Ik ben Hellemans Karl, en gebruik soms ook wel de schuilnaam Cladonia.
Ik ben een man en woon in Schilde () en mijn beroep is Zoeken naar verwondering.
Ik ben geboren op 19/05/1938 en ben nu dus 86 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: Zie link naar Natuurgidsen Schilde.
Natuur
en natuurbeleven
25-06-2010
Gewoon landkaartmos
Nog een mooi korstmos of licheen hier: het "Gewoon landkaartmos" (Rhizocarpon geographicum). Het geheel bestaat uit helder lichtgele en hoekige "areolen" (wat afgelijnde stukjes in het geheel). In deze areolen zitten hier en daar de zwarte vruchtlichamen van de schimmel, waar de sporen bij rijpheid worden losgelaten. Samen zien zij er een beetje als een "landkaart" uit. Het komt bij ons niet zoveel voor en is op zuur gesteente te vinden (meestal op graniet).
De "Witgerande stofkorst" (Haematomma ochroleucum) is ook een korstmos. We zien hier een blauwig-grijze korrelige structuur met daaronder een uitstralende witte "prothallus" (d.w.z. de eerste laag van het korstmos. Eerst komt er deze witte laag (de schimmel) en daarna zal eerst de grijzig-blauwe korrelige laag komen waar de algen in opgevangen zitten, om aan fotosynthese te doen en zo de schimmel voedsel te geven). Wat we dus de uitstralende witte cirkel (prothallus)noemen is de uitbreidingslaag ook van het korstmos dat zo verder aangroeid. Een eenvoudig korstmos maar ook speciaal en mooi om zien. (Even op de foto klikken om te vergroten).
Het "Rood dooiermos" (Xanthoria elegans) is een korstmos (een samenlevingsvorm tussen een alg en een schimmel) zoals we er vroeger nog al weergaven.(Zie b.v. op 1/04/09) Het groeit meestal in een kring met aan de randen diep ingesneden lobjes. In het midden vinden we de apotheciën (de vruchtlichamen) van de schimmel, die later de sporen zullen laten ontsnappen om nieuws lichenen of korstmossen te vormen. De apotheciën zien er uit als ronde schoteltjes die in het midden nog iets roder van kleur zijn. Het geheel heeft een sterk oranje kleur en daarom ook een van de mooiste korstmossen vooral op steen. Het is toch vrij zeldzaam, een meer zuidelijke soort.
Dit is dan een "Knopgal" op hazelaar van de "Hazelaarrondknopmijt" (Phytoptus avellanae). De veroorzaker is dus geel galwesp hier maar een mijt! Hier dus gevormd op een eindknop. De knoppen worden bijna bolvormig en worden opgebouwd door een groot aantal om elkaar geslagen schubben of schubvormige blaadjes, die verdikt zijn. Zij komen nogal veel voor op de hazelaar. In bijlage nog zo'n knopgal maar op een knop aan de zijkant van een tak. Deze bijdrage heeft de eer van de 500 -ste te zijn! Om alle vorige foto's (soms met bijlage) te zien moet men wel om de vroegere data gaan kijken!
Deze "Colanootgal" is veroorzaakt door de Colanootgalwesp(Andricus lignicolus) . Ook hier heeft de galwesp een eitje gelgd in een knop van een eikenblad met deze speciale uitbouw. Ze kan tot een 10mm worden en is roestbruin als ze volwasen is zoals hier. De oppervlakte is dan ruw en wat gebarsten waardoor een wat netvormige tekening kan ontstaan. De wand is hard en de larvekamer ligt dicht tegen de aanhechtingsplaats. Een speciale naam wel! Een tweede foto vind u in "Bijlage" daar dus ook even op klikken...
Ook gallen zijn bijzonder in de natuur. Op onze Zomereik zijn er heel wat van deze gallen te vinden. Hier het "Kruikgalletje"(Andricus solitarius). Dit galletje wordt veroorzaakt door de Kruikgalwesp. De gal is spoelvormig en ontstaat in de knop van een blad van de eik en heeft een snaveltje als het nog jong is. Hier is de nieuwe galwesp er al uitgekropen en heeft een grote opening gemaakt. (Even op de foto klikken om te vergroten).
Dit motje: de "Voorjaarskortvleugelmot" (Diurnea fagella) valt wel even op. Een licht vlekje op de donkerdere achtergrond van een eik. Blijkbaar zien we ze nu in het voorjaar verschijnen, zoals haar naam ook laat vermoeden. Even een verrassing als men naar mossen of korstmossen aan het zoeken is.
