Disclaimer In verband met een recent dispuut omtrent plagiaat wil ik bendadrukken dat deze teksten uiteraard niet origineel zijn maar een condensatie van teksten die over dit onderwerp werden gepubliceerd. Ik kan de geschiedenis van Egypta niet heruitvinden en mijn persoonlijke bijdragen aan origineel onderzoek hierover zijn nihil. Ik tracht hier met zoveel mogelijk bronvermelding een samenvatting te geven over wat hedendaags bekend is. Ronald Milo
Foto
Inhoud blog
  • Bewerking van stukje van 03/03/2006 over dynastie 0
  • Anoebis02
  • Horus valk
  • neboe
  • Horus ? Schorpioen een koning uit Dynastie 0

     

    100%
    150%
    200%

    loupe voor wie de kleine tekst moeilijk kan lezen
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     

    Hierboven vind je een afbeelding van de god HAPI, de Nijlgod of beter gezegd de God van de Overstroming van de NIjl. De Egyptenaren maakten immers een onderscheid tussen de nijl als stroom, die ze "iteroe" noemden, en de welvaart brengende overstroming die ze personifiлerden in de god Hapi. Hij werd meestal voorgesteld met een hangbuikje en hangborsten (een teken van welvaart voor de oude Egyptenaren) en met een haartooi van waterplanten. Vaak wordt hij echter ook in de verschillende provincies ( nomen) afgebeeld met het embleem van de provincie op zijn hoofd. Dit is ook het geval in bovenstaande afbeelding. Hapi werd vooral vereerd te Assoean en Jebel el Silsila waar hij geacht werd rond te dwalen in de grotten bij de eerste stroomversnelling (cataract). In de Delta daarentgen geloofde men dat hij in grot nabij Memfis woonde. Om hem te vereren en gunstig te stemmen werden, meestal in de nabijheid van een nilometer, offergiften in de stroom gegooid.

      Woordenschat

    .

    WELKOM OP DEZE WEBSITE GEWIJD AAN ALLE ASPECTEN VAN HET OUDE EGYPTE DER FARAO'S

    Inhoud



    Een herschikking van het blog is aan de gang om alle delen aanklikbaar te maken vanuit het centrale Inhoudsmenu. Enig geduld wordt op prijs gesteld. Ondertussen kan u nog steeds bij de artikels terecht via de inhoud in rechterkolom
    e-mail van de auteur: ronald.milo@skynet.be
    04-10-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De prehistorie

    De Prehistorie van Egypte

    • Inleiding
    • Geschiedenis van de ontdekking van de prehistorie in de Nijlvallei.
    • De Evolutie van de Nijl in het Quaternair Tijdperk
      • De Huidige toestand
      • De evolutie
    • Het Paleolithicum in de Nijlvallei
      • Het Oud Paleolthicum
      • Het Midden Paleolithicum
      • Het Jonge Paleolithicum
        • De site van Nazlet-Khzater-4
        • De Sjoewichat-cultuur
      • Laat Paleolithicum
        • De culturen
        • Economie
      • Het Epipaleolithicum
    • Het Neolithicum in de Nijlvallei
      • De oorsprong
      • Boeren en veetelers in de Nijlvallei
      • De Nagada cultuur
        • Maaidi-Boeto cultuur in het Noorden
        • Nagada I cultuur in het Zuiden
        • Nagada II cultuur
        • Nagada III cultuur

    04-10-2007 om 00:39 geschreven door ramsesje


    >> Reageer (0)
    27-06-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.MUMMIE VAN HATSJEPSOET GEÏDENTIFICEERD

    Vandaag werd door Zahi Awass, hoofd van de Oudheidkundige dienst van Egypte bekend gemaakt dat de mummie KV60 definitief dient beschouwd als de mumie van de vrouwelijke farao Hatsjepsoet.

    Het uiteindelijke bewijs werd gevonden in een doosje dat de naam van deze vrouwelijke farao droeg, waarin namelijk, naast ondermeer haar lever, een tand van haar zat. Het ivoren doosje werd gevonden te Deir el Baheri in de cache DB320.

    Een scan van het doosje toonde een tand die,wanneer hij gemeten werd juist paste binnen de fractie van een milimeter in de holte van de ontbrekende molaar in de mond van de mummie van de obese dame in graf met kenletters KV60 in de vallei rechtover KV20 waar het echte graf van Hatsjepsoet zich bevindt "(...)

    De archeologisch, forensische en wetenschappelijke onderzoekingen die tot de idenstificatie van de mummie leidden zullen woorden voorgesteld in "Secrets of Egypt's Lost Queen," een documentaire die wordt uitgezonden op 15 juli om 21 uur ET/PT op Discovery Channel", die de draagbare CT-scan in bruikleen gaf.

