Inhoud blog
  • Bodifée, God en het gesteente
  • Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Zijnzoeken
    In het spoor van Heidegger zoeken naar de zin van Zijn.
    04-03-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    2. Wie snoerde het Zijn in z’n keurslijf?

    Het Niets is niet de grens van het eindige zijnde. Wel de Exuberante. Wel de ontledigde volheid van het Zijn. Pas door een bewuste, gewilde kenosis van de Exuberante komen wij in het Zijn. De begrenzing, de kenosis, is geen holte, geen ijle leegte. U. Libbrecht puurt uit zijn studie van het Oosterse denken het inzicht: "Niets is zo vol als de leegte."(De Standaard, 06.09.04, p. 12) Het is als het casco van een huis: dat schept alleen leegte, door grenzen te trekken in een open ruimte. Maar leegte die, door de beperkingen die ze aanbrengt, ruimte schept, die vanuit haar grenzen uitnodigt tot het inrichten van die leegte met humane voorwerpen. Leegte die de mens binnen lokt om ze te vullen. De begrenzing is ruimte scheppend, creëert mogelijkheden, nodigt uit tot creativiteit en verkenning van nieuwigheden. De begrenzing is uitlokking, is verlokking. Is uitdaging. Elk zijnde heeft vanuit zijn kenosis een openbaringstaak, een epifanie-opdracht, een glorificatieroeping. Het moet de onbegrensde weelde van de rijkdom van de gaven en van de diversiteit van het Zijn de kans bieden zich ten volle ten toon spreiden, zich breeduit te etaleren, ene mee te delen.

    Beknotting, inperking kan een bron zijn van onvoorziene verrijking, kan verborgen en onvermoede mogelijkheden een kans tot actualisatie geven. Laat de wijnstok vrij groeien en hij brengt enkele onooglijke, armtierige besjes voort: klein grut goed voor de wilde vogels. Geiten leerden ons de wijnstok te snoeien en in zijn natuurlijke expansie te hinderen en zo ruimte vrij te maken voor onvoorziene mogelijkheden: de volle druif. Een slimme voorouder merkte op hoe pas een door de geiten geteisterde struik grote, sappige, mooie bessen produceerde. Het mishandelen van struiken, het snoeien was geboren. Het bewuste, gerichte inperken en beknotten van de natuurlijke groei van de wijnstok levert ons sindsdien de wijn.

    Maar toch: waarom dan eindige zijnden? Omdat Niets de weelde van het Zijn niet kan epifaneren: "Nee, niemand in de dood gedenkt Jou!" (Ps 6:6) Zijn moet daarom beperkte zijnden de ruimte geven om zich in veelheid en verscheidenheid te kunnen uitwaaieren, om de eigen weelde aan diversiteit breeduit te kunnen ten toon spreiden, om de eigen gunsten gul te kunnen mededelen. Het Absolute Zijn heeft de eindige zijnden nodig.

    Waarom begrensde zijnden? We mogen niet te minnetjes denken over grenzen, we mogen ze niet als verlies, beknotting, degradatie of uitsluiting beschouwen. Grenzen zijn als vruchtvliezen. Grenzen beschermen en bewaren wat ze bevatten en omvatten, en verbinden dat met wat ze schijnen uit te sluiten. Ze selecteren als membraan-filters. Binnen de bescherming van de omgrenzing kan elk zijnde de eigen, unieke epifanietaak koesteren en via de grens uitstralen. Zo verzekeren de grenzen veelheid, verscheidenheid, uitstraling en verbondenheid. Met andere woorden, de grens verzekert bestaansruimte aan elk Ego, binnen het contractio - epifanie-proces: elk Ego kan binnen de beschutting van de koesterende grens zijn eigen unieke epifanietaak in de ontplooiing van de toekomstige gestalte van de Exuberante veilig vervullen. Grens tussen Ego en universum.

    Die kenosis, die contractio, dat zich tonende verbergen, dat is het wonder waarover Martin Heidegger steeds zo opgewonden raakt. Door het gebeuren van die contractio wordt de simplicitas van de Enige verkruimeld tot veelheid. 'Enigte' waaiert de eigen weelde uit in 'Menigte'. Een veelheid die zich kleedt met de weelde van de onontwarbaar verstrengelde diversiteit van de Exuberante. In de contractio ingebouwd werkt een actief principe dat op verscheidenheid gericht is, geneigd is naar..., gespannen staat naar … Het contractio-gebeuren zelf is reeds een epifaniemoment. Geen contractio als niet meteen de vele eigenschappen in de grenzen hun eigenheid tonen.

    Die contractio is niet de uiteenrafeling van de simplicitas van het Zijn in een chaotische veelheid en verscheidenheid, is niet een eindeloze reproductie van hetzelfde, met een eender, stabiel resultaat. Reeds in het voltrekken van de contractio als proces, als gebeuren, demonstreert zich de weelde van de diversiteit van het Zijn. Elke eindige contractio-gestalte blijft geïnfecteerd met de herinnering aan de volheid van het oorspronkelijke Zijn. Elk begrensd zijnde blijft aangelijnd door het totale Zijn. Om hun bestaan te bestendigen zoeken die eindige zijnden steun bij elkaar in wederzijdse compensatoire interacties. De veelheid en verscheidenheid van de contractiogestaltes geven voldoende aanleiding tot onvoorspelbare, onvoorstelbare en onvoorzienbare interacties tussen die eindige zijnden. Ik heb zo Epicurus' 'clinamen' niet nodig om diversiteit te verklaren. Het fantastische is dat die veelheid, die menigte, die pas door de contractio ruimte krijgt en tot uitbarsting komt, zich 'out', dat die veelheid in al haar verscheidenheid toch verbonden blijft met de simplicitas van haar bron, en geïnfecteerd blijft met de 'memoria' , met het heimwee aan de volheid van haar oorsprong. Daarom kunnen niet alleen verschillen, maar zelfs tegenstellingen uitgroeien tot zulke betoverende interacties waarin het epifaniegebeuren zijn open telos realiseert, zoals in de liefde tussen man en vrouw, tussen ouder en kind, tussen vrienden die, van op één punt, elk een ander kant op kijken; in de fusie van materie en geest in sublieme kunst; en in de jaarlijkse paringsdans van Zon en Aarde in vier toonaarden van de seizoenen.

    Die drang tot epifaneren komt het duidelijkst tot uiting in de kosmische evolutie. Evolutie: die alles dynamiserende en onstuitbare aandrift tot epifaneren van de contractio-gestaltes. Dat onophoudelijk uitproberen van alle mogelijke combinaties en interacties tussen eindige zijnden om de kenosis terug te draaien. De kosmos en vooral onze Aarde voeren na hun ontstaan een verbluffend schouwspel van overal opbruisende diversiteit ten tonele. Binnen de veelheid en diversiteit spelen de interacties onafgebroken tikkertje, met wisselende rollen van jagers en vluchters. Wisselende veelheid en verscheidenheid, binnen een constante wil de mogelijkheden tot diversiteit en tot epifanie van het Zijn tot het uiterste uit te proberen en te actualiseren. En zo de weelde van de Exuberante uit te stralen en mede te delen.

    Dat onstuitbare bruisen van de diversiteit, groeiend en spiraalsgewijze uitwaaierend in zichzelf diversifiërende interacties! Elke nieuwe gestalte, elk aanboren en actualiseren van een nieuwe goudader met onvermoede mogelijkheden roept weer nieuwe interactievormen en -wijzen in het aanzijn; en deze leggen op hun beurt weer nieuwe mogelijkheden, nieuwe goudaders bloot, met ingebouwde rapidatie van de zich voortstuwende epifanieënspiraal.

    De miljoenen actieve levensvormen op de Aarde tonen de weelde van de diversiteit van de Exuberante. Maar ook de diversiteit van de mogelijkheden van de Aarde, als het alles overkoepelende en verbindende verband. Elk van die levensvormen vindt een aangepaste, leefbare Aarde, een gunstig milieu, een bereidwillige niche of biotoop, met vruchtbare interactiemogelijkheden. Dit alles was in het initiële gebeuren van de kenosis als mogelijkheden meegegeven, als anamnese van een streng onder de toom gehouden weelderige diversiteit van de Exuberante.

    Evolutie is niet enkel exclusief opbruisende verandering, opborrelende vernieuwing, ononderbroken discontinuïteit. Ze is ook continuïteit, behoudzucht. Ze bewaart de geslaagde epifanieën, vaak binnen een omvattend en verbindend kader. Discontinuïteit in dienst van de continuïteit, gericht op opbouw en openbarende uitstraling van de Exuberante. Continuïteit in een steeds wisselend kleedje.

