemonnierlaan 110 , 1000 Brussel. Ik moest wel nog slagen in een ingangsexamen.
Veel later vernam ik dat die Nederlandse afdeling pas opgericht was en dat aan de directeurs van de Brusselse stedelijke lagere scholen waar er een Nederlandse afdeling aan verbonden was, gevraagd werd  leerlingen te rekruteren voor de normaalschool. De René naar wie onze directeur belde bleek zijn neef te zijn en mijn toekomende leraar pedagogie.
En daarmee was het uit. Er werd over mijn toekomst beslist in een etmaal tijd.
Geen psychologische testen, geen gesprek met deskundigen,
Ik stond aan de startlijn. Ik moest het nu waar maken. Studeren was destijds een gunst voor een werkmanskind. Van mijn klasgenoten gingen de eerste drie “studeren.” De overigen gingen naar een “vakschool”. Als goede coach moedigde vader me aan. Mislukken betekende de kafzak op de rug met de boterhammen en het kruikje koffie. Bestemming : de fabriek. Als motivatie kon het tellen. Ik werd een blokbeest.

27-10-2008 om 16:42 geschreven door Wannes2


>> Reageer (0)
11-01-2012
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

Aanstelling in vast verband

In het officieel onderwijs dienen leerkrachten  bij hun vaste aanstelling de eed van trouw af te leggen  aan de koning , aan de grondwet en aan de wetten van het Belgische volk.

De plechtigheid had plaats in het Brusselse stadhuis. We zaten daar met een vijftigtal betrokkenen in één van de zalen. Het was de toenmalige schepen van onderwijs die de ceremonie inleidde . Dit gebeurde enkel en Français, cela va de soi. Hij besloot met te zeggen : “ En diegeen die wil de zweer in de Vlaams moge zweer in de Vlaams.”

Toen ik aan de beurt kwam was ik, als enige Vlaming van al de aanwezige leerkrachten, die “de zweer in de Vlaams” gedaan heeft maar dan wel in correct Nederlands.

 

11-01-2012 om 15:59 geschreven door Wannes2


>> Reageer (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

Aarschot   2e kleuterklas

Ik was verliefd op die non. Schoon dat ze was. Met tucht had ze geen last. Niemand zou het gewaagd hebben tegen haar schoonheid en haar voorkomen op te komen. Ze was imposant met haar witte kap en haar netjes gestreken zwarte kledij, met rokken tot op haar voeten en dit in tegenstellig met de rokken van ons moeders..

Op een dag was ze ziek. We moesten samenzitten met de kleutertjes van de 3e klas. Wat een verschrikking. Die zuster was in onze ogen heel oud en heel lelijk. Ze had een dikke wrat op haar wang. Zoiets had ik nog nooit gezien. Zij had wel haar stemorgaan nodig om orde op zaken te houden : ze brulde van de eerste tot de laatste minuut. Ik had danige schrik van dat mens.

Wanneer er twee klassen samenzitten hangen er heel wat jassen aan de kapstokken in de gang, de ene over de andere. Tussen al die kledij in zag ik een jongen die zich aandrukte tegen een meisje. Haar beate glimlach zette me aan de jonge weg te trekken en mij op mijn beurt tegen haar aan te vlijen. Ze bleef glimlachen. Ik hield er een genoegzaam gevoel aan over tot me plots door het hoofd schoot, wat indien de cerberus van een non ons ziet. Meer dan geschrokken diensde ik razendsnel terug waar mee er meteen en einde kwam aan mijn allereerste sexuele ervaring ...

Achteraf bekenen stel je je de vraag waarom  ik me toen door die gedragsnorm heb  laten liet leiden en plots een einde maakte aan mijn prille liefdesspel .

Moeder had me op die ouderdom toch nog geen preek gegeven betreffende vuile manieren of iets dergelijks .  En toch flitste me door het hoofd dat indien de lelijke , stoute non me moest betrapt hebben dit het einde van mijn wereldje zou betekend hebben.  Eigenaardig.   

11-01-2012 om 16:00 geschreven door Wannes2


>> Reageer (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
Beroepskeuze om 12 !

