Dit is mijn laatste artikel op mijn blog ‘Westends Dialect’
Omdat ik regelmatig hoorde en zag dat dorps- en streekgenoten zich uitdrukten in hun dialect en omdat ik vaststelde dat er zoveel verschillende schrijfwijzen en uitspraken waren*, dacht ik: waarom niet eens proberen om een document op te stellen met lijsten en teksten in het Westends, zoals ik het altijd gekend heb. Ik weet niet of die uitdrukking nog geldig is, maar ik heb toch al een ‘gerespecteerde leeftijd’ bereikt en ik ben tenslotte geboren in Westende en ik stam af van een naamgenoot die zich in de achttiende eeuw in ons dorp vestigde. * Voorbeeld: wij zeggen toch niet "oe ist" maar "oewist"
Mijn motivatie zette ik uitgebreider uiteen in een artikel uit ‘Westendse Blik’ op 16 maart 2008, uiteraard te vinden in de map ‘Dialect’. Ik schreef zo af en toe, 17 weken, een artikel tot 5.11.2018. Toen vond ik dat het eigenlijk beter zou zijn als ik startte met een tweede blog ‘Westends dialect’, eerst elke week een artikel, daarna om de veertien dagen. Mijn eerste artikel ‘Welkom op mijn nieuwe blog’ verscheen op 12.11.2018. Ik legde daarin nogmaals uit waarom ik vond dat er een tweede blog moest komen.
Mijn werkmethode
Ik heb daar in de 13 voorbije jaren heel wat werk ingestoken. In eerste instantie moest ik de schrijfwijze bepalen. Ik vond dat ik best de klanken en woorden kon schrijven zoals ze uitgesproken werden: korte en lange klinkers, medeklinkers zoals c als k of s, d als d of t uitgesproken, … Dat is niet eenvoudig, dat weet ik, maar dat is volgens mij de duidelijkste manier. Ik stelde daarvan dus maar een handleiding op van alle mogelijke gevallen. Toen moest ik nog een woordenboek opstellen, een reusachtig werk dat je bijna dagelijks moet bijwerken, omdat er je vaak nieuwe woorden te binnen vallen of dat je er een nieuw hoort … of leest op Facebook.
Om te oefenen vond ik dat ik niet al te lange teksten in het Westends moest publiceren, met daarbij telkens de vertaling in het Algemeen Nederlands. Ik fantaseerde dan maar wat … soms een gesprek tussen twee ‘rasechte’ Westendenaars, goeie kameraden maar toch, vaak omwille van mijn verhaal, erg van mening verschillend over allerlei onderwerpen (politiek, sport, …) Voor de afwisseling haalde ik wat moppen uit mijn geheugen, die ik persoonlijk bijzonder goed vond of anders zocht ik er goede op internet. Een goeie mop moet voldoen aan verschillende voorwaarden. Met ‘aangebrande’ moppen bereik je misschien meer lezers, maar dat vind ik te goedkoop, alhoewel ik ook wel eens kan lachen met een ‘vuile mop’. Een mop moet zo origineel mogelijk zijn en moet de lezer uiteraard een lach of minstens een glimlach ontlokken. Wie een mop goed kan vertellen, bezit een bijzondere troef.
Ben ik in mijn doelstellingen gelukt? Helaas niet. Er is heel weinig belangstelling voor mijn blog. Zelden kreeg ik een reactie te lezen of te horen. Ik heb wel nooit verwacht dat er elke week of om de veertien dagen, honderden lezers zouden uitkijken naar mijn blog. Ik schrijf die blogartikels niet om populair of succesrijk te worden. Ik wou toch enige invloed uitoefenen om het Westends op een gelijkvormige manier te gebruiken. Daarin ben ik dus niet geslaagd! Ik hou er dus maar mee op. Dit is voorlopig het laatste blogartikel van ‘Westends Dialect’. Persoonlijk en voor de 'goede' (?) zaak, zal ik nog wel verbeteringen aanbrengen en aanvullingen toevoegen aan mijn spraakkunst en woordenschat van ons dialect.
