Koponstapantepe snepelheipeid
Opopgapavepe -Jepe rijpijdt ipin epen aupautopo, mepet koponstapantepe snepelheipeid, mepet apaan jepe repechteper hapand epen apafgropond. -Lipinks vapan jepe rijpijdt epen brapandweepeerwapagepen, mepet depe zepelfdepe snepelheipeid, wapaarvapan hepet lijpijkt apalsopof hijpij jepe wipil ipinhapalepen -Voopoor jepe repent epen vaparkepen, nopog groopooteper dapan joupouw aupautopo, oopook mepet depe zepelfdepe snepelheipeid -Vlapak apachteper jepe vliepiegt epen hepelipikopopteper, vlapak bopovepen depe gropond, oopook weepeer mepet depe zepelfdepe snepelheipeid Vrapaag: Hoepoe kupun jepe stopopupun, zopondeper dapat eper opongepelupukepen gepebeupeurepen? Apantwopoord: Jepe vrapaagt apan depe mepeneepeer vapan depe drapaaimopolepen opof jepe eperupuit mapag.
Constante snelheid
Opgave: - Je rijdt in een auto, met constante snelheid, met aan je rechterhand een afgrond. - Links van je rijdt een brandweerwagen, met dezelfde constante snelheid, waarvan het lijkt alsof hij je wil inhalen. - Voor je rent een varken, nog groter dan jouw auto, ook met dezelfde constante snelheid. - Vlak achter je vliegt een helikopter, vlak boven de grond, ook weer met dezelfde constante snelheid. Vraag: Hoe kan je stoppen, zonder dat er ongelukken gebeuren? Antwoord: Je vraagt aan de meneer van de draaimolen of je eruit mag
U taksiesjofuür U nIengulsjhu toeriest, die Vlams klapt (!), nimt u taksie om van du lugtaavun in Zaavuntem no zu notil in Brusul tu goön. Ze rieën vurbie tAtoomjum en du pasazjier vanagtur in du taksie wilt du sjofuür utwa vraagn oovur ut iemposant bowwerk. Nu tikt die vint eftjes up zu sjhoeëru voe zu naandagt tu trekn. De taksiesjofuür gift u guweldiegu sjhreeëw e nu vurlieëst du magt oovur zu stieër. Tvoeërtuug mist up u nartju u tram, ramt biekaans u nuus, vooör datn stilu komt te stoön tusjhun tieëntaln fotoografeerundu Japaneezun. Tis eftjes stilu in du taksie. Du sjofuür: “Muneeëru, wil ju da nooöit mi doeën. Ken mu dooödvursjhootn.” De pasazjier: "kwistn nie daju uzooö gienk sjhrikn van u kleeën tiksju up zu sjhoeëru." Du bustierdur: ‘Tis joen sjhult nie, wi muneeëru, mo tis vandaagu mu neeërstu dag as taksiesjofuür. Ieërvooörn enk vuuvuntwientug joör me liekwaaguns gureen."
De taxichauffeur Een Engelse toerist, die Vlaams spreekt (!), neemt een taxi om van de luchthaven in Zaventem naar z'n hotel in Brussel te gaan. Ze rijden voorbij het Atomium en de passagier achter in de taxi wil de chauffeur wat vragen over het imposante bouwwerk. Hij tikt de man even op z'n schouder om de aandacht te trekken. De taxichauffeur geeft een geweldige schreeuw en verliest de macht over het stuur. Het voertuig mist op een haartje na een tram, ramt bijna een huis, alvorens op het trottoir tussen tientallen driftig fotograferende Japanners tot stilstand te komen. Het is even stil in de taxi. Dan zegt de chauffeur: "Meneer, wilt u dat nooit meer doen. Ik ben me doodgeschrokken." De passagier zegt dat hij niet had geweten dat de chauffeur zo zou schrikken van een klein tikje op z'n schouder. Waarop de bestuurder zegt: "Het is uw schuld niet hoor meneer, maar vandaag is mijn eerste dag als taxichauffeur. Hiervoor heb ik 25 jaar met een lijkwagen gereden".
Adam en Eva Adam e nEeva wanduln deur tparadies. Ineenuki vraagt Eeva: “Adam, oet ju nog vamu? Worup dat Adam antwooört: Ja nateurluk, va wieën andurs?
Adam en Eva wandelen door het paradijs. Plots vraagt Eva: “Adam, hou je nog van mij?”, waarop Adam antwoordt: “Ja natuurlijk, van wie anders?”
|