    'Zijn' is de in simplicitas samengebalde veelheid en volheid. Menigte samengebald tot Enigte. Als het compact en besloten Bestaan-in-Zich van de Exuberante. En daarnaast vind je de contractio, waardoor de Exuberante zich terugtrekt, en voor ons, zijn schepping, ruimte laat, ons vrije baan geeft. Maar ons dan ook helemaal vrij laat, vrij om helemaal onszelf te zijn. Waarom? Opdat wij door onszelf vrij uit te leven zijn oeverloze weelde en eindeloze diversiteit aan gaven op een unieke en onvervangbare wijze ten toon zouden kunnen spreiden, in de etalage zouden zetten. Dat uitzingen van de Glorie, van de Magnalia van de Exuberante wordt schitterend verwoord in Psalm 8 b.v. Of in hoofdstuk 38 van het boek Job.

    Ik begrijp dus de schepping in termen van contractio en epifanie. Wij zijn hier als"verschrompelde goden."In en door deze verschrompelde verschijning moeten wij die weelde van de Exuberante epifaneren. Elk op zijn manier. Elk met zijn unieke, onvervangbare, onuitwisselbare specialiteiten en apartigheden. Elk moet schitteren als één facet van de rijke diamant die Exuberante is. Wij moeten de verschrompeling ongedaan maken, onszelf tot een flitsend facet slijpen. Wij moeten de Exitus van de Schepper 'teruglopen', van de contractio naar de Exuberantie. Of naar de Apotheose. Het is onze taak de terugtrekking, de kenosis, ongedaan te maken. Wij moeten de leegte weer tot haar oorspronkelijk volle 'vulte' laten uitdijen, tot een aanstekelijke en verlokkelijke aanwezigheid omturnen. Wij moeten de contractio, de in-rolling of in-wikkeling, weer ont-rollen, ont-wikkelen. De leegte bemeubelen. Na de Exitus, de Reditus. Na de Anachorese, de Anabasis. Na de Verschrompeling, de Ontplooiing. Na de contractio, de Expansio de volle ruimte geven. Vergaan tot Bestaan bevestigen.

    04-03-2006 om 17:13 geschreven door Ramulus

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    03-03-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Moeder, waarom leven wij?

    7. Trok God zijn buik in?

    1.
    Iemand zei me onlangs: "God is misschien ongelukkiger dan de mens. Want God heeft niemand of niets om zijn volheid mee te delen. God kan niet eens Bourgondisch gul zijn."Hoe dat controleren? Geeft de Bijbel zelf hier geen dubbele signalen?

    In het scheppingsverhaal staat herhaalde malen:"God sprak". Tegen wie sprak Hij? Praatte de Schepper als een oudje tegen zichzelf? Als Mozes aan Jahweh vraagt van wie hij de groeten mag doen aan zijn clangenoten, dan krijgt Mozes hem eerst alleen als een brandend braambos te zien. (Ex. 3.3) Later wordt hem gezegd dat hij de groeten mag doen van:"Ik ben die ben."(Ex. 3.12) Ook de profeet Elia krijgt Jahweh niet in het vizier. Hij ervaart Jahweh enkel als een zachte bries in de rug. (1 Kon. 19.13) Wat de Bijbel ons vertelt over Jahweh, kunnen we alleen toetsen aan onszelf of aan de werkelijkheid rondom ons. Jahweh zelf krijgen we nooit rechtstreeks in het vizier. (Gen. 28.16) God bereiken we alleen indirect, via een carambolebeweging over onszelf of over de zijnden om ons heen. Als God spreekt tot ons, dan moet dat in mensentaal. We zouden anders onder zijn adem verschroeien.

    En wat leert ons die carambole via de eindige zijnden? Waar we onze blik ook richten, we zien enkel eindige zijnden. En al kunnen we er niet naast kijken, al worden we er aan alle kanten door omstuwd, toch zijn die eindige zijnden niet probleemloos. Ook wat bestaat, het eindige zijnde, het 'iets' blijkt problemen te geven; het kan niet op eigen benen alleen staan, maar moet gestut en onderschoord worden.

    Volgens Leibniz geeft Niets minder problemen dan Iets. Daarom vraagt hij:"Waarom is er iets, en niet veeleer Niets?". Waarom die vraag? Als je deze vraag nauwkeurig onder de loep neemt, blijken er verschillende vooronderstellingen onder te schuilen, zoals: het Niets lijkt de maatstaf, de startblok van het denken, want alleen het Niets geeft geen problemen, heeft een aureool van eenvoud, van waarschijnlijkheid en vanzelfsprekendheid. Het Niets wordt verondersteld, het lijkt geen verwondering op te roepen noch vragen los te weken. Dat er iets is, dat er eindige zijnden zijn, dàt lijkt pas verwondering op te wekken, dat lijkt noch vanzelfsprekend noch waarschijnlijk te zijn, en dat vraagt om een uitleg, om een verantwoording, al zijn die eindige zijnden met miljarden.

    Het Zijn geeft problemen. M. Heidegger klaagt herhaalde malen : "Was bedeutet Sein? Von wo aus ist dergleichen wie Sein überhaupt zu verstehen? Wie ist Seinsverständnis überhaupt möglich?" ( GA 24, p. 19 & 21 ) Hij weet dat hij voor een onmogelijke opgave staat, hij, die al zijn denkvermogen inzette om net dat mysterie te doorgronden.

     

    Toch wel opmerkelijk. Waarom geeft iets, waarom geeft een eindige zijnde meer problemen dan Niets? Het iets is in zijn Zijn beperkt en bedreigd, en moet daarom steun zoeken bij het volle, zelfstandige Zijn. En die steun ligt niet voor de hand. Hoe immers kan het volle, oeverloze Zijn het beperkte, eindige zijnde tot zijn dienen? Wie of wat kan het oeverloze Zijn in dit Zijn zò beperken, dat het in een beperkt, eindig zijnde inpast als steun, als compensatie voor het eigen zijnstekort? Wie of wat legt dat niet-in-te-perken Zijn aan banden? Wie of wat heeft daartoe voldoende body of krachtig uitstralende présence? Wie kan op tegen het Zijn om het in te perken? Wat staat er buiten het Zijn om die miniaturisatie te presteren?

    Blijkbaar: alleen als het Zijn zichzelf inkort, zichzelf beperkt in zijn wezen, zelf de buikriem aanhaalt, pas dan kunnen beperkte zijnden bestaan. Dan ontstaat er binnen het Zijn voldoende ruimte voor beperkte zijnden. Pas als miniatuur-karikatuur van zichzelf past het Zijn in een eindig zijnde.

    Zijnden worden niet door het Niets ingeperkt. Wel door de leegte aan Zijn mogelijk gemaakt. Door een volle leegte binnen het Zijn. Door de volle leegte van het zich terugtrekkende Zijn. Door de kenosis van het Zijn. En dat is pas een wonder.

    In zijn 'Der Satz vom Grund' van 1957 probeert Martin Heidegger zijn onblusbare verwondering over de schijnbaar onmogelijke relatie tussen het volle Zijn en het eindige zijnde onder woorden te brengen en mede te delen. Dat het overweldigende Zijn de zijndheid, de zijnsgrond van het eindige zijnde kan zijn, over dat mysterie mediteert hij dertien colleges lang. Dat mysterie heeft hem van jongs af nooit losgelaten, dat is hem blijven fascineren. In het pas in 1943 toegevoegde Nawoord tot zijn Oratie van 1929, 'Wat is metafysica?', spreekt Martin Heidegger nogmaals zijn verwondering uit:"het wonder aller wonderen: Dat er zijnde is". (WiM, p. 46-47) Het Zijn heeft het eindige zijnde niet nodig om te zijn. Wel om exuberant gul te kunnen zijn. In al zijn schamelheid kan het zijnde echter niet zonder het Zijn. Hoe kan echter het onbegrensbare Zijn zich zo klein maken dat het het eindige zijnde kan doen zijn; dat het oneindige zich als aanvulling inpast in de eindigheid, in de begrenzing, in het zijnstekort van het eindige zijnde? Hoe past de oceaan in een mosselschelp? Het Zijn kan zich toch niet vernederen tot de status van loutere compensatie van het zijnstekort van het zijnde. Het volle Zijn kan toch onmogelijk het huisslaafje van het eindige zijnde worden. Waar liggen dan de verhoudingen? Hoe kan dat? Hoe moet dat? Het Zijn moet wel diep door de knieën gaan om in de wereld te kunnen kruipen.