Hij droeg altijd een driedelig donkerblauw pak. Wit zakdoekje in het bovenzakje.
Met zijn meter vijfentachtig was hij, ondanks zijn gevorderde ouderdom een imposante figuur. Wat hem nog restte aan haar lag glimmend van de brillantine in banen dwars over zijn schedel geplakt. De man had altijd een brede lach op het gezicht, alsof het leven tussen en met kinderen één groot feest was.
“Dat is ten minste een directeur”, beweerde moeder. Zij had op haar dorp alleen een “bovenmeester” gekend op pantoffels en gehuld in een deprimerende grijze stofjas waarop soms een paar donsveertjes kleefden wanneer hij terugkeerde van zijn duivenhok, na dat hij zijn klassen aan het werk gezet had met de nodige voorraad sommen, aftrekkingen, vermenigvuldigingen of delingen.
Het schooljaar liep ten einde,  tevens het einde van mijn verblijf op de lagere school.
“Jan, je moet eens tot bij de directeur gaan. Nu terstond”, zei de meester. We hadden nog maar net de tijd gehad al het nodige op de lessenaar te leggen om de dagtaak aan te vatten.
Bij de directeur gaan was nu geen alledaagse bezigheid. Het “Hij moet iets met je bespreken,” maakte me eerder nieuwsgierig dan ongerust. De directeur had een klein, maar heel gezellig bureau, De muren waren rondom bedekt met rekken vol boeken. Alles was er bruin. Pas met het  intreden van de  bruine cafés werd ik er bewust van dat bruin, als synoniem van gezellig, sociaal aanvaard werd. Ik was een voorloper geweest.
Hij ontving me met een nog bredere glimlach dan gewoonlijk en ... ik mocht gaan zitten. Dat maakte indruk op me. Alleen volwassenen mochten gaan zitten bij de directeur. Ik was op mijn qui vive.
“Had ik geen zin om onderwijzer te worden ?” Ik was helemaal in de war. Onderwijzer ? Dan zou ik de evenknie zijn van al de meesters hier op school. Al die mijnheren, die in tegenstelling tot vader er altijd op zijn ’s zondags bijliepen met wit hemd, een mooie das, kortom alle dagen in stadskledij. Ik was gevleid. Ik was in de wolken. De vraag werd aan mij gesteld omdat ik een uitstekende leerling was en de studies dus wel zou aankunnen. Ik moest  eerst thuis met de ouders overleggenen en dan een antwoord komen geven.
Vader zag me al als één van de notabelen van het volk. In het provinciestadje waar hij opgroeide trok de onderwijzer inderdaad op met de pastoor en de dokter. “Doen jongen “ zei hij, “dit is een kans die je aangeboden wordt , grijp ze.”  Wie was ik om er anders over te denken dan mijn wijze vader, die zo veel wist en er zo over dacht ?
Mijn besluit werd door de directeur enthousiast onthaald. Een telefoontje naar een zekere René en ik was ingeschreven als kandidaat voor het zevende leerjaar van de Nederlandse afdeling van de Normaalschool Karel Buls , Lemonnierlaan 110 , 1000 Brussel. Ik moest wel nog slagen in een ingangsexamen.
Veel later vernam ik dat die Nederlandse afdeling pas opgericht was en dat aan de directeurs van de Brusselse stedelijke lagere scholen waar er een Nederlandse afdeling aan verbonden was, gevraagd werd  leerlingen te rekruteren voor de normaalschool. De René naar wie onze directeur belde bleek zijn neef te zijn en mijn toekomende leraar pedagogie.
En daarmee was het uit. Er werd over mijn toekomst beslist in een etmaal tijd.
Geen psychologische testen, geen gesprek met deskundigen,
Ik stond aan de startlijn. Ik moest het nu waar maken. Studeren was destijds een gunst voor een werkmanskind. Van mijn klasgenoten gingen de eerste drie “studeren.” De overigen

11-01-2012 om 16:02 geschreven door Wannes2


>> Reageer (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Beroepskeuze om 12 jaar


