Ik ben Hellemans Karl, en gebruik soms ook wel de schuilnaam Cladonia.
Ik ben een man en woon in Schilde () en mijn beroep is Zoeken naar verwondering.
Ik ben geboren op 19/05/1938 en ben nu dus 86 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: Zie link naar Natuurgidsen Schilde.
Natuur
en natuurbeleven
06-09-2012
Gal van een galmug
Op "Peen" (Docus carota) vonden we in de bloem waar de vruchtjes zich aan 't vormen waren enkele opvallende rode opgezwollen vruchtjes. Deze blijken nu veroorzaakt door een "galmug" (Kiefferia pericarpiicola) die haar eitje in zo'n vruchtje legt en dat zich daarin ontwikkeld tot een oranje galmuglarfje. Het gevolg is dat de vrucht helemaal gaat opzwellen, de ribbels en kanten vallen weg en er is een opvallende rode verkleuring. Hier zien we dit proces dat al een heel stuk op gang is. Zeer verrassend! In "bijlage" nog een opname van zo'n opvallend galletje.
Wat een naam! "Viervlekwielwebspin" (Araneus quadratus). Deze spin maakt een min of meer rond web (het "wiel"). Het "wiel" wordt gebouwd in een raamwerk waarvan de vorm afhangelijk is van de steunpunten. De meeste worden in struiken aangelegd maar ook muren en hekken worden gebruikt. Het "wiel" bestaat uit "spaken" waarrond kleverige spiraaldraden worden gelegd. De lijmdruppels kunnen op en mistige ochtend in de lucht goed zichtbaar zijn. De spin zelf heeft speciale haren met een waslaagje over die beletten dat ze zelf in het web blijft kleven. Deze spin nu heeft en nogal rond lijf dat nogal van kleur kan veranderen, van donkergroen naar steenrood! maar heeft wel altijd vier opvallende lichte vlekken op het achterlijf. Zij is zeer algemeen op heide en hier vonden wij ze op bijeengetrokken aren van het "Pijpenstrootje" een gras, dat veel op heide voorkomt! Nog een opnamen van deze spin in "Bijlage"!
De "Kruisspin" (Areneus diadematus) is gemakkelijk te herkennen aan het witte kruis op het achterlijf, waaraan de naam natuurlijk ook aan ontleend is. Zij komt algemeen voor in tuinen op schuttingen en in heggen en zit gemakkelijk verscholen achter een blad. Hier heeft zij een web gemaakt rond een aar van het timoteegras en kon zij gemakkelijk gefotografeerd worden. Ze behoort tot de "webbouwende" spinnen.
De vruchten van de Hop(Humulus lupulus) ook "hopbellen" genoemd kunnen er mooi bijhangen in een septemberzonnetje. De plant slingerd zich rond een steun (een struik of boom) en kan zeer hoog groeien. In het wild groeit hij op een natte tot voedselrijke grond. Meestal kennen wij deze ook van op akkers met hoge palen en draden waar hij voor de bierteeldin cultuur gebracht wordt.De "hopbellen" zijn de vruchten van de vrouwelijke plant want hij is tweehuizig de mannelijke pluimvormige bloemen groeien op een andere plant. In "bijlage" nog en foto van meer babij...
De "Zomerfijnstraal" ( Erigeron annuus) behoort tot de asterachtigen. De bloem staat op een rechte stengel. De lintbloemen zijn meestal wit of vaak iest blauw aangelopen hier zou men zeggen dat er ook iets roze in zit. De wetenschappelijke naam "Erigeron (eri en geron)" betekend eigenlijk "vroeg oud zijn of worden". Dit slaat waarschijnlijk op de vruchtvorming met een papus of borstelharen die een grijs (dus "oud") uitzicht hebben. Soms kunnen wetenschappelijke namen ook een leuke verklaring inhouden. Deze plant heeft ook een verscheidenheid in bladvorm en beharing, soms worden er dan nog ondersoorten van gemaakt...
