Goedemorgen beste lezers van mijn blog 'De tachtigers'. Waarom deze titel? Wel ik word binnenkort 86 jaar en ik vind het nog altijd boeiend om mijn proza en poëzie te laten lezen. En vooral geeft het schrijven mij veel plezier. Straks ga ik met mijn rollater de zon in die nu vrolijk mijn woonkamer binnen piept. De stramme beentjes strekken, de weelde van een bloesemende lentedag in mijn hart sluiten. Genieten van wat nog wel kan tot het morgenlicht mij niet meer kan bereiken...
De geur van een tak seringen vult de plaats waar ik leef waar ik schrijf. waar ik lach waar ik ween.
Ik weet met mijn vreugde geen blijf ik betrap mij erop weer te zingen. Was het maar zo, elke dag zo lang als ik leef. Vreugde, blijf bij mij ga niet meer heen!
Op deze zonnige 1 Mei zit ik gelukkig achter mijn laptop. Ik was eigenlijk van plan om de rubriek op Seniorennet.be (‘De tachtigers’) los te laten en mijn tijd ergens anders in te steken.
Op mijn tijdlijn heb ik na een berg van negatieve reacties, namelijk toch ook enkele positieve reacties mogen ontvangen op mijn visie over de Russische president.
Niet dus op deze site. Helaas. Het aantal bezoekers van ‘de tachtigers’ stijgt dagelijks, maar een reactie weergeven, ho maar!
In vroeger tijden, tijdens het schrijven van ‘Marijcke’s Mijmeringen’ had ik een gezellig contact met de lezers…en daar draait het toch om?
Na het plaatsen van de inzending over de president van Rusland begon ik me werkelijk af te vragen of ik wel normaal ben. Poetin werd niet herkend in mijn beschrijving van het personage. In de wekelijkse opdracht van Schrijven-on-line was het thema:.Beschrijf een personage.
Ik vond het een boeiende opgave en vloog in mijn pen. Enfin, ja, laptop dus.
Nu is gebleken dat er wel degelijk enkele mensen zijn die het personage herkennen en mijn denkpatroon kunnen volgen.
In mijn inzending vroeg ik mij dus af of de president van Rusland een weerwolf is of een zieke geknakte persoon.(hieronder in een vorige inzending te lezen)
Uit de eerste reacties kwam duidelijk naar voren dat Poetin als een baarlijke duivel werd beschouwd en ik een zeker misprijzen voelde voor mijn opinie. Daarmee werd de vraag bij mij geboren of ik wel normaal ben.
Gelukkig blijk ik toch normaal te zijn. Misschien iets te veeleisend, te moeilijk in mijn 'schrijfsels', te verwachtingsvol op het gebied om Mensen de andere zijde van de Mens te laten zien.
Nog een prettige zondag.
We gaan met opgeheven hoofd verder en met een open mind.
De laatste dagen zit ik met een probleem. Of liever gezegd: ik zit met een vraag.
Het is niet omdat ik absoluut gelijk wil hebben. Het is niet omdat ik reuze hoge complimenten verwacht over mijn inzendingen op dit forum.Ik doe gewoon mee omdat ik het prettig vind om te schrijven, om een doel/opdracht te krijgen. Ik ervaar het als een uitdaging.
Ik lees graag de commentaren en de inzendingen van mijn mede schrijvers en schrijfsters. Ik vind het fijn om te leren hoe ik mijn schrijfstijl kan verbeteren.Kortom het biedt me fijne uren.
De laatste opdracht om een personage te beschrijven vond ik een zeer boeiende opdracht.
De foto van de president van Rusland tijdens een gesprek met één van zijn vazallen staat op mijn netvlies gebrand. Poetin hangt ineengedoken in zijn fluwelen zetel, hij klemt zich vast aan de tafelrand. De tafel is meters lang hetgeen op zichzelf voor mij al een beangstigend beeld was. Het is een bewust zich distantiëren met de gesprekspartner. Afstand scheppen.
Ik zag een oude, zieke, geknakte man.
Ik wil hier nu niet gaan klagen over mezelf. Ik ben een oudere dame en wordt door ouderdomskwaaltjes geplaagd. De ene dag iets meer of minder dan de andere. Ik weet heel goed hoe ‘je ziek voelen’ aanvoelt en je voor je omgeving groot wil houden.
Aldus kwam Poetin bij me over.
Ik begrijp niet dat de beschrijving van het personage Poetin zo weinig is binnengedrongen bij de mede schrijvers en schrijfsters.