Hij droeg altijd een driedelig donkerblauw pak. Wit zakdoekje in het bovenzakje.
Met zijn meter vijfentachtig was hij, ondanks zijn gevorderde ouderdom een imposante figuur. Wat hem nog restte aan haar lag glimmend van de brillantine in banen dwars over zijn schedel geplakt. De man had altijd een brede lach op het gezicht, alsof het leven tussen en met kinderen één groot feest was.
“Dat is ten minste een directeur”, beweerde moeder. Zij had op haar dorp alleen een “bovenmeester” gekend op pantoffels en gehuld in een deprimerende grijze stofjas waarop soms een paar donsveertjes kleefden wanneer hij terugkeerde van zijn duivenhok, na dat hij zijn klassen aan het werk gezet had met de nodige voorraad sommen, aftrekkingen, vermenigvuldigingen of delingen.
Het schooljaar liep ten einde,  tevens het einde van mijn verblijf op de lagere school.
“Jan, je moet eens tot bij de directeur gaan. Nu terstond”, zei de meester. We hadden nog maar net de tijd gehad al het nodige op de lessenaar te leggen om de dagtaak aan te vatten.
Bij de directeur gaan was nu geen alledaagse bezigheid. Het “Hij moet iets met je bespreken,” maakte me eerder nieuwsgierig dan ongerust. De directeur had een klein, maar heel gezellig bureau, De muren waren rondom bedekt met rekken vol boeken. Alles was er bruin. Pas met het  intreden van de  bruine cafés werd ik er bewust van dat bruin, als synoniem van gezellig, sociaal aanvaard werd. Ik was een voorloper geweest.
Hij ontving me met een nog bredere glimlach dan gewoonlijk en ... ik mocht gaan zitten. Dat maakte indruk op me. Alleen volwassenen mochten gaan zitten bij de directeur. Ik was op mijn qui vive.
“Had ik geen zin om onderwijzer te worden ?” Ik was helemaal in de war. Onderwijzer ? Dan zou ik de evenknie zijn van al de meesters hier op school. Al die mijnheren, die in tegenstelling tot vader er altijd op zijn ’s zondags bijliepen met wit hemd, een mooie das, kortom alle dagen in stadskledij. Ik was gevleid. Ik was in de wolken. De vraag werd aan mij gesteld omdat ik een uitstekende leerling was en de studies dus wel zou aankunnen. Ik moest  eerst thuis met de ouders overleggenen en dan een antwoord komen geven.
Vader zag me al als één van de notabelen van het volk. In het provinciestadje waar hij opgroeide trok de onderwijzer inderdaad op met de pastoor en de dokter. “Doen jongen “ zei hij, “dit is een kans die je aangeboden wordt , grijp ze.”  Wie was ik om er anders over te denken dan mijn wijze vader, die zo veel wist en er zo over dacht ?
Mijn besluit werd door de directeur enthousiast onthaald. Een telefoontje naar een zekere René en ik was ingeschreven als kandidaat voor het zevende leerjaar van de Nederlandse afdeling van de Normaalschool Karel Buls , Lemonnierlaan 110 , 1000 Brussel. Ik moest wel nog slagen in een ingangsexamen.
Veel later vernam ik dat die Nederlandse afdeling pas opgericht was en dat aan de directeurs van de Brusselse stedelijke lagere scholen waar er een Nederlandse afdeling aan verbonden was, gevraagd werd  leerlingen te rekruteren voor de normaalschool. De René naar wie onze directeur belde bleek zijn neef te zijn en mijn toekomende leraar pedagogie.
En daarmee was het uit. Er werd over mijn toekomst beslist in een etmaal tijd.
Geen psychologische testen, geen gesprek met deskundigen,
Ik stond aan de startlijn. Ik moest het nu waar maken. Studeren was destijds een gunst voor een werkmanskind. Van mijn klasgenoten gingen de eerste drie “studeren.” De overigen gingen naar een “vakschool”. Als goede coach moedigde vader me aan. Mislukken betekende de kafzak op de rug met de boterhammen en het kruikje koffie. Bestemming : de fabriek. Als motivatie kon het tellen. Ik werd een blokbeest.


27-10-2008 om 16:42 geschreven 

11-01-2012 om 16:12 geschreven door Wannes2


>> Reageer (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Beroepskeuze om 12 jaar


