God, ik zoek even contact met U. Wil je mij nabij zijn? Geef mij geloof en vertrouwen kracht en volharding zodat ik mij ten volle kan geven aan de opdracht die ik nu mag vervullen. Amen
God, ik zoek een hand die me vasthoudt en moed geeft, die mij rustig maakt en beschermt. Ik tast naar een hand die mij leidt en voert, die mij heelt en redt. Ik heb een hand nodig, die sterk is en die mij draagt, die mij vastpakt, mij niet meer loslaat. Ik zou zo graag een hand hebben, die het goed met mij voorheeft, die zacht op mij wordt gelegd. Ik verlang naar een hand waaraan ik me -onvoorwaardelijk- kan toevertrouwen, die trouw is, die mij liefheeft.
schenk aandacht aan alles wat waar is, alles wat edel is, alles wat rechtvaardig is, alles wat zuiver is, alles wat lieflijk is, alles wat eervol is, kortom, aan alles wat deugdzaam is en lof verdient
MARTA WERD HELEMAAL IN BESLAG GENOMEN DOOR HAAR GASTEN (LUCAS 10, 38-42)
Nogal wiedes als je onverwacht zo’n dertien man over de vloer krijgt. En dat die zus zomaar aan Jezus’ voeten zit zonder een poot uit te steken, zou mij ook op mijn zenuwen werken!
Heer, ik ben als Marta. Maar wat wil je? Ik voel me overvraagd door de zorg voor mijn kinderen en kleinkinderen, het huis dat op orde moet en het eten dat elke dag klaargemaakt moet worden. En toch zegt U dat Maria het beste deel heeft gekozen. Komt U ook eens bij mij op bezoek? Dan wil ik graag Maria zijn.
ISRAËL, HOOP OP DE HEER! (PSALM 130)
Het komt er uiteindelijk op aan dat wij zowel Maria als Marta moeten zijn. Van allebei moeten wij iets hebben. Maar de gelovige mens is eerst een Maria en van daaruit een Marta. Als wij bidden, ons bezinnen, groeit ons geloof. Als ons geloof groeit, groeit onze liefde. En als onze liefde groeit, zullen wij steeds meer dienstbaar zijn aan onze medemensen, zullen wij steeds meer belangeloos naaste willen zijn van al de mensen, die God onze levensweg laat kruisen.
'Heer blijf bij ons, de zon gaat onder.' Wij boden dan het avondbrood den vreemden man, die langs de baan met ons was meegegaan. En wijl hij, 't zegenend de oogen sloot, gebeurde het: Zijn aangezicht verklaarde in een hemelsch licht, waarin hij plotseling verdween Dit was het wonder. Wij stonden weer alleen, doch vouwden blij onz' handen. Het was alsof Hij door ons heen verdween en t licht in ons is blijven branden. Blijf zoo in ons, o Heer, de zon gaat onder!
Er is iets in de dingen dat ontroert : Het is de schoonheid niet der bloemen, noch het glanzen van een blad, noch 't roepen van de roerdomp in de nacht. Het is daarin, maar ook daarachter en daarboven en daaronder, dieper in de grond, die warm en geurig is als versgebakken brood.
Het zijn de sappen die onzichtbaar blijven, diep in de wortels en het hart waarin het leven roert. Het zijn de klanken en geluiden die een kind kan horen als het zijn oor te luistren legt dicht aan de grond. Het is het trillen van de wingerdrank wanneer uw hand haar aanraakt, en het beven van de kever op het blad, dat groeit en zwelt. Het is het dons der distelbloemen en de pijn der wonden die uw vlees doorsplijt. Het zijn de tekenen van Gods aanwezigheid.
Dank U, Vader van ons leven en ons zozeer toegewend dat U, eeuwig, hoog verheven, elk van ons bij name kent. Dank U, dank U, Heer der Heren, dat U onze Vader bent.
Dank U, Christus, met ons lijden en de dood zozeer begaan, dat U ons daarvan bevrijdde met een mensenlichaam aan. Dank U, dank U, Jezus Christus, broeder-God in ons bestaan.
Dank U Geest, voor alle gaven aan ons hart en ons verstand; die ons hoop geeft op de haven van ons ware vaderland. Dank U, dank U, Geest van liefde, voor het vuur dat in ons brandt.