Leef ik op een andere planeet? Lezen zij geen kranten, kijken zij niet naar het nieuws? Het meest gefotografeerde en het meest beruchte personage van het heden wordt niet door mijn beschrijving herkend?
Ik kan er eerlijk gezegd met mijn pet niet bij!
Ik beschrijf hem als ‘een visser’ van mensen’ naar analogie met de visser van 2022 jaar geleden. Deze visser schonk Liefde. Of Jezus nu wel of niet heeft geleefd, een verzinsel, of een mooie legende is, laat ik in het midden.
Poetin strikt mensen in zijn strak gespannen fuik die de wereld omspant en schenkt oorlog, dood, vernieling en angst.
Maar hij kan ook een slachtoffer zijn van zijn ego en zijn vazallen. Daar wilde ik mijn lezers over doen nadenken met mijn inzending. Hetgeen is mislukt.
Nee, ik begrijp niet dat jullie het niet begrijpen.
Sorry, maar dit moest echt van mijn lever.
En ook hier geen enkele reactie op het vorige artikel. Ik denk dat ik er maar mee ga stoppen
De wekelijkse schrijfopdracht is: beschrijf een personage.
Martelaar of Ego?
Zijn rechterhand omklemt het luxueuze tafelblad. Het uitgeputte lichaam hangt tussen de leuningen van de goud fluwelen zetel. Deze mooi gesculpteerde leuningen weerhouden de man om eruit te vallen. Het hoogrode hoofd tussen de neerhangende schouders geeft de indruk om zich binnen de kortste keren van de romp te scheiden. Een van zijn voeten tikt met de regelmaat als de slinger van een klok heen en weer. De boze woorden die zijn mond uitspuwen versta ik niet omdat ik mijn oren sluit. Ik wil ze niet horen. Ik wil de gruwel niet begrijpen. Machtswellust en geweld zijn deze man schijnbaar onbekend. Koppig sloot hij niet alleen zijn oren, maar ook zijn hart en ogen.Volgens hem bewandelt hij vastberaden zijn rechtmatig pad dat hem naar nog meer eerbetuigingen en roem zullen voeren.Hij, een onopgevoede straatjongen die door het lot op een fluwelen zetel terecht is gekomen. De macho die ooit met gespierd ontbloot bovenlijf zijn visvangst aan de wereld toonde. Er was eens een mens die ‘de visser van mensen’ werd genoemd. Hij stierf jong en onschuldig. Gemarteld. Gekroond met een doornenkroon. De man in de fluwelen zetel is eveneens een ‘visser van mensen’. Hij lokt ze in zijn fuik die strak gespannen over de wereld wordt hangt. Hij draagt de doornenkroon die het mensdom op zijn hoofd drukt. ‘’Martelaar’ van zijn ego? Of van het ego van zijn vazallen?
De opdracht van deze week was een extra kort verhaal (UKV) te schrijven met daarin de woorden 'ad random', hetgeen willekeurig beduidt.
Huis van plezier. Een man stapt na lang aarzelen een huis van plezier binnen. De persoon achter de balie kijkt hem vragend aan. ‘Wat wenst, mijnheer vandaag?’ ‘Ja, ik zou graag eens intiem willen zijn met een exotische dame.’ ‘Dat kan, mijnheer. Ik zal de dames vragen of zich komen voorstellen.’ Enkele minuten later komen er een stuk of zes mooie, exotische dames hun opwachting maken. ‘Kiest U maar ad random, mijnheer.’ De blik van de heer dwaalt over de dames. ‘De dames zijn allemaal even begeerlijk. Maar wie is Ad Random?’
Krijg ik eens een commentaar of pluimpje van de lezers?
Jozef stapte uit de bus. Een eenzaam bushokje liet zien dat hij nog in de bewoonde wereld was.
Cor, de verhuurder van het vakantiehuisje, zou hem komen afhalen.
Jozef had hem zijn nogal moeilijk verleden opgebiecht.
Prachtige ligging aan het het strand’, had Cor geantwoord.
‘Duinen waar je uren in kunt dwalen. Je naaste buur is een onbemande vuurtoren. Geen mens zal je storen. Geen telefoon of televisie. Wel elektriciteit, een douche en verwarming.’
Jozef had zich geen minuut bedacht. Daar wilde hij heen. Hij had genoeg van de wereld met zijn ongemakken. Hij verlangde naar vrijheid en frisse lucht.
Na een zwijgzame rit met paard en wagen was het huisje eindelijk in zicht gekomen.