    De modernen lezen de Bijbel niet meer. En ook de exegeten van M. Heidegger kennen blijkbaar hun klassieken maar voor de helft meer. In de eerste, handgeschreven versie van zijn verhandeling over 'Het wezen der Waarheid', in de Urfassung van 1930, spreekt M. Heidegger over de 'Verborgenheit', in de termen van de beroemde hymne van Paulus, in zijn brief aan zijn geliefde Filippensen, 2,6 in termen van kenosis en roof. Heel M. Heideggers denken draait rond de wonderbaarlijke verhouding tussen Zijn en zijnde, rond de cirkelgang tussen 'Verborgenheit' en 'Unverborgenheit' van het Zijn. Ik vertaal dat, trouw aan de Urfassung, in termen van kenosis, of contractio en epifanie.

    Om uit zijn eenzaamheid te treden realiseert God zijn schepping. Hij kan echter onmogelijk een tweede volheid aan hem gelijk naast zich scheppen. Naast hem kan immers onmogelijk iets even volmaakts, iets even perfects, iets even volledigs, iets even groots bestaan als Hijzelf. Zelfs om een onvolledig zijnde te creëren, moest Hij noodgedwongen ruimte vrij maken en 'zijn buik intrekken'. Dat noemen de joodse mystici de Tsimtsoem. Het wordt in de Middeleeuwen ook wel de contractio, of de kenosis genoemd. God kan niet verdwijnen, maar verbergt zich, trekt zich terug, maakt voor ons ruimte vrij. Men spreekt soms ook van de Exitus of de Anachorese. Simone Weil muntte daarvoor de term 'décréer', ont-scheppen.

    03-03-2006 om 11:54 geschreven door Ramulus

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Moeder, waarom leven wij?

    7. Trok God zijn buik in?

    1.
    Iemand zei me onlangs: "God is misschien ongelukkiger dan de mens. Want God heeft niemand of niets om zijn volheid mee te delen. God kan niet eens Bourgondisch gul zijn."Hoe dat controleren? Geeft de Bijbel zelf hier geen dubbele signalen?

    In het scheppingsverhaal staat herhaalde malen:"God sprak". Tegen wie sprak Hij? Praatte de Schepper als een oudje tegen zichzelf? Als Mozes aan Jahweh vraagt van wie hij de groeten mag doen aan zijn clangenoten, dan krijgt Mozes hem eerst alleen als een brandend braambos te zien. (Ex. 3.3) Later wordt hem gezegd dat hij de groeten mag doen van:"Ik ben die ben."(Ex. 3.12) Ook de profeet Elia krijgt Jahweh niet in het vizier. Hij ervaart Jahweh enkel als een zachte bries in de rug. (1 Kon. 19.13) Wat de Bijbel ons vertelt over Jahweh, kunnen we alleen toetsen aan onszelf of aan de werkelijkheid rondom ons. Jahweh zelf krijgen we nooit rechtstreeks in het vizier. (Gen. 28.16) God bereiken we alleen indirect, via een carambolebeweging over onszelf of over de zijnden om ons heen. Als God spreekt tot ons, dan moet dat in mensentaal. We zouden anders onder zijn adem verschroeien.

    En wat leert ons die carambole via de eindige zijnden? Waar we onze blik ook richten, we zien enkel eindige zijnden. En al kunnen we er niet naast kijken, al worden we er aan alle kanten door omstuwd, toch zijn die eindige zijnden niet probleemloos. Ook wat bestaat, het eindige zijnde, het 'iets' blijkt problemen te geven; het kan niet op eigen benen alleen staan, maar moet gestut en onderschoord worden.

    Volgens Leibniz geeft Niets minder problemen dan Iets. Daarom vraagt hij:"Waarom is er iets, en niet veeleer Niets?". Waarom die vraag? Als je deze vraag nauwkeurig onder de loep neemt, blijken er verschillende vooronderstellingen onder te schuilen, zoals: het Niets lijkt de maatstaf, de startblok van het denken, want alleen het Niets geeft geen problemen, heeft een aureool van eenvoud, van waarschijnlijkheid en vanzelfsprekendheid. Het Niets wordt verondersteld, het lijkt geen verwondering op te roepen noch vragen los te weken. Dat er iets is, dat er eindige zijnden zijn, dàt lijkt pas verwondering op te wekken, dat lijkt noch vanzelfsprekend noch waarschijnlijk te zijn, en dat vraagt om een uitleg, om een verantwoording, al zijn die eindige zijnden met miljarden.

    Het Zijn geeft problemen. M. Heidegger klaagt herhaalde malen : "Was bedeutet Sein? Von wo aus ist dergleichen wie Sein überhaupt zu verstehen? Wie ist Seinsverständnis überhaupt möglich?" ( GA 24, p. 19 & 21 ) Hij weet dat hij voor een onmogelijke opgave staat, hij, die al zijn denkvermogen inzette om net dat mysterie te doorgronden.

     

    Toch wel opmerkelijk. Waarom geeft iets, waarom geeft een eindige zijnde meer problemen dan Niets? Het iets is in zijn Zijn beperkt en bedreigd, en moet daarom steun zoeken bij het volle, zelfstandige Zijn. En die steun ligt niet voor de hand. Hoe immers kan het volle, oeverloze Zijn het beperkte, eindige zijnde tot zijn dienen? Wie of wat kan het oeverloze Zijn in dit Zijn zò beperken, dat het in een beperkt, eindig zijnde inpast als steun, als compensatie voor het eigen zijnstekort? Wie of wat legt dat niet-in-te-perken Zijn aan banden? Wie of wat heeft daartoe voldoende body of krachtig uitstralende présence? Wie kan op tegen het Zijn om het in te perken? Wat staat er buiten het Zijn om die miniaturisatie te presteren?

    Blijkbaar: alleen als het Zijn zichzelf inkort, zichzelf beperkt in zijn wezen, zelf de buikriem aanhaalt, pas dan kunnen beperkte zijnden bestaan. Dan ontstaat er binnen het Zijn voldoende ruimte voor beperkte zijnden. Pas als miniatuur-karikatuur van zichzelf past het Zijn in een eindig zijnde.

    Zijnden worden niet door het Niets ingeperkt. Wel door de leegte aan Zijn mogelijk gemaakt. Door een volle leegte binnen het Zijn. Door de volle leegte van het zich terugtrekkende Zijn. Door de kenosis van het Zijn. En dat is pas een wonder.

    In zijn 'Der Satz vom Grund' van 1957 probeert Martin Heidegger zijn onblusbare verwondering over de schijnbaar onmogelijke relatie tussen het volle Zijn en het eindige zijnde onder woorden te brengen en mede te delen. Dat het overweldigende Zijn de zijndheid, de zijnsgrond van het eindige zijnde kan zijn, over dat mysterie mediteert hij dertien colleges lang. Dat mysterie heeft hem van jongs af nooit losgelaten, dat is hem blijven fascineren. In het pas in 1943 toegevoegde Nawoord tot zijn Oratie van 1929, 'Wat is metafysica?', spreekt Martin Heidegger nogmaals zijn verwondering uit:"het wonder aller wonderen: Dat er zijnde is". (WiM, p. 46-47) Het Zijn heeft het eindige zijnde niet nodig om te zijn. Wel om exuberant gul te kunnen zijn. In al zijn schamelheid kan het zijnde echter niet zonder het Zijn. Hoe kan echter het onbegrensbare Zijn zich zo klein maken dat het het eindige zijnde kan doen zijn; dat het oneindige zich als aanvulling inpast in de eindigheid, in de begrenzing, in het zijnstekort van het eindige zijnde? Hoe past de oceaan in een mosselschelp? Het Zijn kan zich toch niet vernederen tot de status van loutere compensatie van het zijnstekort van het zijnde. Het volle Zijn kan toch onmogelijk het huisslaafje van het eindige zijnde worden. Waar liggen dan de verhoudingen? Hoe kan dat? Hoe moet dat? Het Zijn moet wel diep door de knieën gaan om in de wereld te kunnen kruipen.

    De modernen lezen de Bijbel niet meer. En ook de exegeten van M. Heidegger kennen blijkbaar hun klassieken maar voor de helft meer. In de eerste, handgeschreven versie van zijn verhandeling over 'Het wezen der Waarheid', in de Urfassung van 1930, spreekt M. Heidegger over de 'Verborgenheit', in de termen van de beroemde hymne van Paulus, in zijn brief aan zijn geliefde Filippensen, 2,6 in termen van kenosis en roof. Heel M. Heideggers denken draait rond de wonderbaarlijke verhouding tussen Zijn en zijnde, rond de cirkelgang tussen 'Verborgenheit' en 'Unverborgenheit' van het Zijn. Ik vertaal dat, trouw aan de Urfassung, in termen van kenosis, of contractio en epifanie.