Deze "Harlekijnspin" (Salticus scenicum) (prachtig gekozen naam) behoort tot de familie van de springspinnen. Zij jagen op kleinere insecten die ze "bespringen". Er zouden een 4000 soorten zijn. Zij zijn te vinden op gebouwen en op muren. Deze was op een betonnen muur tussen de korstmossen te vinden. Opnieuw een verrassing. Zij worden maar 7 mm groot en hebben twee telescopische ogen die we hier niet kunnen opmerken. Deze ogen zijn voorzien van een beweeglijk netvlies waarmee veranderingen van gezichtshoek mogelijk is , net als bewegende ogen! Opzij van deze telescopische ogen sluiten er nog eens 3 kleinere ogensporen aan. Van specialisatie gesproken! (Even op foto klikken om te vergroten).
De "Gesteelde haarmuts" (Ortotrichum anomalum) zien we hier in een plukje (zo groeien ze meestal) met de kapsels boven het mosje uitsteken. Het heeft een wat langere steel dan de andere soorten haarmutsen en zo is het dan ook te herkennen. De kapsels hebben hier nog hun mutsje op waar ook nog wat haartjes op te zien zijn, als men ze met een loep bekijkt. Hier op foto zijn deze niet zichtbaar. Voor dat de sporen uit het sporendoosje komen, moet dus eerst het "mutsje" er nog afkomen , daarna nog een dekseltje en dan zijn er nog tandjes (peristoomtanden) die de opening kunnen afsluiten van het sporendooje. De sporen worden dus maar eerst losgelaten als de weersomstandigheden zeer gunstig zijn!!
Het "Gaaf kantmos" (Lophocolea semiteres) is een nieuwkomer in België en Nederland en heeft zich razendsnel verspreid. Het is vooral te vinden op beschaduwde en humusrijke plekken in naaldbossen dus wat arme zandgronden. In de kempen wordt het veel gevonden. Het is lichtgroen van kleur. Het is wat men noemt een levermos. De blaadjes zijn één cel dik, men kan er bijna doorkijken. Verder zijn de blaadjes afgerond en gaaf aan de rand (vandaar de naam). Vooral op de foto in het midden ligt er een takje dat de blaadjes best weergeeft. Maar zeker klikken op de foto om hem te vergroten...!
Het "Bronsmos" (Pleurozium schreberi) is een zuurminnende soort die te vinden is op strooisel in droge bossen en heidevelden op de arme zandgronden. In de Kempen b.v.. Het vormt geel- tot bronsgroene matten. De stengels kunnen 10 cm lang wordenen zijn geveerd vertakt. De roodbruine stengel is trouwens een goed kenmerk! We kunnen het echter wel verwarren met Gewoon puntmos ! Daar zijn echter de blaadjesscherper en minder hol. Kijk daarom ook even naar 08/03/10 hiervoor waar het Gewoon puntmos wordt weergegeven!
Het "Gesnaveld klauwtjesmos" (Hypnum cupressiforme) is een zeer variabel mos en staat meestal op de grond maar komt ook op takken van bomen voor. Het is doorgaans dicht en fors bebladerd. De blaadjes beginnen breed maar gaan dan versmallend over in klauwtjes of snaveltjes. Zoals we ook hier op de foto kunnen zien. Even klikken op de foto om te vergroten.
Het "Geel korreltjes-knikmos" (Bryum barnesii) is een pionier op voedselrijke gronden zoals b.v. op braakliggende akkers. Het zijn kleine mosjes die samen in groep voorlomen. De kleine blaadjes staan wat uiteen en daartussen kunnen we de geel-groene korreltjes opmerken. In zo één bladoksel kunnen wel twee tot zeven broedkorrels zitten. Deze broedkorrels zijn eigenlijk de asexuele voortplantingsorganismen van het mosje. Eén broedkorreltje geeft telkens een nieuw plantje, dit zijn dan allemaal "klonen" van het moederplantje. Als er kapsels en sporenkapsels aankomen dan spreken we van een sexuele voortplanting. Zeker op foto klikken om te vergroten want deze mosjes zijn maar een kleine cm groot!
"Gewoon sterrenmos" (Mium hornum) is een typisch bodemmos dat gewoonlijk in grote hoeveelheden voorkomt op de grond in allerlei bossen. Het kan ook op boomvoeten voorkomen (zoals hier). Het ziet er gewoonlijk nogal donkergroen uit en groeit in kleine pollen. Het heeft langwerpige bladeren en een zoommet tanden die in paren staan maar daar heeft men een loep voor nodig om die te zien! Planten met een rozetje bovenaan zijn mannelijk en andere zonder rozetje zijn vrouwelijk en dragen gewoonlijk kapsels. Zoals hier is het wel een bosje van kapsels die naar boven staan met bovenaan een aanzet van sporendoosjes die nog iets donkerder van kleur zijn door het huikje op de sporendoosjes. Klikken op de foto om te vergroten en in "bijlage" ook even klikken om dit bos van kapselstelen en sporendoosjes beter te zien.