‘Ik kom af en toe eens langs. Hier ligt de sleutel. U hoeft voor mij niet thuis blijven. U kunt gaan en staan waar en wanneer maar U wilt.’
Met deze woorden klom de man in zijn wagen en verdween.
Jozef voelde zich de koning te rijk. Koffie stond klaar. Verse broodjes lagen op tafel. Het was te mooi om waar te zijn.
Jozef genoot met volle teugen van zijn nieuw leven. Hier wilde hij blijven tot het einde van zijn dagen.
Op een dag vond hij een manuscript.
Jozef begon te lezen. De thriller boeide hem tot en met de laatste bladzijde.
Cor besteedde er weinig aandacht aan.
‘Zeker achtergelaten door de laatste huurder. De man is helaas overleden.’
Het manuscript bleef Jozef achtervolgen.
Wilde plannen raasden door zijn hoofd.
Hij, Jozef, de mislukte schrijver, had een schat in zijn handen.
Tegenslagen die hij had moeten incasseren hadden hem agressief gemaakt. Een uitgever moest het ontgelden.
Zeven jaar cel had zijn schrijverscarrière opgebracht.
Jozef werd een gevierd auteur. De centjes rolden binnen. Ook mensen van de pers, directies van talloze uitgeverijen, uitnodigingen voor lezingen, verzoeken om op beurzen het populaire boek te komen signeren.
Jozef kende geen rust meer.
De eigenaar van het huisje lachte in zijn vuistje.
Op een dag kwam vader na een wandeling door het bos terug met een klein konijn. De oren waren lang, het vachtje zacht en zijn neusje snuffelde aan mijn handen. En toch, het was een beetje vreemd konijn.
’Zorg goed voor deze kleine haas’’, zei Pa. En denk eraan, het is mijn haasje. Ik heb hem gevonden.
Als hij groot is brengen wij hem samen naar het bos’.
Het haasje groeide uit tot een prachtige haas.
Deze morgen brachten mijn vader en ik hem terug naar het bos. Ik zal hem missen.
Inzending van een ultra kort verhaal. Ultra korte verhalen waarin men leert te schrappen om een lang verhaal in 99 woorden te vertellen bij Schrijven-on-Line.
Geslaagde fietstocht.
Met een mengeling van bewondering en afgunst kijkt Jeroen hoe zijn 2 jaar oudere broer Roger zijn verjaardagscadeau showt. Zijn klasgenootjes strelen het zadel, betasten het stuur en knijpen liefkozend in de banden. Roger straalt van trots.
Na schooltijd vindt Jeroen het pronkstuk in hun garage.
Hij klimt erop en fietst onhandig de weg op. Dit is wel iets heel anders dan fietsen op zijn eigen rammelkast. Deze rijdt als vanzelf.
Als jij 10 jaar wordt, krijg je ook een nieuwe fiets, heeft vader hem beloofd.
Schrijfopdracht: schrijf in 99 woorden een verhaal over een motto. Onderstaand kunt U het resultaat lezen...
Gevallen.
Ze zit achter de laptop. Haar hand rust op de muis. Ze mist inspiratie en kijkt naar buiten.
De wind geselt de takken van de bomenvoor haar huis die geduldig de kringloop van het leven volgen.
Regelmatig wordt een nieuw aquarel gevormd. Donkere twijgjes met zwellende knoppen tekenen zich ragfijn af tegen voorbijrazende grijze wolken. In een afwisselend patroon. Een vleugje zonlicht brengt af en toe wat kleur.
Ze legt een verband tussen het aquarel en haar leven. Een leven met als motto: vallen en opstaan. Donkere takken geselden haar hart. Zonlicht deed haar hart verwarmen.
Liesbeth weet dat het afscheid ieder uur naderbij komt.
Urenlang zit ze ‘s middags aan zijn ziekbed. Te wachten op het onafwendbare einde van hun jaren een innig samenzijn.
Zachtjes streelt ze zijn gezicht met de donkerbruine ogen waarin vonkjes dansten als hij naar haar keek. Ze ziet dat ze dieper en dieper in de kassen zinken.
Ze neemt zijn koude dooraderde handen die haar ooit teder streelden in haar handen, tot ze warmte voelt komen.
Ze bidt tot de god van alle Godsdiensten.
De God van haar jeugd is door de jaren heen een schimmige figuur geworden. Maar misschien willen de goden haar toch helpen de pijn van het afscheid te verzachten?
Ze kijkt door het venster naar de kleine schapenwolken die vredig verder schuiven in een stralend blauwe lucht. Waar naar toe? Ze weet het niet. Misschien naar de hemel?
