Ik ben Hellemans Karl, en gebruik soms ook wel de schuilnaam Cladonia.
Ik ben een man en woon in Schilde () en mijn beroep is Zoeken naar verwondering.
Ik ben geboren op 19/05/1938 en ben nu dus 86 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: Zie link naar Natuurgidsen Schilde.
Natuur
en natuurbeleven
14-11-2014
Zwarte trufelknotszwam
Als men deze "Zwarte truffelknotszwam" (Cordyceps ophioglossoides) ziet, weet men dat er en truffel in de grond moet zitten, gewoonlijk is dat op onder de grond zittende hertentruffels. Met enig geluk kan men dan die truffels uitgraven maar zij zijn dan al wel wat van hun kracht verloren door deze parasiet. De "Zwarte truffelknotszwam" is tongvormig tot knotsvormig. Bovenaan is hij wat papileus (bobbelig) door de perithecia (vruchtlichamen) van de zwam. Het ondergronds gedeelte van de steel is diep geel, dit zien we hier dus niet. Gezien de truffels al zo zeldzaam zijn, is deze parasiet natuurlijk ook zeer zeldzaam en komt men deze niet zo maar tegen.
De "Draadknotszwam" (Macrotuphula filiformis) valt niet erg op. Alleen als zij massaal op rottend bladstrooisel voorkomen vallen ze wat op. Het zijn ook zeer dunne draadvormige structuren die omhoog steken. Ze zijn nogal elastisch. Vooral op berken-, elzen-, beuken-, en eikenbladeren zijn ze te vinden. In "bijlage" nog een opname van dit wel erg fijne zwammetje dat van dood materiaal leeft en help bij het verteringsproces.
Nog een lichenicole fungus (een schimmel op een licheen) maar deze heeft niet zoals bij de voorgaande een Nederlandse naam gekregen. De naam is dan ook Marchandiobasidium aurantiacumeen mondvol dus en het vraagt wat oefening om deze te onthouden. In de wetenschappelijke naam kunnen we wel "aura" terugvinden wat naar goud refereert. Het zijn dan ook rozige wat opstaande kleine structuren te zijn, die op het licheen staan. Het licheen zelf wordt bleek en men ziet dat het aan 't afsterven is. Het wordt door deze parasiet aangevallen en vernietigd. Hier wordt het "Grootdooiermos" (Xanthoria parietine) aangetast. In "bijlage" nog een opname van deze parasiet, ditmaal op een Physcia (vingermos) groeiend. Opgelet, in deze namen staat telkens wel "mos" maar het zijn dus geen mossen maar korstmossen of lichenen!
Het is de eerste lichenicole fungus ( een parasitaire zwam op lichenen) die een Nederlandse naam heeft gekregen. "Verdwaaldmeniezwammetje" (Paranectria oropensis). Men ziet hem wel regelmatig als men hem kent en weet te vinden. Meestal staat hij op "Gewonepoederkorst" (Lepraria incana) maar hij kan ook op physcia (vingermos) zoals hier en zelfs op algen "groeien" (parasiteren). Het zijn witte myceliumdraden die het licheen aantasten. Het licheen maakt suikers aan met zijn algen en hier profiteert de schimmel van. In de schimmeldraden zitten de vruchtlichamen als roze bolletjes met een donkerder rood midden, dit is de opening van het vruchtlichaam. Het geheel is wel erg mooi om te ontdekken! En de Nederlandse naam is toch ook wel heel wonderlijk. Bij deze ontmoeten zwammen-zoekers en lichen-zoekers mekaar...
Het "Kleverig koraalzwammetje" (Calocera viscosa) is een mooie verschijning. De wetenschappelijke naam zegt het ook al: "calo" = mooi en cera = een gewei, viscosa = kleverig. Vanaf een wortelende stam gaat het zich meervoudig vertakken op een "koraalachtige" wijze. Het kan ook 8 cm hoog worden en voelt kleverig aan en is gelatineus en taai. De prachtige kleur is dooier- tot oranjegeel. Gewoonlijk siert het sterk vermolmde naaldhoutstronken en ook naaldhout stammen op en droge voedselarme grond. Een kleurige verschijning!
De "Esdoornhoutknotszwam" (Xylaria longipes) is tong- tot smal knotsvormig en kan wel 8 cm hoog worden. Het bovenste deel is fijnwrattig en zwart. De steel is verder ruw en ook zwart. Het is ook een taaie zwam. Hij is natuurlijk te vinden op vooral esdoons maar ook op plataan en essen, steeds op dood materiaal, want hij is een saprofyt. Een duistere verschijning.
