Disclaimer In verband met een recent dispuut omtrent plagiaat wil ik bendadrukken dat deze teksten uiteraard niet origineel zijn maar een condensatie van teksten die over dit onderwerp werden gepubliceerd. Ik kan de geschiedenis van Egypta niet heruitvinden en mijn persoonlijke bijdragen aan origineel onderzoek hierover zijn nihil. Ik tracht hier met zoveel mogelijk bronvermelding een samenvatting te geven over wat hedendaags bekend is. Ronald Milo
Foto
Inhoud blog
  • Bewerking van stukje van 03/03/2006 over dynastie 0
  • Anoebis02
  • Horus valk
  • neboe
  • Horus ? Schorpioen een koning uit Dynastie 0

     

    100%
    150%
    200%

    loupe voor wie de kleine tekst moeilijk kan lezen
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     

    Hierboven vind je een afbeelding van de god HAPI, de Nijlgod of beter gezegd de God van de Overstroming van de NIjl. De Egyptenaren maakten immers een onderscheid tussen de nijl als stroom, die ze "iteroe" noemden, en de welvaart brengende overstroming die ze personifiлerden in de god Hapi. Hij werd meestal voorgesteld met een hangbuikje en hangborsten (een teken van welvaart voor de oude Egyptenaren) en met een haartooi van waterplanten. Vaak wordt hij echter ook in de verschillende provincies ( nomen) afgebeeld met het embleem van de provincie op zijn hoofd. Dit is ook het geval in bovenstaande afbeelding. Hapi werd vooral vereerd te Assoean en Jebel el Silsila waar hij geacht werd rond te dwalen in de grotten bij de eerste stroomversnelling (cataract). In de Delta daarentgen geloofde men dat hij in grot nabij Memfis woonde. Om hem te vereren en gunstig te stemmen werden, meestal in de nabijheid van een nilometer, offergiften in de stroom gegooid.

      Woordenschat

    .

    WELKOM OP DEZE WEBSITE GEWIJD AAN ALLE ASPECTEN VAN HET OUDE EGYPTE DER FARAO'S

    Inhoud



    Een herschikking van het blog is aan de gang om alle delen aanklikbaar te maken vanuit het centrale Inhoudsmenu. Enig geduld wordt op prijs gesteld. Ondertussen kan u nog steeds bij de artikels terecht via de inhoud in rechterkolom
    e-mail van de auteur: ronald.milo@skynet.be
    10-04-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Offerformule Deel IV

    OEPOEAOET (Wepwawet) & ANOEBIS (vervolg offerformule )

    Op talrijke stelae uit Abydos en elders worden naast de dodengod Osiris ook nog Oepoeaoet en Anoebis vernoemd. Oepoeaoet was een oude god van Abydos en actief deelnemer aan de cultus van Osiris. Het jaarlijks festival te Abydos nam een aanvang met een processie van Oepoeaoet " om zijn vader Osiris te beschermen". Meer algemeen werd Oepoeaoet geassociëerd met kerkhoven en begrafenissen. Hiervan getuigt zijn titel " nb tA Dsr ( neb ta djeser)", heer van het Heilige Land, waarbij dit laatste slaat op de begraafplaats. Zijn naam is illustratie van het principe waar een onvoltooid deelwoord "openend(e)" gebruikt wordt als een zelfstandig naamwoord hier "de opener". Zijn naam betekent dan ook de "opener van de wegen". Het verwijst naar de onbetreden paden in de woestijn langswaar hij de nieuw overledenen naar het Rijk van Osiris leidde. Hij wordt voorgesteld als een jakhals of een hond.

    Daarnaast was er nog Anoebis, die eveneens als een hond werd afgebeeld maar vaker als een mens met hondenhoofd. Ook hij droeg de titel "neb ta djeser" en daarnaast nog de meer obscure namen im(y)- wt (degene in de "wt") en tp(y) dw=f (hij op zijn berg ), d.w.z. de woestijntoppen boven de begraafplaatsen Hiebij zijn im(y) en tp(y) zogenaamde nisbé adjectieven. Zie hieronder.

    De taak van Anoebis bestond er in de lijkbalseming in goede banen te leiden maar ook hij vergezelde de zielen naar het ondermaanse en hielp bij het beoordelen van de dode ( het wegen van het hart). Priesters die de begrafenis ceremonie leidden verpersoonlijkten de god door een hondemasker te dragen. Vaak wordt gezegd dat Anoebis een jakhals zou zijn. Omdat jakhalzen als aaseters vaak op kerkhoven rondzwierven zouden ze vereerd zijn geworden om aldus de lijken te beschermen. De gelijkenis met de Basenji hond is echter zeer treffend. Helaas zit er geen DNA materiaal in muurschilderingen of beelden om te vergelijken . Zodat ik de thesis dat Anoebis een Basenji hond zou zijn niet kan bewijzen.



    10-04-2007 om 18:44 geschreven door ramsesje


    >> Reageer (0)
    06-04-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Pyramiden in beton !?! Deel 2

    Enkele bezwaren van Davidovitz tegen de normale theorieën over de pyramiden

    Generaties lang denkt men reeds dat grote groepen werklui grote stenen uitkapten en deze naar de pyramiden sleurden en daar omhoog tilden tot op de juiste plaats. Maar hoe is dit realiseerbaar ?

    Een "volle" pyramide van Cheops zou ongeveer 2,5 miljoen blokken van ongeveer 2 ton bevatten, die op zijn minst elk door een zestigtal man moeten worden verplaats. Bepaalde blokken echter wegen tot 70 ton en bevinden zich zo een 40 m hoog in de pyramide. Om een dergelijk blok te verplaatsen zou ongeveer 2000 man nodig zijn. De pyramide zou opgericht zijn in zo een twintig jaar, de tijd dat  Cheops geregeerd heeft. Volgens Davidovitz zouden er per dag minstens 400 blokken op hun plaats zijn gebracht ( in werkelijkheid 2.5 miljoen / 7300 dagen= 342 а 343 wat neerkomt op één steen om de vier minuten, vierentwintiguur op vierentwintiguur, gedurende 20 jaar). Hij vindt dit onmogelijk.

    Hij twijfelt ook aan het feit dat zde Egyptenaren van het Oude Rijk  die harde stenen met hun primitieve gereedschappen uit koper dat weining hard is, konden uithakken. Hij vraagt zich ook af waar de overschotten, die er onvermijdelijk moeten geweest zijn bij het hakken van een dergelijke massa steen ( minimum 5 miljoen ton) gebleven zijn. Want kalksteen splijt gemakkelijk. Ze zijn nooit gevonden.

    Hoe kan een beschaving die geen harde metalen kende miljoenen blokken steen van tientallen verschillende lengtes uithakken en deze juist berekend op hun plaats brengen zodat ze dan nog bijna naadloos ( minder dan 2 mm) aansloten en geen verticale naden lieten zien

    Dit alles zou natuurlijk opgelost worden als men de methode van Davidovitz zou accepteren. Om dit te bewijzen ging Davidovitz een stuk steen van de pyramide van Cheops ( bekleding van een inwendige gang) dat hij van Lauer in 1982 ter beschikking had gekregen analyseren.





    De foto geeft een beeld van een steen afkomstig van de steen die  Davidovitz in 1982 kreeg van Jean-Philippe Lauer. Deze foto toont de aanwezigheid van plantaardige vezels en luchtbellen die normaal niet aanwezig zijn in kalksteen afkomstig uit het Eoceen Tijdperk ( 60 millioen jaar oud) ! 1.



    Hierboven ziet u een spectroscopische analyse met NMR (nucleaire magnetische resonantie) uitgevoerd door Prof. Demortier (Universiteit van Namen) op een geopolymeer (boven) en op de steen van de pyramide van (Cheops). Deze wijst op een sterke gelijkenius tussen beide. 2





    Links : electron diffractie van amorf aluminium-silicaat van de Cheops steen. Rechts: dezelfde diffractie maar nu bij natuurlijk aluminium-silicaate(illiet) uit de carriиre van Tourah bij Gizeh. Men verwacht in natuurlijke steen een aantal elementen die tijd gehad hebben om uit te cristalizeren. De steen van de pyramiden is echter volgens Barsoum volledig amorf ( niet gecristaliseerd ). Dat doet eerder denken aan een proces van cementatie. De silicaten hebben zich op relatief korte tijd gevormd en niet op honderduizend jaren zoals de natuurlijke steen. 3

    Deze analyses schijnen op het eerste zicht de theorie van Davidovitz te bevestigen maar natuurlijk en dat geeft hij ook toe is er verdere confirmatie nodig.

    • 1. X-Rays Analysis and X-Rays Diffraction of casing stones from the pyramids of Egypt, and the limestone of the associated quarries., Davidovits J., Science in Egyptology; A.R. David ed.; 1986; Proceedings of the  Science in Egyptology Symposia ; Manchester University Press, UK; pp.511-520.
    • PIXE, PIGE and NMR study of the masonry of the pyramid of Cheops at Giza, Guy Demortier, NUCLEAR INSTRUMENTS and METHODS in PHYSICS RESEARCH B, B 226, 98  109 (2004).
    • 3. Barsoum, M. W., Ganguly, A. and Hug, G. (2006), Microstructural Evidence of Reconstituted Limestone Blocks in the Great Pyramids of Egypt, Journal of the American Ceramic Society 89 (12), 3788
    • Verdere lectuur :
      • 1.The Enigma of the Construction of the Giza Pyramids Solved?, Scientific British Laboratory, Daresbury, SRS Synchrotron Radiation Source, 2004.
      • 2.Differential thermal analysis (DTA) detection of intra-ceramic geopolymeric setting In archaeological ceramics and mortars., Davidovits J.; Courtois L., 21st Archaeometry Symposium; Brookhaven Nat. Lab., N.Y.; 1981; Abstracts P. 22.
      • 3. How Not to Analyze Pyramid Stone, Morris, M. JOURNAL OF GEOLOGICAL EDUCATION, VOL. 41, P. 364-369 (1993).
      • 4. Comment a-t-on construit les Pyramides: polйmique chez les Йgyptologues, HISTORIA Magazine, Paris, No 674, fйv. 2003, dossier pp. 54-79 (2003).
    <

    06-04-2007 om 23:24 geschreven door ramsesje


    >> Reageer (0)
    30-03-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Pyramiden uit gereaggregeerde steen ?

    PYRAMIDEN UIT BETON ?

    Pyramiden uit een soort beton het is een controversiëel onderwerp maar het lijkt de moeite om er dieper op in te gaan. We geven eerst een vooral een paar gegevens over de protagonisten van deze theorie.

    • Joseph Davidovits

      Behaald in 1958 het diploma van ingenieur in de chemische wetenshappen in " l'Ecole nationale supérieure de chimie de Rennes". In 1960 behaalt hij een doctoraat in macromoleculaire chemie aan de universiteit van Mainz in Duitsland. Van 1983 tot 1991, is hij professor aan de universiteit van de Barry (Miami) en aan de Staatsuniversiteit van Pennsylvanië. Op 26/09/1994 ontvangt hij het Gouden Lint NASTS uitgereikt door de National Press Club in de USA. In november 1998, wordt hij door president Jacques Chirac vereerd met de graad van ridder in de nationale orde van de verdienste. In 1999, wordt hij professor honoris causa van de universiteit van architectuur en technologie te Xiang in China.Sinds 1979, is hij voorzitter van het Instituut voor Geopolymeren. Sinds 2001, directeur van de onderzoeksafdeling van het bedrijf CORDI-Géopolymère. Hij is lid van Internationale Vereniging van Egyptologe en heeft voordrachten gegevn op veschillende internationale congressen van Egyptologie 1979 (Grenoble), 1982 (Toronto), 1988 (Cairo) en 2004 (Grenoble).


    • Guy Demortier

      Natuurkundige, ex-directeur van het LARN (Laboratoire d  Analyse par Réactions Nucléaires) aan de Universiteit Notre-Dame de la Paix te Namen. Professor van Natuurkunde aan deze universitiet. Na zijn doctoraat In Louvain-la-Neuve zet hij  zijn wetenschappelijk werkaldaar  voort tot hem wordt voorgesteld een accelarator te bouwen te Namen. Het LARN was geboren. Zijn eerste archeologisch werk bestond erin om te bestuderen welke elementen er door de goudsmeden uit de oudheid werden gebruikt om te lassen. Het ging ondermeer om objecten uit het museum van Berlijn die er van verdacht werden vals te zijn daar zij Cadmium bevatten (element dat niet of weinig bekend was in die tijd). Hij heeft in de loop der jaren duizenden gouden objecten onderzocht. Geholpen door enkele filologen heeft hij ook oude teksten "hervertaald" wat hem toeliet correcties aan te brengen in deze vertalingen zeker wat betreft het lassen van goud. Uitgenodigd om hierover te spreken in een zelfde sessie als Davidovitz maakt hij kennis met deze en staat hij achter zijn theorie. Demortier heeft ook een encyclopedie gepubliceerd over de Nobelprijs winnaars natuurkunde gericht tot de jongeren om hen te motiveren natuurkunde als studierichting te nemen.

    • Michel Barsoum Ph.D.

      Dr. Barsoum's, haalde zijn diploma B.Sc. op de American University in Cairo, Egypte in 1977, Master Science, aan de Universiteit van Missouri  Rolla, 1980 en Ph.D, in het Massachusetts Instituut van Technologie, in 1985. Zijn huidige wetenschappelijke interesses gaan naar en ontwikkeling en onderzoek van ceramisch materiaal bestand tegen zeer hoge temperaturen. Van 1999-nu is hij Prof aan de Dexel Universiteit Philadelphia,departement "Materiaal Studie" met de titel "Distinguished Professor, bezoekend professor aan de Universiteit van Poitiers, Frankrijk. Tijdens twee van zijn "sabatical years"(1993-94 & 2000-01) was hij werkzaam bij het Max Planck Instituut te Stuttgart Duitsland


    • Gilles Hug

      "maître de recherche" bij de ONERA, Frans Centrum voor Aerospatiaal Onderzoek. Gespecialiseerd in electronenmicrosocpie en electronische structuur



    Hoe hoog de passies oplaaien over dit controversiëel onderwerp mag blijken uit het volgende " Het is klaar dat met zijn uitspraak in het nummer vn 01.12.2006 in The New-York Times, Dr. Hawass, Secretaris Generaal van de Organisatie voor Egyptische Antiquiteiten, dat : de bekende materiaal deskundigen, professoren M. Barsoum, G. Hug and G. Demortier, moderne Portland cement geanalyzeerd hebben in plaats van gere-agglomeriseerde (opnieuw samengstelde ) kalksteen zoals door J. Davidovits gezegd wordt, hij de wetenschappelijke integriteit van deze bekende geleerden in opspraak brengt . Zal Zahi Hawass zich verontschuldigen voor zijn vergissing en zijn spijt betuigen? Wij hopen het !" Tot hier dit citaat.

    Nu ik zelf denk het niet dat Zahi Hawass, die een zeer omstreden figuur in de archeologische wereld is, zijn excuses zal aanbieden . Hij neemt geen blaadje voor de mond. Zo is hij ondermeer van plan om naast de steen van Rosette ( British Museum) ook de buste van Nefertiti (Berlijn) en nog andere belangrijke stukken terug te vragen. Hij heeft ondermeer reeds het museum voor Kunst en Geschiedenis van België gedwongen om een stèle terug te geven die aangekocht werd en waarvan nadien bleek dat hij ten onrechte uit Egypte was weggehaald. Hij deed dit onder de bedreiging (chantage zeggen sommigen) geen enkele Belgische wetenschapper meer toe te laten tot een onderzoeksprogramma van de sites in Egypte. Hij weigerde ook pertinent officiëel geïdentificeerd steenmateriaal van de pyramiden af te staan voor verder onderzoek. Alhoewel een artikel in Science & Vie ecember 2005 titelt : "Les analyses officielles vont bientôt commencer" ( De officiële analyses gaan weldra beginnen). Het was ook hij die het onderzoek met de robots in de schachten van de pyramide van Cheops boycotte tot ze onder zijn supervisie werden uitgevoerd. Geen katje om zonder handschoenen aan te pakken dus.

    Waar is deze theorie nu ontstaan? Wel de schuldige is onderstaande stenen vaas afkomstig uit het Djosercomplex te Sakkara (dat we reeds herhaalde malen hebben aangehaald )en bestaande uit arthrositisch gneiss. Het nummer 99 uit de catalogus van de expositie " Egyptische kunst ten tijde van de pyramieden" Réunion des Musées nationaux de France, 1999.



    In Egypte zal een gids u zeker naar een atelier brengen waar men stenen vazen maakt maar dan gaat het om zachte steen zoals albast. Een vaas zoals deze in dergelijke harde steen kan niemand de dag van vandaag fabriceren en zeker niet met de instrumenten in koper die de Egyptenaren van het Oude Rijk tot hun beschikking hadden. Waarschijnlijk zou een mensenleven nauwelijks volstaan om een dergelijke vaas te maken en dan mag er nog niets misgaan. De vorm van de vaas echter lijkt er op te wijzen dat de kanten geplooid werden zoals men zou kunnen doen met klei. Maar hoe zouden de Oude Egyptenaren dat gedaan hebben?

    Wel Davidovits is er in geslaagd aan te tonen dat men stenen voorwerpen kan vervaardigen door bepaalde ingredienten te mengen ( geopolimerisatie) . Een beetje zoals wij mortel maken met Portland cement. Portland cement maken is trouwens een voor het milieu nogal belastend proces (dat niet zeer gekend is). Maar voor de productie van 1 ton cement is er een uitstoot van 0,9 ton CO2. Maar daar gaat het nu niet over. Maar wel over het feit dat de kunststeen en beton indien hij zou gemaakt zijn door de Egyptenaren 5000 jaar geleden over zeer behoorlijke kwaliteiten moet beschikken. Want het huidige cement is poreus en ondergaat niet alleen een oppervlakkige maar ook een inwendige degradatie die de mechanische caracteristieken aantast. Alle monumenten die wij nu oprichten zoals wolkenkrabbers zijn vergangkelijke monumenten , iets wat we al te snel vergeten.



    Geopolimeren

    Wat zijn geopolimeren ?
    Geopolymeren zijn minerale stoffen die men op synthetische ( of semi-synthetische wijze) bekomt door chemische processen, die de natuur ook realiseert maar in cyclussen die meerdere miljoenen jaren duren. Kan men dan rotsen synthetiseren die identiek zijn aan degene die in de natuur voorkomen ? Ja en neen. Want in feite gaat het om re-agglomeratie. Het procédé gaat als volgt. Men start met een minerale materie. Geërodeerde op natuurlijke wijze gedesaggregeerde rots, kalksteen bv. die men zowat overal in het zuiden van België vindt en met een geologische lijm gaat me dit materiaal terug structuur geven (re-agglomereren van de minerale deeltjes). Het eindresultaat is dat een rots die er volkomen natuurgetrouw uitziet in ons geval een zeer soliede kalksteenrots. Een geoloog zal geen onderscheid kunnen maken tussen de twee. Alleen door zeer fijne observatie van de lijm kan men de synthetische natuur van de steen vaststellen. Want de deeltjes zijn zonder twijfel kalksteen, graniet of wat dan ook waarvan men vertrokken is.



    Voorbeelden van geopolymere beelden(Davidovitz)


    Dus zachte kalksteen, verder uit elkaar gebrokkeld en met water aangelengd kan een soort kalkpasta vormen die men gemakkelijk in korven kan transporteren. Deze pasta dan gemengd met ingredienten als kaoline-houdende klei, natron ( = natriumbicarbonaat ) en kalk kan dan in een moule gegoten worden en opgestampt zoals beton op de bouwplaats zelf en geeft uiteindelijk een steen die men niet kan onderscheiden van echte kalksteen. Davidovitz heeft hiermee proeven verricht en krijgt inderdaad kalksteen die men op het zicht niet kan onderscheiden van natuurlijke kalksteen. Belangrijk is dat de coffrage van de steen geen duidelijke sporen nalaat. En nu?

    Op het Tweede Internationaal Congres van Egyptologen te Grenoble in 1979 gaat Davidovitz zijn bevindingen voorstellen. Hij stelt er twee voordrachten voor: eentje over de hypothese van de fabricage van de hardstenen vazen en de tweede over hypothese van de techniek van kalksteen beton en de pyramiden. Op de discussie die volgt wordt de thesis over de stenen vaten mogelijk geacht. De Egyptenaren beschikten over de chemische kennis en de technieken om ze op deze manieren te maken ( beheersing van de technieken, met koper, met alkali stoffen en van de keramiek techniek). Maar de theorie over de pyramiden werd totaal onwaarschijnlijk geacht. Op het congres te Toronto gaat het er nog spannender aan toe want naast Davidovitz presenteert nu ook Lauer, 80 jaar oud, die gans zijn leven ( 65 jaar) heeft gewijd aan het onderzoek van de Trappenpyramide en het Djosercomplex zijn theorie. Hij zegt van de theorie van Davidovitz : « Il y a beaucoup de propositions ridicules, pas stupides, mais impossibles. Il n'y en a que très peu de sérieuses » ( Er zijn veel belachelijke voorstellen, niet gek maar onmogelijk, en slechts weinig ernstige). Hijzelf denkt dat de Egyptenaren bij de constructie van de pyramide van Sakkara te werk gingen met korte ( 250 m) vrij steile hellingen met een lier bovenaan. De steen was vastgemaakt met koorden die eerst naar boven ging en dan via de lier terugkeerde zodat de arbeiders konden trekken in het naar beneden gaan en zo de last omhoog trekken tot een hoogte van 70 m. Davidovitz op zijn beurt benadrukt ook dat de onderzoekers het nooit eens zijn geworden over de afkomst van de stenen. De traditionele archeologen beweren dat ze van de overzijde van de Nijl kwamen, de geologen beweren dat de steengroeven zich vlak bij de pyramiden bevonden en nog een ander groep gelooft dat ze uit verschillende delen van Egypte kwamen. Volgens Davidovitz slaagt de theorie van de re-agglomeratie van de fossiele kalkschelpen erin al deze interpretaties te verzoenen.

    Een onderzoek van de bindingstof zou definitief uitsluitsel hebben kunnen geven maar het betreft hier zeer fijne technieken die men toen nog niet ter beschikking had. Maar nu zijn de testen wel uitgevoerd door een internationale ploeg op stukken steen die Jean Philippe Lauer aan Davidovitz gaf in 1982 . Volgens deze testen zouden het geopolymeren zijn wat de analyses die Davidovitz in 1982-1984 met X-stralen uitvoerde zou bevestigen. We komen hier verder op terug maar ondertussen had Davidovitz overtuigd van zijn gelijk niet stil gezeten.

    Hij heeft zich met enthousiasme toegelegd op de Egyptologie. Hij was er van overtuigd dat de Egyptenaren wel ergens een geschreven boodschap over het maken van steen zouden hebben nagelaten. Hij heeft dan ook talrijke teksten onderzocht . Volgens hem heeft hij ze ook gevonden en zijn die teksten wel bekend. Maar omdat ze niet wisten wat er beschrven werd zouden de vertalers zich aan algemene en soms onnauwkeurige vertalingen gehouden hebben. Voor wie de cursus hiërogliefen volgt zal zoiets wel niet als onmogelijk voorkomen. Dus moest Davidovitz terug naar de originele teksten en een taalkundige werk opzetten over een ganse serie technische termen. Maar ook religieuze, geschiedkundige, economische argumenten werden door hem aangevoerd. Als chemicus, een amateur en a priori dus niet echt onderlegd, werd Davidovitz nooit echt "ernstig" genomen door de Egyptologen. Maar die, op de keper beschouwd vrij normale handicap , heeft hem aangezet zijn thesis te verdiepen zodat hij tegenwoordig toch ook wat aanhang krijgt in wetenschappelijke middens.

