Vrijdagmorgen om 10 uur ga ik weer met volle moed naar mama.
Ze zit in de stoel op haar kamer, de televisie aan, maar mama slaapt. Verdwaasd als ze is, nadat ik haar heb wakker gemaakt, herkent ze mij niet. Ik laat haar een tijdje bekomen, praat tegen haar, spreek haar zoveel mogelijk aan met het woordje mama, in de hoop dat ze door krijgt wie ik ben. Maar het lijkt aan haar voorbij te gaan. Ik krijg niet de minste reactie. Nog maar een korte tijd geleden kreeg ik haar met een kleinigheidje aan het lachen, ook dat gaat nu vandaag mis. Ze blijft me onbegrijpend aanstaren met die lege blik van haar. Ik heb het er erg moeilijk mee. Op zo een moment zou ik het willen uitschreeuwen: Mama, ik ben het, Ellen!, maar ik doe het niet. Het heeft totaal geen zin. Maar de moed zakt me in de schoenen.
En dan eindelijk, terwijl ik haar haar in de krulspelden draai, grijpt ze naar mijn hand en zegt: Zoete,
oh jij bent toch mijn lotje, hé? Ik neem haar in mijn armen en fluister stilletjes in haar oor: En jij bent mijn lotje. Ik blijf haar veel te lang heel stevig vasthouden alsof ik bang ben als ik haar loslaat, ik haar weer kwijt zal zijn. Ik weet maar al te goed dat ik haar langzaamaan verlies, elke dag een beetje meer. En de pijn om dat verlies blijft.
|