Ik ben Hellemans Karl, en gebruik soms ook wel de schuilnaam Cladonia.
Ik ben een man en woon in Schilde () en mijn beroep is Zoeken naar verwondering.
Ik ben geboren op 19/05/1938 en ben nu dus 86 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: Zie link naar Natuurgidsen Schilde.
Natuur
en natuurbeleven
29-08-2011
Plakker
De "Plakker" (Lymantria dispar) heeft een speciale naam om een "Donsvlinder" te zijn. Hier hebben we de rups er van. Deze kunnen wel 7 cm langworden en zeer variabel zijn van kleur. Meestal hebben ze een grijzige grondkleur en een dunne geelachtige lijntekening. Op de eerste vijf segmenten zitten meestal twee roderugwratjes. De kop is licht geelbruin met op de voorzijde twee zwarte strepen wat hier wel te zien is. (Even op foto klikken om te vergroten). De vlinders vliegen jaarlijks in één generatie. Het vrouwtje legt de eieren op de boombast en bedekt dit legsel met een dikke laag geelbruine haren van haar achterlijf. Een "donsvlinder heeft nu eenmaal veel haar! In "bijlage" nog een opname van dichterbij! (Even op "bijlage " klikken)
Bladluizen heeft men ook met verschillende families maar zijn voor ons niet zo bekend. Hier hadden we een verzameling "Zwarte bladluizen" misschien wel de "Zwarte bonenluis" (Aphis fabae). Het is de meest bekende bladluis in tuinen met en zwart of olijfgroen lichaam. Het brengt de winter door op kardinaalsmuts als ei en enkele anders struiken. In de zomer zitten ze dan op andere kruidachtige planten om er sappen te zuigen. Ze scheiden dan een zoete wasachtige substantie af, als "honingdauw" benoemd, dat door mieren graag wordt afgenomen als voedsel. We troffen hier dan ook een mier in de buurt. (Even op foto klikken). In "bijlage" troffen we ook nog een andere soort bladluizen die bijna doorschijnend wit leken. (Even op "bijlage" klikken).
Dit wordt "Koekoeksschuim" genoemd en we zien ook de larve die er in verblijft. Ook hier lijken er veel soorten te zijn. Ze worden ook bij de "Schuimcicaden" ondergebracht en ook nog "spuugbeestjes" genoemd! (Zeker even klikken op de foto om te vergroten.) In bijlage nog een opname van dit aparte beestje!
Deze "cicade" lijkt veel op de "Cercopis vulnerata" geen Nederlandse naam. De larven van deze schuimcicade leven op wortels in groepen bijeen omgeven door een stevig geworden schuim. Er zijn veel op elkaar gelijkende soorten maar deze heeft de roodzwarte tekening op de vleugels die sterk op de vernoemde soort lijkt. Omwille van het rood worden ze dan ook "Bloedcicaden" genoemd. Het zijn toch wel speciale insecten in deze zeer uitgebreide wereld!
De rups van de "Donsvlinder" (Euproctis similis) kan wel 4,5 cm worden. De rups heeft een dubbele wat oranje rugstreep en daarnaast een rode zijlijn , tusen de twee een rij witte vlekjes die we hier goed kunnen zien. (Even op de foto klikken om te vergroten) De vlinder zelf is 's nachts actief en heeft maar één generatie. Het legsel wordt bedekt met haren van het achterlijf van het vrouwtje. Bij het uitkomen verspreiden de rupsen zich meteen. Het zijn de jonge rupsen die overwinteren in een ongeveer 5 mm groot spinsel aan een takje. Deze rups is wel minder erg dan de "Bastaardsatijnvlinder" waarvan de haren irriterend zijn en jeuk kunnen geven op de huid bij de mens. Zij behoren beide tot de familie van de "Donsvlinders". Maar dit zijn zeker nog geen "Eikenprocessierupsen" uit de familie van de "Tandvlinders".