Het is het lente.
David hield zo van de lente. In zijn dagboeken die hij stipt iedere avond bijwerkte, stonden de datum en plaats waar in de voorbije jaren de eerste forsythia de nieuwe lente inluidde. Daar gingen ze dan naar toe. Zeven jaar lang.
Nu bloeien ook de narcissen felgeel tussen het jonge gras. De statige magnoliabomen met hun lichtpaarse bloemschermen steken schilderachtig mooi af tegen een teer blauw getinte achtergrond. Fragiele bomen zijn door hun kersenbloesem omgetoverd tot wit getooide ballerina’s, wiegend in de lentebries.
‘Nog eenmaal de lente mogen zien’, was één van zijn laatste wensen.
De uren van het sereen samenzijn worden plots wreed verstoord door zijn zoon en schoondochter. Ook zij wachten en praten over onbenullige dingen. Liesbeth wil dat ze zwijgen.Ze weet dat het de zieke ergert.
Na een slapeloze nacht heeft ze een besluit genomen. Ze gaat in het vervolg vroeg in de morgen naar het ziekenhuis.
Voor de deur van Davids kamer ontmoet ze de pastoor van het ziekenhuis. Toevallig had ze gisteren gehoord dat de pastoor vandaag jarig is. Hoewel ze nog nooit een woord met deze persoon gewisseld heeft, steekt ze in een impuls haar hand uit.
“Gelukkige verjaardag, mijnheer pastoor.”
Hij glimlacht verrast, pakt haar beide handen.
“Dank U, mevrouw en hoe is het nu met Uw man?”
Even weet ze niets te zeggen. Ze is verward omdat hij zo belangstellend is en David ‘haar man’ noemt. Volgens zijn geloof, dat vroeger ook het hare was, leeft ze in zonde. En nog wel met een Joodse man.
“Niet zo goed, mijnheer pastoor. De dokter heeft gezegd dat het voor alle dagen kan zijn.”
“Mag ik met U mee naar binnen?”
Nog meer verward door zijn vriendelijkheid opent ze uitnodigend de deur.
David zit met met grote ogen zwart van angst, overeind.
“Hij is aan het sterven”, flitst het door haar heen. Ze snelt naar hem toe en neemt hem in haar armen. Drukt zijn hoofd tegen haar borst.
“In Uw armen wil ik sterven”, heeft hij meermaals gezegd. Zijn wens is verhoord.
Een Joodse man met aan zijn zijden een katholiek man en een wanhopig naar God zoekende vrouw.
Het is stil in de schuilkelder waar ik juist ben binnengerend, achtervolgd door fluitende kogels die me net niet hebben kunnen raken. Hals over kop ben ik zojuist mijn huis ontvlucht. Aan de buitenkant is mijn lichaam nog intact. Van binnen ligt mijn ziel aan flarden; mijn brein staat op tilt. De baby in mijn draagdoek is angstaanjagend stil. Te stil. De stilte in deze schuilplaats wordt niet door zijn gejammer verbroken.
Mannen, vrouwen en kinderen staren mij aan. Ik lees in hun ogen naast angst, mededogen. Aan mijn borst voel ik de warmte van mijn kind. Eén van de vrouwen komt naar me toe en neemt mijn zoontje van me over. Mijn ogen verblind door tranen kijken niet begrijpend naar de baby die zo stil blijft, naar de draagdoek, naar mijn bloes. Er druppelt een rood vocht. En ik begrijp. Ik verbreek de stilte met een kreet, zo luid. 'Nee!'
Het 'nee' wordt weerkaatst tegen de vochtige, muren van beton en het beschermende plafond. Dringt binnen in de hersenen van de toch al radeloze mensen die hun handen tegen hun oren drukken. Hun ogen afwenden van het bloedende hoopje mens dat enkele minuten geleden nog als een kraaiende, lachende baby in zijn wiegje lag. Ik ren terug naar buiten. Ik stik. Ik heb lucht nodig. De sirenes loeien oorverdovend en moordend. Het deert me niet. Ik wil niet schuilen. Waarom zou ik schuilen?
Vanmorgen was ik toch zo blij. Zonlicht piepte door de spleten van de gordijnen mijn slaapkamer in. Een zonnestraal was het eerste wat ik op deze dag, 23 maart 2022, door slaperige ogen mocht zien. Een beetje mistig nog, ook mijn ogen zijn sinds een goed gelukte staaroperatie toch wat aan de luie kant. Het tweede wat ik zag was mijn rolstoel, het verlengstuk van mijn krakkemikkige benen. Gelukkig kan ik nog een beetje overweg met die onwillige ledematen.