    Dan blijft er nog een bezwaar tegen deze theorie. Geopolymeren zijn op het ogenblik een avant-garde techniek, die de Egyptenaren dus reeds 5000 jaar geleden zouden hebben bezeten. Davidovitz antwoordt hierop als volgt: "is het een wonder dat een maatschappij die de steen zo hoog in achting droeg als duurzaam materiaal bestemd voor alles wat en uitsluitend met het hiernamaals te maken had ( want zelfs voor hun paleis gebruikten de farao's tichelsteen) deze minerale steen bestudeerd heeft . De re-agglomeratie zou zelfs een religieuze betekenis gehad hebben. Het genie van Imhotep ( de architect van Djoser) is hier zeker gedeltelijk verantwoordelijk voor maar hij zal waarschijnlijk al een lange traditie voor zich gehad hebben. Later zou deze kennis dan verloren gegaan zijn. Al bij al  is het maken van kalksteen niet zo een moeilijk procédé.  Dit zijn zowat de stellinge van Davidovitz . Die gaan we nu punt voor punt wat uitdiepen en eventuele tegenargumenten (want die zijn er zeer zeker !) aanhalen. Ook over de blauwe keramieksteen aangetroffen in het Djoser complex heeft Davidovitz interessante dingen te vertellen.



    wordt bijgewerkt

    30-03-2007 om 00:00 geschreven door ramsesje


    >> Reageer (0)
    29-03-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.DERDE DYNASTIE

    KORTELINGS OP DIT BLOG


    We zijn nu aan het Tijdperk van de Derde Dynastie en Trappenpyramide gekomen. Daarom zullen we eerst de theorie van Joseph Davidovits van het Instituut van Geopolymeren over de constructie van pyramidestenen als een soort beton beschouwen. Deze laatste werd in zijn theorie gevolgd door Guy Dumortier (natuurkundige) van de Universiteit van Namen, daarna door Michel Barsoum van de Universiteit van Drexel U.S.A en door Gilles Hug van de Onera (Office National d'Etudes et de Recherces Aèrospatiales), die hun bevindingen in 2006 publiceerden. Het controversiële onderwerp wordt hevig aangevochten door traditionele Egyptologen als Mark Lehner en Lacau toch wat betreft de pyramiden. Ook hun argumenten zullen worden besproken. Wat betreft een tweede stelling dat de stenen vazen die in de hardste steen en in  hun perfecte vorm niet zouden gemaakt zijn met koperen instrumenten maar met een soort steenpasta staan de Egyptologen veel minder weigerachtig. Het ganse concept zal wetenschappelijk uit de doeken worden gedaan. In feite draait- toch wat de pyramiden betreft- alles om de betrouwbaarheid van de stalen maar de Egyptische regering weigert momenteel Davidovits officiële stalen te geven ! Erg controversiëel maar toch  wetenschappelijk aanvaardbaar ! Niets in het genre van von Dänicken !


    29-03-2007 om 01:16 geschreven door ramsesje


    >> Reageer (0)
    27-03-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Chasechem /Chasechemoei

    CHASECHEM-CHASECHEMOEI



    De laatste koning van de Tweede Dynastie is een belangrijke koning en in vele opzichten een overgangsfiguur.1 naar de pracht en praal van de Derde Dynastie. Hij droeg na elkaar de naam Chasechem en Chasechemoei. Een ganse tijd heeft men gedacht dat het hier om twee koningen ging. Ondermeer Emery2 was hier van overtuigd. Maar tegenwoordig neemt men op linguistische gronden, zoals Werner Kaiser voorstelde, aan dat het om ййn en dezelfde monarch gaat. 3. Ondermeer het feit dat men nog geen graf van Chasechem heeft ontdekt pleit ook voor deze hypothese.


    DE CHASECHEM-PERIODE

    In het begin van zijn regering schijnt Chasechem nogal een bijzondere belangstelling en verering te hebben gehad voor Hierakonpolis. Alle vondsten van Chasechem, op een inscriptie op een diorieten vaas uit het Sakkara complex na, komen uit Hierakonpolis. Zijn regering schijnt nogal woelig te zijn verlopen want op de vondsten uit deze periode is er sprake van oorlog en verovering. Alhoewel sommige van deze gebeurtenissen zich buiten de grenzen van Egypte kunnen hebben afgespeeld wijzen ze op een tijd van verwarring. Emery interpreteerde dit echter als het feit dat Chasechem een koning van Thintische oorsprong was die de eenheid van Egypte herstelde na een religieuze oorlog tussen de volgelingen van Seth (volgens hem Peribsen) en deze van Horus. We komen hier niet op terug daar dit voldoende werd besproken onder Sechemib-Perenmaat en Peribsen. Het komt er op neer dat alles wat momenteel met enige zekerheid kan gezegd worden is: dat de verschijning van Seth als totemgod van de koning gedurende het einde van de Tweede Dynastie waarschijnlijk zowel zuiver symbolische als politieke implicaties had en een zekere verandering in het concept van het koningschap betekende. 4


    Toch kan men wellicht met enige zekerheid veronderstellen dat Chasechem in het begin van zijn regering alleen in Opper-Egypte regeerde, de opstandige noorderlingen overwon, Egypte opnieuw verenigde en zijn naam veranderde in de dualis-vorm Chasechemoei. Maar tot er harde bewijzen worden gevonden blijft dit een hypothese.

    Vondsten

    Beeld van Chasechem
    • Twee beelden van Chasechem(Hierakconpolis)
      Een van leisteen (nu in Cairo) en een van kalksteen (nu te Oxford) . Ze zijn van uitzonderlijke artistieke waarde en stellen Chasechem voor gezeten op een troon met de kroon van Opper-Egypte en in een gewaad zoals het gewoonlijk werd gedragen bij het Sed-feest. Langs het voetstuk van beide beelden ziet men verwrongen menselijke gedaanten , die verslagen vijanden uitbeeldenen aan de voorzijde staat gegrift " Noordelijke vijanden" en 47.209 op het ene beeld 48.205 op het andere. 5Het ligt voor de hand om in de noordelijken de volgelingen van de koningen te Memfis te zien maar men kan niet uitsluiten dat het om Libiлrs gaat die de Delta waren binnengevallen.




    • Fragment van een stиle (Hierakonpolis)

      Op het fragment van de stиle zien we het onderste deel van een knielende man ( gevangene?) die op een platform zit dat uitloopt in het hoofd van een vreemdeling ( waarschijnlijk een Nubiлr) met op zijn hoofd een boog. De boog werd gebruikt om de naam van Nubiл "ta-Seti " te schrijven. Daaronder staat een Horus-serech van Chasechem en de tekst "die de vreemde landen vernedert". Wellicht werd de campagne tegen het noorden voorafgegaan door een veldtocht tegen de Nubiлrs. 6


    • Drie stenen potten(Hierakonpolis)7

      Opschriften op vazen

      Nog meer bewijzen over oorlog in het noorden vinden we op deze potten ontdekt binnen de tempel van Horus te Hierakonpolis. Zij dragen allen hetzelfde opschrift: "Het jaar van de strijd tegen de noordelijke vijand in de stad Necheb".
      Op deze vazen komt de godin Nechbet voor in de gedaante van een gier. Ze staat op wat Emery een " zegelring" noemt maar wat ik beschouw als een cartouche in haar oorspronkelijke vorm. In de cartouche staat het woord "bS=besj = rebel" in de andere klauw houdt ze het embleem van het Verenigde Egypte. De godin staat tegeover de serech van Chasechem.


      We weerhouden als belangrijk uit deze afbeedlingen dat de koning op de hierboven genoemde beelden de kroon van Opper-Egypte draagt evenals de Horus op zijn serech. Het gezag van Chasechem lag dus meer dan waarschijnlijk in Opper-Egypte. Het ontbreken van vondsten in Sakkara versterkt deze argumentatie.


    • In het Djosercomplex te Sakkara werd de enige buiten Hieraconpolis gevonden getuigenis van deze koning ontdekt 8 in galerij 7. Het gaat om een inscriptie op een diorieten vaas.


    • In een private collectie bevindt zich verder nog een koperen bijl met een serech van Chaseshem. 9

    CHASECHEMOEI PERIODE

    Chasechemoei ( = dualis = de verschijning van de twee machten) was dus de naam die Chasechem ( = de verschijning van de macht) aannam na de hereniging van de Twee Landen. Deze naam schijnt gemodelleerd geweest naar het voorbeeld van de naam van de stichter van de dynastie." Hetepsechemoei ". ( = de twee machten leven in vrede) Wat nog versterkt wordt door een bijkomende titel die hij voerde "nbwy Htp im.f". Wat kan vertaald worden als " de twee heren zijn in hem tot rust gekomen. De naam was als het ware de aankondiging van een programma van nationale vernieuwing. 10


    Boven de sereh staan dan ook de valkgod Horus en het Sethbeest broederlijk naast elkaar.


    Chasechemmoei zou 17 jaar hebben geregeerd11 tenminste indien men aan hem de jaren 4-6 en 12-17 in het vijfde register op de steen van Pelrmo moet toeschrijven. Onder de evementen die men hier bespreekt vinden we de fabricatie van een koperen standbeeld van Chasechemoei in jaar 15 of 16.

    Koningin Ni-Maat-hep (ook Ni-Maat-hap d.i. het stuur behoort aan Maat) waarvan we het bestaan kennen door zegelafrdukken gevonden te Abydos in he graf van Chasechemoei en ook in graf KI te Bet-Khallaf en van een vaasinscriptie 12 zou eerder een dochter zijn van Chasechemoei dan zijn echtgenote 13. Zij draagt de titel moeder en vrouw van de koning ( koningbarende moeder) . Naar schijnt zou zij de koninklijke macht door haar huwemlijk met Nebka aan deze hebben overgedragen. Zij werd in elk geval later vereerd als de oermoeder van de Derde Dynastie zoals blijkt uit het graf van Metjen te Sakkara (Vierde Dynastie).

    Vondsten

    Van Chasechemoei zijn vondsten bekend uit Hierakonpolis in het verre zuiden van Egypte tot in Byblos op de Libanese kust.





    • Het graf te Abydos14

      Het is een fantastische constructie ( tombe V van Petrie) die in het geheel niet lijkt op de andere graven aldaar en evenmin op enig monument uit deze tijd te Sakkara. De bovenbouw is helaas niet bewaard gebleven. Het is het grootste van de koninklijke graven te Abydos maar tevens dit met de kleinste grafkamer. Het doet zich nu voor als een lange brede gracht. In tegenstelling met het graf cvan peribsen staat het wat afgezonderd van de graven avnde eerste dynastie.


      Het bouwwerk is 68,97 m lang en varieert in de breedte van 10,4 ( in het zuiden) tot 17,6 m (in het noorden) De totale oppervlakte beslaat 1001,81 m2. De oppervlakte van de grafkelder is beperkt tot 17,55 m2. Het bestaat uit drie grote delen.


      De noordelijke deur geeft toegang tot een ruimte onderverdeeld in drieendertig magazijnen gerangschikt op drie rijen. Twee gangen verlenen toegang tot deze kamers waarbij de westelijke twee rijen een gemeenschappelijk gang hebben. De muren van deze kamers zijn opgebouwd uit leemsteen zonder houten bekleding. Amйlineau veronderstelde dat deze kamers een plafond in hout hadden maar Reisner heeft het waarschijnlijk bij het rechte eind wanneer hij verondersteld, op grond van technische waarnemingen, dat al deze kamers overwelfd waren.


      Daarna komt een grafkamer in kalksteen. Men heeft lang gedacht dat deze grafkelder het oudste voorbeeld van metselwerk in steen was. Opgravingen in Helwan en Sakkara hebben echter aangetoond dat er reeds onder de Eerste dynastie in steen werd gebouwd. De grafkelder bevindt zich op het diepste gedeelte van het graf zowat op een diepte van twee meter. Het plafond bestond waarschijnlijk uit kalksteen die aan beide zijden op de wanden van de kelder rustte en de vloer vormde van een bovengelegen overwelfde kamer. De ingang van de grafkamer bevondt zich an het zuiden maar was toegemetst na de begraving. De grafkamer wordt aan beide zijden geflankeerd door vier kamers. In enkele ervan werd een skelet aangetroffen.


      Hierop volgt een ruimte met tien magazijnen , vijf aan elke kant van een gang die naar de zuidelijke deur loopt die op haar beurt geflankeerd wordt door nog eens vier kamers langsheen een hellend vlak dat toegeng verleent tot het graf aan de zuidkant. De noordelijke toegang werd waarschijnlijk door een ongeveer tien meter lange trap bereikt. Er worden geen nadere sdetaails gegeven over deze kamers.


      Rond het graf werden geen secundaire begraafplaatsen gevonden maar aangezien er skeletten aanwezig waren in de kamers rond de grafkamer kunnen deze als dusdanig hebben dienst hebben gedaan. Reisenr schat dat er in totaal zo een 10 tot 15 kamers van de in totaal meer dan vijftig kamers als secundaire graven dienst hebben gedaan. <:P>

      Wanneer we het grondplan beschouwen kan men niet anders dan zich verwonderen over de enigzins stuntelige opbouw ervan dit pas enkele jaren voor de bouw van de schitterende trappyramide van Djoser.


      Men kan men de stunteligheid van dit plan toe schrijven aan een eerste poging om de begrafenis tempel, het graf en de zonne(?)-bark onder te brengen in ййn complex en het aldus beschouwen als een voorloper van het Djoser complex.

      Behalve de resten van grafgerei, zoals stenen en koperen vaatwerk , vuursteneen en koperen gereedschap, aardewerk en vlechtwerk heeft men er ook de scepter van de koning in goud en onyx opgedolven. 15


    • Granieten deurpost te Hierakonpolis

      Deurpost met de afbeelding zichtbaar gemaakt , ontleend aan F.Raffaele

      Op dit stuk komt de dubbele naam van de koning bekroond met Horus en Seth voor. Hij is waarschijnlijk afkomstig van een reeds lang verdwenen tempel. Het vakmanschap is voortrefeelijk en de gelijkenis met beeldhouwwerk uit de Derde Dynastie laat er geen twijfel over bestaan dat dit stuk afkomstig is uit de eindperiode van de Tweede Dynastie.


      Aan de achterzijde van de stijl staat een gedeeltelijk uitgewiste afbeeldeing van de koning en de godin Sjesjet. Het was pas met een speciale behandeling dat de scиne duidelijk zichtbaar werd. Het gaat waarschijnlijk om een stichtingsplechtigheid van een tempel.16.

      Links bevindt zich de koning met staf en peervormige knots, erboven zijn serech met de aanziende Horusvalk en Sethbeest. Voor de koning bevinden zich op vier registers , kleine personages naar de koning gewend, op uitzondering van de twee eerste die naar elkaar kijken en die mogelijks Horus en Seth voorstellen. Engelbach denkt dat deze personages het volk voorstellen. Smith 17daarentegen stelt geen identificatie voor. Misschien moeten we in deze kleine personage wel goden zien. Verder naar rechts ziet men de grote figuur van de godin Sjesjet, godin van de schrijfkunst, die later een essentiлle rol zal spelen bij inwijdingsceremonieлn. Men kan ze herkennen aan haar symbool: eeen ster boven haar hoofd waarboven dan weer een boogcirkel uit wiens midden zich een verticle streep verheft. Naar rechts kijkend staat Sjesjet tegenover de koning, die hier een tweede maal wordt afgebeeld, beiden houden ze een houten hamer in de hand en slaan een paaltje in de grond


    • Kruikzegel van Abydos

      Deelt ons mede dat zijn gemalin Nemathap was end at zij de titel van "koningbarende moeder "droeg . Mogelijks is het een prinses afkomstig van een edel geslacht uit het noorden. Later zou ze vereerd worden als stammoeder van de Derde Dynastie.



      de Sjoenet al-Zebib
    • Sjoenet al-Zebib. Zo'n 900 m verwijderd van de graftombe in de woestijn van Abydos is dit een groot rechthoekig tichelstenen gebouw van 123 bij 64 m. De muren met duidelijke paleisfaзadestructuur zijn tot vijf meter dik en twintig meter hoog ze hebben den duidelijke faзadestructuur. Het is onbekend wat de precieze bedoeling van dit gebouw was, hoezeer het ook mag lijken op een indrukwekkend fort. Opgravingen legden sporen bloot van ingewikkelde interne structuren en het kan dus een begrafenis omheining zijn, die te maken had met de behuizing van de ka van de koning in zijn graf vlakbij; een soort equivalent voor de begrafensitempel in de vallei van de latere koninklijke begraafplaatsen. Maar het gebrek aan kwaliteit van de opgravingen van Amйlineau in 1897-1899 en 1905 hindert een verdere benadering van de functie van dit monument.





      Een vloot van begrafenisboten werd ontdekt niet ver van de sjoenet en kan hebben deel uitgemaakt van ganse bouwprogramma.18

      Fort te Hierakonpolis
    • Het zogenaamde "fort van Hierakonpolis is mogelijks zijn begrafenis omheining. 19. Het is waarschijnlijk een equivalent van de omheining in de Sjoenet al Zebib te Abydos De eerste die dit zogenaamde fort beschreef was Somers Clarke. Op het einde van de jaren 1890 werkte hij samen met J.E.Quibell en F.W.Green te Hierakonpolis en recht daarover op de andere oever van de Nijl op de site van El Kab. Hij werd zo begeesterd door deze plaats dat toen hij op pensioen ging hij zich een huis liet bouwen op de oostelijke oever van de Nijl bij El Kab. Hoog boven de vallei gelegen refecteert dit kasteelachtig huis het levendige en eigenaardige karkater van zijn bouwheer, die daar de laatste twintig jaar van zijn lange leven doorbracht in " splendid isolation" , zijn occasionele bezoekers vergastend op verhalen over de incompetentie van zijn vroegere collega's.


      Vandaag de dag huisvest dit kasteel van de Oude Man uit de Bergen de Belgische archeologische missie te El Kab van waaruit men kan neerzien op het fort van Chasechemoei.

      " Dit gebouw ligt aan de rand van de woestijn, maar niet zo ver van de bewerkte grond, aan de ingang van een vallei die de westelijke woestijn inloopt. Het grondplan is rechthoekig en de ingang is naar de gecultiveerde grond gericht. De buitenste muur is 2,34 m dik en de binnenste 4,87m tussen beie bevindt zich een open ruimte van 2,23 m. De buitenste muur is lager dan de binneenste. De ingang is gevormd door een soort bastion of vooruitspringende toren en is bochtig genoeg om het voor groep personeen onmogelijk te maken er snel doorheen te komen. Indien er een helling was om de top van de muur te berijken en we kunnen ons niet voorstellen dat ze er niet waren , moeten ze van hout geweest zijn en geplaatst in de spleten naast de ingang. Ieder spoor van hen is nu verdwenen. Terwijl de oppervlakte van de buitenste muur glad was was deze van de binneste muur opgebouwd uit panelen . Alle muren zijn uit ruwe tichelsteen en waren epleiterd en gewit. De zuidwestelijke muur in ononderbroken en is zowat 8 tot 9 meter hoog. De muren bij de poort zijn ongeveer even hoog en het is waarschijnlijk dat ze oorspronkelijk maar een meter hoger waren. 20

      Hoewel dit zogenaamd fort doet denken aan de Sjoenet al-Zebib zullen we waarschijnlijk nooit zijn echte betekenis achterhalen want de archeologische opgravingen binnen de muren verricht tussen 1897 en 1899 door Quibell, Clarke en Green en in 1905 door Garstang waren er op gericht de predynastische graven, die er onder lagen, te bewaren en miskenden de inwendige structuur van het gebouw. Maar wat er ook moge van wezen het feit dat Chasechemoei hier in hHieraconpolis, het oude Nekhen, een stad die symbool stond voor het Opper-Egypte een groot gebouw neerzette was een politieke daad van godvruchtige propaganda.


    • Een fragment van een vaas in breccia steen werd gevonden op de plaats van Egyptische tempel te Byblos aan de Libanese kust. Zie figuur "opschriften vazen" uiterst rechts boven. Er staat "di anch Chasechemoei " Leven zij gegeven aan Chasechemoei. 21

      . Ongewoon is dat het Seth beest hier een rode kroon draagt en Horus zoals gewoonlijk de dubbele kroon. Deze vaas kan in Byblos geraakt zijn via handel of meegebracht tijdens een latere periode.


    • Niettemin lijkt het dat de buitenlandse betrekkingen tijdens de regering van Chasechemoei een nieuwe hoogte bereikt hebben gezien dat een zegelimpressie van tijdens zijn regering voor een eerste maal de term "imi-rA xAst =imi ra chaset= opzichter van de Vreemde Landen " voorkomt. 22 Een dergelijke term laat zeer sterk vermoeden dat Egypte zijn hegemonie had uitgebreid over vreemde territoria. Dit vemoeden wordt nog versterkt door een beschadigd steenblok uit de tempelarea van Hierakonpolis23 waarop een lijst voorkomt van vreemede landen. De inscriptie heeft vroeger getallen bevat waarvan er nog gedeeltelijk zichtbaar zijn en zou wel eens voor elk land het aantal overwonnen vijanden hebben kunnen aangeven.

    • Andere inscripties van Chasechemoei zijn gevonden in het privaat graf S3043 te Sakkara 24

      , maar ook in het Djosercomplex25 en te Abydos 26
    • 1. Hoffman 1980, "Egypt before the farao's" p 348-354
    • 2. Emery 1963, " Het Oudste Egypte" p 84-89. Recent nog helt J.Vercoutter "Legypte et la vallйee du Nil ", p233 over naar deze hypothese van twee afzonderlijke vorsten.
    • 3. Quirke 1990, / Shaw and Nicholson 1995:150
    • 4. Hoffman A. 1979, "Egypt before the farao's", p 351
    • 5. Quibell 1900, "Hierakonpolis, I ,pl XXXIX-XL
    • 6. Emery 1963 op.cit. p86 fig 64; Edwards 1971,Edwards 1971, 27
    • 7. Quibell 1900, "Hierakonpolis, I ,pl XXXVI
    • 8. Lacau & Lauer 1959, pl 3 nr. 18
    • 9. Kaplony 1965: 24 en 29, fig 55
    • 10. Kaiser 1992, "Zur unterirdischen Anlage der Djoserpyramide etc ", 184-185, n. 44. in Gegengabe:Festschrift fьr Emma Brunner-Traut.
      527-529
    • 11. Edwards 1971, p 29
    • 12. Kaploni 1963, Das imschriftem des Egyptischen Frьhzeit. p
    • 13. Edwards 1971, 29-30
    • 14. Vandier J. 1952 " Manuel d' archйologie Egyptienne 1, 2 : p 632-634.
    • 15.Petrie 1901, "Royal tombs of the first dynastie", pl IX.
    • 16. Engelbach 1934 "A foundation scene of the Second Dynasty" JEA , 20, 183-184; Vandier 1952,
    • 17. Smith 1946, "A history of sculpture and painting in the Old Kingdom
    • 18. O'Connor 1991,1995
    • 19. Kaiser 1964, "Einige Bemerkungen zur Egyptischen Frьhzeit, III" ZДS , 94 p 104.
    • 20. Clarke, in Quibell & Green 1902, Hierakonpolis II, ERA,V, p 19-20
    • 21. Montet 1928,: 84 fig 1
    • 22. Kaplony 1963,III, pl 72 fig 269
    • 23. Quibel й & Green 1902: pl XXIII onderaan
    • 24. Kaplony 1963, I: p 163
    • 25. Firt & Quibell 1935, I: p141 fig 22; Lauer 1939, p 21, pl XIX 7-8; Lacau & Lauer 1959, pl 19 no 95)
    • 26. Petrie 1901, pl XXII-XXIV; Amйlineau 1902, pl XXI-XXII, Ayrton & al 1904, p 3, pl IX.9 Wortd nog bijgewerkt.