De "Pijpknotszwam"(Macrotyphula fistulosa) is slank en uiteraard ook wat knotsvormig en hol. Hij staat op dood hout (saprofyt) en bovenaan is hij mat, okergeel of zeemkleurig tot wat roodachtig. Onderaan kan hij wat witwollige zijn. Vooral het "zeemkleurige" vind ik en goed gekozen woord. In "bijlage" nog een opname van dit bijzonder zwammetje.
Deze "Oranje druppelzwam" (Dacrymyces) kan er ook wat gelig uitzien, zoals hier. Hij is druppelvormig en wat slijmerig gelatineus en leeft van dood hout dat doorgaans al sterk vermolmd is. Het is dus een saprofiet, die wat als een van de laatste in de opruiming van hout in de natuur zijn werk doet. Maar hij kan ook op verweerd hout van hekpalen, kozijnen en oude vensterbanken verschijnen. In dat geval hebben deze hun beste tijd wel gehad...
Nog een speciale verschijning is het "Geel nestzwammetje" (Crucibulum laeve). Hier zien we het in rijpe vorm met de zogenaamde "eitjes" die er hier wel blinkend inliggen. Die "eitjes" zijn sporenkapsels(peridiolen), hier worden de sporen gevormd. De sporenkapsels zitten met en witte dunne navelstreng aan de bekerwand vast. Door inslaande regen worden de sporenkapsels weggeslingerd en zo ook de sporen die er in zitten verspreid. In "bijlage" nog een opname van opzij bekeken.
De "Gekraagde aardster" (Geastrum triplex , Geo =aarde en aster =ster, triplex= drievoudig, een bolvorm bovenaan waar de sporen gevormd worden, een echte kraag en nog een stuk omgeplooide rand.) Zij komt bovengronds als een eivorm en plooit dan van boven uiteen met slippen die ongeveer in het midden gaan afscheuren zodat er nog een rand, kraag overblijft. Vandaar de vorm en ook de naam. het blijft een wondere verschijning en een voorbeeld ook van de enorme vormenrijkdom van de zwammenwereld.Prachtig gewoon! In "bijlage" nog een opname van dit zwammetje.
Deze zeer kleine "Eikeldopzwam" (Hymenoscyphus fructigenus) is maar een paar mm. Het staan op de vruchtschalen en napjes van eikels maar ook op beukendoppen en vruchtschalen van haagbeuken, hazelnoten en elzenproppen. Toch noemt het altijd Eikeldopzwam. Hij heeft dus wel een ruimer verspreidingsgebied en zorgt voor de opruiming van al deze vruchten en schalen. Een nuttig zwammetje dus voor zover deze vruchten al geen andere bestemming kregen.
Als men uit het keukenraam kijkt en plots een rode zwam ziet staan is het wel verrassend om tot de vaststelling te komen dat het een "Koningsmantel" (Tricholomopsis rutilans) is. De paarsrode of purperkleurige hoedhuid en de gele achtergrond zijn typisch. Daarbij is de steel ook nog eens van deze kleur (zie "bijlage"). De plaatjes zijn geel. De naamgeving is wel bijzonder en doet inderdaad denken aan de koningsmantels uit de geschiedenis die er waarschijnlijk ongeveer zo, met deze kleuren, uit gezien hebben. De literatuur vermeldt ook dat hij nog eetbaar zou zijn, maar met een muffe smaak en met kleine hoeveelheden te gebruiken. Men moet hier dan wel voor voelen?
Deze "Plooivoetstuifzwam" (Calvatia excipuliformis) was wel echt een kanjer. Zeker in de breedte. Zij kunnen een 15 cm hoog worden en zijn doorgaans slank. Deze was wel erg breed. Bovenop heeft hij samengestelde stekels. Wanneer de inhoud van deze zwam rijp is zullen de sporen er massaal uitkomen en blijft er gewoonlijk alleen de voet van over, die plooien vertoond. Daar heeft hij ook zijn Nederlandse naam van gekregen. In "bijlage" nog een opname van dit indrukwekkend exemplaar. Deze heeft zelfs in de hoed heel wat plooien, die er doorgaans niet te zien zijn.
