Ik ben Hellemans Karl, en gebruik soms ook wel de schuilnaam Cladonia.
Ik ben een man en woon in Schilde () en mijn beroep is Zoeken naar verwondering.
Ik ben geboren op 19/05/1938 en ben nu dus 86 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: Zie link naar Natuurgidsen Schilde.
Natuur
en natuurbeleven
07-08-2009
Groot schildmos
Het Groot schildmos (Parmotrema perlatum vroeger P. chinense) is doorgaans heldergrijs zoals het hier vooral linksboven nog te zien is. Het heeft daar ook nog enkele ziistaande haartjes of "wimpers" op de zijkant staan. Die zijn er niet altijd, maar als ze te zien zijn, is het ook een duidelijk kenmerk om dit korstmos of licheen op naam te brengen. De randen zijn ook opstijgend en waar we de onderzijde zien is het zwart met rhizinen of hechtworteltjes. Verder is dit exemplaar wat bealgd vandaar wat groenig geworden. Het is een korstmos dat vanaf 1990 sterker is toegenomen. Vroeger meer aan de kustlijn gevonden maar nu ook in het binnenland. Allicht te wijten aan de opwarming van de aarde.
Het Boomblauwtje (Celastrina argiolus) heeft hier de vleugels gesloten en ziet er daardoor niet zo blauw uit. Het is te vinden in open bossen, tuinen, houtwallen. De rups is dan weer geelachtig tot groen met gele en rode tekening en leeft op klimop, hulst, vuilboom, dopheide en bosbes en eet dan de bloemen en de bloemknoppen. ( Steeds even klikken om de foto te vergroten!)
De speciale naam doet al vermoeden dat er geld mee te verdienen was. En inderdaad vooral in de middeleeuwen werd hij als geneeskrachtige plant sterk in teelt gebracht. Bij inwendig gebruik heeft de plant een koortswerende en aansterkende werking; Er wordt wel bij vermeld dat men er niet veel mag van gebruiken omdat het prikkelend kan werken op het maag-darmkanaal! Hij smaakt ook bitter en voor veel kwalen gebruikt onder het motto ook: "Bitter in de mond maakthet hart gezond". Ook werd hij gebruikt voor het op smaak brengen van vermouth. Hij moet zelfs bij de Galliers bekend geweest zijn! Dit Echt duizendguldenkruid (Centaurium erythraea) heeft ook nog de namen "Koortsbloemen" en "Roodschone" gekregen. De wetenschappelijke naam "Centaureum" van Centaur zou verwijzen naar de Centaur (paard-mens) "Cheiron" die er volgens de legende Herakles mee zou behandeld hebben voor een voetblessure.
Watermunt (Mentha aquatica). Als men de bladeren kneust van deze plant ruikt men al de munt! Op vochtige plaatsen in bossige omgeving kan men deze veel aantreffen. De bloeiwijze is specifiek: bolvormig op het einde van de stengel!
Een minder bekende zweefvlieg "Doflijfje" wellicht (Chrysogaster soltitiales) op Wilde peen. Deze kunnen stil zwevend vliegen op dezelfde plaats en dan plots wegschieten. Hier troffen wij ze aan op Wilde peen!
De eerste exemplaren van de Distelvlinder (Cynthia cardui) arriveren bij ons gewoonlijk in mei. Het is een trekvlinder die uit Zuid-Europa of misschien zelfs uit Noord-Afrika komt. Hij is een krachtige vlieger en kan tijdens zijn trek zo'n 15 km per uur halen! Sommige exemplaren bereiken zo zelfs IJsland. Het wijfje legt de eitjes op planten als distel, brandnetel en kaasjeskruid. Na een maand verpopt de rups zich en twee weken later verschijnt de vlinder. Er kunnen zo twee generaties te voorschijn komen in een seizoen. In de herfst sterven deze of trekken weer zuidwaarts!
Er zijn heel wat zweefvliegen die nu overal nectar gaan puren uit de bloemen. Zij lijken wel wat op onze honingbij maar zijn wel niet zo gevaarlijk omdat ze geen angel hebben. Zij kunnen lang zwevend blijven hangen in hun vlucht om dan plots van richting te veranderen. Hier zit er een op Koninginnnenkruid.
Er zijn ook in het wild wel enkele looksoorten te vinden zoals ook de Daslook dat een voorjaarsbloeier is. Hier vonden we Kraailook (Alium vineale) langs een weg in de Kalmthoutse heide. Op een langere grijsgroene stengel is een halfronde tot ronde bloeiwijze, bestaande uit allemaal bolletjes. Op enkele zien we hiet nog de roze tot purperachtige bloemdekbladen. (Op foto klikken om te vergroten.)