Soms komt men merkwaardige beelden tegen. In een Lorkenbos deze omgewaaide boom. Zijn wortelstel is practisch van grond ontdaan en een merkwaardig doorkijk wortelsyel wordt zichtbaar! Van een verrassing gesproken. Wel is duidelijk dat het wortelstelsel zeer oppervlakkig is en deze bomen niet erg vast varankerd zijn in de bodem.
Het "Riempjesmos" (Rhytidiadelphus triquetrus) is familie van het Haakmos (zie hiervoor). Ook hier staan de bladeren hakig af. Bovenaan echter heeft het een wat omgebogen hoofdje van samengebalde blaadjes. Dit mos is echter heel wat zeldzamer en meer te vinden op voedselrijke en kalkrijke bodems maar ook op omgevallen bomen in het bos tussen andere mossen. De stengel is ook rood aangelopen zoals het Haakmos. In bijlage nog een foto die we vanmorgen namen, even op "bijlage" klikken! Zoals u in de "bijlage" nog kunt zien zijn de blaadjes nog wat aangerijmd!
Het "Gewoon haakmos" (Rhytiadelphus squarrosus) is een prachtige mosje ook dat bijna iedereen in zijn tuin heeft staan maar het niet kent, spijtig! Het is tussen het gras te vinden! De stengel is onmiskenbaar rood aangelopen en de blaadjes staan hakig af van de stengel en heeft dan nog halfweg een knik naar beneden toe! Zelfs als men zo een stengeltje naar het licht houdt is het zichtbaar! In goede omstandigheden kan het al eens vertakken. In wat drogere omstandigheden is het wat bruinig, om na wat regen, terug op te frissen. Zulk een mossentapijt is heerlijk om met blote voeten over te lopen! Spijtig dat westerlingen alle mos zo uit hun gazon willen verwijderen. Japanners cultiveren juist mostapijten. (squarrosus wil zeggen "hakig afstaan" goede naam voor dit mosje waarvan de blaadjes inderdaad "hakig" afstaan".
Mossen staan er deze tijd van het jaar zeer fris bij. Er is weinig gebladerte in het bos en het is doorgaans nat genoeg zodat ze er niet droog bijstaan. Dit "Gewoon puntmos" (Calliergonelle cuspidata) staat algemeen op allerlei vochtige tot natte plaatsen. Het groeit bij voorkeur in moerassen, broekbossen aan slootkanten e.d.. In droge omstandigheden kan het ook groeien als de bodem kalkhoudend is. De stengels zijn geveerd vertakt en hebben de kenmerkende spitse toppen. De stengelbladen zijn hol en eirond met afgeronde top. Bovenaan liggen de bladeren zo sterk op elkaar dat ze de tipische voelbare spitse punt vormen. De stengel is ook doorgaans roodachtig zodat het een van de mooiste mosjes is. Even klikken op de foto om te vergroten! In "bijlage" nog een tweede foto (ook even op klikken).
Een parasiet op eikenbladeren! De "Eikenmeeldauw" (Microsphaera alphitoides) is te zien aan de onderkant van eikenbladeren als een wit poeder. De vruchtlichamen zijn gesloten bolletjes (cleistothecia) met sporenzakjes, waar de sporen inzitten. Ze zijn kleiner dan 0,5 mm! Men moet ze dus met een loep zoeken. Hier op foto ook moeilijk te zien maar wel te ontdekken als men op de foto klikt om te vergroten. De kleine donkerdere bolletjes zijn dus die vruchtlichamen van de zwam. Doorgaans loopt men hier achteloos aan voorbij, maar zo heeft elke plant bijna zijn eigen meeldauw als een parasiet op de bladeren!
Ook een saprofyt op dood hout: het "Raatzwammetje" (Trechispora mollusca). Het vruchtlichaam lijkt wat los op het hout te liggen. Het is wat spinnewebachtig wattig en poreus. Het oppervlak heeft gaatjes met 1 tot 4 per mm! Aan de rand zijn er sneeuwwitte vezeltjes. het ziet er dus een beetje uit als "een honingraat" door bijen geproduceerd. Vandaar ook de goed gekozen naam. (Zeker op foto klikken om te vergroten!)