"Bitterzoet" (Solanum dulcamare) is familie van de Aardappel (zie hiervoor 22/08). Het is ook een Nachtschadige.Aan de bloem kunnen wij het vermoeden. De stamper steekt hier in het midden ook weer uit de meeldraden die als een "gouden kroontje" een cirkel vormen rond de stamper. Daarrond de paarse kroonbladeren van de bloem. De plant klimt wat tussen andere struiken of grassen. Speciaal is dat men vroeger de bladeren gebruikte om er op te kauwen. Eerst was het wat een bittere smaak en daarna werd het zoet! De wetenschappelijke naam draait de smaken om: eerst "dulce" = zoet en "amarus" = bitter. Het was in tijd van nood een surrogaat voor de pruimtabak. Trouwens tabak is ook van de familie van de Nachtschadigen, die allen wat giffen bevatten. In "bijlage" de rode vruchten van het "Bitterzoet". (Ook even op klikken.)
De rups van de Dagpauwoog (Inachis io) ziet er niet zo mooi uit! De tamelijk goedgekende vlinder wel!(Een foto van de Dagpauwoog kun je vinden op 27/09/2010 samen met de Atalanta). De rups ziet er zwart uit, met witte punten en zwarte "doornen". (Even op de foto klikken om het goed te zien) Dank zij de Grote brandnetel kan de soort zich goed handhaven. Deze rupsen zaten trouwens op brandnetelbladeren. Als ze uitkomen zijn deze rupsen maar 3 mm groot. Zij komen uit en groen eitje dat maar 1 mm is. Dan begint hun aanval op de netelbladeren die ze helemaal kaal kunnen vreten. Ondertussen vervellen ze ook een viertal keer en als ze volgroeid zijn hebben ze de kleur van op de foto. Dan zoeken ze een plekje om te verpoppen. Daarna kan de vlinder te voorschijn komen en gaan vliegen als de aderen volgepompt zijn met bloed en de vleugels uitgehard zijn. Soms kan in één seizoen tot een derde generatie van deze vlinders verschijnen. In "bijlage" nog een opname van een verzameling "veelvraten" op de Brandnetel!
Inderdaad is dit een bloem van de "Aardappel" (Solanum tuberosum). Deze plant behoort tot de "Nachtschadigen" die veelal giftig zijn, zo ook delen van de Aardappelplant. Alleen de knollen ("tuberosus"= knoldragend) niet. De stamper steekt er in het midden uit en wordt omgeven door een "kegeltje" van gele stuifmeelklompjes. Dit geeft wel een speciaal uitzicht aan de bloem. Het loond de moeite om deze bij gelegenheid eens van nabij te bewonderen. De bloemen zelf kunnen wit, lila of paars zijn afhankelijk van de soort. In "bijlage nog een opname van deze bloem. (Even op klikken)
De "Wilde kamperfoelie"(Lonicera periclymenum) heeft wel een bijzondere bloem! Vier van de vijf kroonslippen zijn vergroeid tot een vierlobbige bovenlip. De vijfde kroonslip is met de overige (de zesde) veel minder ver vergroeid en vormt de onderlip. De bijzonder lange stijl loopt uit in een knopvormige stempel. De bloeiwijzen zijn ook wat klierachtig behaard. 's Avonds gaan de bloemen open en verspreiden dan hun sterke geur om de insecten te lokken. Het zijn vooral de langtongige nachtvlinders die best geplaatst zijn om uit die lage buis de nectar op te halen. Het zijn vlinders die voor de bloem kunnen zweven zoals pijlstaarten en uilen. De tong van pijlstaarten is meer dan 2 cm. Die van de uilen is korter maar zij komen toch aan hun trekken omdat de nectar soms tot halweg de kroonbuis staat! De bessen die gevormd worden zijn glanzend dieprood maar giftig voor de mens! De naam "Kamperfoelie" is een verbastering van Caprifolium dat "geiteblad" betekent!(Zeker even klikken op de foto om te vergroten.)