Ik wil tenslotte toch de zeldzame lezers van harte bedanken.
Kmoestn vanduweeku in du Meeëruloörustroötu zien e naaänguzieën da mu bestu moötn Fraanswa e Nastriet doö weun, gienguk u ki u goejun dag zegn.
Fraanswa kwaamt du deuru oopundoeën, piekoo biloo aaänguklit, deftug i nu kostuum met u noeërujaagurtju, kloör voe nor u feeëstu tu vurtrekn. Kvursjhootun nog nie reeduluk want normaal istnie uzo nie upgutietumatoojt. U plastrong is em guweunluk a tu veelu. Da zien mensjhun diet nie aal anundur gat ang.
Kwildun weeru weggoön mo mu moöt droengdan voe tog eftjus bin tu komn. En doö stoent Astriet in vulu gloorju. U sjhooön vromeëns! Suriejeus wi! Medu lank kleeët, medu taamuluk dieëpu deekoltee. Zaa nateurlik in dagturnoeënu no du kwafeuzu guwist voer u pirmanaantu. Zadaal eur goeduwerk aaängudoön: du brosju dasu van eur moeëdur gerft aat, u sjhooönu ketienk aneur neku, u braanzjulee e noörbeln. Zu zaagtur sjiek uut. Mo ja, zu klidal medu laptju. Eur pelsun frak zoe zu we noojt mir andoeën uut sjhrik voe du reejaksjus van beeëstulieëfeburs. Nog uki in du speegul kiekn e nog uki opmerkn dadeur vint zu pardusuu eën zu noeët (!) moest andoeën, eur sakosj stoendal kloör up taaful e zu woörn weg, mo Fraanswa moest eeëst ook nog u riekooördu toebiengn.
Gekleed op zijn Westends
Ik moest deze week in de Merelstraat een boodschap doen en aangezien daar mijn beste vrienden François en Astrid wonen, ging ik natuurlijk eens goeie dag zeggen.
François kwam de deur opendoen, piekfijn aangekleed, deftig in een kostuum met strikje, klaar om naar een feest te vertrekken. Ik verschoot nog niet redelijk want normaal is hij niet zo opgedirkt. Een das is hem meestal al te veel. Dat zijn geen mensen die al hun geld uitgeven aan kledij. Ik wilde weer weggaan maar mijn vriend drong aan om toch even binnen te komen. En daar stond Astrid in volle glorie. Een mooie vrouw! Echt, hoor! Met een lang kleed, met een tamelijk diepe inkijk. Ze was natuurlijk in de namiddag naar de kapster geweest voor een permanent. Ze had al haar juwelen omgedaan: de broche die ze van haar moeder geërfd had, een mooie ketting aan de hals, een armband en oorbellen. Ze zag er prachtig uit. Maar ja, ze kleedt al met een lapje. Haar pelsen mantel zou ze wel nooit meer aandoen. Ze vreest de reacties van dierenliefhebbers. Nog even in de spiegel kijken en nog opmerken dat haar man zijn mantel en zijn hoed (!) moest aandoen, haar handtas stond al klaar op tafel en ze waren weg, maar François moest nog zijn ene veter toeknopen.
In kruuswooörtratsuls vraagn zu somtiets oewu dat guluut van du neeën of du nanduru beeëstu eeët. Die guluudn stoön ook in mu wooörduboek van t ‘Westeëns diejalekt’.
Ken dur du pluzanstu uutgukoozn.
Leuke dierengeluiden
In kruiswoordraadsels vraagt men soms hoe het geluid van één of ander dier heet. Die geluiden staan ook in mijn woordenboek van het ‘Westends dialect’.
Ik heb daaruit de leukste gekozen.
