Een bezoek aan de dierentuin, de Zoo van Antwerpen is steeds een feest. Zeker wanneer dit bezoek in het voorjaar valt, de ouders hebben alle moeite om hun kroost bijeen te houden, dat de hele winter nauwelijks de deur was uit geweest. Tegen de avond hoorde ik die keer een moeder haar twee zoontjes waarschuwen:"Ik heb nog één pleister over, een van jullie moet dus heel erg voorzichtig zijn."
Ik weet het nog zo goed, voor dat mijn ouders op pensioen gingen, en dat zullen alle ouderwordende mensen wel doen, hadden ze het dikwijls over de toekomst, " Wat ga jij doen als ik het eerst overlijd?" vroeg mijn vader. Mijn moeder dacht even na en zei toen dat ze waarschijnlijk met een aantal jongere weduwen of ongetrouwde vrouwen in een huis zou gaan wonen, omdat ze voor haar leeftijd nog zo actief was. "En wat zou jij doen?" vroeg ze mijn vader. "Hetzelfde denk ik, lijkt me een goed gedacht."
Op de avond van Goede vrijdag, nu weer enkele jaren geleden, was de hele buurt samengehokt om in groep te kijken naar "De begrafenis van onze lieve heer", een traditionele processie waarin mensen meelopen met een brandende kaars in de hand. Plotseling werd de plechtige stilte verbroken door een 3-jarig buurmeisje dat riep:" Ik wil graag, Lang zal hij leven, zingen, maar ik mag niet van mama!".
Er bestaat een permanente kloof tussen de schrijver en de journalist. Zelfs de meest bescheiden en armzalige schrijver streeft ongewild naar de eeuwigheid. Dat is de horizon waarop alle poëzie en alle proza zich richt. De journalist is overgeleverd aan de realiteit van de dag, hij treedt op als de woordvoerder van het ogenblik.