Deze "Eikenbladrolkever"(Attelabus nitens) kwam zomaar op de rand van een boek aangevlogen. Hij leeft vooral op jonge eikebomen. Het vrouwtje rolt een eikenblad op en daar leeft de larve van deze kever van. Waarschijnlijk heeft hij zijn naam daar wel van overgehouden! In "bijlage" nog een tweede opnamen van de kever! (Even op "bijlage" klikken, ook op de foto hierbij om te vergroten)
Hier hebben we een vrouwtje (links) en een mannetje (rechts) van de " Sint-jansvlinder"(Zygaena filipendulae). Deze vlinder heeft op de voorvleugels zes rodevlekken en heeft zwarte antennes. De rupsen leven vooral op Gewone rolkleaver of Moerasrolklaver. Merkwaardig is dat de vrouwtjes hun eitjes niet op de bladeren van de waardplant van de rupsen leggen. De verpopping vind plaats in een kanovormige perkamentachtige coccon bovenzijde is geelachtig en onderzijde witachtig. In "bijlage" kunt u dergelijke cocon even bekijken. De vlinders hebben ook een zeer lange vliegtijd. Zij kunnen al in mei aangetroffen worden en vliegen vooral tussen eind julie en midden augustus!
Het "Timoteegras" (Phleum pratense) heeft ook een speciale aar. Alle bloempjes staan opeengepakt rond een as. De kelkkafjes aan de top zijn plotseling afgeknot en gaan dan verder uit in een naar buiten gebogen naaldvormig groen spitsje. Zo zien we in het midden een wit lijntje en darnaast precies twee groene "hoorntjes" (de spitjes) uitsteken. Er wordt wel eens over "duivelshoorntjes" gesproken om een vergelijking te maken.Verder zien we enkele witte stijlen die een fijne vertakking of beharing hebben. Ook enkele meeldraden hangen buiten de bloempjes. Zeker even klikken op deze foto om te vergroten, de bloempjes zijn niet groot!
Dit gras heeft wel een speciale naam "Kweek" (Elitrigia repens)! Hier zien we een gedeelte van de aar met een gedeelte van de aartjes. Deze zijn wel heel bijzonder ingeplantop de as van de aar, nml. met hun brede zijde naar de as toegekeerd. Dit is heel anders dan bij het "Engels raaigras" waarvan een foto en uitleg op 25/07/2011 staat. Zeker daar ook eens gaan kijken en vergelijken! Bij het "Engels raaigras" staan de aartjes met een kelklkafje tegen de aar. Hier dus niet! Dat maakt in het veld ook een onderscheid tussen die twee zeer gemakkelijk. Het "Kweekgras" is ook minder geliefd het werd meer als een onkruid beschouwd door de landbouwers. Kweek zou stoffen afscheiden die de kieming of groei van landbouwgewasen afremt. Het fijne is nog wel niet bekend maar Kweek werd toch zoveel mogelijk verwijderd wat ook moeilijk is. De wortelstokken kunnen in en schrikbarend tempo ondergronds groeien en vertakken. Omploegen was ook niet zo doeltreffend omdat stukjes wortel toch ook nieuwe planten kon geven. Alleen een gewas dat in het groeiseizoen veel schaduw geeft kan het onderdrukken, zoals aardappelen al is ook waargenomen dat de wortels van Kweek de aardappelen kon doorboren! Daarnaast speelde "Kweek" in de volksgeneekunde ook een groete rol. Van de geraspte wortelstok wordt thee gezet, die als middel tegen huidaandoeningen, reumatiek en stoornissen in de de stofwisseling gedronken werd. Zo werd in artsenijtuinen een plekje voor "Kweek" voorzien terwijl de meeste hoveniers het bestreden! Wel een heel ander grasje dan "Engels raaigras" dat integendeel veel wordt gezaaid als diervoeding! (Hier op de foto even klikken om te vergroten).
Hier is een mug de dader van galvorming op het Gewoon boerenwormkruid. Ze wordt "Boerenwormkruidgalmug" (Rhopalomya tanaceticola) genoemd. Een mondvol! Tussen normale bloemhoofdjes van het Boerenwormkruid zien we gallen die eivormig en dikwandig zijn. Eerst zijn ze groen (zoals hier) maar later worden ze zwart. Ze zijn dus meer cilindrisch en steken boven de normale bloemen uit. De top van de gal gaat open met enkele achteroverbuigendeslippen. De binnenwand is met uitzondering van de bodem witbehaard. De galmuglarve is rood. In "bijlage" nog een opname van enkele van die gallen op verschillende bloemhoofdjes van het Gewoon boerenwormkruid. (Even op klikken).