Aap en Leeuw en Tijger Brullen Aap en Leeëw en Tiegur Bruln Giraf Neuriën Zjierafu Neurjun Dolfijn en Walvis Zingen Dolfienu en Walvis Zieng Eend en Kalkoen en Papegaai Snateren Eeëndu en Kalkoeënu en Paapugoöj Snoöturn Ekster Klappen Ekstur Klapn Everzwijn en Hert Briesen Eevurzwien e Nertu Brieësjhun Geit Mekkeren Geeëtu Mekurn Jakhals Lachen Jakaals Lachn Kat Spinnen Katu Spin Muis Piepen Muus Pieëpn Neushoorn Beren Neuzooörn Beeërn Olifant Trompetteren Ooliefant Trompeturn Pauw Schreeuwen Pow Sjhreeëwn Uil en Wolf en Zeehond Huilen Uul en Woöf en Zeeëoent Uuln
Likofdat vooörngusjhreevn is deur koroona, stoentur u langu reeku wuuvn tu wagtn an u mooduwienkul. U vint probeerdu undur vurbie tu steekn, mo nu wieërt deur kwoöt guroep vurpligt vanagtur in du reeku an tu sluutn. U tietju loötur probeerdnt noguki, mo weeru kreegtn tu doeën metu koleeru van du wuuvn. Bie zu derdu poogiengu duwdun de wuuvn em ijgunandug nor agtur. Nu gavutop, trok zu vestu efn, streek zu noör plat en nu zij woördug: “Tis goeët daamus, oj ju giedur jundur uzo bluuf gudraagn, doenkik du winkul nie oopn ee."
Zoals corona het voorschrijft stond een lange rij vrouwen geduldig voor een modewinkel te wachten. Een man probeerde voor te dringen, maar het boze geschreeuw deed hem achter in de rij aansluiten. Na een tijdje probeerde hij het opnieuw, maar weer kreeg hij de woede van de vrouwen over zich heen. Bij zijn derde poging werkten de vrouwen hem eigenhandig naar achteren. Hij gaf het op, trok zijn das recht, streek zijn verwarde haar glad en zei waardig: "Prima, dames, als u zich zo blijft gedragen, dan open ik de winkel niet, hé."
Regtur: “Worom wil ju giedur ijguntlik sjheeën?” Vint: “Tzit uzo, eedulagtboöru, men wiedur duzeëfstu intresun” Regtur: “Dadengkik nu nog nooöjt meegumakt, oj giedur wilt sjheeën omdaj giedur vursjhilundu intresun et… mo duzeëfstu!” Vromeëns: “Ik zien voe du vintn…” Vint: “… Ikook…”
Rechter: "Waarom willen jullie eigenlijk scheiden?" Man: "Het zit zo, edelachtbare, we hebben dezelfde interesses..." Rechter: "Dat heb ik nu nog nooit meegemaakt, als jullie willen scheiden omdat jullie verschillende interesses hebben... maar dezelfde!" Vrouw: "Ik ben voor de mannen..." Man: "...Ik ook..."
U vint komt tuus van u naavuntju stapn me zu moöts. Zu wuuf wagtem up, du beezum in eur nant eën zu wildem aaänvoln. Ie vraagt: “Woör ju nog ant kuusjhun sjhat … of vlieëg juzo mor u bitju roent?”
Een man komt thuis van een avondje stappen met zijn vrienden. Zijn vrouw wacht hem op, de bezem in de hand en ze wil hem aanvallen. Hij vraagt: “Was je nog aan het schoonmaken, schat … of vlieg je zo maar wat rond?”
Wata dandru meënsjhun vieng - Wat de andere mensen vinden
U komieku vurteliengu oovur tfijt dadiedreeën aaltiet krietiek et.
Dur was u kir u boeër die me zu zeunu up weg was no du mart voe zu neezul tu vurkoopn. Naa su beeëstu in u kortuwaagn guzet omdatn nie moeë e nuutguput up du mart zoe dangkomn. Azoo duwdun voödur eën zeunu du kortuwaagn vors langs du boönu. On du meënsjhun da saagun rieëpn zu: “Die vint e zu nie alumalu! ! Wieën etur da vaan zu leevn guzieën datur utwieën zu neezul no du mart briengt in u kortuwaagn?”