    Om uit zijn eenzaamheid te treden realiseert God zijn schepping. Hij kan echter onmogelijk een tweede volheid aan hem gelijk naast zich scheppen. Naast hem kan immers onmogelijk iets even volmaakts, iets even perfects, iets even volledigs, iets even groots bestaan als Hijzelf. Zelfs om een onvolledig zijnde te creëren, moest Hij noodgedwongen ruimte vrij maken en 'zijn buik intrekken'. Dat noemen de joodse mystici de Tsimtsoem. Het wordt in de Middeleeuwen ook wel de contractio, of de kenosis genoemd. God kan niet verdwijnen, maar verbergt zich, trekt zich terug, maakt voor ons ruimte vrij. Men spreekt soms ook van de Exitus of de Anachorese. Simone Weil muntte daarvoor de term 'décréer', ont-scheppen.

    03-03-2006 om 11:44 geschreven door Ramulus

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    02-03-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Ervaring of aanvaring?

    6. Ervaring of aanvaring?

    Waarom blijven bepaalde teksten of beschrijvingen onuitwisbaar in je geest hangen? Je hebt er niet voor gekozen. Je leest en zij bepalen of ze bij je blijven. Ze nestelen zich honkvast in je geest en blijven een trouwe gezel in al je verdere lecturen, ontmoetingen, gesprekken of overpeinzingen. Zo sta ik geregeld met Machiavelli, in 1513 in ballingschap in Sant' Andrea, langs de weg op de uitkijk naar mogelijke informanten met nieuws over het reilen en zeilen in Firenze of Rome. Niccolo at en sliep wel in Sant' Andrea, maar Machiavelli leefde met heel zijn persoon elders: in zijn vaderstad en in Rome. Hij bleef, ook in Sant' Andrea, 'civis florentini'. Geen mens immers ligt geketend aan de plaats waar hij of zij lijfelijk hier en nu verblijft, is nooit de gevangene van zijn toevallige situatie en omstandigheden.

    De mens zit nooit ingemuurd, noch in zijn cultuur, noch in zijn gemeenschap, noch in zijn tijd, noch in zichzelf. Hij valt nooit samen met de gegeven feitelijkheden van zijn situatie. (Wittgenstein.) Open staan naar de wereld huist in het Zijn van de mens. Ontvankelijk staan voor de dingen, voor de toekomst, voor vernieuwing. Open staan is het Zijn van elke mens. Het hoort tot zijn diepste, eigenste mens-zijn: elke mens staat open naar en is ontvankelijk voor de wereld op zijn eigen-zinnige wijze. Elk overschrijdt voortdurend op zijn manier de beklemming van de eigen grenzen. De mens verkeert steeds in verwachting van wat komen zal; hij reikt steeds ver 'over the edges' van zijn beperkte Zijn.

    Dat overschrijden van de eigen grenzen wordt in elke ervaring beleefd. Elke ervaring heeft een Januskop. Aan de ene kant beklemtoont ze het eigen bestaan, de eigenheid, de zelfheid van het eigen bestaan. Affirmeert ze de zelfheid van het Zelf, van het Ego. Elke ervaring proclameert luid: « Ik ben op geen enkele manier gelijk te schakelen met de anderen. Ik beleef de wereld op mijn eigenste, unieke wijze. » En aan de ander kant beklemtoont elke ervaring het open staan van het Ego naar de andere zijnden, de eigen zijnsverbondenheid met de andere zijnden, niet vanuit een zijnsovervloed, maar vanuit een manco aan Zijn.

    Deze openheid, deze verbondenheid kan op vele wijzen vaste vorm krijgen, in erg verscheidene en blijvende gestaltes gegoten worden. En die incarnaties zelf kunnen wisselen. In de juiste religieuze ervaring ligt de klemtoon vooral op de openheid, op het open staan, op de aandacht voor de andere zijnden.

    Daarom is bevreemding, zelfs vervreemding een essentieel onderdeel van elke humane ervaring. Ervaring doorbreekt kaders. Echte humane ervaring doorbreekt de beknelling van het te vertrouwde, te alledaagse, te vanzelfsprekende kader. Echte ervaring helpt ons op te merken wat we uit routine niet meer zien. Geeft ons weer aandacht voor wat we als te vanzelfsprekend van elkaar verwachtten; opent nieuwe perspectieven daar waar we dachten alles 'gehad' of gezien te hebben. Zet oude brillen af en doet ons met nieuwsgierige en verwonderde ogen kijken naar de wereld en er nieuwe dingen of aspecten zien.

    Zo is elk ervaring het overschrijden van de dagelijkse Hier en Nu-situatie, en ventileert ze de benauwende nestgeur.

    Vanwaar echter die onblusbare behoefte aan ervaring? Vanwaar die ubiquitas, die omni-aanwezige openheid naar/voor de wereld? Dat steeds langs de weg op uitkijk staan naar nieuws van elders? Die onlesbare behoefte aan ervaring ontspringt niet aan onze zijnsweelde, maar aan onze zijnsnood. Aan onze innerlijk gapende zijnsnood, die bedelt om aanvulling, bevestiging en bestendiging. Uit zijnsnood, vanuit die afgrond, staat de mens open naar zijnscompensaties uit de wereld: vanuit zijn schamelheid kijkt hij, voelt hij, ruikt hij, hoort hij, hakend naar mogelijke zijnsaanvullingen en compensaties. De eigen zijnsbehoefte smeekt constant om de aanvullende zijnstransfusie van de ervaringen van de buitenwereld. Zonder de hulp van de omgevende wereld houden we onszelf niet in het bestaan. Standhouden in het bestaan, overleven, niet wegglijden in het Niets, zichzelf bestendigen is voor iedere mens een voltijdse dagtaak, bij elke ademtocht, bij elke hartslag te vernieuwen.

    Ervaren? Dat is de wereld raken. In de ervaring bereiken we de wereld, beroeren we de wereld buiten ons. En de wereld vult ons, beroert ons, raakt ons. We krijgen het door de aanraking koud of warm, maar we blijven onszelf. Het is een zelfbewust maar in zijnsnood verkerend Ego dat geraakt, dat beroerd wordt; het is een Ego dat ziet, een Ego dat voelt, een Ego dat ruikt, een Ego dat hoort. Ervaring is geen lineair kosmische gebeuren. Want elk Ego voelt, ziet, ruikt, hoort vanuit zijn eigen zijnsbehoefte op zijn eigen wijze de wereld. Elke ervaring is particulier, strikt individueel, gesitueerd in tijd en ruimte. Ze is het privé territorium van het Ego, maar met een openheid naar het universele. Elke ervaring is een drielandenpunt: Ego, zijn zijnsbehoefte, de kosmos.

    Door de ervaring overleven we de Grijns van het reële Niets. In het ervaren huist het Zijn. Ons Zijn is contact met de dingen. Ons Zijn is de dingen van de wereld ervaren, om te overleven. Is met de dingen van de wereld in compensatoire interacties verwikkeld zijn om de Grijns voorbij te leven. Ons duren, ons overleven, onze bestendigheid danken we aan de constante zijnstransfusie in de ervaringen. Daar zonder houden we het niet uit.

    Een belangrijk aspect van elke ervaring wordt vaak vergeten: ervaren heeft niets gemeens met contactcausaliteit. Het witgloeiende smeedijzer ervaart geen hamer. Het verandert van vorm onder elke mokerslag, and that's it. Er is enkel aanvaring tussen ijzer en hamer.

    De mens is en overleeft in en door zijn ervaringen. Het moge paradoxaal lijken, maar de mens verzekert de continuïteit van zijn Ego pas door een ononderbroken stroom van wisselende ervaringen. In de kosmos telt enkel onmiddellijke nabijheid en het rechtstreekse contact, telt enkel het mechanische tweespan: druk en weerstand. Elke verandering is afbreuk aan de continuïteit. In de ervaring echter speelt het vrije, zichzelf bepalende antwoord op de 'drive' van het Zijn en op de roep, de uitnodigende openheid van de dingen met hun gunnend en soms beperkend verleden en hun wenkende toekomst. In ervaring zit steeds een vrije keuze tegenover de dingen, een evaluatie van hun zijnsmogelijkheden en een beslissing over de eigen toekomst. In elke ervaring zindert de hele kosmos mee. « Anima quodammodo omnia. »

    Is enige ervaring überhaupt wel mogelijk zonder enige congenialiteit? Moeten bloedgroepen niet compatibel zijn om niet nefast voor elkaar te zijn? Welke grens overschrijdt de ervaring? Loopt die grens niet door een gemeenschappelijk gebied: het 'leverende' Zijn? Ontspringt de mogelijkheid van elke ervaring niet in het Samen-Zijn? In het samen bestaan in hetzelfde overkoepelende Zijn? In het samen geworpen zijn. Ontspringt die grens niet in de contractio van de Exuberante, waardoor Hij/Zij ons de ruimte geeft onszelf te zijn, tegenover hem/haar?