In mijn jongere jaren sprong ik uit bed om met enthousiasme in de nieuwe dag te bijten. Nu strompelde ik onwillig naar het venster en trok de gordijnen open waarna het zonlicht vrolijk binnen stroomde. En ik zo blij werd. Een nieuwe lente is gekomen! Het spreekwoord zegt dat een nieuwe lente een nieuw geluid brengt. Deze nieuwe lente is begonnen op 21 maart om middernacht, maar de afgelopen 2 dagen was er nog steeds een geluid in de wereld waar ik niet tegen kan. Het kon het wintergevoel niet verdrijven. Dit geluid hangt al een dikke maand in de lucht en in mijn en ieders leven. Ik sloot mijn hart en mijn oren. Ik wilde niet weten. Niet horen of zien. Het geluid heet angst.
Angst kent geen geluid. Het kent tranen, zweet, hartkloppingen, doffe ogen. Het knijpt ziel en keel dicht. Men is woordeloos. Bij gebrek aan een stem schreef ik onderstaand gedicht:
Kom dicht bij mij, hou me vast vrij met mij, geef me de lust en de last je lichaam te dragen. Kom dicht bij mij, hou me vast vrij met mij, zoals een minnaar past neem mijn lichaam zonder het te vragen. Kom dicht bij mij, hou me vast vrij wil ik zijn, dicht bij jou zijn om te vergeten hoe de wereld wordt belast met geweld, angst en venijn. Ik wil het niet meer weten! Kom dicht, hou me vast.
Aan wie het gedicht gericht is, weet ik eigenlijk niet. Het is een kreet om hulp. Het heeft geholpen. Deze morgen was ik blij.
Onverwacht stonden ze op straat tegenover elkaar. Ze waren zo lang een echtpaar geweest. Nu waren ze vreemden. Bijna vijanden. Zij met een hart vol littekens na de pijnlijke breuk.
Hij met een hart dat klopte van liefde voor de vrouw die een wig had geslagen tussen de echtelieden die samen meer dan 30 jaar lief en leed hadden gedeeld.
Als jonge mensen hadden ze zich een toekomst gedroomd waarop ze constant op roze wolken zouden wandelen. Ze hadden een gezin gesticht, een huis gebouwd, elk een carrière opgebouwd. Hun betonnen vesting zou niet in te nemen zijn!
Stilaan vertoonden zich in de muren kleine scheurtjes zoals in de meeste huwelijken. Het echtpaar metselden de scheurtjes met het cement van de liefde geduldig dicht zodat ze zo goed als onzichtbaar werden.
De ophaalbrug die de burcht met de buitenwereld verbond kreeg te zware lasten te dragen.
Hij begon meer en meer te wankelen.
Over de wankele ophaalbrug verliet hij op een dag de vertrouwde vesting. De sirenen lonkten.
In de nieuwe, hartstochtelijke, romance waren er momenten dat hij aan zijn eerste liefde terugdacht. Er was een beurse plek in zijn hart die er vroeger niet was. Een hunkering, een verlangen om de klok terug te kunnen draaien. Het gras was inderdaad groener aan de overkant gebleken, maar het bleef stug overeind onder zijn strelende handen. De weide rond zijn vesting was vroeger zacht en buigzaam geweest. Hij kon er zichzelf zijn.
De vesting was gesloopt. De wind blies de laatste cementkorrels in het ijle.
De houten planken van de ophaalbrug verrot en als brandhout in de beschermende gracht gevallen.
Dit leven verlaten, je doet het dag na dag. Op elke zonsopgang volgt een zonsondergang. We staan er niet bij stil, gelukkig maar!
Ieder uur, iedere minuut, ieder moment komen we ik een stapje dichter bij het testament. Stapje voor stapje, met elke traan en elke lach met elke klaagzang of met vrolijk gezang raap ik de inhoud van mijn testament bij elkaar. Zo graag liet ik de wereld iets kostbaars na iets wat de mensen gelukkig zou maken en men positiever zou gaan denken. Ik zou vrede willen schenken waardoor het eeuwig ruziemaken en het oorlog voeren eindelijk zou staken. Helaas, ik krijg dat niet voor elkaar mijn talenten zijn te pover... ik kan amper overleven al wat ik had is weggegeven… Er is niets meer over.
Mijn papieren testament is niets waard. Wel hoop ik dat men aan mij