Zu kwaamn langs du smit die spotunt rieëp: “Wil ju gie musjhieën busleegun wordn? Ju doe gie tog twerk datu neezulmoe toeën?” Da was du drupul die du seulu dee doovurloopn. Du boeër stoptu, tildu zu neezeul uut du kortuwaagun en kroop up zu rik e zu zeuntju volgdu em a loopn.
Drie wuuvun die van du mart kwaamn bugostun tu roepun: “Wa ziej gie tog gumeeënu! Zoön grooötu lompuriek lik gie got up zu neezultju rieën e ju kleeënu zeunu moedagtur ju loopn. Ziej gie nie busjhaamt?”
Du meeënsjhun rieëpn deeënu buleedugiengu agtur dandru eën sjholdun du noeëngulukugu boeër uut toedatn van du neezul ofsproenk. Nu wist eftjus nie wadatn moestu doeën, nu naam zu noeët of eën krabuldu oovur zu vooörooft. “Pfff!Kaan nooöjt gupijst dat zo moejlik gienk zien om u neezul no du mart tu brieng", zijtnie i zu nijgn.
Nu zetu tonu zu kleeënu joeng up du neezul e nu bleeëf zeëvu agtur du beeëstu loopn. Nu protisteeërdn du vintn. “Ju moe dadu u ki bukiekn.! U sjhandu! Zoön keërultju lik u priïns up du neezul e zu noedu vurmoejdu voödur moe tur nefuns loopn." Weeru stoptn de voödur en du zeunu. Oewu moestn zu da voe mukoör kriegn dan du meeënshun undur moent zoen oedn. We, zu klomn alutweeë up du neezul.
‘”Wufur ertulooös stelutju” rieëpn du vurbiegangurs. ‘Me tweeënup zooön kleeënu neezul!” Mo nuu aat du boeër zu buuk vul van aal die upmerkieng. Nu spooördu zu neezul kragtug an e nu rieëp: “Aju beeëstu! Va nu ovan doenk du diengn up mien manieëru ent kut mu nie mi sjhiln wadan dandru meeënsjhun dur van pijzun!”
Wat andere mensen vinden Een grappig volksverhaal over hoe iedereen altijd wel kritiek heeft
Er was eens een boer die met zijn zoon op weg was naar de markt om zijn ezel te verkopen. Hij had het dier in de kruiwagen gezet zodat hij niet moe en uitgeput op de markt aan zou komen. Zo duwden vader en zoon de kruiwagen langs de weg voort. Toen de mensen dat zagen riepen ze: "Die man is gek! Wie heeft ooit gezien dat iemand een ezel naar de markt brengt in een kruiwagen?"
Ze kwamen langs de smid die spottend riep: "Wil je misschien beslagen worden? Je doet toch het werk dat de ezel behoort te doen?" Dat was de druppel die de emmer deed overlopen. De boer hield stil, tilde zijn ezel uit de kruiwagen en klom op zijn rug, terwijl zijn zoontje hem lopend volgde.
Drie vrouwen die van de markt terugkwamen begonnen te roepen: "Wat ben jij gemeen! Zo'n grote lomperd als jij gaat op een ezeltje rijden terwijl je kleine zoon achter je aan moet lopen! Schaam je je niet?"
De mensen schreeuwden de ene belediging na de andere en scholden de ongelukkige boer uit tot hij van de ezel af sprong. Hij wist even niet wat hij moest doen, nam zijn hoed af en krabbelde over zijn voorhoofd. "Pfff! Ik had nooit gedacht dat het zo moeilijk zou zijn een ezel naar de markt te brengen," mompelde hij.
Toen tilde hij zijn kleine jongen op de ezel en bleef zelf achter het dier lopen. Deze keer begonnen een heleboel mannen te protesteren. "Moet je dat zien! Zo'n kereltje prinsheerlijk op de ezel terwijl zijn oude, vermoeide vader ernaast kan lopen! Schande!" Opnieuw hielden vader en zoon stil. Hoe ter wereld konden ze het voor elkaar krijgen dat de mensen hun mond hielden? Wel, ten slotte klommen ze allebei op de ezel.
