Samenvatting van de geschiedenis van het Oude Egypte
Geleerden verdelen de lange geschiedenis van het Oude Egypte in periodes en dynasties.
Een dynastie bestaat uit een serie koningen die niet alleen door familiale banden maar ook gemeenschappelijk geografische origine, gemeenschappelijke hoofdstad of een ander element bij elkaar horen. Het huidige systeem van dynasties gaat terug op het werk van Manetho, een Egyptische priester die in opdracht van de Griekse farao in ca 300 v.Chr. een geschiedenis van Egypte schreef. Hij gebruikte daarbij oudere manuscripten uit tempelarchieven en deelde de farao's in in een reeks van dertig dynasties. Deze onderverdeling is nog steeds in gebruik maar dan wel herzien op basis van nieuwer historisch materiaal.
De indeling in periodes is een uitvinding van de moderne Egyptologie waarbij de dynasties gegroepeerd worden in grotere tijdvakken meestal overeenkomend met periodes van eenheid en verdeeldheid van het land.
De Dynastische Periode van Egypte begint rond het jaar 3000 v.Chr. wanneer het land onder één centrale regering komt. Voor die tijd was Egypte verdeeld over een paar lokale machtscentra en deze periode staat bekend als de Predynastische Periode. Meestal bedoeld men met de Protodynastische Periode de periode van de eenmaking van het land vlak voor de Eerste Dynastie. Meest waarschijnlijk was deze eenmaking niet het gevolg van een enig feit of veldslag maar een langzaam en progressief gebeuren.
Manetho laat zijn 1e Dynastie beginnen met de legendarisch koning Menes, die Noord- en Zuid-Egypte verenigde en een nieuwe hoofdstad bouwde te Memfis ( net ten zuiden van het huidige Cairo). De Egyptologen zijn er nog steeds niet uit met wie, van de archeologisch bekende farao's, deze Menes nu moet geïdentificeerd worden. Tegenwoordig neemt men aan dat de eerste koning van de 1e Dynastie ofwel Aha, ofwel zijn voorganger, Narmer zou zijn. Maar in feite zijn er veel argumenten om aan te nemen dat reeds een aantal koningen voor Narmer controle hebben uitgeoefend over een groot deel van, zoniet over gans, Egypte. De Egyptologen groeperen deze koningen in een "Dynastie 0".
Strijdknots met afbeelding van koning "Schorpioen" (Dynastie 0)
De dynasties 1 en 2 werden door Egyptologen gegroepeerd in een ARCHAÏSCHE PERIODE (ca 3200 -2686 v.Chr.) die ook naar de stad van afkomst (This) van deze farao's wel eens THINIETENTIJD genoemd wordt. Tijdens deze periode kunnen we reeds de ontwikkeling volgen van vrijwel alle traditionele aspecten van de Egyptische beschaving op gebied van regering, godsdienst, kunst, schrift e.a.
Beeld van farao Chasechem (Dyn. 2)
Maar het is tijdens de Dynastie 3 tot 6, gegroepeerd in het OUDE RIJK (ca. 2686 - 2172 ) dat de Egyptische cultuur volledig tot bloei kwam. Dit is de tijd waarin de grote pyramiden werden gebouwd en ook deze van het verschijnen van volledige hiërogliefen teksten.
Beeld van koning Djoser (Derde Dyn)
Na de Zesde Dynastie begon het centraal gezag in Egypte te verslappen en ving een periode van oproer en verwarring aan, die bekend staat al de EERSTE TUSSENPERIODE (Dynasties 8- 11, 2173 - 2040).
Manetho's Zevende Dynastie schijnt echter niet overeen te komen met enig bekende koning. Tegen het eind van de periode regeerden in Egypte twee tegen elkaar wedijverende dynasties: de Tiende Dynastie met als hoofdstad Herakleopolis in het noorden en de Elfde Dynastie, met als basis Thebe in het zuiden.
Gewicht met de cartouche van farao Chety Nebkaoere (9 & 10 dyn.)
Rond 2040 slaagde Mentoehotep II, een koning van de Elfde Dynastie, erin opnieuw gans Egypte onder zijn scepter te herenigen. Daarmee werd de periode van het MIDDENRIJK (Dynasties 11 -12, ca 2040 - 1786) ingezet. Met de Twaalfde Dynastie, die vanuit een nieuwe hoofdsad Lisht (een dertigtal kilometer van Cairo verwijderd) regeerde, begon een tweede luisterrijke periode voor de Egyptische cultuur. De eerste grote werken in de Egyptische literatuur werden toen geschreven in een fase van de Egyptische taal die bekend staat onder de naam klassiek of Midden-Egyptisch.
Koning Sesostris I (dynastie 12) 1965-1920 v.Chr.
Na de Twaalfde Dynastie begon het centrale gezag opnieuw te verzwakken en begon voor Egypte de TWEEDE TUSSENPERIODE (1789 -1552 v.Chr. Dynasties 13-17). Deze startte nog tijdens de Dertiende Dynastie toen een aantal lokale heersers de controle over de Delta overnam. Rond 1650 namen heersers van een Aziatische nederzetting in Delta de controle over het grootste gedeelte van Egypte over. De Egyptenaren noemden deze koningen de "heka hasoet", de buitenlandse heersers of Hyksos. Deze koningen worden traditioneel ondergebracht in de Vijftiende Dynastie. Ondertussen nam de Dertiende Dynastie een einde maar rond Thebe, in het zuiden van Egypte stond een nieuwe dynastie van lokale heersers (Zeventiende Dynastie ) op en in de Westelijke Delta regeerden koningen van de Zestiende Dynastie ( waarschijnlijk als vazallen van de Hyksos).

