Eén geel-bruin bladje, trilde er nog aan de kale herfsttakken.
De scheef-schuinende, wilg, met zijn tenen in de poldersloot, is klaar voor de kille najaarsstormen, die weldra over het winterlandschap zullen jagen. Hij zal het bonte bladerentapijt dooreen woelen, zij die op de kant van de greppel liggen, worden in het water geblazen, waar ze worden meegevoerd, als in een herfst-regatta, in een race zonder einde.
Een grauwe vliegenvanger, die net nog enkele vergeten braambessen, voor zijn avondmaal had weten te vinden, wirwareld zich naast het solitaireblad van de wilg, ofdat het wou vragen, "waarom, hang jij hier nog steeds. " Het grauwtje pikt een winterspinnetje uit de oksel van het twijgje, waardoor de rest van de vezels het nu ook begeven, en het laatste blad gedragen door een kil herfstbriesje neerdwareld.
Een vlucht kris-kras krijsende kraaien, told door de lucht, en valt neer in de kale toppen van een beuk.
De sacrale stilte word even doorbroken door een ver kerkklokje dat het laatste angelus van de dag klept.
Een vliegtuig trekt hoog in de lucht twee evenwijdige.
Wanneer ik onder de kabels van een hoogspanningsmast stap, hoor ik een zacht gezoem, net of die reuzen elkaar geheimzinnige boodschappen doorgeven , zouden ze het over mij hebben, over dat nietig wezen dat daar loopt te niksdoenen, niksdoenen?? De indrukken die ik hier noteer dienen nu als artikel voor mijn blog. Niksdoenen, sebiet sluit ik hun stroom af dan hebben zij niks, niks meer te doen, en met hun vingers draaien kunnen ze ook al niet, want die hebben ze niet. Even hoor ik een gekraak vanuit de lucht, "dag hoogspanningsmast, dag kabels, ik ga naar huis, uw electriciteit verbruiken, bedankt hee."