"Wat een harteloos stelletje!" riepen de voorbijgangers. "Twee ruiters op zo'n kleine ezel!" Maar nu had de boer schoon genoeg van alle opmerkingen. Hij spoorde zijn ezel krachtig aan en riep: "Vort beest! Van nu af aan doe ik de dingen op mijn manier en het kan me geen klap meer schelen wat andere mensen ervan vinden!"
Jullie weten natuurlijk allemaal welke ellende ‘De Grote Oorlog van 1914-1918’ meebracht over de hele wereld. Bloedvergieten en verwoestingen veroorzaakten oneindig veel verdriet en hartzeer.
Hebben jullie al gehoord van het kerstbestand dat in 1914 afgesloten werd tussen de Duitsers en de Engelsen? De soldaten aan weerszijden in de loopgraven zouden in een moment van vrede samengekomen zijn. Hierna lezen jullie een ingekorte versie van het verhaal.
Sommige trekken dit gebeuren in twijfel. Andere verwijzen naar bewaarde brieven van soldaten die erover vertellen. De plaats van het gebeuren? De ene beweert Ieper, de andere Diksmuide. In het laatste geval zou er sprake zijn van Belgen in plaats van Engelsen.
Een Engelse soldaat getuigt: “in onze sector werd die hele dag vóór Kerstmis geen schot gelost. Die avond om half acht werden de vijandelijke loopgraven ineens verlicht door 'n rij gekleurde lampions en werd er 'n vreugdevuur aangelegd in het dorp daarachter. We stonden met de geweren in de hand, en moesten ons paraat houden, want je kon niet weten wat er gebeuren ging.”
Toen begonnen de Duitsers het kerstlied ‘Stille Nacht, heilige Nacht’ te zingen. De Britse soldaten reageerden met 'The First Noel'. Uiteindelijk zongen alle soldaten samen 'O Come All Ye Faithful', de Engelse vertaling van het Latijnse lied ‘Adeste Fideles'. Het zingen hield niet op. De lokaal bevelvoerende officieren gaven elkaar hun erewoord dat in de eerstvolgende 24 uur geen schot zou gelost worden. Witte vlaggen werden geheven.
Om acht uur de volgende ochtend verlieten de soldaten de loopgraven en waagden ze zich in Niemandsland. Dit bood de vijanden de gelegenheid om naar elkaar toe te gaan en elkaar prettige kerstdagen te wensen. De kerstgedachte was voor even sterker dan het wapengekletter. Handen werden geschud en geschenken, sigaretten en sigaren, cognac, jam en pruimenpuddingen die de soldaten van thuis ontvingen , werden uitgewisseld. Foto’s vereeuwigden die unieke gebeurtenis.
Er werd afgesproken om die dag, op kerstdag zelf, een voetbalwedstrijd te betwisten en na een begrafenisplechtigheid werden de lijken geborgen die men nog niet had kunnen weghalen omdat ze te dicht bij de loopgraven van de tegenstander lagen.
Veel gesprekken konden weliswaar niet gevoerd worden. Sommige Duitsers spraken Engels maar de Engelsen waren het Duits niet machtig.
Toen de 24 uren van het bestand verlopen waren, werd de strijd hervat. ‘Binnen drie dagen hadden we vijftig doden en gewonden’, schrijft een Engelse soldaat.
Het spreekt vanzelf dat de autoriteiten en de hoge legerleidingen in beide betrokken naties, niet te vinden waren voor dergelijke bestanden. Ze vreesden dat de vechtlust van hun soldaten eronder zou lijden.
Ziehier een gedeeltelijke vertaling in het Westends van bovenstaande tekst.
Tonu bugostn du Duutsjhu ut kestlietju ‘Stille Nacht, Heilige Nacht’ tu zieng. Diengulsjhu soldoötn rijageerdun me ‘The First Noel’. Uutijntlik zoengn al du soldoötn tugoöru 'O Come All Ye Faithful', Diengulsjhu vurtaaliengu van Tlatieëns lietju ‘Adeste Fideles’. Tsieng stoptu nie. Du lokaal komandeerundu ofusiern gaavun mukoör undur eeëruwooört datur in du eeëstvoögundu vieëruntwientug eurun gin sjhot zoe gulost wordn. Du witu vlagn gienk omoogu.