Beeld en cartouche van koning Apepi = Ippi (Hyksos)
Na een serie gevechten slaagden de koningen van de Zeventiende Dynastie er in de Hyksos te verdrijven en Egypte weer onder één scepter te herenigen. Dit luidde het begin van de Achtiende Dynastie en meteen ook van HET NIEUWE RIJK (1552 -1069 v.Chr., dynasties 18-20) in. De Egyptische cultuur straalde weer uit en nu ook over een groot deel van het Nabije-Oosten, dat de farao's van de Achtiende Dynastie hadden weten te veroveren. Grote bouwprojekten werden op touw gezet maar op het eind van de Achtiende Dynastie zou de "ketterse " farao Achnaton een periode inluidden van onrust (hij trachte een monotheïstische godsdienst op poten te zetten). Dit tijdperk van Achnaton en zijn onmiddellijke opvolgers waaronder Toetacnhamon staat bekend als de "Amarna periode" (ca 1350-1323 v.Chr.).
Reuzenbeeld van Ramses II (tempel te Aboe Simbel)
De laatste farao van de Achtiende Dynastie Horemheb slaagde er wel in de gevolgen van de hervorming en de verwaarlozing van de buitenlandse betrekkingen recht te trekken en heerste opnieuw over een stabiel en sterk rijk. De meeste vorsten van de twee volgende dynasties droegen de naam Ramses en deze periode staat bekend als de periode van de Ramessieden(Dynasties 19-20, ca 1295- 1070/69 v.Chr.). De regering van Ramses II (ca 1279-1213 v.Chr. ) vormde het hoogtepunt van deze periode, gekenmerkt door een vredesverdrag met de Hittieten ( de tweede grootmacht van het Nabije-Oosten) , opmerkelijke vorderingen in de theologie en de filosofie en de grootste bouwprojecten sinds de pyramiden 1300 jaar voordien.
Alhoewel de meeste opvolgers van Ramses II dezelfde naam droegen waren het maar zwakke afspiegelingen die met moeite de erfenis voort torsten. Na de dood van de laatste farao van de Twintigste Dynastie Ramses XI verviel Egypte terug in een staat van verdeeldheid, bekend als de DERDE TUSSENPERIODE (1069-664, dynasties 21-25). Het land werd verscheurd tussen elkaar bekampende dynasties van autochtone ( Dynastie 21 en 24), Libische (Dynasties 22 en 23) en Nubische (Dynastie 25) vorsten. Slecht rond 650 slaagde een inheemse dynastie (Dynastie 26, ca 664-525 v.Chr.) erin Egypte terug onder één kroon te verenigen. Deze vorsten hadden Saïs in de Delta als hoofdstad en de periode staat bekend als het Saïtische Tijdvak. Het werd gekenmerkt door een heropleving van de traditionele kunst en levensnormen gebaseerd op de klassieke voorbeelden uit het Oude - en het Midden- Rijk
Afbeelding van farao Psammetichos I 644-610 v.Chr. (Saïtische periode)
De Saïtische periode kwam echter brutaal tot een eind door de verovering van Egypte door de Perzen in 525 v.Chr. Voor het eerst in de eeuwenlange geschiedenis van Egypte werd het land geregeerd niet als een onafhankelijk koninkrijk maar als een provincie van een vreemd rijk.
Tijdens de volgende tweehonderd jaar bekend als de LATE PERIODE ( Dynasties 27-30, 525- 332 v.Chr.) verkeerde Egypte onder Perzische heerschappij (Dynastie 27) met daar tussenin korte periodes waarin inheemse vorsten de controle over het land wisten te heroveren (Dynasties 28-30) . In 343 v.Chr. echter onderwierpen de Perzen, nu definitief, het land en verdreven de laatste farao Nectanabo II. Het zal tot 1952 duren eer Egypte zijn onafhankelijkheid zal herwinnen.
Toen Alexander de Grote het Perziche Rijk veroverde viel ook Egypte in zijn handen (332 v.Chr.). Na zij dood zou Egypte onder het gezag van een van zijn generaals, Ptolemaios genaamd, vallen. Alhoewel ze van Macedonische komaf waren regeerden hij en zijn opvolgers als echte Egyptische farao's. Gedurende hun driehonderjarig bewind, bekend als de Ptolemeïsche Periode ( 323 -30 v.Chr.) zou Egypte opnieuw heropleven onder een sterk centraal gezag met een voortdurend programma van herbouwing en verbouwing van de oudere monumenten.
Munt van Ptolemaios IV Philopator 221-205 v.Chr.
Aan dit tijdvak kwam een eind in 30 v.Chr. toen Marucs Antonius, bondgenoot van Cleopatra VII door Octavianus ( de latere keizer Augustus) verslagen werd in de zeeslag bij Actium. Egypte werd een provincie van het Romeinse Rijk. Alhoewel gedurende de eerste vierhonderd jaar Egypte zijn tradities min of meer behield onder de Romeinse keizers als nominale farao's , ging de Egyptische identiteit toch progressief verloren. Eerst door beinvloeding van het christendom (Koptisch Tijdvak) en daarna in 641 door deze van de Islam (bij de verovering van het land door de Arabieren).
Terug naar geschiedenis |