Nog een zeldzaam plantje, deze "Grondster" (Illecebrum verticilatum)! Het groeit op 's zomersdroge en 's winters vaak onder water staande plaatsen op voedselarme zandgrond. Het staat ook op de Rode lijst! De groeiplaatsen zijn niet zo talrijk meer bij ons! De stengels zijn liggend wat draadvormig en rood aangelopen. De blaadjes omgekeerd eirond. De bloempjes staan met 3 tot 6 bijeen in kluwen in de bladoksels, sneeuwwit maar soms ook wat roodachtig. Gezien dat de stengels in een stervorm wat uit elkaar liggen is de naam goed gekozen. Het plantje is ook niet groot en men kijkt er dus vlug overheen. In "bijlage" nog een opname van dichterbij zodat ook de bloempjes wat beter te zien zijn!
De "Overblijvende ossentong" (Pentaglottis sempervirens) is ook een plant die in cultuur gebracht is als een sierplant en vandaar wel eens ontsnapt en dan te vinden is aan bosranden en andere buitenplaatsen. De bladeren zijn eirond tot eirond-lancetvormig of langwerpig en ruigbehaard. De bovenste, zoals hier, zijn practisch zittend en toegespitst. De bloemen zijn wel zeer fijn-blauw met witte keelschubben.
Het "Zomerklokje" (Leucojum aestivum) is wel een vroege bloeier, namelijk van april tot juni. Het groeit in moerassige weilanden die soms wel heel nat staan (b.v. overstromingsgebieden). Het is een zeldzame plant geworden omdat het zo nat moet staan om goed te bloeien, staat op de rode lijst en is ook beschermd! De bloemdekslippen zijn wit en hebben een mooie groene vlek zoals we ook het "Sneeuwklokje" kennen. De plant wordt wel tamelijk hoog, van 30 tot 60 cm! In "bijlage" nog een opname van de ganse plant om een idee te geven.
De "Akkermelkdistel" (Sonchus arvensis) is te vinden op vochtige voedselrijke vaak omgewerkte grond. Zoals zijn naam doet vermoeden komt er "melk" (wit sap) uit de stengel als men deze kneust of breekt. De bloem is wel prachtig goud- tot iets oranje-geel. Ook wel bijzonder zijn de "klierharen" rond de bloemhoofdjes en op de stengel bovenaan! De "klieren zijn ook gelig! Hier met zicht op de bloem zijn deze niet goed te zien maar in "bijlage" namen we wel een foto die deze "klierharen toont!
"Hertshoornweegbree" (Plantago coronopus) komt bij ons niet zo veel voor. Het groeit vooral op matig voedselrijke en zilte grond. Maar blijkbaar komt hij toch voor en moet dit toegeschreven worden aan het met zout strooien van onze wegen in de winter. We krijgen hier en daar dus een ander biotoop! Deze vonden we juist ook naast een weg . Andere weegbree's zijn ons meer bekend zoals de Smalle- en de Grote weegbree die ook nogal langs onze wegen te vinden zijn. De bladeren (veerspletig of dubbel veerspletig) die we hier goed van bovenop zien, zien er uit als een "Hersthoorn" (hoorn van een hert) de naam is dus wel mooi gekozen! De aarstelen zijn rolrond en zijn wat te vergelijken met andere weegbree's. In "bijlage" laten we een "Hertshoornweegbree" zien met vooral de cilindrische aren op steeltjes.
Dit plantje, het "Moerashertshooi" (Hypericum elodes) is ook een bewoner van soms droogvallende, matig voedselarme grond soms ook in ondiep water. Hier is de stengel opstijgend met bladen die zittend staan en eirond tot cirkelrond zijn. De bloeiwijze is weinigbloemig , okselstandig of schijnbaar eindelings zoals hier op dit voorbeeld. Het behoort tot dezelfde familie als het "Sint-Janskruid" dat ons beter bekend is en dat ook gele bloemen heeft. Deze plant is echter zeer zeldzaam en behoort tot de "Rode lijst"!
De "Ronde zonnedauw" (Drosera rotundifolia) is een tweede soort naast de "Kleine zonnedauw" van deze familie die we bij ons kunnen vinden. De bladen zijn meer uitgespreid en de bladschijf is practisch rond. ook hier natuurlijk bezet met kleverige klierhaartjes om insecten te kunnen vangen om aan zijn stikstof tekort te kunnen verhelpen. Hij komt ook voor op open,natte,zure heidegrond en tussen veenmos in veenmos in hoogveen en veenmosrietlanden. Deze familie is een beschermde soort als "insectenetend plantje". In "bijlage" nog een meer close opname van zo'n blaadje met de klierweefsel bevattende haartjes.