      27-03-2007 om 00:00 geschreven door ramsesje


    >> Reageer (0)
    23-03-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Sechemib


    SECHEMIB-PERENMAAT



    Horus Sechemib Perenmaat is de laatste in de rij van de mysterieuse koningen uit de Tweede Dynastie. Er zijn twee voorname hypothesen betreffende Sechemib 1: namelijk dat hij dezelfde koning zou zijn als Peribsen die een andere naam aangenomen heeft en de tweede hypothese, die aanneemt dat hij de opvolger van Peribsen zou zijn. 2


    De eerste hypothese vindt haar oorsprong bij Petrie3 die de twee namen voor eenzelfde persoon nam. Maar reeds in dezelfde publicatie drukte Griffith4reeds zijn twijfels uit over de juistheid van deze visie. Inderdaad op de zegel waar Petrie de naam Sechemab Perabsen gelezen had stond echter Sechemib Perenmaat. Maar dit gaf aanleiding tot de interpretatie dat Sechemib de naam van de koning was in het eerste gedeelte van zijn regering. Naam die hij in het tweede gedeelte zou veranderen in Peribsen terwijl hij terzelfdertijd Seth i.p.v. Horus als totemdier aannam.


    Het was R. Weill5 die het eerst de hypothese naar voor bracht dat het om twee verschillende koningen zou gaan. J. Saint Fare Garnot6 daarentegen stelde opnieuw voor om deze namen tot ййn koning te herleiden. Lacau and Lauer 7 legden de nadruk op het feit dat de laatste namen van de Tweede Dynastie allen gebaseerd waren op het werkwoord "peri" (Peribsen, Perenmaat, Perenka) en ze stelden de gelijkenis vast tussen de titel van Sechemib "Inw Chaset" ( d.i. tribuut of veroveraar van de vreemde landen " en deze van Peribsen "Inoe Setjet" (d.i. veroveraar van Setjet)8. Waarbij dan met Setjet niet een stad binnen Egypte maar Syriл-Palestina zou bedoeld worden. Daarnaast moet er zeker een nauwe verwantschap tussen beide namen bestaan gezien ze beide de elementen ib en per bevatten. Men zou de naam van Sechemib-Pernemaat kunnen opvatten als een propagandamiddel waarbij de koning de terugkeer naar de Maat ( d.i. de goede rechtsorde, die door zijn voorganger niet gerespecteerd werd) en de terugkeer van de Horus totem voorstaat. Maar evengoed kan het als een argument worden beschouwd voor de naamverandering van Peribsen naar Sechemib-Perenmaat en voor de identiteit van beide koningen.


    Wildung en later Barta9 daarentegen stellen de theorie voorop dat Sechemib identiek was aan Oeneg en Peribsen aan Sened. Deze stelling is echter onhoudbaar. De redenen werden voldoende besproken onde het hoofdstuk van Sened.


    Meer recent is men eerder geneigd om Sechemib te laten volgen op Peribsen en aan Chasechemoei te laten voorafgaan. De inscripties op de zegels van Sechemib zijn immers alleen gevonden in de structuren toebehorende aan Peribsen te Abydos ( graf en omheining). Dit is voor de voorstanders van de gelijkheidstheorie een argument in hun voordeel.10. Maar voor hun tegenstanders werd het als zeer belangrijk aanzien dat deze zegels alleen bij de ingang gevonden werden. Zij stellen dan ook dat dit het gevolg was (zoals in het geval met Qa'a en Hetepsechemoei en ook met Chasechemoei en Netjerichet) van de viering van de begrafenis van zijn voorganger Peribsen door Sechemib. Wat er ook van zij veel jaren kan hij niet geregeerd hebben en eigenaardig genoeg is na meer dan een eeuw opgravingen te Abydos zijn graf aldaar nog niet ontdekt.


    Een laatste theorie is nog dat Seth Peribsen zijn naam zou veranderd hebben in Horus Sechemib, dus het tegenovergetselde van wat een eeuw geleden werd voorgesteld. Hiervoor zijn noch overtuigende argumenten pro noch contra.


    Waar we echter terdege rekening moeten mee houden is het volgende feit. Van Peribsen werden nooit inscripties gevonden te Sakkara. Daarentegen van Sechemib werden er wel gevonden in Djosercomplex (cfr infra). Dat Peribsen vrijwillig uitgesloten zou zijn als ketterkoning uit de collectie van de Djoser vazen wordt als hypothese tegengesproken door het feit dat zijn cultus nog werd gevierd te Sakkara tijdens de eerste helft van de Vierde Dynastie zoals blijkt uit het graf van Sjeri11


    Wat hier wel een verklaring voor zou kunnen zijn is het feit, dat vermits Peribsen slechts in het zuiden regeerde er dus te Sakkara geen graven van edelen die hem onderworpen waren en die dus van hem als koninklijke gift vazen gekregen hadden waren. Als er geen graven waren kon Djoser of voor hem Chasechemoei er ook geen nemen. Dat er dan wel van Sechemib waren kan dan als volgt verklaard worden: Sechemib zou na Peribsen hebben geregeerd maar reeds geprobeerd hebben en misschien gedeeltelijk of tijdelijk geslaagd zijn in de herovering van het noorden waardoor er dus in Noord-Sakkara wel ( maar tot hiertoe voor ons nog onbekende ) private graven met vazen en opschriften van hem waren waaruit deze door Djoser konden worden verwijderd. Het is trouwens niet zeer waarschijnlijk dat deze vazen uit het zuiden zouden komen. Er is bovendien nog nooit en vaasfragment van Sechemib-Perenmaat in Abydos gevonden.


    J. van Wetering heeft recent voorgesteld om de L)vormige Ptahhotep omheining ten westen aan van de Djoserpyramide aan Peribsen toe te wijzen ( cfr Peribsen ). Deze verondertselling wordt bijna niet ondersteund door archeologische argumenten maar andere argumenten die er op wijzen dat men deze omheining niet mag toeschrijven aan de Derde Dynastie maken dit een aantrekkelijke hypothese. Maar ook Sechemib zou in aanmerking kunnen komen als eigenaar van deze omheining en in dit geval zouden de vazen uit het Djosercomplex van heir kunnen komen. Momenteel is dit zuiver speculatief echter.


    Een belangrijk argument voor de volgorde Peribsen, Sekhemib werd naar voor gebracht door Jean Pierre Pдtznick in verband met de zegelafdrukken gevonden te Elephantine 12. De epigrafische en palaeografische studies ervan schijnen er immers op te wijzen dat Seth (of Ash) Peribsen voorafging aan Horus Sechemib (die ook een verschillend personage zou zijn ). Deze criteria kunnen ook toegepast worden op de inscripties van de stenen vazen en wijzen dan ook in de richting van een volgorde:Peribsen-Sechemib-Chasechemoei). Vooral de vergelijking van de horizontalke inscripties van Sechemib en Chasecemoei wijzen in die richting.


    Pдtznick is ook voorstander van de god Asj als totemdier eerder dan Seth zoals men gewoonlijk anneemt. F. Raffaele denkt dan ook dat er een stricte relatie tussen deze twee goden en hun functie bestond in de Vroeg Dynastische tijden. Hij gaat zelfs verder door te veronderstellen dat in de Tweede Dynastie de naam Seth (gespeld als "Soethesj") gevormd werd door syncretische versmelting van de twee godheden Seth en Asj (Sethesj). Actueel is het echter onmogelijk om dit te bewijzen zelfs niet op liguпstisch gebied.






    De koningslijsten zijn van weinig nut voor het probleem ze wijzen een lacune (hoedjefa) aan voor Chasechemoei ( Bebti , Djadjatepi) The later king list univoquely hand down a lacuna (hwdjefa) en citeren slechts de Memfitische koningen van deze periode met weglating van Peribsen en Sechemib.





    Tot slot : De gelijkenis van de horizontale inscriptie van (n 95) van Chasechemoei ( onder)uit de zuidelijke tombe van het Djoser complex met deze van Sechemib ( boven) enerzijds en het feit dat in andere inscripties van Sechemib de verticale stijl zoals deze gebruikt werd door Peribsen (rechts) op de vaten uit Abydos wordt aangehouden, samen met het gebruik van de valk als totemdier op de serech en de hierboven reeds aangehaalde argumenten, laten onze voorkeur toch uitgaan naar de veronderstelling dat Sechemib na Peribsen en voor Chasechemoei zou hebben geregeerd


    Vondsten

    • Zegelafdrukken gevonden te Abydos



      In Abydos, Sakkara of elders in Egypte werden geen monumenten gevonden die aan hem konden worden toegeschreven. Al wat van hem bekend is zijn de zegelafdrukken met zijn serech gevonden in het graf van Peribsen (Oemm el Qa'ab graf P) en in de begrafenis omheining, het "Middenste Fort" genaamd. De zegelafdrukken worden uitvoerig besproken door Kaplony13. De aanwezigheid van zegelafdrukken van Sechemib in het graf en de omheining van Peribsen zijn dan het bewijs als we annemen dat het om twee verschillende koningen gaat dat Sechemib elders te Abydos of ergens op en andere plaats begraven is.


      Zoals reeds hoger gezegd zijn er in Abydos geen vazen of potten van Sechemib gevonden . Spencer's (Early Dynastic Objects in the British Museum) nr. 277 is van onbekende oorsprong maar er wordt van beweerd dat de vindplaats Abydos zou geweest zijn.



    • Vaasfragmenten te Sakkara



      ()
      Naam Teksten (Kaplony,Helck)
      Trap Pyr.
      Bronnen
      Horus (Sechemib)
      -
      1 (M.D.A.I.K. 20 n.52)
      Horus + Seth/Ash ?
      -
      2 (Spencer, E.D.O. n.277-8)
      Nesoet-biti/Nebti (Sechemib Perenmaat) + Inoe- Chasoet, Iz Djefa, Per Nesoet, Per Sjena, Iri Chet Nesoet
      allemaal op fragm. uit gallerijen
      n.87-94 .....................8
      9 (Kaplony, B.K. n. 28)
      Nesoet-biti/Nebti " " : Oer, Per-Noe (?), Hem-Netjer Cherti
      -
      1: Kaplony, Steingefasse n. 19



      Daarbij komen nog 8 fragmenten van stenen vazen uit het Djoser complex te Sakkara14. Deze werden gevonden in het puin van de oostelijke gallerijene VI en VII. 15


    • Andere vondsten

      Daarnaast is er nog de zegelafdruk gevonden in het puin te Elefantine, dat toegeschreven wordt aan het deel van de stad stammende uit het Oude Rijk.16.


      Vrij recent werd nog een fragment van een zegelafdruk met Sechem(ib)-Perjen(-Maat) Horus naam gevonden te Oem el-Qaabin het graf van Chasechemoei (V, op een verzegeling van een zak vuit kamer 31-33, direct ten noorden van de grafkamer), iets wat onrechtsreeks pleit voor een volgorde van opeenvolging Sechemib, Chasechemoei. 17


      Als laatste nog een albasten vaas van onbekende afkomst 18.




    1. Quirke 1990: "Who were the farao's ? A history of their names with a list of Cartouches; p 45. Kaplony 1963, en Helck1979, p 132 zijn voorstanders van de tweede hypothese
    2. Grdseloff 1944 , "Notes d'epigrafie archaпque", p 295; Emery 1963,"Het Oudste Egypte", p 83; Shaw en Nicholson 1995, "The Britisch Museum Ancient Dictionary of Ancient Egypt", p 220; Dodson 1996, "The mysterious Second Dynasty" KMT 7,2: p 25. Zijn voorstanders van de eerste hypothese.
    3. Royal Tombs... II, 1901 p. 31
    4. Royal Tombs... II, 1901 p. 53 n.49
    5. R.Weill, 1908 , "Les Oroigines de l'Egypte Pharaonique 1иre partie. La IIeet IIIeDynastie" 1908 p. 119-26
    6. J. Saint Fare Garnot B.I.E. 37 p 317v. Andere artikels over de zogenaamde Seth revolutie in Newberry A.E. 7, 40ev ; Cerny in Grdseloff, ASAE 44, 279ev
    7. Lacau and Lauer, 1959, "Pyramide а degrйs IV, 2 p.43
    8. Zie voor de namen van Peribsen en Sechemib ook G. Godron, B.I.F.A.O. 57 p. 150ev en B. Gunn A.S.A.E. 28 p. 156 n.4
    9. Wildung 1969, in 'Die Rolle...' 1969 en Barta 1981, in Z.A.S. 108. 10. Petrie 1901: pl XXI.164-172 ; Ayrton & al. 1904: pl IX.3 .
    11. Zie hiervoor de bijdrage over Sened. Bovendien nog dit in de oostelijke gallerijen werden twee zegels van Chasechemoei gevonden die afkomstig waren van de koorden waarmee de zakken waarin de vazen zaten waren toegeknoopt. Dit wijst erop dat Djoser de uitrusting van de begrafenis van Chasechemoei maar ook van Ni-netjer en mogelijks van Horus Za. hergebruikte voor eigen doeleinden cfr W.Helck 1979, in Z.A.S. 106.
    12. Pдtznick MDAIK reports espec.: MDAIK 55, 1999, 166-173 en MDAIK 51, 1995, 179-184.
    13. Peter Kaplony 1963, I.A.F. I, II, III (figuren). De Abydos zegelafdrukken in I.A.F. III zijn van Petrie R.T. II pl. 21 n. 164- 172 (met lichte afwijking ), en van E. Naville- E. Peet - H. Hall, 'The Cemeteries of Abydos' pt. I, 1914 pl. 9.
    14. Lacau-Lauer Pyr.Deg. IV n. 87-94 (pl. 18) maar deze fragmente waren reeds eerder gepubliceerd door B. Gunn, A.S.A.E. 28 pl. 2 en door Firth - Quibell, Step Pyramid II pl. 88- 89. 15. Alle inscripties van Sechemib tot 1993 zijn bijelkaar gebracht in de " Quellenlist " van Jochem Kahl (Das System der Agyptische Hieroglyphenschrift Dyn. 0-3, 1994 p. 355-6 n. 2864- 2886) waar Sechemib voor Peribsen, wordt geplaatst (p. 7,8). 16. Leclant - Clerc 1993, Orientalia 62, p. 250; T. A. H. Wilkinson, Early Dynastic Egypt, 1999 p. 90-91; W. Kaiser, J.P. Pдtznick et al., in: MDAIK 55, 1999, 166-172).
    17. cf. Dreyer, in: MDAIK 59, 2003, 115, pl. 24b. 18. Kaplony 1965, p 24 pl. V fig. 52.

    23-03-2007 om 00:00 geschreven door ramsesje


    >> Reageer (0)
    21-03-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Peribsen (volledig)

    Peribsen (volledig )

    Inleiding

    Ondermeer Petrie ging er nog van uit dat de Dynastieke beschaving van Egypte het gevolg was van een migratie naar Egypte bewoners vanuit Aziл, die men vereenzelvigde met de "Volgelingen van Horus" en dus de koningen van de Eerste Dynastie. W. Emery dacht dan ook dat de primitieve bevolking aanhangers waren van Seth. Peribsen gaat nu op een bepaald moment de Horus boven zijn serech vervangen door het Seth dier. Voor Emery was dit het bewijs dat de oorspronkelijke bevolking nog iets te betekenen had en misschien wel in opstand was gekomen zodat de koning het opportuun vond om niet alleen het totemdier te verwisselen maar ook om van naam te veranderen. Zijn oorspronkelijke naam Sechemib zou dan Peribsen zijn geworden. 1


    Nu weten we echter dat de Dynastieke beschaving het gevolg was van een zich ter plaatse ontwikkelende cultuur. Waarom Peribsen dan verkoos om Horus met Seth te verwisselen is nog steeds een een mysterie. In de traditionele (en dus latere) mythologie was Seth de aartsvijand van zijn broer Osiris en dezes zoon Horus. Maar het is helemaal niet zeker en zelfs niet zeer waarschijnlijk dat de Egyptenaren in de archaпsche tijd Seth als een bedreigende god aanvoelden.


    Het lijkt dan ook wat ver gegrepen om in deze koning een soort van religieuze revolutionair te zien, genre Achnaton, zoals P.E. Newberry2 en na hem Cerny, Grdseloff, Emery en anderen deden. Waarbij de koning de cultus van Seth zou ingevoerd hebben in de plaats van de Horus-cultus. De documenten waarover we beschikken voor deze periode zijn immers te weinig expliciet om hierover uitsluitsel te kunnen geven. De periode tot de regeringsaanvaarding van Chasechem is uitzonderlijk obscuur maar het lijkt niet onmogelijk dat de ganse periode van de dood van Ni-Netjer tot het aantreden van Chasechem veel vredelievender kan verlopen zijn dan we eerder dachten. Met zelfs de mogelijkheid van een overeengekomen splitsing van het land in een noordelijk en en zuidelijk deel. Daarentegen zijn we wel zeker van een belangrijke oorlogsactiviteit bij de aanvang van de regering van Chasechem.


    F.Raffaele3 is er stellig van overtuigd dat de veranderingen in de koninklijke propaganda, die onbetwistbaar werden doorgevoerd door Peribsen, eerder als het gevolg van een diepe crisis in het midden van de Tweede Dynastie moeten gezien worden dan als de oorzaak ervan . Er waren zeker problemen en wat we nu zien zijn misschien alleen maar de middelen die aangewend werden om de crisis te keren.

    Anderzijds blijft het mogelijk dat deze verandering wel reлle politieke implicaties met zich heeft meegebracht of dat zij er het gevolg van was. Hoffman 4 denkt bijvoorbeeld in de richting van de ontwikkeling van een nieuwe ideologie van het koningschap.


    Sommigen zien niet alleen een verband tussen de verandering van de titel en de beslissing van Peribsen om begraven te worden in de necropool van de koningen van de Eerste Dynastie te Abydos maar ook met het feit dat men nergens, buiten Opper-Egypte, eigentijdse inscripties van hem vindt. Vandaar de veronderstelling dat hij misschien een afstammeling was van de Eerste Dynastie en dat hij alleen in Zuid-Egypte zou hebben geregeerd.


    Nog een andere hypothese ziet in hem een usurpator die alleen in Opper-Egypte regeerde en zich te Abydos, bij de koningen van de Eerste Dynastie liet begraven om zich te legitimeren.


    Er is nog steeds geen overeenstemming tussen de experten over de relatie tussen Peribsen en Sechemib Perenmaat. Door sommigen wordt deze laatste als een voorganger van Peribsen beschouwd door anderen dan weer als zijn opvolger en volgens nog anderen (ondermeer Emery) is Sechemib-Perenmaat dezelfde persoon als Peribsen die echter zijn Horus naam Sechemib in de Seth naam Peribsen liet veranderen. Een definitief bewijs voor ййn van deze stellingen is er niet. Maar nog een vierde hypothese die door D.Wildung en W.Barta werd gepropageerd dat Sened en Peribsen identiek zouden zijn lijkt mij toch definitief uitgesloten.


    Zoals we reeds zagen onder het hoofdstuk gewijd aan Sened werden een cultus van Sened en Peribsen samen gevierd te Sakkara tijdens de Vierde Dynastie . De twee koningen zijn hier duidelijk onderscheiden van elkaar en niets schijnt er trouwens op te wijzen dat Peribsen in die tijd als een ketter diende gebrandmerkt te worden. In tegendeel zijn cultus werd goed onderhouden.


    Peribsen's begrafenis omheining, nabij het Middenste Fort, te Abydos 5 bevindt zich naast deze van zijn opvolger Chasechem. Ook dit zou ongetwijfeld niet gebeurd zijn indien deze twee koningen vijandig tegenover elkaar zouden hebben gestaan.


    Zijn graf 6 (P)en dit van Chasechem (V) echter bevinden zich dan weer respectievelijk aan de noord- en zuidzijde van de necropool van de Eerste en Tweede Dynastie te Oemm el Qa'ab (Abydos)


    Besluit

    Als besluit kunnen we stellen dat de mogelijkheid van een splitsing van het rijk gedurende de Tweede Dynastie al bij al toch wel reлel is. De aanleiding hiervoor blijft obscuur maar zou kunnen berusten op een crisis factor of op de moeilijkheid om het ganse land effectief te besturen. Tekens van burgeroorlog zijn er echter niet vууr de regering van Chasechem. Indien deze koning diende te vechten voor de hereniging van het rijk was het zeker niet tegen een van zijn voorgangers te Abydos ( of het er nu ййn of twee waren doet er in principe niet toe) maar mogelijks wel tegen rivalen, die vanuit Memfis over het noorden regeerden. Immers inscripties van Chasechem(oei) tonen verslagen vijanden en vermelden een overwinning op de "Noordelijken", zonder verdere bijzonderheden echter over wie deze verslagen vijanden waren.


    Namen, tittels, identiteiten en de therorie over "de Periode van Seth"

    Zoals we reeds aangaven is er geen bewijsstuk dat aantoont dat Sechemib en Peribsen twee op elkaar volgende namen waren van ййn koning. Een zegel inscriptie gepubliceerd door Petrie7 draagt de naam Sechemib - Peribsen (deze laatste naam dan wel geschreven als Per-en-ib). Later werd aangetoond dat dit echter diende gelezen als Sechemib - Perenmaat. Het voorkomen echter van materiaal met de naam Sechemib in een context die, qua datering , steeds met Peribsen in verband wordt gebracht (ondermeer te Oem el-Qa'ab en de omheining van het "Middelste Fort" te Abydos) geeft aanleiding tot twee hypotheses:

    • ofwel veranderde Horus Sechemib/Perenmaat inderdaad zijn naam in Seth Peribsen
    • ofwel volgde de enen koning de andere op en herbruikte hij voor zijn eigen begrafenis de gebouwen opgericht door zijn voorganger of voltooide hij gewoon deze monumenten.


      Anderzijds stelt D.Wildung, hierbij gevolgd door W.Barta, voor om Horus Sechemib te beschouwen als dezelfde persoon als de nesoet-biti Oeneg en Seth Peribsen als de nesoet-biti Sened. Het dient gezegd dat er voor de combinatie Sechemib-Oeneg geen enkel bewijs pro of contra kan worden aangehaald. Dit geldt echter niet voor het koppel Peribsen-Sened. De inscripties op de valse deur van het graf van Sjeri (Sakkara Mastaba B3) maken een duidelijk verschil tussen Sened en Peribsen ( zie het artikel over Sened). Bovendien is Sened zeker niet de nesoet-biti naam van Peribsen want die naam kennen we. Het is eveneens Peribsen zoals blijkt uit zegels en vaasinscripties. Dus deze hypothese kan definitief verlaten worden.


      Laten wij nu eens de epigrafische en archeologische documenten bekijken om de reltieve posities van deze twee koningen ten opzichte van elkaar te bepalen


      Cilinderzegel met de cartouche3.1.1 en nesoet-biti naam van Peribsen

      Sechemib/Perenmaat en Peribsen zijn ofwel serech-namen of wel nesoet-biti/nebti namen. Op zijn minst vijf kortsondige opvolgers van Ni-netjer zijn alleen maar bekend onder hun nesoetbiti-nebti naam : Oeneg, Sened, Noebnefer, Neferkara en Neferkaseker ('Za' is ook voorgesteld als de Horus naam van Oeneg, maar dit is slechts een hypothesel). Om deze reden dacht Helck8 dat Ni-netjer misschien het rijk opgesplitste in twee delen en twee van zijn zonen aan het hoofd plaatste van respectievelijk Noord- en Zuid-Egypte.