    Waarom is ervaring mogelijk? Waarom staan de zijnden naar/voor elkaar open? Vanuit die contractio. Geen zijnde is af. Geen zijnde is meester over zijn Zijn. « Ik ben, maar ik heb me niet. » (H. Plessner.)

    ·

    02-03-2006 om 09:29 geschreven door Ramulus

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    01-03-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Denken, revistited

    5

    Denken, revisited

    Keren we terug naar ons denken. Is 'denken' ook zo'n woord dat we wat te lichtvaardig uit de pen laten vloeien en te vlotjes neerschrijven? Een woord waarmee we menen alles gezegd en geduid te hebben. Denken maakt het ons mogelijk ons te emanciperen van de tirannie van het kosmische, van de fysische, chemische realiteit. Van de rigide lineariteit van het universele doen, presteren, interageren. Denken laat ons toe 'zorgend in de wereld' te staan. Zo omschreef de nu vergeten F.J.J. Buytendijk in 1951 de vrouw.XI

    Zorgend? Wat is zorgend in de wereld staan? Wat kan zorgen anders zijn dan het rigide en lineaire van de kosmische wetmatigheid ontkrachten, afzwakken, tot soepelheid plooien, ontmannen of zelfs totaal inactief maken? De kosmische gelijkvormige effectiviteit schuift zonder aanzien des persoons ter zijde al het singuliere wat niet binnen de universele categorieën valt. Zorg nu is precies op dit aanzien des persoons gebrand, op het belang van dit ene, enige individu, van dit eenmalige Ego. Zorg is steeds zorg om het singuliere, om het afwijkende, om het eenmalige, om het marginale. Zelfs zorg om de muiter. Om het ene verloren schaap, ten koste van de negenennegentig veilig in de kudde. Een moeder laat de fysische noch chemische noch zoölogische wetmatigheden hun gang gaan als ze haar ziek kind bedreigen. Zij zorgt er voor dat haar kind blijft leven, tegen alle kosmische wetten in. Uit alles blijkt dat zelfs een gezonde baby deze kosmos alleen niet aankan. Dat hij te onvoorzien ter wereld komt, niet toegerust is om de strijd met de natuurelementen aan te gaan. Dat hij zich noch kan voeden noch verwarmen. Dat hij tegen de 'brute', pure, lineaire realiteit niet opgewassen is. Maar de moeder zal die kloof aan onaangepastheid wel dempen met haar niet aflatende zorg; ze zal het kindje zogen, dragen en drogen, kleden, koesteren en wiegen. Overgelaten aan zichzelf en de natuur zou geen kind overleven. Moeder Natuur? Of 'marâtre nature'?

    Zo zorgt ook een dokter voor de zieke: hij roept de fysische, chemische of zoölogische wetten een halt toe, in naam van het individu. Hij verlaagt de te hoge bloeddruk in de bloedvaten, zorgt voor de juiste dosis glucose in het bloed, doet de koorts dalen, mildert de hartslag of drijft hem op, verdikt of verdunt het bloed, in het belang van deze ene persoon: van dit kind, van deze vader, deze moeder, broer of zus. En dat alles tegen de 'normale', universele gang van de natuur in. Zorg zet de kosmos een lange neus, breekt de rigiditeit, fragmenteert en particulariseert de universaliteit, doet het lineaire kronkelen als een slang, jaagt fysica en chemie van de bühne, om plaats te ruimen voor het marginale, het unieke, het muitende Ego. En het respecteert de unieke, steeds wisselende banden tussen de Ego's.

    Een broertje van zorg is de filantropie. Filantropie was oorspronkelijk de houding van de heerser, van de machthebber tegenover zijn onderdanen. Filantropie uit zich in het aanvaarden van afwijkingen van de wetten, van welke orde dan ook. Ze uit zich in vergevingsgezindheid voor het individu, in van de regel afwijkende barmhartigheid, in op individuele daden gerichte mildheid, in groothartigheid voor de uitzondering of de zonderling. Dit alles houdt in dat men afwijkingen van de norm of tekortkomingen aanvaardt, fouten kwijtscheldt, gebreken door de vingers ziet, omdat humaniteit zwaarder weegt dan de wetten.

    In zorgen speelt denken een leidende rol. Denken ziet verder dan de actueel gegeven werkelijkheid. Denken breekt uit het halsring van de tijd en stelt doelen in de toekomst, soms ver over de grens van het Nu. Denken puurt vanuit de ervaring van het verleden normen die uitreiken boven de bestaande, aanwezige, gegeven realiteit. Denken voert dus tegengestelde bewegingen uit. Denken isoleert én brengt samen. J. Martain noemde dat: « Distinguer pour unir »XII

    'Distinguer' om de eigenheid aan te wijzen en te onderscheiden, het anders-zijn te identificeren en te aanvaarden. Om de eigen zijnswijze te erkennen en te herkennen. Maar ook om voorbij wat nu aanwezig is de impliciete 'ingewikkelde' mogelijkheden te onderkennen.

    'Unir' om de onvermoede maar mogelijke relaties en compensaties tussen ver uiteen liggende zijnden in te schatten. Om creatief nieuwe, sterkere verbanden te leggen. Bedenk even welke in se tegenstrijdige materialen een auto of een vliegtuig mogelijk maken. In een elektriciteitsleiding werken sterke geleiders samen met krachtige isolatoren.

    Ik wil terugkomen op die opmerkelijke eerste zin van M. Heideggers Brief over het Humanisme. Valt het niet op dat M. Heidegger zijn lezers 'aanvalt' met iets dat we in verband met Humanisme niet meteen zouden verwachten? Hij opent met handelen. En meteen klimt hij naar de hoogste abstractie, naar Zijn. Nu vraag ik: wat is 'handelen' in het zweverige denkkader van onbepaaldheden die we ontmoetten toen we nadachten over denken?

    Gastvrijheid

    Opmerkelijke houding. Opmerkelijk dat gastvrijheid een van de grondhoudingen is van heel Afrika. Hoort niet elk levend wezen van nature thuis in zijn biotoop? In zijn territorium zelfs? Maar de mens heeft geen biotoop. Wel een streng bewaakt territorium. En toch die grondhouding van gastvrijheid. Bevordert de mens daardoor niet de ongebondenheid van de mens tegenover een bepaald biotoop? Emancipeert die grondhouding de mens niet van zijn gebondenheid aan een bepaald stuk grond? Van de geboortegrond, van het vaderland? Hangen we daardoor weer niet onbepaald in de ruimte. Steeds die onbepaaldheid! Die ongebondenheid. Dat zich loswrikken uit de kluisters van het concrete, van het singuliere! Die ingebouwde universaliteit. Want we erkennen en herkennen daarmee dat 'everybody with a human face' een mens is.

    Humaniteit wordt je bijgebracht door de inzichten van geniale verre voorgangers. Doorleefde voorbeelden overtuigden je je vrij te gedragen tegenover de kosmische krachten, tegenover de fysische, chemische en zoölogische wetmatigheden. En je « 't En Zal! » te proclameren tegen hun tirannie. De kosmische, fysische, chemische en zoölogische krachten zelfs te dwingen méér te leveren dan ze in voorraad hebben, te presteren ver boven hun normale mogelijkheden en een zijnsorde in stand te houden waartoe zij uit zichzelf nooit konden reiken en waaraan zij zelf nooit deel konden hebben. Humaniteit is vooral jezelf navenant te gedragen. Het is Guillaumet, opdoemend uit de sneeuwstorm, nazeggen:

    « Ce que j'ai fait, je te le jure, jamais aucune bête ne l'aurait fait. » A. de Saint-Exupéry, XIII

    Humanisme is je als mens een eigenheid veroveren, een vrijheid vrijwaren en in stand houden en verzekeren. Is je als mens mogelijkheden open houden. Je openheid naar/voor de wereld en de openheid van de wereld naar/voor jou open houden.

    Mens zijn is nooit vanzelfsprekend. Is nooit een gladde glijbaan of roetsjbaan. Mens zijn houdt altijd in pijn ervaren, want we aanvaarden de wereld nooit zoals hij gegeven is. Pijn is de frictie met de kosmos, de fysica en de chemie. De koppeling die vaak knarst. Pijn voelen is zich loswrikken uit de rechtlijnigheid van de kosmos. De materie bijt ons naar de hiel. Net als de band niet kan rijden als hij het asfalt niet eerst aanvalt en aangrijpt en onmiddellijk erna er zich tegen afzet.