Het "Oranje zandoogje" (Pyronia tithiones) is hier wel het slachtoffer geworden van de "Kleine zonnedauw" (Drosera intermedia). De "Kleine zonnedauw" groeit op stikstofarme zandgronden en wat vochtige omstandigheden. Om aan het gebrek aan stikstof te voldoen heeft het blaadjes ontwikkeld met aan het einde sterk kleverige kliertjes. Een insect dat er op landt wordt dan wel vlug vastgekleefd en verder door de plant gegrepen en verteerd. De zonnedauw is een bij ons "vleesetende" plant, die op deze wijze hun stikstoftekort kunnen aanvullen. In "bijlage" nog een opname van het "Oranje zandoogje" in betere omstandigheden. Het zandoogje heeft een opvallende oogvlek bij de vleugelrand, deze zouden de aanvallen van vogels afleiden van de kop naar de minder kwetsbere uiteinden van de vleugels. Het "Oranje zandoogje" is verder vooral te vinden op bloemsems van de braam..
Een eenvoudige tuinplant de "Haagwinde" Calystegia sepium)! Hij is te herkennen aan de bladeren die eirond zijn tot driehoekig spits zijn en met vooral een hart-, pijl-, of spiesvormige voet en afgeknotte of afgeronde oortjes. De bloemkroon is doorgaans wit maar kan ook wat rozig zijn de meeldraden en stamper zijn in de diepte van de kelk te vinden. Mooi in zijn eenvoud maar soms weinig opgemerkt! Buiten de tuinen is hij ook nog op vele andere plaatsen te vinden...
Merkwaardig dat "Aardappel" (Solanum tuberosum) ook in een flora wordt vernoemd omdat het toch eerder als een cultuurplant wordt aanzien. Er wordt wel vermeld dat hij ook verwildert kan voorkomen. Het is een plant met "knollen" aan ondergrondse uitlopers. De bloemen zijn wel mooi en eigen aan de vorm van de "Nachtschadigen" zoals ook Bitterzoet en Tomaat. Eigen aan de "nachtschadigen" is dat zij ook giftige delen hebben. De helmknoppen (geel) zijn vrij aan de top met twee poriën openspringend. Er zijn vele rassen in cultuur om de eetbare knollen uiteraard! In "bijlage" nog een rode bloem van de Aardappel allicht van een rode soort. (De foto's zijn nog wat verrijkt door enkel waterdruppels van de regen).
De "Grote ratelaar" (Rhinantus angustifolius) is een "halfparasiet" op grassen. Hij heeft de groene kleur van het bladgroen dat hij bezit en doet dus wel aan fotosynthese (maakt zelf suikers aan). Met zijn wortels gaat hij echter zich vestigen op het wortelstelsel van grassen, om zo mee te profiteren van het water en mineralen, die grassen voor zichzelf ook nodig hebben. Hij parasiteert dus niet volledig op de grassen. De naam is ook goed gekozen want als de zaadjes rijp zijn zitten deze los een "droog bruin doosje". Als men dan even schudt met deze doosjes hoort men een "rammelend" geluid! De plant zelf en de bloemen zijn ook mooi. Speciaal zijn wel de tanden aan de bovenlip van de bloem , aan deze geel-groene bovenlip moet men wel goed kijken om ze te vinden. In "bijlage" een close-up van de bloem.
De naam is hier ook weer verwarrend omdat het geen mos is, maar een "licheen" namelijk een symbiose tussen een schimmel en een alg. Hier gaat het om het het "Rond schaduwmos"(Phaeophyscia orbicularis) dat bij droogte nogal bleek kan uitvallen. Als men het dan nat maakt kleurt het vlug donkerder. Op het oppervalk zijn dan nog "bolronde soralen" (hoopjes bestaande uit fijne korreltjes) die geelgroen tot blauwgrijs van kleuur zijn. Dit exemplaar kleurt ook wat oranje en dat is een aanduiding dat er een zuur aanwezig is nml. "skyrine". De samenstelling van lichenen kan dus soms wel wat wijzigen! Recent onderzoek heeft ook uitgewezen dat naast de symbiose (schimmel en alg) er ook nog eens bacteriën in deze samenleving kunnen huizen. Met DNA onderzoek gaat men wel erg ver nu! In "bijlage" nog een opname van dit licheen dat geen "skyrinne" in zich heeft. Het ziet er dan ook donkerder uit!