      Seth naam van Peribsen is identiek aan zijn nesoet-biti naam

      De koning die in Memfis zetelde zou dan de nesoetbiti-nebti naam gedragen hebben en deze die in Abydos resideerde zou de naam in een serech gevoerd hebben. Dit heeft als gevolg dat de vijf genoemde koningen, tegelijkertijd met Sechemib en Peribsen van Abydos, zouden geregeerd hebben maar te Memfis. Om deze theorie te ondersteunen wijst Helck op het feit dat de bewuste vijf koningen geen enkel spoor hebben nagelaten in Opper-Egygte en dat Peribsen, maar ook Chasechemoei slechts sporadisch voorkomen te Sakkara. Dit kan natuurlijk ook op puur "archeologisch toeval" berusten maar er is waarschijnlijk meer kans om artefacten van de tijdens de regering van Peribsen en zeker van Chasechemoei te Sakkara te vinden (Gisr el Mudir, Trappyramide complex en de gallerijen van het westelijk massief) dan om de namen van Oeneg of Neferkaseker in Opper-Egypte aan te treffen. Want zelfs de drie eerste koningen van de Tweede Dynastie, die samen toch meer dan zeventig jaar regeerden, hebben niet bijzonder veel resten nagelaten te Abydos.


      Maar het probleem van de juiste begrenzing van de begraafplaatsen uit de Vroeg-Dynastieke Periode te Sakkara en Abydos is hierbij bijzonder belangrijk. Over het algemeen neemt men aan dat West-Sakkara nog wel eens veel meer materiaal zou kunnen bevatten dan West-Abydos. Al wijst Dr. Nabil Swelim er in een persoonlijke communicatie met F.Raffaele op dat er ook te Abydos niet ver van Oemm el Qa'ab nog een belangrijke massa graven en andere structuren te vinden zijn. Het zou interessant zijn  de opinie van Dr.Dreyer over dit probleem te kennen.


      Zes belangrijke zaken dienen uitgediept te worden om de zogenaamde "Sethiaanse Revolutie " van Peribsen en de waarschijnlijkheid dat hij alleen over Opper-Egypte geregeerd heeft en tevens zijn verhouding met Sechemib/Perenmaat te begrijpen.

      • 1) De betekenis van de koninklijke titels met name de Horus en nesoet-biti/nebti namen.
      • 2) De chronologie, annalen en koningslijsten
      • 3) De epigraphische data
      • 4) De archeologische betekenis en context van de monumenten te Abydos met name graf P te Oemm el Qa'ab en de omheining genaamd "Middelste Fort".
      • 5) Indirecte bewijzen voor de opdeling van het rijk
      • 6) Materiaal aangaande andere koningen.
        • 1. De betekenis van de titels

          a) Horus boven op de serech staat symbool voor het koninklijk paleis dat beschermd wordt door deze belangrijke god. Deze god wordt bovendien geпdentificeerd met de koning en het is dus de god-koning zelf die zijn eigen paleis, het land en al zijn inwoners beschermt. De sterkte en de betekenis van deze metafoor zijn van religieuze origine daar ze het concept van goddelijk koningschap, als oorsprong en oorzaak van het recht van de koning om het land en zijn inwoners als geheel te besturen, impliceren. De titel heeft dus een sterk religieuze betekenis.


          b)De nesoet-biti naam daarentegen heeft geen enkele religieuze betekenis. De titel legt vooral de nadruk op het geografisch aspect door de koning te assimileren met twee zaken ( bies en bij) die respectievelijk specifiek zijn voor het milieu van Opper- en Neder Egypte, die beide, vereend maar toch apart, het domein van de koning vormen.


          c/De nebti titel daarentegen heeft zowel een religieuze als een geografische waarde. Maar het is pas in een later stadium van het Oude Rijk dat deze titel apart zal gebruikt worden. In de Thinietentijd is hij dikwijls gekoppeld aan de nesoet-biti titel en is er vaak maar ййn naam voor de beide titels (vb. Nesoet-biti / Nebti Peribsen).




          Het is hoogst waarschijnlijk dat de koning zijn Horus naam verkreeg bij zijn troonsbestijging. De naam legde de nadruk op de magische of fysische kracht of op een andere eigenschap van de koning. , noemde een beschermingsgod, een totemdier, gaf een bedreiging, een doel, een wilsbeschikking of een wens te kennen (Christine Van Heertum, pers. comm. aan RF.Raffaele). Kortom deze naam was een programma, vergelijkbaar met de naam die de paus kiest bij zijn troonsbestijging. Het doel van de koning was een bepaald aspect van de god Horus, met wie hij geпdentificeerd werd, te benadrukken.


          Met uitzondering van de Seth naam van Peribsen was tot en met Snofroe de Horus naam de voornaamste naam. De nesoet-biti titel leidde de geboortebnaam in. Ni-netjer was de eerste koning die zijn eigen naam ook als Horus naam aannam. Hij had om deze reden, evenals Peribsen slechts ййn naam voor de drie titels ( met mogelijks nog Ren als vierde "Gouden" titel.


          Het lijkt erop dat de nesoet-biti een meer politieke en burgerlijke uitstraling had en bij voorkeur werd gebruikt in een burgerlijke-economische context. De Horus naam was heiliger en was meer bestemd voor een omgeving van ceremoniл, cultus, magie, oorlog, eigendomsrecht , begrafenis en religie. Dit is echter geen rigiede regel en het gebruik kon veranderen naargelang de periode in de geschiedenis en context ervan.


          Er zijn geen gevallen van naamsverandering van een koning bekend vууr Chasechem. Maar er dient opgemerkt dat we een dergelijke verandering maar kunnen constateren bij koningen met goed gekende en langdurige regeringen (zoals Pepi I, Menthoehetep II, Amenhetep IV). Voor obscure of weinig bekende koningen, zoals deze waarover wij het hier hebben, is het zeer moeilijk om het weinige bewijsmateriaal waarover we beschikken juist te interpreteren en alleen het gekoppeld voorkomen van beide namen kan enige zekerheid bieden en dan nog. Qa'a b.v. schijnt twee verschillende nesoet-biti namen gehad te hebben 9


          Maar aan de andere kant kan men veronderstellen wanneer een koning van naam verandert de eerste naam verworpen wordt voor de tweede en dat het gepaard voorkomen bijna een contradictio in terminis is. Het paar Horus Sechemib/Seth Peribsen heeft al even weinig zin als sa Ra Amenhetep (IV) - Achenaton. Merken we terloops op dat de geografische oorsprong van Seth dient gezocht in de regio van Ombos (Nagada) Opper-Egypte en niet in de Sethroл nome in de Delta.


          Wat was dan de correcte volgorde? Was het Horus Sechemib Perenmaat > Seth Peribsen > Chasechem? Waarom zou de volgorde Seth Peribsen> Horus Casechem > Horus-Seth Chasechemoei de voorkeur verdienen op Seth Peribsen>Horus-Seth Chasechemwoei > Horus Chasechem ? Vragen die allemaal onbeantwoord blijven


          Men heeft echter geargumenteerd dat gezien Chasechem de ketterse Peribsen versloeg hij na de overwinning het embleem van zijn vijand ( Seth dus) zou overgenomen hebben als een gebaar van verzoening tegenover de verslagen vijand. Maar we hebben hogergop al uitgelegd dat de vijand van Chasechem eerder in het noorden dient gezocht ( hetzij de koning van Memfis of rebellen in de Delta) en dat Peribsen niet echt in aanmerking komt. Maar om het ganse verhaal nog wat ingewikkelder te maken is er wel een kans dat Chasechem met Peribsen de strijd aanbond maar alleen maar als:

          A)de burgeroorlog zou zijn uitgevochten tussen de regerende families te Nagada (of Abydos) waarbij deze van Nagada dan de volgelingen van Seth en noordelijken fractie zouden zijn en de anderen van Hierakonpolis dan de volgelinegn van Horus en dus de zuidelijken.

          B)en als daarbij Horus Chasechem en Horus-Seth Chasechemoei twee verschillende koningen zijn de eene van Nechen en de andere van Thinis.

          Dit laatste zou dan evenwel betekenen dat tijdens deze stormachtige periode er koningen zetelden te Memfis in het noorden en te Nechen en Thinis in het zuiden waarbij dan pas na de eenmaking van de twee zuidelijke rijken het ganse land onder Chasechemoei zou verenigd worden . Tegen deze laatste theorie echter plijt de quasi pijnloze overgang Peribsen-Chasechemoei

          De eerste volzin in hiлrogliefen nml een zegelinscriptie(zie hierboven) zou eveneens naar Chasechemoei kunnen verwijzen :"Peribsen heeft de Twee Landen aan zijn zoon overgemaakt" waarbij deze twee te Abydos begraven koningen dan kunnen beschouwd worden als tot dezelfde stam behorend en met dezelfde bedoelingen strijdend, namelijk de vereniging van de twee landen, maar dat dit pas lukte onder Chasechemoei.

          I

          Indien dit nu allemaal zo is gegaan , waarom dan werd in de eerste plaats het land verdeeld. Als we aannemen dat Ni-netjer het rijk aan twee van zijn erfopvolgers naliet 10, dan kan men dit beschouwen als de verdeling over twee personen van een prerogatief dat voordien door een persoon met macht over de Beide Landen werd uitgeoefend. Dit moet als een zeer "on"-mythische en "on"-gewone situatie zijn overgekomen en zal niet zomaar zonder reden zijn uitgevoerd. Misschien hadden de kroonprinsen allebei evenveel rechten ( tweeling ?) of werd het toch zo voorgesteld door de koninklijke propaganda. Echt nieuw was de situatie nu ook weer niet want het probleem had zich waarschijnlijk al voorgedaan tijdens, de nog chronologisch onzekere opvolging post Qa'a (contra Dreyer) en werd bovendien ook weerspiegeld in de klaarblijkelijk zo uitgebalanceerde machtsverhouding tussen de koningen van de Eerste Dynastie, begraven te Abydos en hun hoge functionarissen, begraven te Sakkara. Mogelijks waren de koningen van This nog steeds niet in staat om de volle controle over een zo uitgestrekt gedeelte van het land ferm in de hand te houden en gaven ze hun macht door aan een dignitaris, die te Memfis resideerde en hier een macht bezat die bijna gelijk was aan deze van de koning. Een echte onderkoning dus.

          Deze delicta kwestie die verband houdt met de grootte van de graven te Memfis werd opgelost door Kemp en later door opgravingen van D.A.I.K. Aangenomen werd dat de koninklijke graven te Abydos, die kleiner leken dan deze van Memfis, in werkelijkheid wel groter waren omdat ze naast de echte graven te Oemm el Qaab ook de meer noordelijk gelegen begrafenisafsluitingen omvatten. Bovendien moeten we ook onthouden dat er een evidente pariteit en analogie aanwezig is tussen de koningsgraven te Abydos en de door de koning verleende graven voor een hoge functionarissen te Sakkara.

          Deze functionarissen waren het "evenbeeld" van de koning en moesten dus dezelfde autoriteit uitstralen als de koning zelf zowel in hun handelen als door hun monumenten. Waarom de koningen zo een macht verleenden aan deze vertegenwoordigers is nog een mysterie maar hoogst waarschijnlijk is het omdat op die manier de functie van de staat beter tonder controle te houden was of misschien om een zekere politieke of economische dreiging in toom te houden. Bij het begin van de Tweede Dynastie is de situatie omgekeerd. De koning en de hoofdstad bevinden zich nu te Memfis maar een crisis van de monarchie zou Ni-Netjer gedwongen hebben de macht te splitsen in twee bijna gelijkwaardige delen: de nesoet-biti koning te Memfis met misschien wat meer politieke macht en de Horus-Seth koning in het zuiden met mogelijks wat meer religieuze authoriteit. Het is niet onmogelijk natuurlijk dat een moeilijkheid in de successie of een economische factor ( denk aan de lage Nijlstanden onder Ni-Netjers regering ) ook een beslissende of alleen maar een onderschikte rol speelden in dit scenario.

          Initiлel zou men deze splitsing alls onvermijdelijk aanvaard hebben maar eens de welvaart terugkeerde in het land en er een sterke persoonlijkheid als Chasechem de witte kroon droeg zal de terugkeer naar de eenheid het eerste geweest zijn waar hij zijn aandacht op toespitste en bovendien ook verwezenlijkte.



        • 2.Chronologie, analen en koningslijsten.

          Chronologisch zijn er twee mogelijkheden: ofwel regeerden de ongeveer negen koningen van de Tweede Dynastie allemaal na elkaar ongeacht de plaats waar ze resideerden. Deze periode zou dan ongeveer 140-150 jaar hebben geduurd. Ofwel regeerden enkelen tegelijkertijd. De ene in Memfis de andere in This. Na Ni-netjer, zouden dan Oeneg, Sened, Noebnefer, Neferkara en Neferkaseker gedurende een twintigtal jaar in Memfis geregeerd hebben terwijl Sechemib - Peribsen de troon bezette(n) in This. In dit geval wordt de totale duur van de Tweede Dynastie teruggebracht op 120-130 jaar


          In de lijsten uit he Nieuwe Rijk kan men twee varianten onderscheiden. De lijst van Abydos kent slechts vijf cartouches toe aan de Tweede Dynastie: met alleen Wadjnes (Oeneg) en Senedj voor Chasechemoei (Djadjatepi). De canon van Turijn en de lijst van Sakkara zijn vollediger en gelijkvormig aan elkaar: na Wadjnes en Senedj vindt men er 'AaKa (Neferka), Neferkaseker en een aanwijzing voor een lacune11 gevolgd door Chasechemoei (Bebti). Manetho kan beschouwd worden als sterk aan deze laatste lijsten aan te leunend.


          Nu, zelfs al we zouden aanvaarden , zoals Wildung doet, dat Oeneg en Sened identiek zijn aan Sechemib en Peribsen (maar we hebben hogerop uitgelegd dat dit niet mogelijk is) dan nog ontbreken er koningen op deze lijsten. Waarom ?


          Alhoewel de lijst van Sakkara en de papyrus van Turijn gelijkvormig zijn moeten we deze toch apart behandelen de eerste heeft een meer religieus karakter en de papyrus is meer practisch van aard.


          De lijst van koning Sethi in de tempel te Abydos en de lijst (van iets latere datum) in het graf van Tjoeloi12, opzichter van alle werken vande koning, te Sakkara daarentegen hebben beide hetzelfde doel namelijk een positieve invloed uitoefenen op deze personen die de herinnering aan deze koningen levendig hielden door het schrijven van hun naam. Alleen op religieuze basis zou men hier die koningen uitsluiten die bekend waren als of deze waarvan men alleen maar vermoedde dat ze usurpator, vreemdeling of ketter waren. De Hyksos en de Amarna koningen worden dan ook niet vernoemd.


          Een koning zoals Peribsen was in de tijd dat men deze lijsten opstelde reeds een figuur uit een ver verleden. Het feit alleen dat men wist dat hij de god Seth op zijn serech voerde kan reeds genoeg geweest zijn om hem als een ketter te bestempelen; al voelde men dat in zijn tijd en op zijn minst tot in de Vierde Dynastie niet zo aan ( cfr valse deur in het graf van Sjeri),


          De papyrus van Turijn en de analen steen zijn meer betrouwbare documenten. Beide dateren echter ook van lang na de feiten (respectief de Negentiende en de Vijfde Dynastie) maar hun doel was een louter catalogeren van de regeringen en hun duur, een soort calender dus . Het waren geen religieueze objecten al kunnen ze wel in een tempel bewaard geweest zijn.

          De Hyksos worden in de papyrus van Turijn echter wel genoemd 13>. Dus de bedoeling van de schrijver is hier inderdaad het opsommen van de koningen en hun regeringsduur. Maar zonder dat hij wist ( zoals trouwens ook Manetho) dat de bronnen die hij copiлerde gelijktijdig regerende koningen soms niet naast maar achter elkaar opsommen.


          Het is dan ook buitegewoon spijtig dat er van de annalensteen (ca 2 m x 1m) slechts fragmenten resten. Aan de hand van deze fragmenten werd door het werk van W.Kaiser, W.Helck en W.Barta tussen 1961 en 1987 een reconstructie van de steen gemaakt. Hun reconstructies en conclusies zijn gelijkaardig maar zijn allemaal gebaseerd op de jaarlengte van de regeringen zoals ze niet alleen door eigentijdse documenten maar ook door de Papyrus van Turijn worden geleverd . Dit dient men steeds voor ogen te houden want de afmetingen van de steen zouden wel eens volledig anders kunnen uitvallen en een paar decimeter min of meer kan hem heel wat jaren schelen.





          Wat kan er nu al zo afgeleid worden uit deze reconstructies14? Lijn IV omvat ongeveer 120 jaar. Het rechtse derde vinden we Hotepsechemoei en Nebra (niet bewaard gebleven), het centrakle derde omvatte Ni-netjer (6 jaar rechts van de Palorme steen , 15 jaar op de Palermosteen, en circa 15 jaar links van de Palermosteen en circa 10 jaar op lijn IV van het Cairofragment ( onleesbaar) het linker derde (waarvan circa 5 jaar op het Cairo fragment na Ni-Netjer en nog ongeveer 35 jaar links vn deze steen.) zouden dan de koningen vууr Chasechemoei moeten omvatten. Chasechemoei moet in het begin van lijn V hebben gestaan onder Hetepsechemoei. De vermelding van een bronzen standbeeld op de Palermosteen V,4- heeft niets met zijn eigen regering vandoen. Het dateert van het einde van de regering van zijn opvolger, Nebka of Djoser. We mogen dus besluiten dat binnen de laatste 40 jaar alle koningen tussen Ni-Netjer en Chasechemoei dienen geplaatst.


          Hoe kunnen we nu best deze 40 jaar verdelen. We kunnen speculeren op 20 jaar ( elk vier jaar) voor de vijf koningen Oeneg, Sened ,Noebnefer,Neferkara,Neferkaseker en 16-20 jaar voor Sechemib - Peribsen. Als we aannemen dat de priesters van de Vijfde Dynastie deze steen gebruikten om de verlopen jaren in de geschiedenis van Egypte te kunnen bijhouden ( zoals een moderne kalender maar met jaren ipv dagen) dan kan men zich moeilijk voorstellen dat men gelijktijdig regerende koningen zo maar na elkaar opnam. In ons geval zouden de twintig jaar dat de koningen in Memfis regeerden en de twintig van de koningen in Abydos er dan samen veertig worden. Er zijn dus drie mogelijkheden:

          • Ofwel gaven de schrijvers van de analen verkeerde informatie omdat ze de juiste toedracht van de geschiedenis van een periode die ongeveer 10 generaties (250 jaar) voor hen lag niet meer wisten of maakten ze fouten in de interpretatie van de documenten waarover ze beschikten.
          • Of de steen zou een lijst van opeenvolgende koningen zijn en bechouwde eventuele overlappingen van regeringen als dusdanig.
          • Maar er is nog een mogelijkheid ! Namelijk dat de functie van de steen niet een soort almanak was, zoals dikwijls wordt verondersteld, maar dat hij ook een historisch verhalende functie bezat en dan kunnen er om verschillende redenen ook koningen zijn weggelaten.

          De veertig jaar omvatte dus waarschijnlijk de niet overlappende regeringen van de koningen van het einde van de Tweede Dynastie, al kan men ook veronderstellen dat op en of andere manier een aanduiding van overlapping kan zijn aangebracht. Maar vermits het hier om een monument van Memfitische strekking gaat lijkt het waarschijnlijker dat men de "zuiderlingen" niet heeft vermeld. Zo kan men bergrijpen dat Peribsen zonder als ketter of usurpator te zijn beschouwd toch uit de boot gevallen is. Maar dan komen we op een periode van veertig jaar die moet opgevuld worden met koningen als Noebnefer en Neferkaseker. Er zouden ongetwijfeld nog meer koningen hebben geregeerd dan de vijf die we tot nu toe kennen. Misschien wel tien of meer vermeldt F.Raffaele maar die zouden dan geen monumenten hebben nagelaten en ook niet op de lijsten voorkomen? Veertig jaar, als het ware een mini-tussentijdse periode met Egypte in de handen van totaal vergeten koningen ! Dit lijkt niet echt waarschijnlijk.


          Toch noteren we dat op de papyrus van Turijn en de Sakkara lijst een "hudjefa" ( een lacune in het originele monument of papyrus waarop men zich baseerde) voorkomt. Op beide lijsten komt het voor de verminkte naam van Chasechemoei en op de payrus is de lengte van deze periode bewaard; namelijk 11 jaar. Elf jaar is weinig ( maar niet onmogelijk) voor de duur van de regering van Peribsen. Bovendien weten we niet of de lacuna inderdaad een verwijzing is naar een onleesbaar deel van het oorspronkelijke document waarvan werd gecopiлerd ofwel dat de naam wel leesbaar was maar niet de moeite bleek om te vermelden. In elk geval is de schaarsheid van de overblijfselen een valide indicatie voor de relatieve kortstondigheid van deze critische periode.




      Vondsten

      Zegels



      Op sommige zegels wordt Peribsen vermeld met de titel "inw Setjet" d.i. tribuut ( veroveraar?) van Sedjet.15 Het determinatief voor stad ( ring met kruis erin) schijnt erop te wijzen dat deze stad binnen Egypte lag eerder dan dat het zou gaan om Syro-Palestina dat in het Egyptisch ook Sedjet genaamd werd. De stad is waarschijnlijk de identificeren met Sethroл16 in het noord-oosten van de Delta. In latere tijden was het een cultus centrum van de god Seth. Men zou kunnen aannemen, mits men dan ook aanvaardt dat Peribsen tevens in het noorden van het land regeerde, dat hij daar de eredienst van Seth zou hebben ingericht. Bewijzen kan men het echter niet.



      Sechemib. Veroveraar van de vreemde landen " heeft men gevonden op scherven van stenen vazen uit het Djoser complex. Verder zijn er echter van hem geen resten te Sakkara aangetroffen.


      Twee stиles17 ,waarvan Emery beweert dat Horus Sechemib er zijn naam liet op wissen nadat hij ze reeds had opgesteld in zijn graf te Abydos en de naam liet vervangen door Seth Peribsen 18 werden van hem gevonden vlak voor het graf toegeschreven an Peribsen te Abydos.


      Recent werd er te Elefantine een zegel gevonden van een ambtenaar werkzaam tijdens de regering van Peribsen.19. De ambtenaar wordt op de zegelinscriptie " de bezegelaar van alle dingen van Opper-Egypte" genaamd. Dit toont meteen aan dat er op zijn minst reeds tijdens het late gedeelte van de Tweede Dynastie 20 te Elefantine adminsitratieve staatstructuren bestonden . Het feit dat een dergelijk verafgelegen post zich ontwikkelde onder de controle van zo een staatsstructuur kan alleen maar een index zijn van de voorspoed en de expansie van de Egyptische staat en is moeilijk verenigbaar met een periode van sociale ne religieuze onrust. De welvaart schijnt zich evenwel slechts tot de koninklijke familie te hebben beperkt.


      Te Beith Khallaf werd in mastaba K1, die men dateert tijdens de regering van Djoser, niettemin een zegel van Peribsen gevonden21


      .

      Ongepubliceerd zegel .Dit specimen is niet gepubliceerd en de oorsprong is onbekend, het zegel bestaat uit een soort bruine kalksteen met witte strepen ( hoogte 2,04 cm diam. 1,94 cm., inwendige diam. 0,68 cm.) Deze informatie komt van F. Tiradritti22. Het is te vergelijken met een gelijkaardig zegelafdruk 23(maar dan zonder cartouche ) door Kaplony in 'Die Rollsiegel des Alten Reichs' II, 1981 tav. I. " gepubliceerd

      Vazen



      Nog eigenaardiger lijkt het feit dat Petrie in het graf van Merneith uit de Eerste Dynastie een fragmen van stenen vaas heeft gevonden waarop de naam van Peribsen voorkomt 24. De enige mogelijke verklaring hiervoor is contaminatie, mogelijks door Amйlineau die niet zo voorzichtig omsprong met de opgeraven voorwerpen.