    Humanitas komt het sterkst en duidelijkst tot uiting in relationeel handelen, waarbij we ons niet laten leiden door de kosmos, fysica of chemie, maar die juist optuigen, het gareel over de kop steken om ze voor de kar van onze humane zin aan te spannen.

    Humanitas is iets intermenselijks, interpersoneels, zit tussen mensen, is nooit op een eenzaat geplakt.

    Humanitas gaat altijd om handelen, om wat je met iets, met jezelf, met je medemensen, met de dingen doet. Wat je erover denkt. Hoe je erover oordeelt. Hoe je je omgeving waardeert en respecteert. Humanitas gaat steeds over wat je ervoor over hebt, wat je erin wilt investeren, wat je ervoor wilt verdragen om alleen te staan tegenover de kosmos.

    Humanitas is steeds de mogelijkheden en de kwaliteiten van de kosmische dingen, van de drie niveaus, boven hun mogelijkheden en boven hun stand uittillen. Humanitas verloochent alle lineariteit, alle universaliteit zonder oog voor de eigenheid van het individu, zonder respect voor de vreemdheid van de individuele persoon, zonder ruimte voor aanpassing of afwijking van het eenmalige Ego. Humanitas geeft het eenmalige Ego de nodige vrijheid en speelruimte om een eigen afwijkende gestalte te geven aan een universele idee.

    Die spanning gemeenschap - individu - kosmos. De spanning universeel - singulier.

    Geschiedenis is een overvloedig en scherpgetande 'zaag' ontstaan door het zich steeds weer na elke afwijking heroriënteren op het humane noorden. En humanitas duldt dat afwijken. Respecteert de muiter. De 'komische' mens valt steeds, vanuit zijn vrije val, naar een lager, naar een enger, benepener, meer kosmisch-universeel niveau. De mens schiet steeds tekort tegenover zijn hoog ideaal. Humanitas wil steeds 'Excelsior.' Zoals de kogel steeds zakt, en lager inslaat dan je mikpunt. Zodat je steeds hoger moet mikken dan het doel, dan het niveau van zijn mogelijkheden.XIV Geschiedenis is het proces van dit voortdurend al vernieuwend in stand houden van ons menselijkheid.

    Dat is het echte handelen: steeds weer en met stijgend succes, elk zijnstekort corrigeren en de kosmos dwingen meer humaniteit mogelijk te maken.

    In die speelruimte reiken denken en handelen elkaar de hand om humanitas te realiseren.

    ·

    01-03-2006 om 10:37 geschreven door Ramulus

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.5. Denken revisited

    5

    Denken, revisited

    Keren we terug naar ons denken. Is 'denken' ook zo'n woord dat we wat te lichtvaardig uit de pen laten vloeien en te vlotjes neerschrijven? Een woord waarmee we menen alles gezegd en geduid te hebben. Denken maakt het ons mogelijk ons te emanciperen van de tirannie van het kosmische, van de fysische, chemische realiteit. Van de rigide lineariteit van het universele doen, presteren, interageren. Denken laat ons toe 'zorgend in de wereld' te staan. Zo omschreef de nu vergeten F.J.J. Buytendijk in 1951 de vrouw.XI

    Zorgend? Wat is zorgend in de wereld staan? Wat kan zorgen anders zijn dan het rigide en lineaire van de kosmische wetmatigheid ontkrachten, afzwakken, tot soepelheid plooien, ontmannen of zelfs totaal inactief maken? De kosmische gelijkvormige effectiviteit schuift zonder aanzien des persoons ter zijde al het singuliere wat niet binnen de universele categorieën valt. Zorg nu is precies op dit aanzien des persoons gebrand, op het belang van dit ene, enige individu, van dit eenmalige Ego. Zorg is steeds zorg om het singuliere, om het afwijkende, om het eenmalige, om het marginale. Zelfs zorg om de muiter. Om het ene verloren schaap, ten koste van de negenennegentig veilig in de kudde. Een moeder laat de fysische noch chemische noch zoölogische wetmatigheden hun gang gaan als ze haar ziek kind bedreigen. Zij zorgt er voor dat haar kind blijft leven, tegen alle kosmische wetten in. Uit alles blijkt dat zelfs een gezonde baby deze kosmos alleen niet aankan. Dat hij te onvoorzien ter wereld komt, niet toegerust is om de strijd met de natuurelementen aan te gaan. Dat hij zich noch kan voeden noch verwarmen. Dat hij tegen de 'brute', pure, lineaire realiteit niet opgewassen is. Maar de moeder zal die kloof aan onaangepastheid wel dempen met haar niet aflatende zorg; ze zal het kindje zogen, dragen en drogen, kleden, koesteren en wiegen. Overgelaten aan zichzelf en de natuur zou geen kind overleven. Moeder Natuur? Of 'marâtre nature'?

    Zo zorgt ook een dokter voor de zieke: hij roept de fysische, chemische of zoölogische wetten een halt toe, in naam van het individu. Hij verlaagt de te hoge bloeddruk in de bloedvaten, zorgt voor de juiste dosis glucose in het bloed, doet de koorts dalen, mildert de hartslag of drijft hem op, verdikt of verdunt het bloed, in het belang van deze ene persoon: van dit kind, van deze vader, deze moeder, broer of zus. En dat alles tegen de 'normale', universele gang van de natuur in. Zorg zet de kosmos een lange neus, breekt de rigiditeit, fragmenteert en particulariseert de universaliteit, doet het lineaire kronkelen als een slang, jaagt fysica en chemie van de bühne, om plaats te ruimen voor het marginale, het unieke, het muitende Ego. En het respecteert de unieke, steeds wisselende banden tussen de Ego's.

    Een broertje van zorg is de filantropie. Filantropie was oorspronkelijk de houding van de heerser, van de machthebber tegenover zijn onderdanen. Filantropie uit zich in het aanvaarden van afwijkingen van de wetten, van welke orde dan ook. Ze uit zich in vergevingsgezindheid voor het individu, in van de regel afwijkende barmhartigheid, in op individuele daden gerichte mildheid, in groothartigheid voor de uitzondering of de zonderling. Dit alles houdt in dat men afwijkingen van de norm of tekortkomingen aanvaardt, fouten kwijtscheldt, gebreken door de vingers ziet, omdat humaniteit zwaarder weegt dan de wetten.

    In zorgen speelt denken een leidende rol. Denken ziet verder dan de actueel gegeven werkelijkheid. Denken breekt uit het halsring van de tijd en stelt doelen in de toekomst, soms ver over de grens van het Nu. Denken puurt vanuit de ervaring van het verleden normen die uitreiken boven de bestaande, aanwezige, gegeven realiteit. Denken voert dus tegengestelde bewegingen uit. Denken isoleert én brengt samen. J. Martain noemde dat: « Distinguer pour unir »XII

    'Distinguer' om de eigenheid aan te wijzen en te onderscheiden, het anders-zijn te identificeren en te aanvaarden. Om de eigen zijnswijze te erkennen en te herkennen. Maar ook om voorbij wat nu aanwezig is de impliciete 'ingewikkelde' mogelijkheden te onderkennen.

    'Unir' om de onvermoede maar mogelijke relaties en compensaties tussen ver uiteen liggende zijnden in te schatten. Om creatief nieuwe, sterkere verbanden te leggen. Bedenk even welke in se tegenstrijdige materialen een auto of een vliegtuig mogelijk maken. In een elektriciteitsleiding werken sterke geleiders samen met krachtige isolatoren.

    Ik wil terugkomen op die opmerkelijke eerste zin van M. Heideggers Brief over het Humanisme. Valt het niet op dat M. Heidegger zijn lezers 'aanvalt' met iets dat we in verband met Humanisme niet meteen zouden verwachten? Hij opent met handelen. En meteen klimt hij naar de hoogste abstractie, naar Zijn. Nu vraag ik: wat is 'handelen' in het zweverige denkkader van onbepaaldheden die we ontmoetten toen we nadachten over denken?

    Gastvrijheid

    Opmerkelijke houding. Opmerkelijk dat gastvrijheid een van de grondhoudingen is van heel Afrika. Hoort niet elk levend wezen van nature thuis in zijn biotoop? In zijn territorium zelfs? Maar de mens heeft geen biotoop. Wel een streng bewaakt territorium. En toch die grondhouding van gastvrijheid. Bevordert de mens daardoor niet de ongebondenheid van de mens tegenover een bepaald biotoop? Emancipeert die grondhouding de mens niet van zijn gebondenheid aan een bepaald stuk grond? Van de geboortegrond, van het vaderland? Hangen we daardoor weer niet onbepaald in de ruimte. Steeds die onbepaaldheid! Die ongebondenheid. Dat zich loswrikken uit de kluisters van het concrete, van het singuliere! Die ingebouwde universaliteit. Want we erkennen en herkennen daarmee dat 'everybody with a human face' een mens is.