Het Vuurvlindertje (Lycaena phlaeas) zou zeer algemeen zijn. De rups leeft op gewone planten als Zuring en Duizendknoop. Het valt wel op door zijn kleur. De variatie in de grootte van de vlekken op de voorvleugels en de breedte van de koperrode band op de achtervleugels zou groot zijn. Er zijn zelfs albino exemplaren bekend....
De Honingbij (Apis mellifera) heeft een zeer kort leven in de zomer een 4 tot 6 weken. Het bruist echter van activiteit . Na het leven in de korf waar de cellen eerst schoongemaakt moet worden en gerepareerd moet daarna de afval opgeruimd en de jonge larven gevoed worden met een brij van honing en stuifmeel. Daarna moet de werkster (waar we hier een van zien) nectar halen uit de bloemen en ook stuifmeel verzamelen. We zien hier geen stuifmeelklompjes aan de poten hangen van de bij dus zal deze bezig zijn met nectar ophalen die later ook zal opgeslagen worden als honing. De nectar wordt honing door het half verteren of omzetten van de nectar.
Deze prachtige nachtvlinder rust graag in de zon om energie op te doen. Hij is wel 's nachts actief. De koperkleurigeglanzende banden over zijn voorvleugelen doen hem alle eer aan. De metaalglans ontstaat door interferentie (de wederzijdse werking op elkaar) van de lichtstralen die op microscopische kleineschubranden breken. Hier rust hij op Blaassilene. Koperuil of Diatriches chrysitis.
Nu is het seizoen van de vlinders. Dit is een kleinonoogelijk vlindertje, het heeft bijna doorschijnend witte vleugels en bleef lang genoeg rustig zitten.
Hier is een dode Mol ten prooi van de Kale rode bosmier. Indrukwekkend zijn toch de klauwenaan de voorpoten van de Mol waarmee hij zijn gangen graaft om o.a. voedsel te zoeken. Steeds even klikken op de foto om uit te vergroten!
Sons kom je ook al eens een dood diertje tegen. Hier een dode muis. Deze muis levert dan weer voedsel aan, voor zover we kunnen uitmaken, de Kale rode bosmier. Deze is niet behaard, terwijl andere Rode bosmieren dat juist wel zijn.
Hier treffen we een oud omhulsel of "harnas" van een nimf. Deze larven of nimfen leven één tottwee jaar in het water waar ze o.a. kikkervisjes vangen en eten. Vroeg in de zomer, wanneer ze volgroeid zijn, komen deze nimfen uit het water gekropen waarna de huid openbarst (bovenaan het borststuk achter de aanzet van de vleugels) en de libel te voorschijn komt. Hier is het van een libel omdat het achterlijf dikker is dan die van de waterjuffer. De waterjuffer heeft achteraan ook drie opvallende tracheekiewen die we hier dus ook niet zien.
De Grote wederik (Lysimachia vulgaris) heeft zijn bloemen in grote eindelingse pluimen.Maar hij geeft geen nectar zoals de meeste bloemen maar wel olie. Een gespecialiseerd bijtje komt daar de olie uit puren en gebruikt ook het stuifmeel . Tijdens de vlucht van het bijtje zal het deze beide (olie en stuifmeel) opstapelen in een korfje aan de achterpoten, zoals de bijen dat ook doen met stuifmeel. Deze brij ziet er wit uit. Daarom heeft dat bijtje van achter twee witte klompjes aan de achterpootjes en noemt men het ook toepasselijk: "Slobkousbijtje." Dit bijtje leeft dan ook tijdens de bloei van de Grote wederik, om zijn kroost te voeden.
Dit prachtige vlindertje dat uit de Zebrarups (zie vorige foto) te voorschijn komt, zien we niet dikwijls. Het was nu voor de eerste keer aan de oevers van de Nete in Lier dat we het aantroffen en dat het zich nog liet fotograferen ook! Wanneer het vliegt laat het nog meer zijn vuurrode ondervleugels zien. (Even op de foto klikken om te vergroten.)
Op Jacobskruiskruid komt de Zebrarups voor. Soms met zeer veel zodat ze de hele plant bijna kaal vreten. De naam is wel goed gekozen voor deze gestreepte rups in de Vlaamse kleuren!