      Verder vernoemen we nog een cylindrische vaas in rode kalksteen waarop in reliлf de serech van Peribsen voorkomt. De herkomst van de vaas in echter onbekend.


      Het Graf P te Abydos

      Zijn enige monument is zijn graf te Abydos. Die eigenaardig genoeg maakt het deel uit van de groep graven uit de Eerste Dynastie. De bovenbouw is volkomen verwoest en het enige dat rest is de met tichelsteen beklede put van de onderaardse bouw. Deze bestaat uit een centrale grafkamer omringd door een aantal magazijnen. Het is eerder een armtierig bouwwerk en de bovenbouw meegerekend kan het niet veel groter geweest zijn dan 21 bij 18.5 meter. Ongewoon is dat de ingang zich aan de oostzijde bevindt .


      Volgens J.Vandierx behoort het graf tot het type III-4 van Reissner.y Het graf is dus flink verschillend van de graven van het eind van de Eerste Dynastie waar het zich tussen bevind. Het is niet omgeven door bijgraven van hovelingen of dienaars. De toegang wordt niet gevormd door een trap maar door een hellend vlak dat uitmond aan de zuidwestelijke hoek van het gebouw op een nauwe gang als het ware een wandelgang die het geheel van kelder en magazijnen volledig omringd. Deze gang wordt in vier ongeveer gelijke delen verdeeld door 4paar deurstijlen daar de put onveer de vorm van een vierkant heeft en de deurstijlen bij de hoeken van de buitenmuur geplaatst zijn. deze wandelgang kan gezien worden als een ontwikkeling van de vier lange gangen in het graf van Qa'a en zal zoals deze dienst gedaan hebben als opslagplaats. De binnenmuur van de wandelgang vormt als het ware een tweede maar dunnere omheiningsmuur onderbroken door twee deuren een in het zuiden en een in het noorden van de westelijke wand.

      Door de ondergane verwoesting is het binnenplan niet duideleijk herkenbaar. Men herkent wel zes kamers, drie aan de west en drie aan de oostkant aangeleund tegen de binnenmuur van de wandelgang. Ze zijn van elkaar gescheiden door dunne leemstenen muurtjes en geven uit op een kleine gang vanwaar men gemakkelijk van de ene in de andere kamer komt. Aan de binnenzijde worden deze kamers afgesloten door de oost- en westmuur van de grafkelder . Via de noordelijke deur komt men in eerst in een kamer en daarna in een voorkamer van de grafkelder vanwaar men naar het westen toe in twee achter elkaar gelegen, rechtstreeks communicerende kamers belandt. In het zuiden waar alle muren verdweneen zijn, ook deze van de grafkelder kan men vermoeden dat er dire direct met elkaar verbonden kamers waren , begrensd door de binneenmuur van de wandelgang en zuidelijke muur van de grafkelder. Deze zelf is rechthoekig van vorm en de ingangspoort bevindt zich in de noordwestelijke hoek.Z

      De grafkelder is in te slechte staat om zekerheid te kunnen zeggen of hij een plankenvloer had en de wand met planken was afgezet. Deze hypothese lijkt nochtans geloofwaardig. In zijn rapport beweert Amйlineau dat hij sporen gezien heeft die er op wezen dat de tombe afgedekt was met een houten plafond analoog aan deze van de omringende graven. Reisner xy gelooft echterd at dit een interpretatiefout is en steunt zich op de algemene vorm van de constructie om te veronderstellen dat de grafkelder en misschien het gehele gebouw met overhellend ( en encorbellement) gewelf bedekt was. Petrie stelt zich tevreden met Amйlineau aan te halen maar maakt geen persoonlijke opmerkingen. De totale oppervlakte van de infrastructuur bedraagt 128,09 mІ waarvan slecht 18,76 mІ gevormd door de grafkelder. Deze cijfers wijzen er op hoe de magazijneen en de secondaire zalen zich ontwikkeld haden ten andele van degrafkelder . Deze trend zal zich nog verder zetten in het graf van Chasechemoei.

      In de nabijheid van het graf heeft men de beide steles met de gewijzigde inscripties gevonden

      1. W.Emery, 1963, "Het oudste Egypte" p. 81.
      2. P.E. Newberry, 1922, The Set rebellion of the IInd Dynasty, in: A.E. 7, 1922, 40-6.
      3. F.Raffaele website
      4. Hofmann , 1980, "Egypt before the pharao's " p. 351.
      5. Petrie, 1901, "Royal toms of the earliest Dynasties", II pl LXI
      6. Ayrton et al, 1904, "Abydos" part III, 1-5, pl VII; &pl IX.1, 2; Kemp 1966; "Abydos and the royal tombs of the First Dynasty JEA -52:13-22. - Petrie, "Scarabs and Cylinders" : pl. VIII ; id. A History... 7th ed. p. 26
      7. De eerste koningsnamen in cartouches dateren niet zoals nog al eens gezegd wordt uit de Derde Dynastie (Nebka, Hoeni) maar uit het midden van de Tweede dynastie. In Kaplony's boek "Die Rollsiegel des Alten Reichs' II, 1981 tav. I. " vinden we een zegel met een cartouche van Neferkaseker. Zoals gezien zou deze koning een paar jaar voor Peribsen te plaatsten zijn en dit zou dan indien het dateert uit de Tweede Dynastie de tweede bekende cartouche uit de geschiednis zijn Vууr deze van Peribsen en na deze voorkomend op een steen van Nefersenedjra. and before that of Peribsen.
      8. Helck , 1979, Z.A.S. 106
      9. Sen-op twee manieren geschreven en Shotep, plus warschijnlijk nog ..kt-wr (?).
      10. Helck Z.A.S.106,1979 p.132
      11. De zogenaamde "hudjefa". Goedicke J.E.A. 42 p.50) 12. El Alifi D.E. 26 p.11 besluit dat mogelijks dezelfde artist beide lijsten kan hebben gemaakt. 13. Ongenummerd fragment in R.C. col. X, beschreven door Gardiner 'Egypt of the...' in de appendix van zijn boek en in het VIIe hoofdstuk. 14. Helck, op.cit. p. 125 en Barta Z.A.S. 108, 1981 15. Petrie, 1901, op.cit, pl XXII.181
      16. Grdseloff 1944,, "Notes d'йpigraphie archaпque , ASAE
      44:295-299. Sethroл =Tell Aboe Seffeh
      17. Fisher 1961, "An Egyptian royal stela of the Second Dynasty"Artibus Asiae 24:45-56, 52, fig 7;B. M. 35597: A.J. Spencer , 1980 "Catalogue of Egyptian antiquities in the British Museum. V.Early Dynastic objects 16, pl.8-9(Cat.15)
      18. Emery 1963, Het Oudste Egypte p.81
      19. Het zegel werd gevonden in de area van de nederzetting ten noorden van de Satet tempel. Dreyer, in Kaiser et al:1987, "Stadt und Tempel von Elephantine", MDAIK 43 p.107-8 en 109, fig. 13a pl. 15a.
      20. Pдtznick in Kaiser & al, 1995, "Stadt und Tempel von Elephantine", MDAIK 51: p. 180
      21. J.Garstang , 1902, "Mahвsna en Bкt Khallaf",Egyptian Resaarch Account memoir nr 7: pl.X.8
      22.Egyptoloog aan de 'Civiche Raccolte Archeologiche e Numismatiche' in Milaan. Het zegel wordt beschreven in de cataloog 'KEMET - Alle sorgenti del Tempo' of the Archaic -Ancient Egypt exhibition in Ravenna (1998)
      23.Kaplony, 1965, "Bemerkungen zu einigen Steingefдsse mit archaischen Kцnigsnamen, MDAIK 20 :24 & 25, fig.51 (tekening), pl V fig 51 (foto)
      24. Petrie, 1900,"Royal Tombs of teh Fisrt Dynasty", I: pl.IV,7

    21-03-2007 om 00:00 geschreven door ramsesje


    >> Reageer (0)
    18-03-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.OFFERFORMULE DEEL III

    Titels van Osiris in de Offerformule



    Men noemt Osiris eerst en vooral de "nb Ddw =neb Djedoe" heer van Djedoe. Dit is Boesiris, het moderne Aboe Sir Bana of Aboesir. De naam is afgeleid van Per Asir, d.i. het huis van Osiris. Boesiris was de hoofdstad van de negende Neder-Egyptische gouw. Osiris zou hier vrij snel de gouwgod Anesti hebben verdrongen. De oude naam Djedoe is afgelied van de Djedpeiler ( het eerste teken in de naam) , die naar latere traditie de " ruggengraat" van Osiris zou verbeelden en als hiлroglief teken staat het voor Dd(djed). het teken heeft een notie van stabiliteit vanwaar Ddi stabiel zijn. De ruines van de stad zijn met de Osiristempel zoals deze door Herodotos beschreven werd zijn nog steeds niet opgegraven. Hoogst waarschijnlijk liggen ze ten zuidwesten van Samannoet aan de Sebenitische Nijlarm.

    Vermoedelijke ligging van Djedoe

    Bekijken we de hiërogliefen nu eens van naderbij dan zien we dat Djedoe niet geschreven wordt zoals hieronder onder nr 1 maar dat er een transpositie van de tekens is gebeurd . Omdat de tekens zo beter in het concept van het "esthetisch vierkant" passen is het piepkuiken "oe" naar achter verhuisd en het determinatief voor stad (de cirkel met de kruisende straten) dat normaal op de laatste plaats moet komen nu onder de hand "=d" geschoven. Er zijn trouwens zoals aangegeven nog alternatieve schrijfwijzen, die zelfs de relatieve datering van een tekst toelaten.

    De volgende titel is de nb AbDw = neb Abdjoe, of de heer van Abydos. Abydos lag in de achtste Opper-Egyptische gouw, deze van This. De oorspronkelijke God was Chentimentoe maar deze werd al snel verdrongen door Osiris en werd tenslotte als een verpersoonlijking van Osiris zelf beschouwd. Het is zelfs gebruikelijk dat men de naam Chentimentoe als een titel aan de naam van Osiris toevoegt in de offerformule. Aanvankelijk was Boesiris nog de stad van de cultus van Osiris maar ze werd langzaam overvleugeld door Abydos. Dit was voltrokken in het Midden-Rijk. Toen was Abydos "het" religieuze centrum van Egypte in verband met het hiernamaals, een echte dodenstad. "The place to be" voor een overledene. Dit had ondermeer te maken met het geloof dat Osiris aldaar begraven zou liggen. Iedereen, die het zich kon veroorloven, wou zou dicht mogelijk bij de meester van het hiernamaals begraven worden of er op zijn minst een cenotaaf of een kapel staan hebben. Niet in het minst de farao.

    De Osiris legende in het kort : Osiris, gehuwd met zijn zuster Isis, was koning van Egypte. Hij werd door zijn jaloerse broer Seth, gehuwd met hun andere zuster Nephtis, gedood en tenslotte in stukken gesneden waarbij de stukken over Egypte verspreid werden. Isis echter slaagde erin alle stukken terug bij elkaar te krijgen en ze terug leven in te blazen tot ze kon zwanger worden van hun zoon Horus. Horus, in het geheim opgegroeid, ging eens volwassen de strijd aan met Seth, waarbij hij een oog verloor maar uiteindelijk overwon. Zo werd Horus de belichaming van de levende farao en Osiris deze van de overleden farao. Osiris wordt dan ook voorgesteld als een overleden koning met alle regalia ( kromstaf en zweep) en met groene of zwarte huidskleur, die een allusie vormt naar de vruchtbaarheid van de Nijlvallei toe. Later zou dit principe zich veralgemenen en iedere overledene een " Osiris" worden.

    Chentimentoe betekent "hij die de eerets is van westerlingen " waarbij de westerlingen de overledenen, die op de westoever van de Nijl begraven werden, betekent.

    Een laatste titel van Osiris die we nog zullen bespreken is deze van Oenenefer wat staat voor " hij die verder perfect blijft" met een verwijzing nar zijn eigenaardige " post-mortem" potentie.

    18-03-2007 om 19:11 geschreven door ramsesje


    >> Reageer (0)
    14-03-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    DE OFFERFORMULE DEEL II : OSIRIS

    Gaan we nu terug naar het begin van de offerformule dan zien we dat in ons geval de godheid tot wie ze gericht was Osiris was. Osiris (Asir) was de centrale godheid in de begrafeniscultus van het Oude Egypte. De Egyptenaren schreven zijn naam op een raadselachtige wijze met een troon en een oog waarvan de klankwaarde ( waarover touwens nog steeds gedicussieerd wordt) inderdaad "Wsir= oesir of Asir" zou zijn. Wij zullen echter als lezing Asir aannemen en dit voornamelijk omdat we hiermee de parallel met de naam van Isis (Aset) benadrukken. Zuiver fonetisch staat de troon voor "st" en het oog voor "ir".


    Over de ethymologie van de naam en de oorspronkelijke herkomst van deze god bestaat nog veel onduidelijkheid. Hij was reeds vroeg een funeraire god waarmee iedere dode koning geïdentificeerd werd. Later zou dit gelden voor iedere overledene.

    In zijn heilige stad Abydos (AbDw =abdjoe) zijn geen sporen van hem uit de predynastische of vroegdynastische periode   gevonden  en het is ook niet zeker of Boesiris in de Delta, een plaats die vaak met Osiris in verband wordt gebracht wel de echte plaats van herkomst is van zijn cultus.

    Uit de schrijfwijze van zijn naam kan men vaak ook relatief afleiden uit welke  periode het geschrift stamt . Eerst werden troon en oog onder elkaar geschreven zonder determinatief. Sinds de Elfde Dynastie echter met determinatief en laat in de Twaalfde dynastie werd de naam geschreven met een oog onder draagbare zetel. ( fonetische betekenis eveneens "st"). Pas veel later kwam het determinatief of ideogram van Osiris met de atefkroon in zwang.
     

    Osiris met de antefkroon uit het graf van Nefertari, echtgenote van Ramses II (Negentiende Dynastie)
    wordt bijgewerkt.

    14-03-2007 om 14:25 geschreven door ramsesje


    >> Reageer (0)
    13-03-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Woordenlijst
    Vandaag werd de woordenlijst aangevuld.

    13-03-2007 om 22:33 geschreven door ramsesje


    >> Reageer (0)
    08-03-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.WOORDENLIJST
    Vandaag hebben we links boven een button bijgeplaatst die zal verwijzen naar de woordenlijst. Het is de bedoeling alle woorden die we gebruikt hebben en nog zullen gebruiken in deze woordenlijst op te nemen om het opzoeken te vergemakkelijken.  Let wel deze woordenlijst volgt de volgorde van het Egyptisch alfabet
    A i  ii a w b p f m n r h H x X s S k q g t T d D


    Milo Ronald

    08-03-2007 om 00:20 geschreven door ramsesje


    >> Reageer (0)
    02-03-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De offerformule

    De offerformule

    Een tekst die u op vele stelae zult tegenkomen is de offerformule. Hier zitten een drietal stereotiepe uitdrukkingen in waaronder het

    • 1.hotep di nesoet , een offer dat de koning geeft
    • 2.een stem die offert
    • 3. voor de ka van
    Vooral in de eerste twee uitdrukkingen wordt gebruik gemaakt van stereotiepe afkortingen

    De tekst is afkomstig van stela 558 in het British museum. De vertaling van de tekst luidt : een offer dat de koning geeft aan Osiris, heer van Djedoe, de grote god, de heer van Abydos (Abdjoe) opdat hij moge schenken een stem die offers geeft van [die offert in ] brood, bier, ossen, gevogelte, albast en linnen, alle goede en zuivere dingen waarvan een god leeft voor de ka van eerbiedwaardige Keii.

    We zullen deze uitdrukkingen één voor één onder de loupe nemen. Eerst het Hotep di nesoet

    We weten niet precies hoe al deze afkortingen tot stand gekomen zijn maar in het Midden-Rijk was het reeds een gestardaardiseerde formule. Hierachter kwam dan de naam van de God in dit geval Osiris op de schrijfwijze van zijn
    naam en titels komen we nog terug.

    En het volgende deel het:" peret heroe te heneket". Een stem die offers brengt van (brood en bier), hierdoor worden de offergaven van de koning doorgeschoven naar de overledene die ze nu aanbrengt aan de godheid.



    Bij deze vorm zien we dat peret heroe steeds geschreven wordt met het brood en bierteken erbij. Zelf wanneer er bij de offergave geen brood of bier aan te pas kwam werd dit nog zo geschreven. Ook kon het zijn dat brood en bier nadien nog eens specifiek werden geschreven. Deze tekengroep was dus tijdens de Twaalfde Dynastie een standaarduitdrukking geworden voor de offergaven zelf en zou vrij vertaald kunnen worden als "rituele offers". Deze zinsnede was toen reeds zo ver ingeburgerd en vastgeroest dat " een offerende stem" of "een stem die offers geeft" soms geschreven werd met eeen determinatief ( een offerbrood ) voor deze offers Zie hieronder.  


    Wat dit deel van de offerformule betreft kan men direct aanvangen met peret-heroe maar vaak wordt dit zoals in ons voorbeeld voorafgegaan door di=f (opdat hij moge geven). Het is zelfs zo dat men aan het voorkomen of afwezig zijn van di=f de stela kan dateren. Namelijk peret heroe alleen is karakteristiek voor de Elfde Dynastie, in het begin van de Twaalfde  Dynastie vindt men beide vormen maar tegen het midden van de Twaalfde dynastie alleen nog de vorm met di=f.

    Naast brood en bier worden nog andere dingen geofferd en deze zijn ook standaard afgekort. U vindt de uitleg in de figuur hieronder. Vaak wordt ook een aantal ( meest in duizenden) aangegeven door het nummer xA (cha) voor het offer te zetten. Ook de uitdrukking xA m (cha em) duizend van ( letterlijk duizend in)...wordt vaak gebruikt Andere offers zijn nog mrHt (merhet), olie, zalf- snTr(senetjer), wierook - DfAw, (djefaoe) voorraden of meer algemeen Htp of Htpt (hetep, hetepet) offergaven. De schrijfwijze hiervan kunt u weldra vinden een een woordenlijst die we gaan aanleggen van alle tot hiertoe gebruikte woorden. 


    Voor de Ka van ( voor de ziel van) is de standaard uitdrukking die aanduidt wie de offergaven gaat ontvangen. Meestal volgt hierop nog imAx(w) = imachoe = de "geëerde..." of "eerbiedwaardige..." en dan de naam van de overledene voor wie de offergaven bestemd zijn. Ook aan de stijl van deze formule kan men de stela relatief dateren. In de Elfde Dynastie gebruikte men  alleen imachoe en niet en-Ka-en, waarvan het gebruik pas opkomt in het begin van de Twaalfde Dynastie. De combinatie is gebruikelijk tot het midden van deze dynastie tot wanneer men op het eind van de Dynastie imachoe laat vallen om van dan af aan nog alleen en-Ka-en te gebruiken.

    02-03-2007 om 00:00 geschreven door ramsesje


    >> Reageer (0)
    15-02-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Neferkaseker of Neferkasokar

    Neferkaseker

    Neferkaseker volgt in de rij van nesoet-biti namen op Neferka in de lijst van Sakkara maar ook van Aaka in de Turijnse kanon. Een andere getuigenis van het bestaan van deze koning vinden we op een zegel warvan men niet juist de oosrsprong kent. Zoals op een gelijkaardig zegel van koning Peribsen ( in Milaan) bevindt de naam zich in een cartouche en is gevolgd door het epitheton " mry ntrw" geliefd door de goden wat maakt dat we niet helemaal zeker zijn of het zegel wel uit de archaïsche periode stamt.


    Zegel met cartouche van Neferka seker


    Maar als we aannemen dat Sened, Noebnefer, Neferkara, Neferkaseker, Sechemiben Peribsen elkaar hebben opgevolgd dan zou deze cartouche in tijd de tweede zijn die we kennen na de eerder vernoemde van Nefersenedjra op een tichelsteen1



    Het bewuste fragment van de papyrus Vindobonensis

    De laatste vermelding van Neferkaseker vinden we in een demotische papyrus afkomstig uit de Fajoem en daterend van de tweede eeuw voor Christus2. Het is een traktaat dat handelt over de planning en het bouwen van tempels. De papyrus is sterk beschadigd en fragmentair maar op lijn (8 of X+III) vinden we enkele woorden di door Reymond als n3.w-nfr k3t n snte werden geïnterpreteerd maar M. Smith3 interpreteert deze zin als N3.w-nfr-k3-skr en dus de naam van deze koning. Wat er hier precies bedoeld wordt en waarover het handelt kan men door de fragmentaire staat van de papyrus niet uitmaken maar de auteur veronderstelt dat het zou kunnen gaan om een project dat geïnspireerd was op een gebouw van Nefrakaseker. We weten bv, dat Thoetmosis III te Dendera4 een project had aangevat geïnspireerd op plannen uit de tijd van Pepi I en Choefoe (Cheops). De koning die in deze papyrus bouwheer is noemt 'Ahmes' (we kennen er twee één uit de Achtiende Dynastie en één uit de Zesentwintigste Dynastie) 5


    Eigentijdse inscripties, op misschien deze van het hoger genoemde rolzegel na, ontbreken. Geen privaat of koninklijk graf met inscripties van deze koning werd ooit gevonden..


    Algemen besluit bij deze drie koningen:Noebnefer, Neferka en Neferkasoker6

    Het is niet de eerste maal (en ook niet de laatste) dat grote vernieuwingen op godsdienstig, artistiek of architecturaal vlak hun oorsprong vinden in kritische perioden van de Oude Egyptische geschiedenis. Het midden van de Tweede Dynastie en haar weinig gekende koningen schijnt de bakermat geweest te zijn voor nieuwe religieuze denkbeelden zoals de cartouches en Seth naam( waarover later meer ) van de koning aantonen. In deze naam vinden we ook de eerste vermelding van de valkgod Sokar (Seker), alhoewel zijn bark waarschijnlijk al te zien is op de etiketplaatjes van de Eerste Dynastie en in een rotsinscriptie van de Wadi Fawakhir7

    De naam Sesochris bij Manetho is niet te relateren met Neferkaseker. Het is een vergissing of de naam heeft betrekking op een andere koning.


    1.Orientalia 57 p.300).
    2.Papyrus Vindobonensis (Wenen ) D6319.
    3.M.Smith, 1980, J.E.A. 66, p.173-4
    4.H.G. Fischer, "Dendera" p. 44 vgl.
    5.J.F. Quack, 2003, "Die Rolle des heiligen Tieres im Buch vom Tempel", IBAES IV, , p. 112).
    6.F.Raffaele website
    7. T. Wilkinson, 1999 "Early Dynastic Egypt", p. 170. Deze wadi ligt ongeveer 20 km ten oosten van de Wadi Hammamat site 5 graffito toegeschreven aan Nebra.

    15-02-2007 om 00:00 geschreven door ramsesje


    >> Reageer (0)
    14-02-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Neferkara

    Neferkara

    Neferkara is de tweede koningsnaam die alleen bekend is uit de latere lijsten. Gardiner vertaalde de naam zolas hij voorkomt op de Turijnse papyrus II,25 tals Aaka. In een nota bij zijn publicatie van de papyrus beweerde hij dat er het het teken O29, dat als aA getranslitereerd wordt, staat en niet het teken F35 (nfr). Beide tekens alhoewel alle twee verticaal zijn nochtans moeilijk door elkaar te halen daar het nfr teken toch steeds op een circel onderaan eindigt (Moller's palaeography). Staan we hier voor een vergissing van de schrijver van de papyrus ? De lezing 'Nfrka' echter past goed bij de naam Neferkara die op de Sakkara lijst na Sened komt.