Sandurdaags tu nagtun in du nugtunt kwaamn du soldoötn uut du loopgraavun en rieshieërdn zundur in tnieëmanslant. Da gaf du vijandun du kaansu om no mukoör toe tu goön e mukoör u vrooliku kestag tu weënsjhun. Tkestguvoeël was eevuntjus sterkur dan twaapungukletur. Andun wierdun gusjhut en du kadoos, siegretun en siegaarun, kojak, koönfuteuru en pruumupodienk die du soldoötun van tuus toeguzon kreeëgun, wierdun uutguwisult. Die uunieku gubeurtunisu wiert vastugulijt up fotoos.
Dur wieërt ofgusprookun daan zu die dag, up kestdag zeëvu, u foetbalwetstriet gieng speeln. Dur was ook nog u bugraaviengsplegtugijt vorzieën en doragtur wierdun du liekun guborgun daan zu nog nie adun kun wegaaln omdaan zu tu digtu bie du loopgraavun van du teegunstandur laagun.
Dur kostun wel ni feelu gusprekn guvoeërt wordn. Somugu Duutsjhu spraakn Ienguls mo gineeën Iengulsman spraaktur Duuts.
Fraans e Zjielbiïr werkn voer u lastugu boös. Fraans kriegt up u zeekru dag u tilufongsju van du Lotoo: “Meneer u hebt 50 miljoen gewonnen”. Fraans stoö regtu, sloö zu kompjoetur kapot e go no du boös en sjhelt em uut voer aal die sjhooönu e leeëlik is: "Tis voe ju tu zegun dank nooöjt mi voe joen werkn, ken fuftug mieljoeën guwon. Vala, ier is mu nafsjhijt (nu gift du boös u klop iïn zu noönzigtu)." Eeënugtu weekn loötur kreeg Zjielbiïr ook u tilufong van du Lotoo: “Meneer u hebt drie miljoen gewonnen’, worop da Zjielbiïr, die gukeekn at no wa da Fraans gudoön at, regtu stoöt, geeël zu buuroo an stikn sloöt, no du boös stapt, em ook uutsjhelt, up zu noönzigtu klopt e zegt: “Ken drie mieljoeën guwon met du Lotoo en tis voe ju tu meldn dank ier vanaf nu mor oöftajm mi komn werkn.”
Frans en Gilbert werken voor een kwal van een baas. Frans krijgt op een dag telefoon van de Lotto: "Meneer u hebt 50 miljoen gewonnen". Frans staat recht, slaat zijn computer stuk, stapt naar de baas en scheldt hem de huid vol: "t Is om te melden dat ik nooit meer voor u werk, ik heb 50 miljoen gewonnen. Voilà, dit is mijn afscheid" (slaat in het gezicht van de baas) Enkele weken later krijgt ook Gilbert telefoon van de Lotto: "Meneer u hebt drie miljoen gewonnen", waarop Gilbert, die goed keek naar wat Frans deed, rechtstaat, heel zijn bureau aan diggelen slaat, naar de baas stapt, hem eveneens de huid vol scheldt, op diens gezicht klopt en vervolgens zegt: "Ik heb drie miljoen met de Lotto gewonnen en 't is om u te melden dat ik hier voortaan slechts parttime zal komen werken."
Dank zie du sosjaalu meedja
Dogtur: Paa, kzien vurlieëft up u joeng dank leeërn ken en up u deejtieng sajt, mu zien vrieëndn guwordn up Fijsboek e meën veelu guklapt vieja Wotsap. Ne mu u naanzoek gudoön vieja Skajp e men droovur gubelt vieja Viebur. Gif ju gie joen zeegun oovur uus uuwuluk?” Vaadur: “Wow, fantasties, kzoen zegn: Gif ju nantwooört via Twietur, buleef ju nuuwuluksnagt vieja du webcam, bustelt kiendurs met Iedeejal. O ju gunoeg et va ju vint, vurkopt em toenu up Iebij!”