Groot is de "Blauwgrijze schorsmycena" (Mycena pseudocorticola) zeker niet. Hij wordt maar een goede twee cm. Hij is op schors te vinden maar valt niet erg op door zijn donker blauwgrijze kleur. De kleur wordt ook wel eens leisteengrijs genoemd. Het is wel wat speciaal. De hoed is ook niet groot in het geheel van 0,5 tot 1 cm. Daardoor is waarschijnlijk ook wel te verwachten dat men er gemakkelijk over heen kijkt. Hij wordt dan ook als zeldzaam aangeduid. In "bijlage" nog eentje dat wat afzonderlijk stond.
Het "Heksenschermpje" (Mycena rosea) is licht- tot dieproze zonder violet. De lamellen zijn witachtig- of vleeskleurig maar die zien we hier niet.De steel is ook witachtig tot roze en kaal. De naam spreekt ook tot de verbeelding en is niet zo sympathiek. Dit heeft misschien te maken met zijn giftigheid. Hij bevat het zenuwgif "muscarine" dat ook in de Vliegenzwam te vinden is. Men kan er dus van halucineren en misselijk worden.
Deze "Kroontjesknotzwam"(Artomyces pyxidatus) is een eenjarige zwam die kroonachtig vertakt is. De rechtopstaande takken staan dicht opeen en bovenaan is er een afgeknotte, bekerachtige verdieping. Aan de basis is hij stronkachtig vertakt. De kleur is beige of okergeel maar kan ook vleeskleurig zijn. Als men zou willen proeven, is de smaak wel mild maar toch wat bitter. De geur is scherp kruidig. Het is wel een saprofiet, vooral op ontbaste stammen van populieren te vinden. Hij is ook wel zeldzaam, zo is hij in Nederland maar in 1996 voor het eerst opgedoken. Van het boveneinde maakten we nog een opname die meer dan 10 x vergoot werd. Zie "bijlage". Het geeft aan hoe prachtig deze zwam wel is.
De "Witte koraalzwam" (Claviculina coralloides) is meestal wit of witachtig zoals hier en koraalvormig vertakt zoals de naam laat vermoeden. De top van de takjes is wel wat afgeplat maar ook kamvormig tot handvormig ingesneden. Hij groeit op de grond of op sterk vermolmd hout in groepjes. Er word van gezegd dat hij ook eetbaar zou zijn maar niet echt smakelijk! Toch een mooi wit zwammetje!
Op het terras van een vliegveld in Stabroek werden we troch verrast toen we merkten dat op de stijlen van een stoel uit bamboe "Elfenbankjes" Trametes versicolor) te vinden waren. Meestal groeien ze op loofbomen en minder vaak op naaldhout. Op bamboe nog nooit gezien. Toch wel merkwaardig dat in deze buurt het Gewoon elfenbankje te zien was. Blijkbaar werd aan dit "vliegveld" ook een landinsplaats voorzien voor "Elfjes." In "bijlage' plaatsen we nog en foto van het Gewoon elfenbankje op de andere stijl van de stoel.
"Gewoon kantmos" (Lophocolea bidentata) is nu wel en echt mos. Het heeft blaadjes met cellen waar het watertransport door osmose van de ene cel naar de andere kan. Het wordt bij de levermossen gerekend en heeft een voorkeur voor beschaduwde vochtige groeiplaatsen. De blaadjes liggen nogal plat naast elkaar langs een stengel en langs beide zijden. De top van de blaadjes is ongeveer voor een derde ingesneden en er zijn zo twee bladspitsen te zien. Omwille van die speciale vorm van die blaadjes zijn er mensen die er de prozaïsche naam van "Platgeslagensinterklaasmutsmos" van gemaakt hebben. Wel heel creatief om deze naam te verzinnen. Maar normaal houdt men het bij "Gewoon kantmos".
"Valse knoopjeskorst" (Coenogonium pineti) vroeger (Dimerella pineti) is opnieuw en licheen. Het komt nogal algemeen voor in dennenbossen ("pineti"= denbewonend). Maar ook op heel wat boomvoeten van andere bomen. Het heeft niet zo veel licht nodig om zich goed te voelen. Doorgaans heeft men wel een donkergroene thallus (grondvlak) waarop als ze droog zijn wittige knoopjesvormige apotheciën of vruchtlichamen te zien zijn. Als ze erg nat zijn zijn de "knoopjes" nog moeilijker te vinden want dan zijn ze ook groen. Het licheen heeft dus wel een zinvolle Nederlandse naam gekregen. Deze "knoopjes" zijn ook zeer klein (ongeveer tot 0,5 mm). Men heeft dus doorgaans wel een loep nodig om ze te vinden. Enigszinds kan men wel afgaan op de donkergroene thallus om ze op te zoeken. Wel mooi om te ontdekken!