    Neferka (?) and Neferkaseker op de Payrus van Turijn(II,25 and III,1 -Gardiner's transliteratie, 1959




    In zijn reconstructie van 1981 van de Annalensteen gaat W.Barta voorbij aan Gardiners lezing 'Aaka) en beschouwd Nefrekara en neferka als identiek.


    Koningslijst van Sakkara nr.8 en 9 : Neferkara and Neferkaseker


    Neferkara wordt zoals gezegd vermeld op de lijst van Sakkara als de achtstre koning na Sened en voor Neferkaseker. De naam vinden we verder niet terug tenzij op het einde van het Oude Rijk met Pepi II en zijn opvolgers. De samenstelling van de naam volgens het X+Y+Ra patroon is altijd beschouwd geweest al zijnde in de mode op het einde van het Oude Rijk . Anderzijds vinden we in de reeds vernoemde Nefer-senedj-ra, gevonden op een tichelsteen 2rond de tombe van Ni-netjer te Sakkara dezelfde constructie terug en deze moet zeker uit de Tweede Dynastie stammen. De mogelijkheid echter dat we in het geval van Neferkara met een misinterpretatie of een uitvinding van de schrijver uit het Nieuwe Rijk te doen hebben moet niet zomaar overboord gegooid worden. Manetho's Nepherkheres is vrijwel zeker gelinkt aan deze naam.

    1. Barta, " Die Chronologie des 1. bis 5. Dynastie nach angaben des rekonstruierten Annalenstens' in Z.Ä.S. 108, 1981 p. 11 ff en p. 19.
    2. Orientalia 57, 1988 p. 330

    14-02-2007 om 00:00 geschreven door ramsesje


    >> Reageer (0)
    11-02-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Noebnefer

    Noebnefer

    Samen met Neferkara en Neferseker behoort Noebnefer tot de minst bekende koningen van de Tweede Dynastie. Al deze namen zijn enkel gekend uit inscripties uit de necropool van Sakkara. Zoals we reeds onder Sened hebben besproken kunnen deze koningen gelijktijdig met Sechemib, Peribsen en Chasechem hebben geregeerd maar dan in Neder-Egypte. Meer waarschijnlijk echter regeerden ze in de 5 tot 10 jaar voor de zogenaamde lacune (hudjefa) die we terugvinden op de lijst van Sakkara en de Turijnse koningslijst. Na deze lacuna zouden dan Sechemhib en Peribsen hebben geregeerd. Belangrijk om te vermelden is wel dat de namen van al deze vorsten vermeld worden voor de lacune. De periode na hun regering moet dan obligaat nog duisterder geweest zijn.


    Een andere hypothese echter laat vermoeden dat de beide lijsten de regering van Peribsen als deze lacune zouden laten voorkomen . Een beetje als een "damnatio memoriae (=vervloeking van de herinnering aan zijn naam)" door de schrijvers die in hun tijdperk ( we zullen zien dat dit niet zo was in de archaïsche periode) Peribsen en zijn religieuze hervormingen aanzagen als een ketter.


    Volgens Manetho is Chaires, die zeventien jaar regeerde, de zesde koning van de tweede dynastie. Volgens de Turijnse koningslijst werd Sened opgevolgd door Neterka en hoewel deze op de lijsten van Abydos niet wordt vermeld is het mogelijk dat Net(f)erka en Chaires dezelfde persoon zijn. 1. De regeringsperiodelbij Manetho lijkt mij dan wel wat overdreven.


    Men associëert Chaires van Manetho2 allen maar met Nwbnefer omdat dit de beste manier is om de volgende koningen bij Manetho n.m.l. Nephercheres and Sesochris te laten overeenkomen met Neferkara en Neferkaseker. Chaires kan echter wel mogelijks gelinkt worden aan een mysterieuze Kara, bekend van een zegel afkomstig uit El Kab3. Maar tenzij er ergens een fout in de lezing van de naam is opgetreden kan Chaires op geen enkele manier teruggebracht tot of afgeleid worden uit Nwbnefer.

    De naam Noebnefer komt slechts voor op twee inscripties op de befaamde vazen uit het Djoser complex 4 te Sakkara waar we het reeds herhaaldelijk over gehad hebben. De eerste vaas komt uit de oostelijke gallerijen onder de pyramide en de tweede uit de put in het zuidelijke schatkamer.




    Onder de nesoet biti tekens onderscheidt men duidelijk de gouden halsketting die staat voor nwb en het teken nfr.In het hwt (=paleis of tempel) teken merken we binnen duidelijk het bordspelteken Mn, gevolgd door t en een archaïsche vorm van het anch teken. Leesrichting:van rechts naar links en van boven naar onder.


    Beide inscripties zijn gegraveerde inscripties. Ze spreken beide over een paleis met naam "Hwt Mnt-'Anch Nswt-biti Nwbnefer" 5. Op de inscriptie Lacau en Lauer IV nr. 98 wordt hetzelfde gebouw Mnt-'Ankh in verband gebracht met de Gouden naam ( Rn) van Ni-Netjer. Noebnefer kan echter niet de nesoet-biti naam van Ni-Netjer zijn daar we deze kennen ( het is eveneens Ni-Netjer)6


    B. Gunn 7 vraagt zich af of Nwbnfr niet de nesoet-biti naam van Nebra zou kunnen zijn ? Dit kan wel juist zijn want vrijwel geen enkele inscriptie op de stenen vazen vermeldt de naam Nebra. En de nesoet-biti naam van Horus Nebra is niet gekend en Noebnefer is dus wel kandidaat. Dit zou ook perfect passen bij de opmerking van W.Helck dat Ni-Netjer's en Noebnefer's regeringen in tijd weinig uit elkaar zouden hebben gelegen. Uit een aantal associaties kan inderdaad worden afgeleid dat Ni-Netjer en Noebnefer vrijwel contemporain waren8In dit geval zou Ni-Netjer de directe opvolger van Nebra (noebnefer) zijn.


    Wat betreft de periode waarin Noebnefer zou hebben geregeerd postuleert W. Helck (op.cit) in zijn studie over de chronologie van de inscripties op de vazen in het Djoser's complex dat Nwbnefer in tijd dicht bij Ni-Netjer stond en mogelijks de derde in rij was na Oeneg en Sened.


    P. Kaplony 9plaatst Noebnefer tussen Oeneg en Sened.


    We zullen bij de volgende koning verder onderzoeken of Noebnefer dezelfde persoon kan zijn als Neferkara en Neferkaseker (beide ook nesoet-biti namen). Noebnefer wordt verder nergens genoemd in latere periodes. Deze koning kan slechts een paar jaar of misschien zelfs maar een paar maand hebben geregeerd . Er is overigens geen enkel monument noch koninklijk noch privaat gevonden waarop zijn naam bewaard bleef buiten hogergenoemde vazen.




    1. W.Emery, 1963, " Het Oudste Egypte" p. 83
    2. Dautzenberg in G.M. 94
    3. Petrie 'Scarabs and Cylinders' pl. VIII; id. 'History' 7.ed p.26
    4. Lacau en Lauer 1959. " Pyramide а Degrés IV Inscriptions gravées sur les vases", pl VI.3-4 (nos 99-100)
    5. Kaplony leest de naam als 'Nfr-nb' i.p.v. Nwbnfr
    6. T.Wilkinson 1999, Early Dynastic Egypt p.89
    7.B.Gunn A.S.A.E.28
    8. W.Helck 1979. "Die Datierung der Gefässaufschriften der Djoserpyramide", ZДS 106, p.124
    9. P. Kaplony, 1965 "Bemerkungen zu einigen Stengefässe mit archaischen Königsnamenn M.D.A.I.K. 20, p.1-46

    11-02-2007 om 23:53 geschreven door ramsesje


    >> Reageer (0)
    07-02-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    Sened (Senedi)

    NAAM EN INSCRIPTIES



    De nesoet-biti nam Sened is zowel aanwezig op de koningslijst van Sakkara (in het graf van Tjoeloi), de lijst van Abydos in de tempel van Seti I als op de Koninklijke Papyrus van Turijn(cat.1874) en dit steeds als vijfde koning1 van de Tweede Dynastie. Hij volgde zoals deze documenten aantonen Oeneg(Oeadjnes) op. Over zijn opvolger bestaat er minder overeenkomst want respectievelijk Neferkara, Djadjatepi (Chasechemoei) en Aaka worden in deze lijsten als dusdanig vernoemd.


    Ongelukkig genoeg zijn er geen goed bewezen eigentijdse bronnen voor deze koning. De meest overtuigende inscriptie is nog deze gevonden in de tempel van Chafra te Gizeh2. Het handelt om een hergebruikte schaal waarop "nswt-biti Snd" voorkomt. Het is mogelijk dat het handelt om een vaas uit de Tweede Dynastie alhoewel de epigrafie wijst op een lichtjes latere datum3(Derde Dynastie ?).


    Valse deur uit het graf van Sheri.Foto John D. Degreef, Caпro 1384


    Een inscriptie4 in het graf van Sheri (Mastaba MM B3), onbetwistbaar uit de Vierde Dynastie,13 toont een cartouche van koning Sened (zie figuur hierboven ). De titels van Sheri wijzen er dus op dat zijn begrafenis cultus te Sakkara werd gevierd en dat men zich deze koning nog herinnerde een hondertal jaar na zijn dood. De titels van Sheri zullen worden vertaald aan het eind van dit artikel5.


    Voor sommigen6 getuigen Sheri's titels voor een connectie tussen de begrafeniscultussen van Sened en Peribsen. Van deze laatste zijn alleen vondsten in Opper-Egypte bekend. Indien Sened in het zuiden zou hebben geregeerd en Peribsen in het noorden kan het naast elkaar vieren te Sakkara van hun begrafeniscultus betekenen dat, althans in het begin, de territoriale verdeling van het rijk zoals voorgesteld na de dood van Ni-Netjer op een vreedzame basis werd doorgevoerd7. Het feit alleen dat er een opzichter van de Oeab-priesters van Peribsen bestond in de necropool van Sakkara tijdens de Vierde Dynastie vertelt heel wat over ons gebrek aan kennis over de koningen van de Tweede Dynastie.


    Volgens andere geleerden zouden deze titels er eerder op wijzen dat beide namen Sened en Peribsen slechts ййn persoon aan duiden 8. De naam Snd die zou betekenen de "Verschrikkelijke", zou dan een pejoratieve naam zijn die men in het Nieuwe Rijk aan deze "ketterse" koning Peribsen heeft gegeven. De naam wordt echter beter vertaald als "Hij die vrees aanjaagt" en de koningen blijken duidelijk niet identiek te zijn. Immers een cartouche van Peribsen op een cilinderzegel in Milaan toont aan dat de nesoet-biti van Seth-Peribsen eveneens Peribsen en zeker niet Sened is9. Daarnaast zie ik niet goed in hoe de naam Sened pas in het Nieuwe Rijk zou zijn gegeven aan Peribsen terwijl beide namen reeds voorkomen op de valse deur in Sjeri's graf ( daterend uit de Vierde Dynastie). Bovendien is er een groot verschil in de afkomst van de bronnen van Peribsen en Chasechemoei en deze van de vijf eerste koningen van de Tweede Dynastie.


    Een ander document uit het Nieuwe Rijk dat nog de nesoet-biti van Sened vernoemt is de Berlijnse Medische Papyrus (3038), die qua inhoud trouwens sterk gelijkt op de papyrus avn Ebers. Van deze papyrus wordt gezegd (15,1 1-3) dat hij behoorde aan koning Hspti (of Chasti / Zemti = Den uit de Eerste Dyn.) die hem zou gegeven hebben aan zijn opvolger Send (dit is historisch onmogelijk want op zijn minst 7 koningen zouden gedurende ongever 120 jaar tussen beide hebben geregeerd). De naam Sened wordt hier met het hiлroglief Gard. G 54 (geslachte gans) geschreven10.




    Cartouche op riem van Berlijns brons 8433 cfr voetnoot 4 Wildung tav 4,1


    Op de rugzijde van de riem van een bronzen beeldje (Berlijn n° 8433) uit de periode van de Zesentwintigste Dynsatie staat eveneens in een cartouche de naam van Sened. De naam is geschreven op de archaпsche wijze met drie tekens (s-n-d). In elk geval bewijst dit dat hoe obscuur Sened ook moge wezen voor de moderne Egyptologie men zich zijn naam nog eeuwen na zijn dood herinnerde.11


    Vanuit de area van Ni-Netjer's gallerijen te Sakkara kent men een tichelsteen12met de cartouche naam van koning NeferSenedjRa. Dit is een aanduiding van de aanwezigheid van een offerschrijn of zelfs van het graf van deze koning in de nabijheid. Indien deze cartouche werkelijk op Sened zou duiden dan is het de oudst gekende cartouche naam die men kent en dus ouder dan deze op de zegels van Neferkaseker, Peribsen uit de Tweede en Nebka en Hoeni-Nisoeteh uit De Derde Dynastie.


    Sened kent men, net als zijn voorganger, slechts uit vondsten van Neder-Egypte (PM V, 90 die Sheri te Abydos localiseert is duidelijk een vergissing) en ook evenals zijn voorganger Oeneg is er maar ййn graf te Sakkara S 3014 (niet gepubliceerd maar blijkbaar uit de tijd van Oeneg) waar materiaal betreffende deze koning gevonden werd.


    HET GRAF

    De tombe van Sened is nog niet gevonden maar gezien de inscripties op de valse deur in het graf van Sheri13 moet het ergens in de necropool van Sakkara en mogelijks in de buurt van Sjeri's graf gezocht gezocht worden. Wel werd er, zonder overigens over duidelijke bewijzen te beschikken geopperd dat de gallerijen onder het westelijk massief van het Djoser complex hiervoor in aanmerking zouden komen

    De exacte plaats van Mastaba B3 te Sakkara is echter verloren maar het moet ongeveer in de omgeving van een plaats een 350 m (tot hoogstens 1500m )14 ten noorden van Djoser temenos geweest zijn waar zich nog andere graven uit de Vierde Dynastie bevindenen zoals Leps. 6 van Metjen.

    Een alternatieve locatie is in de necropolis van het Nieuwe Rijk, waar Horemheb's graf gelegen is (ten zuiden van de gallerijen A en B (graven van Hetepsechemwoei en Ni-Netjer)en ten oosten van het Sechemhet complex. Begin 2002 werd hier door Dr. Raven en R.Van Walsem15 van de Universiteit van Leiden een graf en gallerijen ontdekt behorende aan Merineith-Merira (een hogepriester van Aton te Memfis en Achetaton -tijdens de regering van de ketterse farao Achnaton uit de Achtiende Dynastie). Het ondergrondse deel bleek bijna geheel te bestaan uit herbuikte delen daterende uit de Tweede Dynastie ( we komen hier later op terug). Maar tot nader order zijn de graven van Sened en Oeneg voorlopig nog niet gelocaliseerd.16

    Delen van de muurreliлfs van de door Mariette 17 ontdekte Mastaba B3 van Sheri in Sakkara zijn verspreid over musea in de ganse wereld 18 : Cairo(1384), Florence (2554), London (B.M.1192), Oxford (Ashm.Mus. 794), Aix en Provence en een copij, naar het origineel in Caпro, van de valse deur in de Museo archeologico Napoli19.

    De laatste koningen van de Tweede Dynastie (Sechemib, Peribsen en Chasechemoei) zijn slechts vaag bekend te Sakkara (maar dit kan natuurlijk louter het gevolg van een "archeologisch toeval" zijn of meer waarschijnlijk te wijten aan de aanwezigheid van de uitgebreide bouwwerken van de Derde Dynastie die bij hun aanleg deze van de voorgaande dynsatie zouden vernietigd hebben ). Er bestaat dus nog een kleine kans dat nog vondsten van deze koningen te Sakkara worden gedaan. Minder waarschijnlijk is het daarentegen dat er te Abydos nog vondsten van de alleen in het noorden bekende fara's worden gedaan.


    Er is misschien een kleine kans dat Peribsen, Sened heeft opgevolgd 20 maar dan kunnen we Neferkara-Aaka, Neferkaseker, Sechemib-Perenmaat niet meer plaatsen in deze dynastie. Een interval van 10-20 jaar tussen beide koningen is in elk geval beter aanvaardbaar. Dan kunnen we in deze periode te Memfis Neferkara-Aaka, Neferkaseker, laten regeren en te Abydos Sechemib waarna dan Peribsen dan op de troon komt.


    Het voorkomen van hun cultusgoed dicht bij elkaar te Sakkara schijnt niet te wijzen op een breuk of burgeroorlog. Volgens F.Raffaele was er tijdens deze periode alleen maar een crisis ( zoals in de Derde en Vierde Dynastie ook voorkomt) spruitende uit moeilijkheden bij de opvolging, korte regeringen en economische en omgevingsfactoren en misschien de religieuze hervormingen van Peribsen, wat zich dan uit in een zwakke centrale autoriteit en een relatieve schaarsheid van de bronnen.Maar catastrofes of buitengewone gebeurtenissen dat niet.

    In een artikel van 1979 21(Z.A.S. 106 p. 120-32) bespreekt W. Helck de chronologie van de inscripties op de stenen vazen gepubliceerd door Lacau-Lauer in hun studie van het Djoser complex. Hij besluit dat Ni-Netjer opgevolgd werd door Peribsen,Sechemib en Chasechem in Opper-Egypte en ongeveer gelijktijdig met voornoemden en in vrede met hen levend door Oeneg , Sened , Noebnefer en mogelijks een tweetal ander koningen in Neder-Egypte. Het zou dan Chasechemi zijn die beide rijken terug verenigde. De titels van Sjeri zouden dan niet alleen aantonen dat Sened en Peribsen twee verschillende koningen waren en ze zouden tevens geen argumenten aanbrengen om aan te nemen dat Peribsen ook in Neder-Egypte had geregeerd maar wel dat beide rijken op goede voet met elkaar stonden (enige moeilijkheden later in de dynastie daar gelaten).


    P. Kaplony geeft in een studie over stenen vazen 22 een lijst van voorkomen van opschriften van de koningen na Ni-Netjer in volgende volgorde: Wng (10) Nfr-nb (2), Snd (1), Prj-ib-sn (2), Schm-ib /Prj-n-maat (10), Chaj-sechemwy (11). Wat opvalt is de posities die hij toeschrijft aan Nfr-nb (Noebnefer) en Sechemib-Perenmaat . Daarnaast blijkt hieruit dat het opschrift op de vaas ( met uitsluiting van de Nefersenedjra tichelsteen) de enige getuige is voor het bestaan van Sened darterend uit zijn eigen tijd.


    Wildung 23 besluit de paragraaf handelend over dit onderwerp aldus :" in ihm (Seth - Peribsen) nicht einen selbstandigen Herrscher zu sehen,sondern einen lokal gebundenen Aspekt des zusammen mit ihm in den Inschriften genannten Snd, der uns unter diesem Namen noch mehrfach in der spatern Uberlieferung begegnen wird ".

    BESLUIT

    Met de huidige kennis van zaken moeten we helaas besluiten dat men niet met zekerheid kan zeggen of Sened en Peribsen:
    1. twee verschillende koningen waren die onmiddellijk na elkaar regeerden. Grdseloff 24 stelt zelfs een vader zoon relatie voor.
    2. twee verschillende koningen waren wiens regeringen ongeveer 5 tot 20 jaar uit elkaar lagen met enkele korte regeringen er tussenin.
    3. twee verschillende koningen waren die gelijktijdig min of meer in vrede naast elkaar regerden te in Neder- en Opper-Egypte.
    4. ze slechts twee aspekten vormden van een koning waarbij Snd de naam van de koning in Neder-Egypte en Peribsen de Seth (=Horus) naam was van deze koning in Opper-Egypte. Deze laatste hypothese is echter de minst waarschijnlijke want zowel de titels van Sjeri als de cartouche met de nesoet-biti naam van Peribsen , eveneeens Peribsen op het cylinderzegel van Milaan (Milan Civ. Racc. R.a.n. 997.02.01) spreken deze theorie tegen.

      De reconstructies van de Analensteen laten voor de periode tussen de dood van Ni-Netjer en de troonsbestijging van Chasechem plaats voor een veertigtal jaar. Persoonlijk ben ik eerder geneigd te geloven dat een dergelijke periode beter past bij een reeks koningen die elkaar opvolgen dan bij een gelijktijdige reeks in Opper- en NederEgypte waarbij Sened en Peribsen twee verschillende koningen zouden zijn die mekaar niet direct zijn opgevolgd. Dit blijft uiteraard een hypothese.

      De tekst op de valse deur van sheri



      Tracht op zijn minst al de cartouches te vertalen morgen geef ik de transliteratie en overmorgen de vertaling



      Hieronder de transliteratie van de tekst. Let er op dat de cartouche van Peribseb vooraan werd gezet uit eerbied. Deze van Sened staat op zijn plaats in de bovenste zin maar eveneens vooraan in de twee andere. Sjeri bij alle zinnen helemaal achteraan is de naam van de ambtenaar.