    Humaniteit wordt je bijgebracht door de inzichten van geniale verre voorgangers. Doorleefde voorbeelden overtuigden je je vrij te gedragen tegenover de kosmische krachten, tegenover de fysische, chemische en zoölogische wetmatigheden. En je « 't En Zal! » te proclameren tegen hun tirannie. De kosmische, fysische, chemische en zoölogische krachten zelfs te dwingen méér te leveren dan ze in voorraad hebben, te presteren ver boven hun normale mogelijkheden en een zijnsorde in stand te houden waartoe zij uit zichzelf nooit konden reiken en waaraan zij zelf nooit deel konden hebben. Humaniteit is vooral jezelf navenant te gedragen. Het is Guillaumet, opdoemend uit de sneeuwstorm, nazeggen:

    « Ce que j'ai fait, je te le jure, jamais aucune bête ne l'aurait fait. » A. de Saint-Exupéry, XIII

    Humanisme is je als mens een eigenheid veroveren, een vrijheid vrijwaren en in stand houden en verzekeren. Is je als mens mogelijkheden open houden. Je openheid naar/voor de wereld en de openheid van de wereld naar/voor jou open houden.

    Mens zijn is nooit vanzelfsprekend. Is nooit een gladde glijbaan of roetsjbaan. Mens zijn houdt altijd in pijn ervaren, want we aanvaarden de wereld nooit zoals hij gegeven is. Pijn is de frictie met de kosmos, de fysica en de chemie. De koppeling die vaak knarst. Pijn voelen is zich loswrikken uit de rechtlijnigheid van de kosmos. De materie bijt ons naar de hiel. Net als de band niet kan rijden als hij het asfalt niet eerst aanvalt en aangrijpt en onmiddellijk erna er zich tegen afzet.

    Humanitas komt het sterkst en duidelijkst tot uiting in relationeel handelen, waarbij we ons niet laten leiden door de kosmos, fysica of chemie, maar die juist optuigen, het gareel over de kop steken om ze voor de kar van onze humane zin aan te spannen.

    Humanitas is iets intermenselijks, interpersoneels, zit tussen mensen, is nooit op een eenzaat geplakt.

    Humanitas gaat altijd om handelen, om wat je met iets, met jezelf, met je medemensen, met de dingen doet. Wat je erover denkt. Hoe je erover oordeelt. Hoe je je omgeving waardeert en respecteert. Humanitas gaat steeds over wat je ervoor over hebt, wat je erin wilt investeren, wat je ervoor wilt verdragen om alleen te staan tegenover de kosmos.

    Humanitas is steeds de mogelijkheden en de kwaliteiten van de kosmische dingen, van de drie niveaus, boven hun mogelijkheden en boven hun stand uittillen. Humanitas verloochent alle lineariteit, alle universaliteit zonder oog voor de eigenheid van het individu, zonder respect voor de vreemdheid van de individuele persoon, zonder ruimte voor aanpassing of afwijking van het eenmalige Ego. Humanitas geeft het eenmalige Ego de nodige vrijheid en speelruimte om een eigen afwijkende gestalte te geven aan een universele idee.

    Die spanning gemeenschap - individu - kosmos. De spanning universeel - singulier.

    Geschiedenis is een overvloedig en scherpgetande 'zaag' ontstaan door het zich steeds weer na elke afwijking heroriënteren op het humane noorden. En humanitas duldt dat afwijken. Respecteert de muiter. De 'komische' mens valt steeds, vanuit zijn vrije val, naar een lager, naar een enger, benepener, meer kosmisch-universeel niveau. De mens schiet steeds tekort tegenover zijn hoog ideaal. Humanitas wil steeds 'Excelsior.' Zoals de kogel steeds zakt, en lager inslaat dan je mikpunt. Zodat je steeds hoger moet mikken dan het doel, dan het niveau van zijn mogelijkheden.XIV Geschiedenis is het proces van dit voortdurend al vernieuwend in stand houden van ons menselijkheid.

    Dat is het echte handelen: steeds weer en met stijgend succes, elk zijnstekort corrigeren en de kosmos dwingen meer humaniteit mogelijk te maken.

    In die speelruimte reiken denken en handelen elkaar de hand om humanitas te realiseren.

    ·

    01-03-2006 om 00:00 geschreven door Ramulus

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    28-02-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Hoe denk je over denken?

    Denken

    Zo'n innoverend handelen is echter zonder denken niet mogelijk. Hier speelt denken de brug tussen wat is en dat wat zou kunnen zijn. Al heeft M. Heidegger het niet hoog op met 'Machbarkeit'. Denken is de koppeling, het frictievlak tussen wat is en wat kan. En denken, dat doen alleen mensen. « Handeln gibt es nicht ohne den Menschen. » (M. Heidegger, Zur Sache des Denkens, p. 17)VII

    M. Heidegger zegt in zijn 'Brief über den Humanismus': « dass im Denken das Sein zur Sprache kommt. » (p 5; Wegmarken, p. 313) De vertaling door G.H. Buijssen VIII (1973) luidt: « dat in het denken het Zijn 'ter sprake komt.' (p.27) (Alleen al die ' ', die het Duits niet heeft, spreken.) 'Ter sprake komen'. We nemen deze woordgroep wat te gemakkelijk, wat te slordig, wat te gedachtenloos in de mond, vind ik. 'Ter sprake bengen.' Dat is nogal wat, iets ter sprake brengen. Daarmee voltrekken we een transsubstantiatie. Een metabolisme. Een transpositie. Als ik zeg: « Een Galaxy zuigt honderden tonnen vracht de lucht in » dan transponeer ik een fysiche, concrete en gesitueerde realiteit naar een mentale, fictieve, virtuele realiteit. (Waarvoor ik geen betere, geen juistere naam vind.) Maar ik maak van die Galaxy een zeer neutrale, manipuleerbare, herhaalbare, beschikbare realiteit, die hier nu in deze pc kan, die straks als een tekst op een blad geprint wordt, welke tekst de lezer weer tot realiteit kan brengen. Tekst, die slechte slapers in de Noordrand van Brussel de stuipen op het lijf jaagt. Een realiteit die én zeer reëel is en zeer kneedbaar en manipuleerbaar. Men kan deze uitspraak vergelijken met andere uitspraken, ze ermee samen leggen tot een overzicht, etc. Wat doet 'ter sprake brengen' dan toch met de fysische realiteiten? Met de zijndheid van de ter sprake gebrachte zijnden? M. Heidegger spreekt van ' de betrekking van het Zijn tot de mens aangaat.' « Weil es den Bezug des Seins zum Menschen angeht. » (Wegmarken, p. 313) Niet van de betrekking van de mens tot het Zijn. Let op de richting.

    Maar, het is toch de méns die denkt? Niet? De mens die denkt over het Zijn. Die het Zijn denkt. Zegt M. Heidegger: « Alle werking berust echter in het Zijn... » 'Werking berust': wat een oxymoron! ('Alles Wirken aber beruht im Sein.' p. 313)

    Dat alle handelen met het Zijn te doen heeft, dat verstaat iedereen met gezond boerenverstand. Zoniet heeft het handelen niets te betekenen. Handelen dat het Zijn niet zou raken, zou dat nog handelen zijn? Maar waarom moet het Zijn door handelen geraakt worden? Nog een enigmatische uitspraak: « door het Zijn aanspreken. » Aanspreken? Dat is geen kosmisch gebeuren. Daar komt geen kosmische 'contactoorzakelijkheid' bij kijken. Geen dwang. Dat is geen rigide, lineair en universeel gebeuren. Geen fysische werkingstirannie. Maar uitnodigende, vrijlatende ruimte en openheid voor overleg, keuze en beslissing. Aanspreken, dat is een humaan proces, en is op kosmisch niveau totaal zinloos. Aanspreken of handelen doen alleen personen.IX De kosmos, de fysica, de chemie, zij werken, ook in concrete gevallen, exclusief volgens rigide, lineaire, universele wetten, zonder enig aanzien des persoons: zij buffelen de mens onverbiddelijk onder de zoden.

