Ik krijg het zo vaak van de lezers van mijn blog als reactie op mijn berichtjes toegestuurd: hou je vast aan de goede momenten! En dat probeer ik zeker te doen.
Zondagnamiddag ga ik langs bij mama. De laatste tijd gaat het heel snel bergaf met haar en ik maak me zorgen. Ik wil weten hoe het vandaag met haar is. Van zodra ik om de hoek van de leefruimte kom, merkt mama mij meteen op. Als ik de glimlach zie om haar mond als ze naar mij kijkt en haar naar mij uitgestoken handen, voel ik me ineens een stuk beter. Ik geef haar een dikke kus en zij slaat haar armen om me heen. Zoete k ben zo blij, zegt ze. Meteen galmt het geluid van al de zoenen die ze op mijn wang drukt de hele leefruimte door. Een goed moment dat maar even duurt, maar waar ik zo gelukkig mee ben.
Zaterdagnamiddag gaan Denise en ik naar mama. Terwijl ik de auto parkeer, gaat Denise al op weg naar mamas afdeling. Als ik boven kom, heeft zij mama al uit de stoel gehaald en is druk bezig om mama op de wc te zetten. Dat doen we altijd vooraleer we met mama op stap gaan. Zo gebeuren er geen ongelukjes. Het is werkelijk een vaste routine geworden.
Maar deze keer verloopt het niet zo vlot. Ik zie meteen dat Denise het behoorlijk lastig heeft met mama, die volledig tegenwerkt. Bovendien staat mama weer zeer wankel op haar benen. Ik schiet haar meteen ter hulp en we hebben onze handen vol aan mama. Zij wil absoluut niet op de wc gaan zitten. Er zit niets anders op dan haar weer aan te kleden. Ik druk Denise op het hart dit vaste ritueel achterwege te laten, zeker als ze alleen bij mama op bezoek is. Nu dat mama steeds minder begrijpt wat er van haar verlangd wordt, is de taak om haar naar het toilet te laten gaan, echt te zwaar geworden voor Denise. Ook voor mij wordt het langzaam aan een ondoenbare opdracht.
Van een verplegende vernam ik enkele dagen geleden, dat ze nu telkens met twee personeelsleden moeten zijn om mama te verzorgen: wassen, aan- en uitkleden, en ook om haar s avonds in bed te leggen. Alleen lukt het niet meer! zei de bejaardenhelpster nog bezorgd.
Meer en meer kom ik tot het besef dat mama sterk achteruit gaat. Mijnheer Alzheimer doet zijn werk grondig. De onmenselijke aftakeling zet zich schrijnend verder en het is onomkeerbaar. Ik kan enkel hopen dat mama nog eens een goede dag heeft. Maar er rest mij niets anders dan machteloos toe te kijken hoe mama, - om het met de woorden van singer songwriter Ron Buitenhuis te zeggen -, nog slechts een hoopje mens is geworden.
Vrijdagmorgen om 10 uur ga ik weer met volle moed naar mama.
Ze zit in de stoel op haar kamer, de televisie aan, maar mama slaapt. Verdwaasd als ze is, nadat ik haar heb wakker gemaakt, herkent ze mij niet. Ik laat haar een tijdje bekomen, praat tegen haar, spreek haar zoveel mogelijk aan met het woordje mama, in de hoop dat ze door krijgt wie ik ben. Maar het lijkt aan haar voorbij te gaan. Ik krijg niet de minste reactie. Nog maar een korte tijd geleden kreeg ik haar met een kleinigheidje aan het lachen, ook dat gaat nu vandaag mis. Ze blijft me onbegrijpend aanstaren met die lege blik van haar. Ik heb het er erg moeilijk mee. Op zo een moment zou ik het willen uitschreeuwen: Mama, ik ben het, Ellen!, maar ik doe het niet. Het heeft totaal geen zin. Maar de moed zakt me in de schoenen.
En dan eindelijk, terwijl ik haar haar in de krulspelden draai, grijpt ze naar mijn hand en zegt: Zoete, oh jij bent toch mijn lotje, hé? Ik neem haar in mijn armen en fluister stilletjes in haar oor: En jij bent mijn lotje. Ik blijf haar veel te lang heel stevig vasthouden alsof ik bang ben als ik haar loslaat, ik haar weer kwijt zal zijn. Ik weet maar al te goed dat ik haar langzaamaan verlies, elke dag een beetje meer. En de pijn om dat verlies blijft.
Donderdagmorgen bel ik naar mamas afdeling. Een verzorgende vertelt me dat ze gisteren meteen na het avondeten en deze morgen vóór het ontbijt mama hebben geprikt. Haar suikergehalte is helemaal normaal, dus er is niets aan de hand, verzekert ze mij. Dat stelt me enigszins gerust. De verzorgende legt uit dat ze op vaste tijden drank krijgen: s morgens koffie bij het ontbijt, s middags soep en drank bij het middageten, snamiddags krijgen ze koffie of een frisdrank en s avonds koffie bij de boterhammen. Voor het slapen gaan nog een glas water voor het nemen van de pillen. Bij warm weer geven wij ze nog een extra drankje.
Ik zeg haar dat dit voor mama misschien toch niet voldoende is en vraag of het mogelijk is om haar tussendoor nog wat te drinken te geven. Ik vind het zo erg dat ze voortdurend dorst heeft. Ik weet dat ze zelf niet meer in staat is om een drankje te vragen. Mama is volledig afhankelijk geworden van de goodwill van anderen om haar regelmatig te laten drinken. Wat erg toch!
De laatste tijd valt het mij op dat mama voortdurend grote dorst heeft. Zo ook weer vandaag. Ze drinkt eerst het groot glas water dat ik haar geef meteen volledig uit, daarna in de cafetaria drinkt ze haar fruitsap in één teug leeg. Ik zit er een beetje raar naar te kijken.
s Avonds aan tafel vertelt Karoline mij dat mama de vorige dag bijna geen tijd nam om haar boterhammen te eten, maar de ene kop koffie na de andere dronk. Dat is niet meer normaal en ik vraag mij af of mama ouderdomsdiabetes heeft. Ik weet dat mensen met suikerziekte vaak veel dorst hebben.
Ik begin mij zorgen te maken. Ik leg alles uit aan een verplegende en die verzekert mij dat ze mama zullen prikken om haar suikergehalte te bepalen.