      Vertaling :


      • Zin 1. De opzichter van de Oeab-priesters van Peribsen in de necropool van Sened in het paleis, en in al de plaatsen van hem ( van zijn cultus) de meester van de dingen vn de koning ( de verantwoordelijke voor  de koninklijke zaken ) Sjeri.
      • Zin 2.De opzichter (directeur) van de begrafenispriesters van Sened in de necropool, Sjeri
      • Zin 3.Priester van Sened in zijn graf, meester van het dak (?), Sjeri

    1.W.Helck, 1984 "Sened", LÄ:849<br>
    2.Steindorff in U. Hцlscher 1912:"Das Grabendenkmal des Königs Chephren", p.106.<br>
    3.T.Wilkinson,1999, "Early Dynastic Egypt", p.88<br>
    4.B.Grdseloff 1944, "Notes d'épigraphie archaïпque", ASAE 44:294;D. Wildung 1969," Die Rolle Ägyptischer Könige im Bewusstsein ihrer Nachwelt", MДS, pl.III.2;W. Kaiser, 1991, "Zur Nennung von Sened und Peribsen in Sakkara B3", GM 122:49-55
    5.F.Raffaele website
    6.T Wilkinson, 1999, op.cit. p 88<br>
    7.W.Helck, "Die Datierung der Gefässaufschriften der Djoserpyramide", ZДS 106: p.132<br>
    8.Barta, 1981,"Die Chronologie der 1. bis 5. Dynastie nach Angaben des reconstruierten Annalensteins, Z.Д.S. 108,p. 23-33.
    9.Seth-Peribsen moet één tot vier regeringen en zowat 10 tot 20 jaar later hebben geregeerd dan Sened.<br>
    10.D. Wildung 1969, op. cit. p. 45-51<br>
    11.D. Wildung 1969, op cit. p.51, tav. IV,1; p. 45-51 <br>
    12.Orientalia 57, 1988 p. 330<br>
    13. W.S. Smith "A History of Eg. Sculpture and Painting in the Old Kingdom' p.173' ;W.S.Smith 'A History of Egyptian Sculpture and Painting in the Old Kingdom' p.173" plaats de datering van Sjeri tussen het midden en het einde van de Vierde Dynastie. Helck dateert de mastaba van Sjeri tijdens de regering van Khafra (Khefren); cfr. i.e. id. in M.D.A.I.K. 15, 1957 p. 93 . Hij werd daarin gevolgd door Weill in "La IIe et la IIIe dynasties" 1908 p. 35, 333 en A.Moret "Fragments du Mastaba de Shery, prêtre des Rois Peribsen et Send' Fondation Piot 25, Paris 1922 ;p. 298 <br>
    14.A.Dodson, 1996, "The mysterious 2nd Dynastie", KMT 7:2 p.24<br>
    15.R. Van Walsem, Phoenix 47, 1/2 2001 p. 68-89<br>
    16. Voor de localisatie van zijn graf houde men in het achterhoofd
    <ol><LI>Dat Sjeri de begrafenis-cultus van Sened leidde wat ons laat vermoeden dat zijn graf zich te Sakkara bevindt (cf. Kaiser, in: GM 122, 1991)<LI> Oeneg moet een figuur van belang zijn geweest tijdens de regering van Ni-Netjer (misschien zelfs zijn zoon) en dit des te meer als hij blijkt identiek te zijn met Oer-Maaoe Oeadj-sen, bekend van de inkt-inscripties op stenen vazen gevonden in het Djoser complex. Het zou dan logisch zijn dat hij zijn graf zo dicht mogelijk bij dit van zijn beroemde voorganger zou laten oprichten. <LI> De hoegergenoemde tichelsteen met de cartouche van Nefer-Sened-Ra (en die zowel uit de archaпsche periode als uit de tijd van de Ramsessiden kan stammen) zou er in het eerste geval op wijzen dat het graf van Sened ( die in dit geval vrijwel zeker identiek is met Nefer-Sened-Ra) niet ver uit de buurt van de vindplaats moet liggen. Het artikel in Orientalia 57, 1988 p.330 specifieert echter niet de exacte schrijwijze van de naam Nefer-Senedj-Ra.<br></OL>
    17. A.Mariette 'Les Mastabas des l' Ancient Empire' 1889 p. 92-4; <br>
    18. Moret,1922, op. cit. wijdt een ganse studie aan al deze stukken; Wildung 1969 op. cit. p.47 n4.<br>
    19.F.Raffaele op zijn website <br>
    20. Zoals gesugereerd door Grdseloff 1944, op.cit. 294<br>
    21. W.Helck 1979, Z.Ä.S. 106 p. 132 <br>
    22. P. Kaplony, 1965 , "Bemerkungen zu einigen Steingefässe mit archaischen Königsnamen, M.D.A.I.K. 20 , 1965 p. 1 -46<br>
    23. D.Wildung ,1969, op.cit. p. 48<br>
    24. B.Grdseloff, 1944, op. cit. p 294<br>
    25. Verder nog W.Kaiser 'Zur Nennung von Sened und Peribsen in Sakkara B3' G.M 122, 1991 p. 49-55; W.Helck 'Thinitenzeit' p. 103-6; Vercoutter 'L'Egypte et la Vallee du Nil' t. I.


    07-02-2007 om 00:00 geschreven door ramsesje


    >> Reageer (0)
    05-02-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.BA

    Enkele bA-woorden

    1. We gaven reeds eerder in deze rubriek een aantal woorden die met kA , de ziel begonnen. Nu geven we een aantal woorden die met bA een ander aspect van de ziel uitdrukt maar dat we voor het gemak ook met ziel zullen vertalen. Op de eerst regel zien we hoe de ziel zelf geschreven wordt met het bA teken dat een jabiroe voorstelt een soort kraanvogel, om zeer precies te zijn de ephipiorhynchus senegalensis. Als ideogram dus met een streepje achter wordt het teken dus gebruikt om de ziel uit te drukken. Een variant is zonder ideogram streepje maar met een wierookvatje voor. Dit zegt ook wat het dient te zeggen en nog een andere variant toont een vogel met een mensenhoofd wat ook een ( maar eerder de pictografische dan de klankvoorstellende) afbeelding van het "ba" aspect van de ziel was. Hier is dan zowel het wierookvatje als ideogramteken bij aangebracht.

    2. Op de tweede regel gaat het om een meervoud met toch een wat bijzondere betekenis. Het wordt geschreven met drie jabiroevogels wat dus een gewone vorm van meervoud of met op het eind de meervoudsstreepjes. Verder is het woord identiek aan de laatste vorm van het enkelvoud maar komt er als determinatief of als ideogram een zittende koning bij. Het translitereert als bAw= baoe = en betekent de zielen van de overleden koningen van .....en wordt dan meestal gevolgd door de naam van een stad Ioenoe of Ion, Heliopolis bv.

    3. Op de derde rij staat het werkwoord " zijn", " een ziel bezitten". Ik bezit een ziel dus ik ben. Descartes was dus niet de eerste met zijn "cogito ergo sum" ( ik denk dus ik ben)

    4. Op de derde rij zien we dat "er zijn" voor de doorsnee Egyptenaar "werken" betekende vandaar bAk=werken met als determinatief een arm met de stok van de opzichter die zal slaan als het werk niet snel genoeg vordert . Verder de zelfstandigen naamwoorden bAK= dienaar , hij die werkt en met de vrouwelijke uitgang "t" erbij de dienares. Het geslacht kan ook afgelezen uit het determinatief man of vrouw aan het eind van het woord.

    5. Op de volgende twee regels zijn het been (b) en de gier (A), fonetische complementen voor ba= luipaardhuid. Het stukje staart en huid staat hier als determinatief. Voor de penis of bAH is het orgaan zelf in volle werking determinatief de bAH staat zo (mede) aan de oorsprong van het ba of het zijn. Er moet gewerkt worden voor er een nieuwe ziel of zijn aangemaakt wordt.

    6. Voegen we de bA-deel van de ziel (met het been (b) als fonetisch complement vooraan) bij het kA-deel van de ziel dan breekt er na de nacht ( ster als determinatief voor de tijd) een nieuwe morgen aan want BAkA betekent zowel "morgen" als de "morgen"

    7. Tenslotte nog een woordspeling als we in het Nederlands bakbak doen dan bakken we in het Egyptisch een cake. Het korreltje staat hier als determinatief wellicht als graankorreltje met het meervoud erbij om aan te duiden dat een cake uit veel korreltjes graan gemaakt wordt.

      Ik had wel graag eens geweten of jullie deze reeksen zinvol vinden. Mij lijkt het een aangname manier om wat woordenschat op te bouwen. Maar wat denken jullie daarvan. Ik heb nog nooit antwoord gekregen op mijn vragen maar ik blijf hopen.

    05-02-2007 om 20:37 geschreven door ramsesje


    >> Reageer (1)
    31-01-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.OENEG

    OENEG

    Men vermoedt, zoals hoger reeds werd aangegeven, dat er op het einde van Ni-Netjers regering een verzwakking van het centrale gezag is opgetreden met als gevolg een periode van troebelen, die pas een einde nam tegen het eind van de Tweede Dynastie. Het is zelfs niet onmogelijk dat het land uit elkaar viel en dat de nu volgende koningen niet over het ganse land heersten. Dit is mogelijks het geval voor Ni-Netjer's kandidaat opvolger Oeneg van wie er buiten Sakkara geen vondsten werden gedaan en wiens gezag zich mogelijks niet tot het zuiden uitstrekte. Over de oorzaken van deze crisis tasten we in het duister al kunnen de uiterst lage waterstanden bij de overstroming van de Nijl tijdens de laatste jaren van Ni-Netjer, zoals aangegeven op de Palermo steen, ons laten vermoeden dat mogelijks hongersnood of een andere economische factor aan de basis lag van de troebelen. Het is echter niet geweten of de opsplitisng , als er al een opsplitsing was, te wijten was aan een vreedzame opdeling van het land tussen b.v. twee broers of het gevolg van een oorlog.

    W. Barta's reconstructie van de annalensteen 1 geeft vijf jaar voor de duur van de regering van Oeneg wat zeer aanvardbaar lijkt.Volgens Manetho regeerde Tlas met wie we deze koning zullen vereenzelvigen zeventien jaar.

    NAMEN VAN DE KONING

    1. Nesoet-biti naam

      De nisoet-biti naam werd door B. Grdseloff2 gelezen als "Oeneg". Kaplony leest de naam als Sesjen of dus lotus bloem'3 .





      1.Naar Grdseloff (cfr voetnoot 2), 2 Naar T.Wilkinson4, 3. Naam zoals hij te vinden is op de Abydos lijst nr 12, 4. Naam zoals op de koningslijst van Sakkara nr 6

      Oeneg versus Oeadjes of Oeadnes, de naam zoals hij op de koningslijsten van Abydios en Sakkara voorkomt. Oeadj-nes is een verkeerde interpretatie van de naam door schrijvers van het Nieuwe Rijk. Dit is eenvoudig te verklaren het lotusbloemteken (Kahl S.A.H. m4, p.586), gelezen als Wng (oeneg) zou door de schrijvers van het Nieuwe Rijk verwisselt zijn het Gardiner M13 (wAD -oeadj) papyrus teken. In cursief schrift lijken de tekens ook heel sterk op elkaar. Mogelijks werden ook de fonetische complementen n+g in het Nieuwe Rijk omgedoopt tot n+s of het fonetisch complement g werd n+s. Op die manier ontstond dan het woord 'ns'. Oeadj-nes betekent in het Egyptisch 'fris van tong' en dit werd in het Grieks vertaald als "ougot-las" vanwaar de naam Tlas die Manetho gebruikt voor deze koning.Op de Sakkara lijst werd ns voorgesteld door een dierentong (Gardiner f20) die eveeens de fonetische waarde nes heeft.


      Maar er is nog een andere hypothese. Namelijk dat de naam Oer (of Hr=horus) Maaoe Oe-adjsen voorkomend op enkele inscripties van Ni-Netjers vazen aan de oorsprong zou liggen van Oe-adjes.


      Maar de interpretatie van Kaplony ( zie illustratie) namelijk dat bij de grote hiлroglief ( a.h.w. een aan de punt uitgerafeklde omgekeerde wortel) onderaan het Gardiner V7 teken zou staan ( met fonetische waarde sjen = boom) is niet overtuigdend. De fonetische complementen achter het teken zijn immers "s+n" en wanneer men Sesjen zou lezen zouden de fonetische complementen "sj + n" zijn en er kan geen twijfel over bestaan dat we hier een "s" hebben die volgt achter de grote hiлroglief, die op een boom maaar ook op papyruskolom en dus op een Oeadj lijkt. De lezing is dus Oeadj-sen of Oeadj-nes net zoals op de koningslijsten.


      Belangrijk om te vermelden is ook dat Oeneg de naam is van een godheid die voorkomt in de pyramidteksten.5


    2. Horus naam

      De Horus naam van deze koning is onbekend6


      D.Wildung en recent nog W. Barta1 associлren Oeneg - Oeadjnes met Horus Sechemib, bekend van de zegelafdrukken van uit het graf van Peribsen te Oemm el Qaab (Abydos). Zoals J.P. Lauer reeds aantoonde7 staat op de zegelafdrukken nergens de naam van Peribsen naast deze van Horus Sechemib zodat deze namen dus wel degelijk aan twee verschillende personen kunnen hebben toebehoord. Evenmin staat het onomstotelijk vast dat Horus Sechemib zijn naam veranderde in Seth Peribsen (zoals later Chasechem, Menthoehotep en Amenhotep IV hun naam zouden veranderen) en blijft dus alles mogelijk. Niettemin blijft de associatie Oeneg-Sechemib volledig speculatief en kunnen de drie namen evengoed aan drie verschillende personages hebben toebehoord.


      Daarnaast dient men ook rekening te houden met het feit dat Oeneg-Oeadjnes chronologisch dichter bij Ni-Netjer staat en Sechemib-Peribsen dichter bij Chasechem(oei).



      Vazen met vermelding van de Hoet-ka Hor Sa


      W. Helck heeft betoogd 8dat de Horus naam van Oeneg wel eens Sa9zou kunnen zijn. Inscripties van stenen vazen uit de oostelijke gallerijen beneden het Djoser complex vernoemen een 'Hwt-k3 Hrw S3' (Hoet-ka Horoe Sa, de zieletempel van Horus Sa). Volgens Helck zouden deze inscripties uit het tijdperk na Ni-Netjer stammen10. Francesco Raffaele11denkt niet en wel om epigrafische redenen dat deze Horus Za  zou thuishoren in de reeks van efemere koningen die volgt op Qa'a ( met o.a. Sneferka, Ba/Vogel) omdat de epigrafie van hun inscripties schijnt uit te sluiten dat ze na Ni-Netjer zouden hebben geregeerd. Anderzijds lijken de inscripties van Horus Sa, waarin zijn Ka-huis vernoemd wordt, goed op de inscripties die het Hoet-Ka van Hetepsechemoei vernoemen. Volgens Raffaele moet 'Sa' een andere efemere koning zijn die korte tijd te Memfis zou hebben geregeerd na het overlijden van Ni-Netjer of Sened. Inderdaad de 39 van hem bekende inscripties zijn meestal gekoppeld aan de naam van de ambtenaar Chnoemenii ( uit het tweede deel van Ni-Netjers regering) wat eerder zou suggeren dat deze Horus naam aan Oeneg, aan Sened of aan een totaal andere koning zou behoren.12


      Een andere inscriptie die het 'Hwt Ka Hrw Za' vermeldt werd in de jaren 1980 gevonden bij het graf van Maya13 Dit zou er kunnen op wijzen dat het recent ontdekte koninklijke graf dat werd hergebruikt door Merire-Merineith uit de late Achtiende Dynastie dat van Horus Sa zou kunnen zijn.


      Peter Kaplony 14 dacht de Horus naam van Oeneg te moeten zien in de Oengsechemoei op de recto zijde van het Caпro fragment 1 van de Annalen op lijn 4,9, boven de ruimte van het derde jaar. Dit zou het probleem oplossen en SA zou dan elders moeten geplaatst worden. Terzelfdertijd zou dit betekenen, daar de naam zich boven de ruimte die het derde jaar aanduidt bevindt, dat de regering van Oeneg niet langer dan 10 tot 12 jaar zou hebben geduurd maar dat ze evenmin zeer kort van duur kan geweest zijn want in het geval van een regering van 5 jaar of zminder zou de naam entitel reeds boven het eerste jaar moeten aanvatten om genoeg plaats te bieden aan de volledige titulatuur.15


      Voor de vollediheid vermelden we nog een andere hypothese van Kaplony omtrent de identiteit van Horus Sa 16. Namelijk dat Sa, de Horus naam zou zijn van de koning met de nesoet-biti Oer-Za-Chnoem 17, Djoser's vader en voorganger na een interregnum van 2 jaar en d 23 dagen. Sa zou dan een koning vande Derde Dynastie zijn.


      Als laatste opmerking nog dit: het is absoluut uitgesloten dat de Horus namen van Horus Vogel(die onmiddellijk na Qa'a moet komen) en nog minder Horus Ba of Swelim ( die bij de Derde Dynastie hoort) zouden worden in verband gebracht met Oeneg, Sened, Noebnefer of Neferkaseker.


    OBJECTEN VAN DEZE KONING

    Gegraveerde inscripties op vazen uit Noord Sakkara





    1. Vazen uit mastaba S3014:

      Het niet gepubliceerde graf S3014 te Sakkara18 ligt ergens in het centrale mastaba veld waar latere graven uit de Tweede en Derde Dynastie zoals S3012, 3009 19 in overvloed aanwezig zijn. Het ligt ongeveer 75 m ten zuidwesten van het graf van Hesire (S2405)20.De naam van de eigenaar is onbekend.


      Deze inscriptie werd niet gepubliceerd21 maar is zo gelijkvormig met een inscriptie van Ni-Netjer22dat men zich de vraag kan stellen of we hier niet opnieuw te doen hebben met een koning die een vaas van een voorganger liet herbewerken23


      Een andere stenen vaas uit deze tombe vermeldt de twee beschermgodinneen van Neder- en Opper-Egypte24, Oeadjet en Nechbet, zodat men zich kan afvragen of Oeneg toch niet over deze twee streken regeerde misschien alleen in het begin van zijn regering.


      F.Rafaele vermeldt zonder meer te specifiлren nog een derde inscriptie uit dit graf.


      Daarnaast dient men nog aan te stippen dat de tekening van een van de vazen in 1961 gepubliceerd door Lacau-Lauer,25 niet overeenkomt met deze die rond dezelfde tijd gepubliceerd werd door P. Kaplony 26 die een schets gebruikte die hem werd overhandigd door W.S. Smith27. Of is dit een andere inscriptie op dan een vierde vaas uit graf S3014?


      In de tekening van Kaplony (1) bevindt zich de t juist onder het nesoe teken, bij Lauer bevindt het zich meer naar links. (2) de bloesem van het oeng teken is eerder driehoekig dan ovaal gepunt. (3) de twee nebti tekens rechts zijn iets hoger gepositioneerd en niet kleiner van fromaat dan deze van de koningsnaam links (4) de nebti mandjes in de rechterkolom zijn verbonden met met de jz en de hoet tekens waarop ze geschreven zijn, waar ze dat bij Lacau-Lauer niet het geval is en waar het hoet teken ook twee Chekeroe's bezit; (5) de orientatie en orthografie van jz en hoet zijn volledig verschillend in de twee tekeningen (6) Oeadjet's mandje in de koningsnaam is getekend met twee lijnen erin waar bij Lacau-Lauer geen lijnen te zien zijn. Het kan bijna niet anders dan om een vierde vaas gaan ofwel moeten we veronderstellen dat W.S. Smith de schets zeer snel of uit het hoofd heeft gemaakt.


    2. Vazen uit het Djoser complex:

      De naam van Oeneg (nebti-nesoet-biti naam) komt voor op twaalf ( 7 volgens F. Raffaele)28 stenen vazen uit dit complex.29 Men dient er de nadruk op te leggen dat deze 7 inscripties "auf Rasur"30 gemaakt werden evenals deze van Qa'a, Hetepsechemoei, Nebra en Ni-Netjer en dat deze best nogmaals van nabij dienen te worden onderzocht en dat er nieuwere fotografische opnamen nodig zijn dan de foto's en tekeningen aanwezig in oudere publicaties31


    3. Vaas van onbekende oorsprong32

    Inscripties in inkt

    Andere stenen vazen met ditmaal inscripties in inkt en die gedateerd werden tijdens de regering van Ni-Netjer vermelden een Oer Maaoe Oe-adjnes of Oe-adsjen (wr mAAw waDns) die volgens Helck de volgende opvolger van Ni-Netjer zou kunnen zijn.


    HET GRAF VAN OENEG

    Het graf van deze koning werd nog niet gevonden. Het zou kunnen dat het zoals de graven van de eerdere koningen uit de Tweede Dynastie een reeks ondergrondse gallerijen bevat en kan zich dan mogelijks in het noordwesten onder het Noordelijke Plein van het Djoser complex bevinden. Een andere mogelijk is dat er ten zuiden van de gallerij-graven van Hetepsechemoei en Ni-Netjer nog koninklijke graven uit de Tweede Dynastie zouden bevinden, wat meteen zou verklaren waarom de afsluiting van Sechemchet trappenpyramide zich iets meer naar het westen bevindt. Beide areas zijn echter momenteel nog niet obderzocht en helaas werd de area ten oosten van Sechemchets trappenpyramide gedeeltelijk ontmanteld voor de aanleg van de pyramide en de verhoogde weg van Oenas


    Daarnaast werd nog en ander gebied voorgesteld n.m.l.het noorwestelijk deel van de begraafplaast uit het Nieuwe Rijk ten zuiden van het Djoser complex ergens rond de tombe van Horemheb.


    We herhalen nogmaals dat het graf van Merineith-Merire, hogepriester van Aton te Memfis en Achetaton tijdens de regering van Achnaton volgens de onderzoekers10 een hergebruikt graf is waarschijnlijk uit de periode van Oeneg en Sened en mogelijks zelfs het graf van ййn van beiden waarbij de voorkeur zou uitgaan naar Sened.





    Voor voetnoten en kleine tekst gebruik het vergrootglas aan 150 en 200 % boven in de linkerkolom





    Voetnoten:
    1. Barta, " Die Chronologie des 1. bis 5. Dynastie nach angaben des rekonstruierten Annalenstens' in Z.Д.S. 108, 1981 p. 11 ff en p. 19.
    2. Grdseloff "Notes d'йpigraphie archaпque" 1944 ASAE 44 p.288-291.
    3. Kaplony, "Inschriften der дgyptischen Frьhzeit" 1963, vol I p.638; Helck** 1987 p.103;-- Lacau an Lauer, "La Pyramide а Degrйs IV. Inscriptions Gravйes sur le Vases", 1959 Caпro, IFAO PDIV.1 n.101-107, PD IV.2 p. 50-53, PD V pl.11.
    4. T.Wilkinson, "Early Dynastic Egypt", 1999 p. 87. geeft de naam van Oenag zoals hij afgebeeld is op een inscriptie naar tekening in Lacau en Lauer, 1959 (cfr infra) plaat V.4.
    5. § 607d, 952 'want ik ben Oeneg, zoon van Ra, die de hemel ondersteunt, die de aarde geleidt en over de goden oordeelt' Faulkner A.E.P.T. p.164) in connectie met de God Ra (cfr. ook P. Kaplony in K.B.I.A.F. p.204 n.340).
    6. Wildung, "Die Rolle дgyptischer Kцnige im Bewusstsein ihrer Nachwelt" 1969, Berlin: Bruno Hessling.MДS 17;- W.Helck "Die Datierung der Gefдssaufschriften der Djoserpyramide" 1979 in ZДS 106, p. 131.
    7. in Orientalia 35 p.22.
    8. W. Helck "Thinitenzeit", p. 103;
    9. Hrw Z3 (Heroe Sa); Lacau Lauer op.cit PD V pl.6-7
    10. Horus Za/Sa heeft zeker niets te maken met Sa-nacht van de Derde Dynastie. Helck Z.A.S.106 p.129 ff.
    11. F.Raffaele, website, onder Wneg
    12. T. Von der Way, Zur Datierung des "Labyrinth-Gebaudes" auf dem Tell el-Fara'in (Boeto), in: GM 157, 1997, 107-111.
    13. J. van Wetering, The Royal Cemetery of the Early Dynastic Period at Saqqara and the Second Dynasty Royal Tombs, in: 'Proceedings of the Krakow Conference 2002); F.Raffaele, website onder Wneg.
    14. in 'Steingefasse...' 1968 p. 67 n.135; Excursus I and II.
    15. Wel is het zo dat we niet weten hoe op de Annalen de koningstitel en de naam van de moeder van de koning zouden aangebracht zijn als de koning slechts 1 of 2 jaar regeerde, een periode die de kort is om de volledige titulatuur in de beschikbare ruimte aan te brengen. Dit alles is moeilijk verifiлerbaar daar het Caпro 1 fragment in het museum met de recto zijde naar boven ligt en een goede foto niet beschikbaar is.F.Raffaele wensite onder Wneg
    16. Kaplony I.A.F. p. 380, 468, 611.
    17. Kaplony, R.A.R. I, 1977 p. 146-155.
    18. F.Rafaelle. website Wneg, note: De ligging van graf S3014 kan mogelijks onmiddellijk ten oosten van S3019, in de groep graven ten westen van het graf van Hesire, gelocaliseerd worden. Dit wordt ondermeer gesteund door Helck Z.A.S. 106 p. 12 ofwel en misschien nog waarschijnklijker tussen S3010 en S3020 (zoals door Reisner wordt aangenomen (in Tomb Development, 1936, p. 385 and 386 "group c", grotendeels uit de derde Dynastie).Hoe dan ook S3014, ogenschijnlijk niet meer dan een put, is te zien op fig. 97 van Encyclopedia of the Archaeology ...1999 p. 701, door K.Bard, op zo een 100 m. ten westen van S2302, dat toebehoort aan Ruaben een ambetenaar van Ni-Netjer (artikel geschreven door A. Tavares). We weten echter dat op zijn minst in ййn geval een identiek nummer S3518 aan twee verschillende graven werd toegekend en dat anderzijds het nummer 3512 nooit aan een graf werd toegewezen. Ik (Raffaele) denk dus dat S3014 op Anna Tavares' plan ofwel een vergissing ofwel een duplicatie van nummer is. S3014 wordt nergens op een plan van N. Sakkara tenzij op dit van Tavares gespot. (Zie ook A.J. Spencer, Orientalia 43, 1974 figure inset, G.T. Martin, JEA 60, 1974 (my 3014 / pencil E of 3019) en andere kaarten van Noord-Sakkara.
    19. met inscripties van Chnoemhotep, Lacau en Lauer op.cit. PD V, 5 fig. 10-11
    20. Zie hiervoor pl. 18 in Emery J.E.A. 56, 1970; alsook W.Helck in Lex. Ag.V,1985 p.399 ; Quibell 'Archaic mastabas' 1932 pl. I,II; Mariette 1889.
    21. Sakkara, 1930-31 onderzoek door C.B. Firth; 3 inscripties);--Lacau en Lauer, op.cit. IV. p 16 n.2.
    22. Lacau en Lauer, op.cit. n68.
    23. W.Helck,1979 op.cit. p. 124.
    24. 6. P.Kaplony "Bemerkungen zu einigen Steingefдsse mit archaischen Kцnigsnamen", 1965 MDAIK 20: p.7 fig 6 & 8, p.16 n 6; --W.Helck op.cit. p. 131.
    25. J. Kahl (1994) geeft 14 "Quellen" of bronnen voor Oeneg voor een totaal van 11 objecten (drie hiervan Quellen 2856-58, zijn stenen vazen met de gegraveerde nesoet-biti/nebti namen van graf S3014 in Lacau-Lauer, PD IV.2, 53; drie andere, 2859-61, zijn inkt inscripties van nummers/maten op dezelfde drie vazen. Lacau en Lauer, PD IV.2, 50 noemen zeven vazen uit de Trappenpyramide (allen op platen gereproduceerd) maar enkel lijnen verder lezen we dat het twaalf vazen zijn en het is naar dit laatste aantal, dat verkeerd moet zijn, waarnaar T. Wilkinson in "Early Dynastic Egypt", 1999, p. 88 refereert. 26. Lacau-Lauer, op. cit., fig. 5b.
    27. P. Kaplony, ZAS 88, 1962, nr. 6.
    28. 6a3. P.Kaplony, op. cit., 16.
    29. Lacau en Lauer, op. cit. p.19, n.105, p.20 n. 101-107.
    30. Lacau en Lauer op.cit. PD IV.1 platen 19-20 en Helck, in: ZAS 106.
    31. Lacau-Lauer,op. cit. PD IV 2, 31, n. 3.
    32. Kaplony, BK 1973, nr. 27.