U, God, loven wij. U, Heer, prijzen wij. U, eeuwige Vader, eert heel de aarde. Tot U roepen alle engelen, tot U de hemelen en alle machten. Tot U roepen Cherubijnen en Serafijnen, die zonder ophouden zingen: Heilig, heilig, heilig de Heer, de God der hemelse machten. Vol zijn hemel en aarde van uw grote heerlijkheid. U looft het roemvol koor der apostelen, U het lofwaardig getal der profeten. U looft de blanke stoet der martelaren, U prijst de heilige kerk over heel de aarde: U, Vader, onmetelijk in majesteit U, eniggeboren Zoon, waarachtig en hoog verheven, U, Heilige Geest, de Vertrooster. Gij, Christus, Koning der glorie, Gij zijt de eeuwige Zoon van de Vader. Gij, die om de mens verlossing te brengen, geen vrees hebt gehad voor de schoot van de Maagd. Gij, die de prikkel van de dood hebt overwonnen en voor de gelovigen het hemels Rijk hebt geopend. Gij zit aan Gods rechterhand in de glorie van de Vader, Gij zult als rechter komen, zoals wij geloven. U dan smeken wij: kom uw dienaars te hulp, die Gij door uw kostbaar bloed hebt gered. Laat ons geteld worden onder uw heiligen in de eeuwige heerlijkheid. Red, Heer, uw volk en zegen uw erfdeel, hoed hen en draag hen voor immer. U willen wij prijzen, iedere dag, uw Naam verheerlijken voor altijd. Wees genadig, Heer, spaar ons deze dag voor de zonde. Ontferm U over ons, Heer, ontferm U over ons. Laat uw barmhartigheid neerdalen over ons, zoals ons vertrouwen uitgaat naar U. Op U, Heer, is onze hoop gevestigd,beschaam ons niet in eeuwigheid.
"Kom, we zijn weg", zei Jezus. En Hij voer met zijn leerlingen het meer over naar een eenzame plek om daar alleen te zijn en wat uit te rusten...
Jezus' voorstel om vakantie te nemen is heel bescheiden. Alsof Hij wilde zeggen: verwacht daar ook niet alles van. Vakantie is geen wonderrecept dat plotseling alles herstelt en alles geneest. Vakantie is maar een koffer, alles hangt af van: wat stop je erin?
"Kom, we zijn weg!' De zorgen, de drukte en de eentonigheid van het alledaagse werk achter je laten. Een andere plek opzoeken: vertrouwd of onbekend, maar altijd verfrissend splinternieuw. Geen mierenhoop van mensen waar iedereen weer niemand is.
Een plek waar je de ander van ver ziet aankomen, waar je alleen bent en ruimte vindt om er voor elkaar te zijn in een verhaal zonder woorden.
"Kom, we zijn weg", zegt Jezus, "vakantie is een tijd om ook eens dicht bij Mij te zijn."
Het licht komt voor de dag en tikt bescheiden aan mijn ogen met de vraag of het binnen mag komen en ik het begroeten wil. Ik groet je, licht, verdrijf het donker van de avond, het donker van verdriet en lijden Ik groet je, vriendelijk licht, die mij doet zien en opwekt. Ik groet jou die ontdekt en het verborgene aan het licht brengt. Doe mij gezichten zien in wie het Gelaat oplicht van Hem die hét Licht is.
Kinderen, we moeten niet liefhebben met de mond, met woorden, maar waarachtig, met daden. Dan weten we dat we voortkomen uit de waarheid en kunnen we met een gerust hart voor God staan. En zelfs als ons hart ons aanklaagt: God is groter dan ons hart, hij weet alles.
Bewaar ons dag aan dag In uw trouw, en leer ons trouw te zijn aan U, uw schepping en aan elkaar, zeker we nu op reis gaan. Wil de macht van markt en Mammon breken als in de dagen van weleer toen U zich openbaarde in uw Zoon.
TOEN IK IN INDIA VERBLEEF WERD IK ELKE DAG GETROFFEN TOEN IK DE MIS BIJWOONDE, EN NIET NAAST DEZE VOORGROND KON KIJKEN. MEN HAD DE JEZUSFIGUUR AANGEPAST AAN DE BEVOLKING IN VARANASI.
EEN JEZUS DIE IN LOTUSHOUDING ZIT MET DE TYPISCHE SARI. GELUKKIG HEB IK ER OOK NOG FOTO'S VAN.