Vrijdagmiddag is mama gaan wandelen met Denise. Zaterdagmiddag was Denise er ook en gingen we met zijn drieën naar buiten, vandaag trekken mama en ik er met ons tweetjes op uit. Door al die uitstapjes is ze bijzonder goedgezind. Ze is enorm blij dat ik er ben en praat er maar op los. De ene rare, onverstaanbare zin volgt de andere op, maar ik doe alsof ik alles begrijp.
Plots blijft ze staan, kijkt me aan en vraagt: Weet jij het ookniet? Omdat ik in het geheel niet weet waar ze het over heeft, antwoord ik: Nee mama, ik weet het ook niet.Dat is ambekant, zegt ze. Zonder dat ik er erg in heb, verbeter ik haar: Dat is ambetant. Normaal gezien wordt ze er niet graag aan herinnerd dat ze fouten maakt en wordt ze boos. Nu krijgt ze meteen midden op straat een ongecontroleerde lachbui. Is het ambetant ? En ik zeg ambekant! giert ze het uit.
Een paar vrienden, die aan het fietsen zijn, houden even halt bij ons. Ze weten van mamas ziekte. De man vraagt aan mama: En , hoe is het met u? Mama antwoordt vrolijk: Goed,en daarna gaan we naar de briek! Geen één van ons drie die weet wat de briek is, maar de man antwoordt doodnormaal: Gelijk heeft u, ga maar naar de briek. Waarop mama de daad bij het woord voegt. Zonder gedag te zeggen stapt ze in haar eentje verder. Ik neem vlug afscheid van de vrienden en haal haar in.
We keren terug naar het rusthuis. Mama is moe van haar wandeling, maar ze is gelukkig. En dat is het enige wat telt.
Maandagmiddag is het ziekenzalving op mamas afdeling. De familie is uitgenodigd om deze bij te wonen.
Als ik toekom, zitten de bewoners al in een hele grote kring bij elkaar. In het midden van de kring staan de tafels netjes gedekt voor de koffie en cake, die achteraf wordt aangeboden. Het ziet er weer allemaal prachtig en heel verzorgd uit. Ik ga bij mama zitten. Karoline, Marcel, die vandaag jarig is, en Jo zitten vlak naast ons.
De pastorale werkster van het rusthuis en de aalmoezenier leiden de ziekenzalving. Het is een pakkend moment, maar ik heb de indruk dat de ceremonie aan de meeste demente oudjes gewoon 'voorbij gaat'. Ook aan mama. Ze vindt de muziek, die zachtjes op de achtergrond speelt, helemaal niet mooi. Ze wijst met haar hoofd in de richting van de dvd-speler en zegt luidop: Dat trekt ook op niets! Ik vermaan haar om stil te zijn. De zalving zelf ondergaat ze gewoon, maar toch is het voor ons als familie een emotioneel moment. Vooral Karoline heeft het er moeilijk mee. Misschien zal hetMarcel toch een beetje beschermen fluistert ze mij toe. Ik heb medelijden met haar, ik vind het zo triest. Zich vastklampen aan iedere strohalm, ik ken dat ook. Als bij het einde van de ziekenzalving gezamenlijk het Onze Vader wordt gebeden, zegt mama luid en duidelijk het gebed mee. Daar schrik ik toch even van. Juist de laatste zinnetjes is ze kwijt. Elke bewoner krijgt nog een klein zakje lavendel en daarna drinken we gezellig samen koffie.
De aalmoezenier gaat bij elk oudje nog eens langs. Mama herkent de man helemaal niet meer. Ze zit hem dan ook duister aan te kijken als hij beweert dat hij haar zo net gezalfd heeft. Gij? zegt ze vol ongeloof. Jeherkent me waarschijnlijk niet meer, omdat ik mijn witte albe heb uitgetrokken probeert de arme man. Maar mama blijft erbij dat ze hem niet kent en eet gewoon haar stukje cake verder op.