Dit is een licheen: het "Vals dooiermos" Candelaria concollor") dat zeer kleine, gele schubjes heeft. We zien eigenlijk slechts een hoopje schubjes. Het is soms maar door een scheikundige reactie toe te passen dat men het kan onderscheiden van het "Kroezig dooiermos". Het verkleurd namelijk niet als men er KOH opdoet. Het "Kroezig dooiermos" (Xanthoria candelaria) doet dat wel, dat verkleurt "rood" met KOH.
Hieronder geven we foto's van natuurwaarnemingen met ook wat uitleg er bij. Er staan nu meer dan "1100 bijdragen "op. Opde foto zelf moet men wel even klikken om die vergroot weer te geven en dat is doorgaans nodig omdat we eerder kleine dingen fotograferen. Er kan nog een "bijlage" gevoegd zijn bij het bericht. Hier moet men ook even klikken om de foto, die daar te zien is te openen.
- We zijn gestart met zwammen of paddestoelen op 23/11/2007 met het "Fopelfenbankje". Een recept voor inkt van een inktzwam vind u op 1-11-2010. - Insecten vindt u b.v. op 15/12/2007 b.v. "Sabelsprinkhaan" en "Neushoornkever" op 09/04/2008. - Lichenen of korstmossen zoals het "Bosschildmos" op 22/12/2007 en 4/12/2013
tot 7/05/2014 en verder. - Vrijlevende algen zoals "Trentepolia umbrina" op 02/01/2008. - Slijmzwammen, die geen zwammen zijn maar bij de ééncelligen behoren. Zij beginnen als amoebeachtige diertjes te leven, zoals het "Roestbruin netwatje" op 02/01/2008 en "Netpluimpje" op 29/08/2009. - Mossen zoals het "Halve maantjesmos" op 18/01/2008. - Planten zoals het "Speenkruid" op 02/01/2008. - Amfibiën zoals de "Bruine kikker op 06/07/2008. - Vogels zoals de "Pimpelmees" op 18/02/2010 - Dode dieren zoals b.v. een "mol" op 18/07/2009 - Roesten zoals de "Brandnetelroest op 01/05/2009 en op 10, 11, 14, 19/11/2012 - Spanners zoals op 25/09/2008 de bijzondere "Korstmosspanner". - Gallen zoals de Bedeguargal op 03/08/2008 en op 02, 03, 04, 07/11/1012
Langs de datum (linkse kolom) kan men alle bijdragen bekijken.....
Deze "Kleine brandnetel" (Urtica urens) is veel minder gekend dan zijn grote broer de "Grote brandnetel" (Urtica dioica). Deze laatste is tweehuizig: Griekse "di = twee" en "oica =huis". De "Kleine brandnetel" heeft daarentegen de vrouwelijke en mannelijke bloeiwijze samen op één plant en is dus éénhuizig. Allebei kunnen ze echter "branden of netelen" (latijnse "urere" = branden). Dit is het gevolg van de histamine (een irritatie verwekkende stof) die in de toppen van "brandharen" zitten, die gemakkelijk afbreken. De histamine zit daar ook onder spanning in zodat bij het afbreken van het topje, de brandhaar als een spuitje werkt en de histamine op de gevoelige huid kan "spuiten" Een anti-histaminicum kan dat branderig gevoel verder beperken als dat nodig moest zijn. De "Grote Brandnetel" is een overblijvende plant met wortelstokken en minder goed uit te roeien, terwijl de "Kleine brandnetel" éénjarig is met een penwortel Hij moet zich dus elk jaar opnieuw kunnen uitzaaien. Vandaar dat hij ook niet zo veel te vinden is.De "Kleine brandnetel" zal ook niet zo groot worden als de grote. In "bijlage nog een opname van dit minder voorkomend "neteltje".