Ik mis die oude eenvoud,
zon na donkerheid;
de somberheid
in een dag onherkenbaar.
Zonovergoten gras
en zingende bomen.
De rust op het grote plein
op maandagmiddag,
als ik spijbelde...
Jouw glimlach,
die de dag openbrak,
als je languit
op die rauwe houten vloer lag,
met kranten van drie dagen
en de woorden die je schreef.
En altijd was er geld genoeg;
eten en drinken.
We wisten
wat we moesten doen
en soms ook niet,
maar ook dat was goed.
We verzonnen namen voor onze kinderen.
Milkshakes in een nacht vol leven,
vrienden die in slaap vielen
op onze bank.
Onze derdehands bank.
Ons werk zouden we nooit meer verliezen;
bazen, als goeie ooms.
De geborgenheid
van de werkplek
op regenachtige dagen.
En als ik je oppikte, sprong je achterop
ondanks alle tegenwind.
Thuis warmden we ons en vluchtten
achter die dikke bruine deur,
verstopten ons in het grote bed
en besloten daar te blijven
tot de zon weer doorbrak.
Simpel, gelukkig en ongecompliceerd.
Verliefd vanaf de kleuterschool.
Maar nu staan er exen
in de keuken,
zijn de kinderen verdwenen
of niet van ons.
Verbijten in de nacht,
schrikbeelden in de spiegels.
Weggespoelde dromen
en soms overal pijn;
het lichaam, wat de lasten draagt.
De last van weggespoeld geluk
en verloren dromen
|