Hij droeg altijd een driedelig donkerblauw pak. Wit zakdoekje in het bovenzakje.
Met zijn meter vijfentachtig was hij, ondanks zijn gevorderde ouderdom een imposante figuur. Wat hem nog restte aan haar lag glimmend van de brillantine in banen dwars over zijn schedel geplakt. De man had altijd een brede lach op het gezicht, alsof het leven tussen en met kinderen één groot feest was.
“Dat is ten minste een directeur”, beweerde moeder. Zij had op haar dorp alleen een “bovenmeester” gekend op pantoffels en gehuld in een deprimerende grijze stofjas waarop soms een paar donsveertjes kleefden wanneer hij terugkeerde van zijn duivenhok, na dat hij zijn klassen aan het werk gezet had met de nodige voorraad sommen, aftrekkingen, vermenigvuldigingen of delingen.
Het schooljaar liep ten einde,  tevens het einde van mijn verblijf op de lagere school.
“Jan, je moet eens tot bij de directeur gaan. Nu terstond”, zei de meester. We hadden nog maar net de tijd gehad al het nodige op de lessenaar te leggen om de dagtaak aan te vatten.
Bij de directeur gaan was nu geen alledaagse bezigheid. Het “Hij moet iets met je bespreken,” maakte me eerder nieuwsgierig dan ongerust. De directeur had een klein, maar heel gezellig bureau, De muren waren rondom bedekt met rekken vol boeken. Alles was er bruin. Pas met het  intreden van de  bruine cafés werd ik er bewust van dat bruin, als synoniem van gezellig, sociaal aanvaard werd. Ik was een voorloper geweest.
Hij ontving me met een nog bredere glimlach dan gewoonlijk en ... ik mocht gaan zitten. Dat maakte indruk op me. Alleen volwassenen mochten gaan zitten bij de directeur. Ik was op mijn qui vive.
“Had ik geen zin om onderwijzer te worden ?” Ik was helemaal in de war. Onderwijzer ? Dan zou ik de evenknie zijn van al de meesters hier op school. Al die mijnheren, die in tegenstelling tot vader er altijd op zijn ’s zondags bijliepen met wit hemd, een mooie das, kortom alle dagen in stadskledij. Ik was gevleid. Ik was in de wolken. De vraag werd aan mij gesteld omdat ik een uitstekende leerling was en de studies dus wel zou aankunnen. Ik moest  eerst thuis met de ouders overleggenen en dan een antwoord komen geven.
Vader zag me al als één van de notabelen van het volk. In het provinciestadje waar hij opgroeide trok de onderwijzer inderdaad op met de pastoor en de dokter. “Doen jongen “ zei hij, “dit is een kans die je aangeboden wordt , grijp ze.”  Wie was ik om er anders over te denken dan mijn wijze vader, die zo veel wist en er zo over dacht ?
Mijn besluit werd door de directeur enthousiast onthaald. Een telefoontje naar een zekere René en ik was ingeschreven als kandidaat voor het zevende leerjaar van de Nederlandse afdeling van de Normaalschool Karel Buls , Lemonnierlaan 110 , 1000 Brussel. Ik moest wel nog slagen in een ingangsexamen.
Veel later vernam ik dat die Nederlandse afdeling pas opgericht was en dat aan de directeurs van de Brusselse stedelijke lagere scholen waar er een Nederlandse afdeling aan verbonden was, gevraagd werd  leerlingen te rekruteren voor de normaalschool. De René naar wie onze directeur belde bleek zijn neef te zijn en mijn toekomende leraar pedagogie.
En daarmee was het uit. Er werd over mijn toekomst beslist in een etmaal tijd.
Geen psychologische testen, geen gesprek met deskundigen,
Ik stond aan de startlijn. Ik moest het nu waar maken. Studeren was destijds een gunst voor een werkmanskind. Van mijn klasgenoten gingen de eerste drie “studeren.” De overigen gingen naar een “vakschool”. Als goede coach moedigde vader me aan. Mislukken betekende de kafzak op de rug met de boterhammen en het kruikje koffie. Bestemming : de fabriek. Als motivatie kon het tellen. Ik werd een blokbeest.


27-10-2008 om 16:42 geschreven 

11-01-2012 om 16:13 geschreven door Wannes2


>> Reageer (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Kikvorsen slaan

Kikvorsen slaan

Gewapend met een jute zak en twee borstelstelen trokken we er op af.

Volgens vader zijn café-informatie zaten er een massa kikvorsen in het broek langs de Demer.

En zo bleek het. Vader en moeder sloegen er op los tot ze tot het besluit kwamen dat ze er genoeg in de zak  hadden liggen.

Achteraf bekeken moet ik nu bekennen dat het mij niet raakte dat de beestjes doodgeslagen werden . In tegendeel. Ik juichte telkens er één meer in de zak terecht kwam.

Op de terugweg sprak vader vol lof over het culinair gehalte van kikkerbillen. Moeder had haar reserves. Ik stelde mij vragen.

De voorbereiding mocht ik niet meemaken. Ik herinner me alleen nog de mooi bruin gebakken kikkerbillen. Ze smaakten me goddelijk. Dit was zeker en vast mijn eerste culinaire ervaring.

11-01-2012 om 16:16 geschreven door Wannes2


>> Reageer (0)


Archief per week
  • 09/01-15/01 2012
  • 27/10-02/11 2008
  • 07/07-13/07 2008
  • 28/01-03/02 2008
  • 03/12-09/12 2007
  • 26/06-02/07 2006
  • 27/03-02/04 2006
  • 23/01-29/01 2006
  • 05/12-11/12 2005
  • 21/11-27/11 2005
  • 24/10-30/10 2005
  • 19/09-25/09 2005
  • 12/09-18/09 2005
  • 29/08-04/09 2005
  • 15/08-21/08 2005
  • 04/07-10/07 2005

    Inhoud blog
  • Kikvorsen slaan
  • Beroepskeuze om 12 jaar
  • Beroepskeuze om 12 jaar
  • Beroepskeuze om 12 ?
  • Cohabitatie
  • Zoals gedresseerde schepershonden ...
  • Het spookdorp
  • Op klompen
  • Vrij !
  • Vier jaar onder de hiel van de laars
  • Real Bokrijk
  • De confrontatie

    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Foto

    Blog als favoriet !


     

    Lily marleen

    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!