    Maar, hoe kan Zijn ons concreet en singulier handelen nodig hebben? Zijn moet toch maar alleen zijn. Wat blijkt dus? Zelfs Zijn is niet zonder problemen. Zijn wordt constant door Niet-zijn bedreigd. Zijn staart voortdurend in de Grijns van het Niets. Zijn verkeert voortdurend in vrije val. Zijn, dat is honger. Zijn, dat is dorst. Zijn, dat is fundamentele zijnsnooddruft. Zijn, dat is afgrondelijke onvoldaanheid. Zijn, dat is eindeloos verlangen naar aan-vulling en vol-tooiing. Elk zijnde wil ten volle zichzelf zijn. En is in feite voortdurend in zijnsnood, is voortdurend op zoek naar compensatoire interacties met andere zijnden om de Grijns van het Niets te ontlopen. Om die schaakmat te zetten. Om die te doen groen lachen. Voorlopig althans. Alle Zijn is bédelend Zijn. Alle Zijn zit constant op beide knieën langs de straat smekend om hulp. Ik kan geen minuut zonder zuurstof in mijn longen, zonder zuurstof in mijn hersens. We kunnen zelfs niet zonder die zo gemakkelijke en toch zo hinderlijke zwaartekracht. Zijnsnooddruft drijft ons naar elkaar. Zijn plant in ons zijn niet te stillen honger, zijn niet te stillen dorst. Zijn eindeloos verlangen. Onze autowegen zijn verzadigd met goederen die elkaar opzoeken. Onze havens bulken van de goederen die versast willen worden en elkaar zoeken vanuit de vier wind streken. Vanuit deze drijvende zijnsnood gedragen alle zijnden zich hyperkinetisch.

    Want Zijn, dat is nooit monolithisch, als blijkbaar een blok basalt. Alle Zijn is als een rijdende werkplaatst, als een mobiel atelier waarmee Zijn voortdurend onderweg is, moeizaam op zoek naar eigen zelfbehoud, naar een eigen toekomst. We zijn met het Zijn voordurend in vrije val, vallend uit het verleden naar de toekomst, als een geostationaire satelliet. Zijn lijkt een uitgedroogde spons, vol gaten, gevuld met leegtes van verleden en toekomst waar verloren druppels Nu, wiggelwaggel, doorheen sijpelen. Want noch verleden noch toekomst 'vullen gaatjes.'

    En dat wij daar wéét van hebben! Dat wij daar wéét van hebben. Dus onze begrenzing in tijd en ruimte transgresseren. Dus meer zijn dan we zijn, meer zelfs dan onze rauwe behoeftes. Wat een mysterie! De paarden voor me in de wei leven zalig in een onbegrensd Hier en in een eeuwig Nu. Elke dag eender aan de vorige. Zonder Pasen, zonder Kerst, zonder jaarwisseling. Voor die paarden voor me in de wei begrenst noch verleden, noch toekomst het Nu tot een ongrijpbaar punt zonder dimensies. En waar het graast is heel de beschikbare wereld present.

    Alleen de mens wéét van gisteren en morgen. Alleen de mens weet van het Nu en het Hier. Weet van Toen en Elders. Wàt wéét hij? Hòe weet hij dat? Wat is dat 'weten'? Hoe overschrijdt weer dit weten de grenzen van datzelfde weten? En hoe verloopt dat overschrijden? En vanwaar die vragen? Zijn dat vragen zoals kinderen van vier jaar die stellen, vragen waar wij, volwassenen, in onze blasé wijsheid om lachten: « Hoe leuk! Hoe onschuldig! Hoe ontroerend naïef! » Dat we ons dat künnen afvragen! Dat wij terug en vooruit kunnen kijken. Einai gar kai en tauta theous, orakelde Heraclitus.X Ook in de spruitjes-lucht van de keuken en bij de stoffige bakoven verblijven de goden.

    28-02-2006 om 09:43 geschreven door Ramulus

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    27-02-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Handelen, toch niet zo simpel!

    Handelen ?

    Toch nog eens die enigmatische eerste zin van Brief über den Humanismus citeren: « Wir bedenken das Wesen des Handeln noch lange nicht entschieden genug. » Ook zuiver retorisch een zeer opmerkelijk incipit. Het is bekend dat M. Heidegger meestal in het begin van een tekst duidelijk zijn thema aangeeft, zoals grote componisten dat al in de eerste maten van hun compositie doen. Maar hier is hij wel echt 'in medias res' begonnen. Zelfs de meest aandachtige lezer maakt hier een uitschuiver bij zijn eerste pas in de ruimte.

    Handelen dus?

    Handelen staat vaak tegenover Zijn. 'Agere sequitur esse' zegt het oude adagium. Handelen is tot volle wasdom brengen wat al is, minstens initieel. Maar kan het ook méér? Ja, zeker. Handelen realiseert verborgen mogelijkheden. Handelen openbaart. Epifaneert onvermoede krachten.

    Handelen brengt verschillende zijnden, omwille van hun verschil, samen, 'attunes', stemt ze op elkaar af.

    Waar ontspringt het handelen? Waar vindt het zijn borrelende bron? Handelen is het kenmerk van alle contingente zijnden. Handelen ontspringt in de vastbeslotenheid van elk beperkt zijnde aan de dreiging van het Niets te ontkomen. Elk beperkt zijnde ervaart in zijn Zijn de dreiging van het Niets én ervaart de vastbeslotenheid zich vanuit dat Zijn daartegen te verzetten. Diep in zijn eigen Zijn staart elk contingent zijnde in de Grijns van het Niets. Handelen is de vrucht van de confrontatie diep in het eigen Zijn van dit beperkte zijnde met de dreiging van het Niets. Vanuit hun zijnsnood drijft het Zijn de zijnden naar elkaar om elkaar bij te staan, drijft ze tot handelen, drijft ze tot compensatoire interacties. Dat zit zo diep in ons dat we bij elke ontmoeting elkaar zeer bewust die compensatoire interacties willen aanbieden: « Drink je iets van me? ». Dat is niet voor niets zo algemeen verspreid. In het handelen vinden de vanuit hun beperking bedreigde zijnden elkaar voor deze compensatoire interacties om de Grijns een lange neus te zetten. Voorlopig toch. Handelen doet zijnden elkaars zijnsbehoefte aanvullen, bestrijdt de gemeenschappelijke dreiging van de Grijns van het Niets en ruimt baan voor nieuwe mogelijkheden.

    Als ik niet geregeld eet, als ik niet geregeld drink, dan ga ik dood. Als we geen hout op het vuur gooien, dooft het. Zonder benzine in de tank valt de motor stil. Alleen wie blind is, ziet niet dat alles alles nodig heeft, dat alles met alles verbonden is om te kunnen bestaan. Dat niets op zichzelf bestaat. Alle zijnden zijn uit zijnsnooddruft in voortdurende onderlinge compensatoire interacties met elkaar verbonden om de Grijns te overleven. Om voorbij de Grijns te leven. Die compensatoire interacties maken meer mogelijk dan het naakte overleven, dan het pure duren.

    Compensatoire interacties maken mogelijk wat niet mogelijk lijkt. Kijk hoe een vliegtuig met alle wetten van de zwaartekracht spot en deze juist aanwendt om ze te overwinnen. Hoe zo'n Galaxy-vrachtvliegtuig honderden tonnen vracht de lucht inzuigt. Tegen alle wetten van de zwaartekracht in. Maar wel zich baserend op die wetten. Zei niet Fr. Bacon reeds: « Natura non nisi parendo vincitur. »? (Alleen door de natuur te gehoorzamen wordt ze overwonnen.)

    27-02-2006 om 10:40 geschreven door Ramulus

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)


    Archief per week
  • 23/07-29/07 2007
  • 30/04-06/05 2007
  • 02/04-08/04 2007
  • 05/02-11/02 2007
  • 29/01-04/02 2007
  • 18/12-24/12 2006
  • 06/11-12/11 2006
  • 02/10-08/10 2006
  • 04/09-10/09 2006
  • 07/08-13/08 2006
  • 31/07-06/08 2006
  • 24/07-30/07 2006
  • 10/07-16/07 2006
  • 03/07-09/07 2006
  • 26/06-02/07 2006
  • 19/06-25/06 2006
  • 12/06-18/06 2006
  • 05/06-11/06 2006
  • 29/05-04/06 2006
  • 22/05-28/05 2006
  • 15/05-21/05 2006
  • 08/05-14/05 2006
  • 01/05-07/05 2006
  • 24/04-30/04 2006
  • 17/04-23/04 2006
  • 10/04-16/04 2006
  • 03/04-09/04 2006
  • 27/03-02/04 2006
  • 20/03-26/03 2006
  • 13/03-19/03 2006
  • 06/03-12/03 2006
  • 27/02-05/03 2006
  • 20/02-26/02 2006
  • 13/02-19/02 2006
  • 06/02-12/02 2006
  • 30/01-05/02 2006

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek
  • Heidegger

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!