Sociale media huwelijk:
Dochter: "Pap, ik ben verliefd op een jongen die ik heb leren kennen op een dating site, we werden vrienden op Facebook, en we hebben al veel gekletst via What's app. Hij heeft me een aanzoek gedaan via Skype en we hebben erover gebeld via Viber. Geef jij ons je zegen over ons huwelijk?" Vader: "Wauw fantastisch, ik zou zeggen: Geef je ja-woord via Twitter, beleef je huwelijksnacht via de webcam, bestel kinderen met Ideal. En als je genoeg hebt van je man, verkoop hem dan op Ebay!"
U visjhur laag luj neevus zu booöt e nu smooördu u puupu. U rieku vint die vurbiekwaam voent dadoeëngupast en du tweeë giengn iïn gusprek.
Riekn: “Worom ziej nie ant visjhun?” Visjhur: “Omdank gunoeg guvang en voe vandaagu.”
Riekn: “Worom vang ju dur nie nog u poör?” Visjhur: “Wa zoenk durmee moeëtn doeën?”
Riekn: “Ju zoe gelt kun vurdieën; Ju zoe domee u moteur up ju booöt kun zetn om verdur du zeeë tu kun upgoön e meeër vis tu vang. Ju zoe tonu gunoeg vurdieën om nielong netn tu koopn en dudeezu zoe nog meeër vis e meeër gelt upleevurn. E ju zoet a rap gunoeg gelt en voer u twidu booöt. Ju zoet tonu u rieku vint zien likik.” Visjhur: “E wadu zoenk ton doeën?”
Riekn: “Ju zoe tonu werklik kun gunieëtn van tleevun” Visjhur: “E wa pijs ju dank nu ant doeën zien?”
***
Een visser lag lui naast zijn boot en rookte een pijp. Een rijke voorbijganger vond dat ongepast en er ontspon zich een gesprek tussen beide.
Voorbijganger: ‘Waarom ben je niet aan het vissen?’ Visser: ‘Omdat ik genoeg vis heb gevangen voor vandaag.’
Voorbijganger: ‘Waarom vang je er niet nog een paar?’ Visser: ‘Wat zou ik ermee moeten?’
Voorbijganger: ‘Je zou geld kunnen verdienen. Daarmee zou je een motor op je boot kunnen laten monteren om verder de zee op te gaan en meer vis te vangen. Dan zou je genoeg verdienen om nylon netten te kopen en die zouden je nog meer vis en meer geld opleveren. Al gauw zou je genoeg geld hebben om twee boten te bezitten ... Misschien wel een hele vloot. Dan zou je een rijk man zijn, net als ik. Visser: ‘Wat zou ik dan doen?’.
Voorbijganger: ‘Dan zou je werkelijk van het leven kunnen genieten. Visser: ‘En wat denk je dat ik nu aan het doen ben?’
***
U vlieëgtuug makt u nooötlandiengu en brikt in drie stikn. De kabienu vult em me rook. Aal du iïnzitundun busefn daan zu doö wegmoeëtn. Wa gubeurtur? -Up planeetu A vraagun du iïnzitundun a mukoör oön zu okee zien. Meënsjhun die ulpu noödug en, kriegun vooörank. Somugu zien burijt undur leevun tu geevun, zeeëfs voe vrimdu.
-Up planeetu B ist eëk voe zu nijgun. Dur brikt totaalu paniek uut. Dur wort gusjhopt eën guduwt. Kiendurs, oedu meënsjhun e meënsjhun me du nandiekap wordun oendur du voeët guloopn.
Up du vraagu up wufur planeetu da mu leevun, peist 97% dat tup planeetu B is. Oendurzoek wiesduut da mu in du pratiek aaltiet up planeetu A leevun.
***
Een vliegtuig maakt en noodlanding en breekt in drie stukken. De cabine vult zich met rook. Alle inzittenden realiseren zich: we moeten hier weg. Wat gebeurt er?