Ook bladeren van de Zwarte els worden aangetast hier door de "Elzenwratmijt" (Eriophyes laevis). Deze mijt legt eitjes op de bladeren op een willekeurige wijze. Daar ontstaan halfbolvormige of ovale aan de basisingesnoerde knobbeltjes, die maar 1-2 mm groot zijn.(Op de foto even klikken om te vergroten)! Het oppervlak is geelbruin tot roodachtig. Aan de onderzijde van het blad is er een opening op de top van een uitsteekdsel en deze is kaal. De binnenwand is echter bekleed met cilindrische haren.Deze gallen van de mijt zijn nogal algemeen te vinden op de bladeren van Zwarte Els.
Op alle planten zijn er heel wat belagers. Hier is de Veenwortel aangetast door de "Veenwortelgalmug" (Wachtliella persicariae). Het is een mug die haar eitjes op een blad deponeert, de randen van de bladeren gaan zich oprollen en de wand wordt onregelmatig verdikt en is geelachtig tot roodachtig. De gal is zeer stevig en kan niet ontrold worden zonder te breken. In de langwerpige larvenkamer leven rode galmuglarven. Die later zullen uitkomen...In "bijlage" nog een opname.
De "Gewone kropaar" (Dactylis glomerata) heeft ook een goede naamkeuze. De aartjes zitten in dichte kluwen in een grotere pluim, het zijn inderdaad precies "kropjes"! Wij hebben er eentje uit geselecteerd in deze foto (even op klikken). Het zijn bloemen die wat rood zijn aangelopen door de zon. Dit "kropje" is nog niet in volle bloei. In de "bijlage" is er een foto waar deze wel in bloei staan het zijn enkele kropjes samen. De meeldraden ziet men hier en daar uitsteken! (Even op "bijlage" klikken. Bij deze grassen hebben we ons beperkt tot de bloeiwijze. Dit is ook het duidelijkste kenmerk en het mooiste om te bekijken!
De "Zachte dravik" (Bromus hordeaceus) kan tot 1 meter groot worden. De ganse pluim van de bloeiwijze wordt maar 10 cm of is zelfs armbloemig te noemen als er maar één aartje (trosje bloemen) op staat. Opvallend is dat de bloempjes in een aartje zo dik samen staan en allemaal genaald zijn. Dit maakt het ook weer goed herkenbaar. De pluim hangt ook meestal wat naar beneden door dat gewicht van die trossen bloemen en heeft ook een "zacht" aanvoelen. (Even op de foto klikken om te vergroten!
"Gewone glanshaver" (Arrhenartherum elatus) kan tot 1,5 m groot worden. De ganse pluim wordt wel 20 cm. De bloemen zelf staan met 2 soms met 4 samen en hebben een geknikte naald. Hier maakten we een opname van het bovenste van een pluim en zien de naalden uitsteken en ook hier en daar meeldraden hangen. De gehele pluim heeft een uitzicht dat aan "haver" doet denken en heeft ook een "glanzend" voorkomen. De naam is dus wel goed gekozen!
Dit zijn een viertal trosjes bloemen of aartjes van het "Engels raaigras" (Lolium perenne) dat gemakkelijk kan herkend worden. De gans aar (van 3 tot 30 cm) is samengesteld uit verschillende trosjesbloemen (8 tot 10 samen). Hier zien we een viertal trosjes bloemen samen . Zij staan zijdelings langs de stengel van de aar en zijn niet genaald. Komt vooral voor op voedselrijke en sterk bemeste gronden. (In tegenstelling met het Reukgras). Het wordt sinds eeuwen opzettelijk ingezaaid als veevoeder. Even op de foto klikken om te vergroten.