    31-01-2007 om 00:00 geschreven door ramsesje


    >> Reageer (0)
    28-01-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Werkwoorden

    De werkwoorden

    Men onderscheidt verschillende klassen van werkwoorden in het Egyptisch. Maar laten we eerst het volgende zeggen: verschillende grammaticale begrippen in het Egyptisch komen niet overeen met de inhoud zoals wij die er aangeven. Een voorbeeld:

    Wanneer wij spreken over de infinitief (de onbepaalde wijs) in het Egyptisch van b.v. "horen" heeft dit niet dezelfde betekenis als bij ons. De infinitief van een Egyptisch werkwoord kan bijna worden gelijkgesteld met een zelfstandig naamwoord (substantief) n.m.l. "het horen" of "een horen". In dit opzicht wordt de infinitief vaak gebruikt als toelichting bij een afbeelding a.h.w. de benoeming of ondertiteling van de momentopname van de afbeelding. Zie onderstaande afbeelding. Het binden ( snoeren) van een boot = spt smH (de boot is een determinatief) het teken ervoor lezen we als mH en de rest zijn éénlettertekens). In dezelfde betekenis kan het ook staan als inleiding van een hoofdstuk of als spreuk. Er zijn nog vele andere mogelijkheden maar we zullen ons in het begin op deze toeleggen.

    HOE VORMT MEN DE INFINITIEF

    Wel dat zal afhangen van de klasse van het werkwoord. We zullen niet ingaan op alle klassen van werkwoorden maar in hoofdzaak vier klassen onderscheiden.

    • 1.De sterke werkwoorden met een stam bestaande uit twee of drie medeklinkers zoals dD (djed) spreken, sDm (sedjem) horen.Deze stam verandert over het algemeen niet in de infinitief en blijft dus sDm het horen

    • 2.De dubbelende werkwoorden met een stam die eindigt op een dubbele medeklinker zoals mAA (maä) zien. Houden in de infinitief hun dubbele eindmedeklinker ( in andere vormen echter zullen ze hem verliezen). Dus mAA het zien

    • 3.De zwakke werkwoorden die eindigen op een zwakke medeklinker i of w. Het moeilijke nu juist is dat deze i vaak niet geschreven wordt dit wordt aangegeven door in de transliteratie de i tussen haakjes te zetten. Enkel voorbelden zijn mr(i) (meri) liefhebben, Hsi (hesi) prijzen, in(i) (ini) gaan, iw(i) (i-oeï) vertrekken en iii (iïï) aankomen. Deze werkwoorden krijgen een t bij de stam. Mr(i).t ook mr.t geschreven in transliteratie. Hs.t, in.t, iw.t, ii.t.

      Deze t is hier een specifieke uitgang van de infinitief van deze werkwoorden en dus geen vrouwelijke uitgang t want iedere infinitief als zelfstandignaamwoord gebruikt is mannelijk.

    • 4.Het extra zwakke werkwoord (r)di (redi) geven. Het werkwoord is zwak en zou dus (r)d(i) moeten geschreven worden dit is niet echt exact want het teken met de arm en het brood of het brood staat voor "di" De r tussen haakjes aan het begin van het woord betekent dat de r soms ook niet geschreven wordt ( zie infra). Ook hier neemt de infinitief een t dus rdi.t of di.t

    28-01-2007 om 23:12 geschreven door ramsesje


    >> Reageer (0)
    21-01-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

     

    In Noord-Sakkara bevinden zich vijf graven van edelen met inhoud daterend uit de tijd van Ni-Netjer

    Een relatieve datering werd opgesteld door Helck1.De opzichter van de beeldhouwers (medjh gnoetioe) Roeaben behoort tot het eerste gedeelte van de regering van Ni-netjer, opgevolgd door Nihptiptah en in het laatste gedeelte van de regering door Khnoemneferhotep (Nfr-htp-Khnemoe) en Khnoemenii (Ii-en-Khnemoe).1

    1. S 2171 (Sect. E1)І

      Hierin een zegelafdruk met Ni-Nether Horus naam, Grgt Nechbet (de naam van een stad), wijngaarden, een staande anthropomorf (=op een mens gelijkende) beeld van een godin met een anch teken en een wadj scepter, daarnaast ook 'Hoet-[Hor]-wa-Pe' wat de naam is van een koninklijk domein en de per dsjr (heilige huis) van dit domeinі.

      Dit graf bevindt zich onmiddellijk aan de westerzijde van het iets kleinere S2185, bij de oostelijke helling. Evenals dit laatste werd het gebouwd onder de regering van Djer's in de Eerste Dynastie. Maar ten tijde van Ni-Netjer werd S 2171 herbouwd voor een onbekende beamte van Ninetjer.

      DE bovenbouw bestaat uit een uit moddersteen (tichelsteen)opgebouwde mastabamet twee nissen in de oostelijke gevel, waarvan de zuidelijke meer complex is en een speciaal grondplan volgt.4 The superstructure of this tomb is a mudbrick mastaba with two niches on the east facade, the southern more complex and with a particular plan ; the tomb lacks the outer thick mudbrick wall that usually surrounds the other contemporary mastabas.

      Het ondergronds gedeelte is gedeeltelijk uitgegraven in de zandsteen die op deze plaats van het plateau de kalksteen bedekt. De trap verloopt rechtlijnig zoals bij sommige graven uit de Eerste en Derde Dynastie, van noord naar zuid om na een tiental meter het valhekken te bereiken. Een paar meter voor dit hekken bevinden zich vier kleine stapelruimten (twee aan de west- en twee aan de oostzijde). In de hoofdgang vinden we op enige afstand van elkaar nog een dergelijk twee koppel van opslagkamers. Na een korte afstand verbreeedt de gang omdan op het einde een kamer te vormen met twee stapelplaatsen aan de oostzijde een ruw gegraven aanhangsel in het zuiden en de begraafkamer in het westen.

      1.Helck Z.A.S. 106, 1979 p.120-132.; Kaplony I.A.F. I. 2.Quibell 'Archaic Mastabas' 1923 p.30 pl.XVII,3 ; P.M. Top. Bibl. 'Memphis' 1974 p.436; Kaplony I.A.F. III,748) 3.Kaplony I.A.F. I p.151-3) 4.Vandier 'Manuel d' Archaeologie Egyptienne' I p. 695-6, fig. 457 n.132 en 663 voor het ondergrondse)
    2. S 2302 sectoren G2-F21

      Het graf hoort toe aan Roe-aben (of Ni-roe-ab)2 . Het is een van de grootste private mastabagraven van de archaпsche begraafplaats van Noord-Sakkara. We vinden er acht inscripties met de namen Ni-netjer en Roe-aben, daarnaast ook de titel Hrp-nebi en het koninklijke domein 'Hoet sentjer netjeroe'; en een vaas uit gemarbreerde kalksteenІ draagt de titel Roeaben '[Medjeh]? -Qestioe of Gnoetioe)--Opzichter van de beeldhouwers4

      Dit zeer groot graf S2302 ligt ongeveer 100 m ten westen van de rotswand en 80 m zuidoostwaarts van Hesira's graf S2405; onmiddellijk ten oosten ervan vindt men ander mastaba's uit de Tweede en Derde Dynastie en een tachtigtal meters naar het zuidoosten toe ligt S2171.

      Beschrijving van het graf:5
      De bovenstructuur (58 x 32,64 m) gebouwd van moddersteen en gevuld met een zeer compacte zwarte klei. Een buitenmuur over de ganse omtrek van de mastaba laat alleen een nauwe gang tussen de binnemuur en de mastaba over. Zowel binnen en buitengevel van deze muur zijn vlak op twee nissen aan de oostzijde na. De ene bij de noordelijke hoek en een andere, meer complex van vorm, bij de zuidelijke hoek. Deze nissen (kapellen) zijn ook in de binnenste gevel aanwezig 6(zie de figuur hieronder).

      Het ondergrondse deel is van het Reisner Type IV A 7 (1): de trap die naar beneden leidt begint een zestal meter binnen de muur en is zoals de rest van de onderbouw volledig in de kalksteenrots uitgehouwen. Na ongeveer 10 meter bereikt de trap de noordelijke en westelijke kamers en naar het zuiden toe na opnieuw een korte trap een grote steen die de weg blokeert zoals een valhek,en toegang geeft tot een gang die verder zuidwaarts verloopt. Na twee stapelkamers (ййn aan elke zijde) bereikt deze gang een andere valsteen waarachter zich opnieuw voorradkamers bevinden aan twee aan elke zijde van de gang. Dan de laatste valsteen en enkele meter zuidwaarts ervan gaat de gang verbreden en drie opslagplaatsen monden daar aan de rechterkant ( d.i. de westelijke zijde) van de gang uit. Aan de oostzijde treft men eveneens drie kamers aan waarvan de meest zuidelijke in verbinding staat met de centrale kamer bij middel van een andere kamer. Tevens is deze zuidelijke kamer met de hoofdgang verbonden langs een smalle doorgang bij de ingang die communiceert met een complex van bad-en voorraadkamer en een latrine Deze laatste is immers ook toegankelijk via de hoofdgang. Op zich verbreedt de hoofdgang daar tot een echte centrale kamer waarin de drie meest zuidelijke kamers via een gemeenschappelijke gang uitmonden. Aan de westelijke zijde vinden we dan de begraafkamer met een ovale put, iets groter dan een meter, waarin de sarcofaag werd gezet. De kamers zijn 1,4 tot 1.8 m hoog.en vertonen sporen van deurstijlen en kalkbepleistering. Het complex latrine, wasplaats ( met een hol voor een waterkom in de grond, geplaatst in een soort niche gevormd door twee zuilen) vindt men nog al vrij veel terug in het zuidelijk of zuidoostelijk deel van de ondergrondse structuur van graven uit deze periode. Het is waaarschijnlijk eenafbeelding op kleiner schaal van de ruimtes voor dit doel bestemd het koninklijk paleis.7. Men vindt ze ook terug in het graf van Ni-Netjer en Hetepsechemoei.

      Plan van graf 2302 Het Oudste Egypte Emery p.80 aangepast
      1. Quibell loc.cit.; Kaplony I.A.F. I p. 151-3 ; II p.834-38; P.M. loc.cit.; Emery 'Het Oudste Egypte' 1963 p. 79-80-   2. Helck Z.A.S. 106, 1979  3. Kaplony I.A.F.S. p.(34 fig.1076) 4. Kahl S.A.H.1994 p.732-gnwty- and p.353-bronnen. 5. Vandier Manuel I p. 661; Emery loc.cit.; Quibell loc.cit.; alsook Helck L.A. V, 1984 p.387 en volgende. 6. Vandier 'Manuel' I p.695-6 en 7.idem p. 661-2 7. A.M. Roth JARCE 30, 1993, 40); 8.


    3. Graf S 2498 ,in sector H21

      Men kent vier inscripties uit deze mastaba het zijn alle zegelafdrukken. Eén ervan omvat alleen maar de naam van Ni-Netjer. De drie andere bestaan uit langere inscripties waarbij mogelijks ook de naam Nikara2 voorkomt. Het graf  bevindt zich een 150 m meer naar het noorden dan dit van Ruaben. Het is het kleinste van de vier hier besproken graven. Door een trap, die zoals gewoonlijk in de oost-west richting verloopt betreedt men het ondergrondse gedeelte. Na een valhekkensysteem komt men zo in de hoofdgang, die in feite een grote kamer is in noord-zuid richting en verder drie opslagplaatsen waarvan een aan de oosterzijde en twee aan de westelijke zijde, na een korte overgang, naar het zuiden toe, komt men in volledig naar het westen gerichte kamer die op haar uiteinde toegang verleent tot de begraafplaats

      1.Quibell op.cit. 44-5; P.M. op.cit. 440; Kahl op.cit. p.353; Kaplony I.A.F. I p.153; I.A.F. II p. 838/ 2.Kaplony I.A.F. II ,838 / 3.Vandier op. cit. p. 663.
      Uit te vergroten met vergrootglas op de zijstrook links
    4. Graf S 3009, in sector H31

      Dit graf dateert volgen sommigen2uit de Tweede Dynastie maar het is niet onmogelijk dat dit graf in werkelijkheid uit de Derde Dynastie zou stammen. Dit is trouwens de opinie van Helck3 en Reisner4. Het graf bevindt zich in de centrale begraafplaats (op ongeveer 60 m ten westen van de tombe van Hesira) in het centrum van een groep mastaba's uit de Tweede en Derde Dynastie. Men kent drie inscripties uit deze tombe. Op een stenen vaas komt de naam Ptahenhpti (Ni-hpti-Ptah) 5 voor naast de naam van Chnoemenii (Ii-n-Chnoem). Van dit laatste individu werden ook in graf S24296, daterend uit de Tweede Dynastie,inscripties gevonden op albasten vazen. Blijkbaar was het een man van standing en belang tijdens deze periode want zijn naam wordt nog teruggevonden op een toch belangrijk aantal vaten in het Djoser complex met betrekking tot het Heb-sed festival. Ook in graf S3009 vindt men inkt inscripties met zijn naam evenals op zegelafdrukken in Labyrinth van Boeto 7. Waarschijnlijk was hij het die een groot aantal vazen, afkomstig uit private graven van tijdens de Eerste Dynastie,  met naaminscripties van koningen uit deze dynastie verzamelde. Deze zouden dan later worden teruggevonden in de gallerijen VI-VII van het Djoser complex en in het graf van Sechemchet8.

      I. Regulski vindt in dit graf archeologische argumenten voor haar datering van de inkt inscripties van de stenen vazen afkomstig uit het Djoser complex . Haar datering van dit graf in een periode van de late Tweede Dynastie tot de vroege Derde Dynastie maakt van de hogergenoemde hoveling Chnoemenii een tijdgenoot van Chasechemoei. Hij zou dan waarschijnlijk gestorven tijdens de regering van Netjerichet Djoser of van Sechemchet.

      • 1.Kahl. op.cit. 353-4; Pyr.Deg. IV vol.1 pl. VI,8 ; id. V p.5 fig. 10,11/
      • 2.Pyr.Deg.V. p. 5/
      • 3. L.A. V,1984 p.399. Helck stelt trouwens in Z.A.S. 106 p. 12 dat graf S3009 zich in de omgeving van S3014(een graf uit de regering van Oeng) bevindt maar dit is waarschijnlijk onjuist daar dit laatste graf zich in werkelijkheid toch een hondertal meter ten westen van de zuidwesthoek van graf S2302 bevindt. /
      • 4.Tomb Dev. p.386 /
      • 5. Helck op.cit. 127/
      • 6. Gelegen op enkele meter ten zuidwesten van S2498 /
      • 7.GM 157, 107ff./
      • 8.Horus Sekhemkhet, 21, pl. 65
    5. Private graven te Gizeh en te Helwan

      In de zuidelijke begraafplaats te Gizeh werden door Petrie vijf verschillenden inscripties op 11 kruikzegels gevonden 1 Te Helwan was het Z. Saad die in graf 505 H4 er nog een paar andere vond. Bij geen van beide reeksen werd echter de naam van een hofbeambte vermeld maar op deze van Gizeh verschijnt wel de naam van het domein 'Hoet senter netjeroe' (tempel van de wierook der goden) en de Per-Desjer (Rode Huis) en Grgt Nekhbet. Bij de inscripties van Helwan vinden we een een domein in de oostelijke Deltaterug waarvan de naam niet bewaard is gebleven 2. (On the inscriptions from Saqqara, Giza and Helwan see

      • 1.Kaplony, IAF I, 151-3; id., IAF III, pl.124-5; Petrie, Gizeh and Rifeh, 1907, 7, pl. V
      • 2.Kaplony, IAF II, 838
      • Over de inscripties te Sakkara, Helwan en Gizeh raadplege men verder Kaplony, IAF I, 150-3; id., IAF II, 834-8; en voor het graf te Gizeh ook G.T. Martin, in: OrMonsp IX -Fs Lauer, 1997, 279-88 waar ook de kaart van Zuid-Gizeh door L. Covington's 1902-3 in gepubliceerd is.

      Samenvatting

      De regering van Ni-Netjer schijnt er een geweest te zijn van orde en stabiliteit. Daarvan getuigen de vele vondsten en inscripties ( ten minste indien ze binnen zijn regering dienen gedateerd te worden), zijn groot graf en de grote mastaba's van hofdignitarissen te Sakkara. Deze periode staat dan ook in sterk contrast met de hierop volgende periode die er een is van instabiliteit en wanorde.

    21-01-2007 om 00:00 geschreven door ramsesje


    >> Reageer (0)


    Inhoud blog
  • Bewerking van stukje van 03/03/2006 over dynastie 0
  • Anoebis02
  • Horus valk
  • neboe
  • Horus ? Schorpioen een koning uit Dynastie 0
  • Anoebis
  • Laatste Updates
  • Aker
  • Lijst Farao's
  • Samenvatting van de geschiedenis
  • Amon
  • Religie indeling
  • Lijst van de goden
  • Het Bestuur
  • Cursus Hiërogliefen
  • Geologische periodes van de aarde
  • Paleo-, Proto-, Pre- en Neonijl
  • Geografie
  • Geschiedenis
  • Eonijl
  • Nijl_Quaternair
  • Opvatting over geschiedenis
  • De prehistorie
  • MUMMIE VAN HATSJEPSOET GEÏDENTIFICEERD
  • DE DYNASTIE WISSEL en de OVERGAN NAAR HET OUDE RIJK
  • DE DERDE DYNASTIE
  • GEURENDE STENEN
  • SORRY
  • en nog over stenen
  • Nog enkele belangrijke technische woorden van de hongersnoodstèle
  • Technische woorden van de Hongersnoodstéle.
  • Pyramiden in beton ?
  • Pyramiden in Beton ?
  • OEFENING
  • Offerformule Deel IV
  • Pyramiden in beton !?! Deel 2
  • Pyramiden uit gereaggregeerde steen ?
  • DERDE DYNASTIE
  • Chasechem /Chasechemoei
  • Sechemib
  • Peribsen (volledig)
  • OFFERFORMULE DEEL III
  • Woordenlijst
  • WOORDENLIJST
  • De offerformule
  • Neferkaseker of Neferkasokar
  • Neferkara
  • Noebnefer
  • BA
  • OENEG
  • Werkwoorden
  • Verder vervolg Ni-Netjer
  • Vervolg Ninetjer
  • Vervolg van Farao Ninetjer (Tweede Dynastie)
  • Het tweede kistje
  • Een beetje practijk
  • Ninetjer
  • Meervoud en een Neb probleem
  • NEBRA
  • Tombe A (het graf van Hetepsechemoei ?
  • Expeditie naar de bronnen van de nijl
  • Transliteratie
  • Lauer J.-P.
  • Archeologische problemen
  • TOEVOEGING
  • kA
  • Woordenlijst
  • HERHALING
  • INLEIDING TWEEDE DYNASTIE
  • HORUS BA
  • Horus Vogel en /of Horus Sekhet
  • Qa'a, of Qa of Ka'a of Ka
  • Horus Qa'a, laatste grote koning van de eerste dynastie
  • Sedjemef
  • Horus SEMERCHET
  • Oplossinge oefening
  • Horus Adjib
  • Suffixen
  • Horus DEN
  • Laatste drieletter-tekens
  • Tweede deel Drieletter-tekens
  • HORUS DEN
  • Wat GRAMMATICA (tegen de goesting maar nodig)
  • Drieletter-tekens Deel 1
  • Koningin Mer-Neith
  • Transliteratie
  • Horus Djet (Wadji- Oeadji)
  • Oplossing van de opgave
  • Mensoffers bij de farao's
  • Bericht
  • pa & ma, is niet vader & moeder
  • Horus DJER II
  • Gelukkig Nieuwjaar !
  • De seizoenen
  • Leren tellen
  • Horus DJER en Uitwijding over de tijdrekening van de Egyptenaren2
  • Horus DJER en Uitwijding over de tijdrekening vab de Egyptenaren
  • LES HIEROGLIEFEN
  • Horus AHA
  • TWEELETTER-TEKENS
  • MET VERLOF
  • Wie was Menes ?
  • OP ALGEMENE AANVRAAG
  • Eikes, een spinnekop
  • OOSTENDE
  • Cursus deel
  • Abydos
  • Canon van Turijn
  • Les 3
  • De andere payrus van Turijn
  • Les 2
  • Bronnen 3
  • Hiërogliefen Les 1
  • Lijst abydos
  • bronnen 1
  • Wist Je ?
  • HIEROGLIEFEN CURSUS ?
  • Bronnen van de koningslijsten vb. Eerste Dynastie
  • Eigennaam
  • Troonnaam
  • cartouche
  • Gouden Horus
  • Nebti naam
  • Titulatuur van de farao
  • Narmer palet
  • DYNASTIE 0
  • Peribsen

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Foto

    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !



    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!