- Op planeet A vragen de inzittende elkaar of ze in orde zijn. Personen die hulp nodig hebben krijgen voorrang. Mensen zijn bereid hun leven te geven, zelfs voor vreemden.
- Op planeet B is het ieder voor zich. Totale paniek breekt uit. Er wordt geschopt en geduwd. Kinderen, ouderen en mensen met een handicap worden onder de voet gelopen.
Op de vraag op welke planeet we leven denkt 97% dat dit op planeet B is. Uit onderzoek blijkt dat we in de praktijk bijna altijd op planeet A leven.
Mu grotvoödur was nie aleeënu lantgubruukur mor ook grafmaakur en stoeëlzetur in du kerku va Westendu. Nu moest biïnst du mesu roentgoön agtur tstoeëlgelt. Eeën van du kerkgangurs kwaamt altiet tu loötu in doogmesu met du budoeëliengu van toentsnapun an du butaaliengu van du vursjhuldugdu vuuf sentiem. Mo mu grotvoödur aat em deuru. Nu gienk guweunu nog u ki vurbie mo van deezu ki toogdu du slimurik u stik van vuuf frang en du geltupaalur moestu toegeevun datn dorop nie kostu weerugeevun. Du volgundu zundag aatn 99 stiksjus van vuuf sentiem kloörgoedun. Tgeltstik van 5 frang kwaam weeru boovun en deezu ki was du lastugu kalant voe langu tiet vorzieën van kleeëngelt.
Maar gij niet hoor, vogel!
Mijn grootvader was naast landgebruiker, grafmaker ook stoelzetter in de kerk van Westende. Hij had daarbij ook de taak om tijdens de missen het stoelgeld te ontvangen. Eén van de kerkgangers kwam tijdens de hoogmis regelmatig te laat met de bedoeling om te ontsnappen aan de betaling van de verschuldigde vijf centiem. Maar mijn grootvader had hem door. Hij ging gewoon nog eens voorbij maar deze keer toonde de ‘slimmerik’ een stuk van vijf frank waarop de geldophaler moest toegeven dat hij daarop niet kon teruggeven. De volgende zondag had hij 99 stukjes van vijf centiem in gereedheid gehouden. Het geldstuk van 5 frank kwam opnieuw tevoorschijn en deze keer was de lastige klant voor lange tijd voorzien van pasmunt.
U kozien va mu voödur, Tilisfoör, gienk vanof 1938 roent met du zwienubeër en nu dijt dadu veeërtieën joör. Pur keeë moestn du boeërun vuftieën frang butaaln pluus du kost voe Tilisfoör en voe Pol of Juul likofdatu beërn eeëtn. Du beër kwam soms wel u kir aleeënu tuus o zu boös in du zoomur u babultju bleef sloön met du gubeurs die zaatn tu koörtn of die u puupu smooördn vooör undur deuru. Binst du nooörloogu atn ook wel u ki last met du Duutsjhu omda ju agtur du neegun saavuns nie mi buutn mogtu komn. Nu wieërt zeeëfs u ki budrijgt met ‘einsperren’ of upsluutn. Oj mien upsluut, zijtn, moejook Pol einsperren.
Doör adun du Duutsjhu giïn goestu voörn.
Over Telesphore en Pol, zijn varkensbeer
Een neef van mijn vader, Telesphore, ging vanaf 1938 rond met de varkensbeer en hij deed dat 14 jaar. Per ‘keer’ moesten de boeren 15 franken betalen plus de kost voor Telesphore en voor Pol of Jules zoals de beren heetten. De beer kwam soms wel eens alleen thuis als zijn baas in de zomer een babbeltje bleef slaan bij de buren die voor hun deur zaten te kaarten of een pijp te roken. Tijdens de oorlog had hij ook soms last met de Duitsers omdat je na 21 uur niet meer buiten mocht komen. Hij werd zelfs eens bedreigd met ‘einsperren’ of opsluiten. Als ge mij opsluit, zei hij, dan moet ge Pol ook einsperren.