    Dokter Zahi Awass heeft reeds een website met het ganse verhaal :
    "The Search for Hatshepsut and the Discovery of her Mummy" http://www.guardians.net/hawass/hatshepsut/search_for_hatshepsut.htm

    Andere links:
     http://snipr.com/1nkgh [http://dsc.discovery.com/news/2007/06/25/egyptqueen_ arc.html?category=archaeology&guid=20070625181630 &dcitc=w19-502-ak-0000]
    http://www.reuters.com/article/scienceNews/idUSL2589587820070625 http://news.yahoo.com/s/nm/20070625/sc_nm/egypt_mummy_dc_1 http://www.abcnews.go.com/Technology/story?id=3313952&page=1 http://www.newkerala.com/news5.php?action=fullnews&id=42016

    Links in het Nederlands

    http://snipr.com/1nkgi
    [http://www.trouw.nl/laatstenieuws/ln_buitenland/article737588.ece/ Egyptologen_Hatsjepsoets_mummie_is_gevonden]

    27-06-2007 om 23:01 geschreven door ramsesje


    >> Reageer (0)
    18-06-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    HORUS SANACHT [NESOEBITI NABKA ?]

    DE POSITIE VAN DEZE KONING IN DE LIJST IS NIET EENDUIDIG BEPAALD.

    Bevindingen van 1996 te Oemm el Qa'ab in de tombe V van Chasechemoei zouden argumenteren voor een direkte opvolging van Chasechemoei- Netjerichet (Djoser). De argumenten om aan te nemen dat Djoser zijn vader (of schoonvader ?) Chasechemoei begroef zijn zeer sterk. Maar dit is niet onoverkomelijk want we weten dat zegels van Hotepsechemoei werden gevonden in de tombe van Qa'a en niettegenstaande dat zouden ook hier op zijn minst twee koningen Sneferka en Ba hem, zij het kortstsondig, zijn voorafgegaan. Helaas, ook dit laatste is niet 100% bewezen.

    In de tijd dat Horus Sechemchet nog niet bekend was dacht men dat hij de opvolger van Djoser was. Er zijn inderdaad argumenten om dit aan te nemen beweert Francesco Rafaele maar hij haalt niet aan welke.

    Recent echter werd hij opnieuw achter Sechemcet of Chaba geplaatst.(Swelim, Kahn)

    Maar bewijsmateriaal uit de necropool van Zawijet el Arian, Beit Challaf en Sakkara maken het moeilijk om de opeenvolging van Sanacht-Djoser (Beit Challaf), Djoser-Sechemhet (Sakkara Trap pyramide) Sechemhet-Chaba (ondergonds plan van de pyramide) uit elkaar te halen.

    WAT IS ER VAN HEM BEKEND

    • 1.

      Er zijn van hem zegelafdrukken gevonde te Elefantine

      Plan van mastaba K2 te Bet Challaf (Garstang, 1903, Mahasna en Bet Khallaf, PLaat 18, het graf van Hen-necht.


    • 2.

      te Bet Challaf zijn ook maar sterk beschadigde zegelafdrukken en inscripties van hem gevonden in mastaba K2 (Kahl et al. 1995 p.140-151), die in tegenstelling met wat men een tijd heeft geloofd niet aan hem maar een van zijn ambtenaren behoorde.(Nicolas Grimal 1988 Histoire de l'Egypte Ancienne p 80) of misschien aan een (zijn?) koningin. Ook de vrouw van Chasechemoei en mogelijks moeder van Sanacht, Ni-maat-hapi,is als kandidate voorgesteld geweest. Maar har naam komt alleen voor in de naburige mastaba K1 waar vooral zegelafdrukken van Djoser werden gevonden, alsook ййn van Peribsen. (Vandier -Manuel I , 870 ; Reisner - Develop. ; Lauer - Pyr. Degr.)

      In het voornaamste en zuidelijke graf werd het skelet aangetroffen van een zeer grote man ( bijna 1,90m). Nu is he zo dat Manetho verhaalt dat ййn van de laatste koningen van de Tweede Dynastie, die hij Sesochris noemt meer dan 3 el lang was. De sarcofaag zelf was opgegeten door de mieren (John Garstang op.cit. p. 11-14; Nabil Swelim Some Problems, 1983, 95). De naam van de dode begraven in het noordelijke deel van is niet bewaard gebleven alhoewel we kunnen gissen dat het bijna zeker de vrouw van de eigenaar van het graf zal geweest zijn.

      De mastaba K2 is dus dubbel. De bovenstrcutuur is gelijkaardig aan deze van van K1 (een grote mastaba, zonder niches en mogelijks met een kapel in openlucht) maar rust op een soort laag platform zoals de trappyramide. De eerste trap vertrekt aan de noord-oost hoek van het dak en wisselt tweemaal van richting maar is minder groot dan de tweede meer zuidelijke trap. Het derde deel van de eerte trap loopt door een soort gewelfde tunnel waarvan het dak uit tichelsteen bestaat die in lagen doorgaan tot de top van de mastaba. Daarna wordt de gang afgesloten door ee valhek. Hierna bevindt zich hetgrafgedeelte met een hall met een kleine plaats en een nis in de oostelijke wand, daarna haaks op de hall een gang in west-oost richting die uitmondt in de begraafkamer Deze schijnt oorspronkelijk bedoelt voor de vrouw van de eigenaar maar is waarschijnlijk nooit gebruikt.

      De tweede trap vertrekt ook op de top van het dak en verloopt eerst oost-west, daarna noord-zuid, in het tweede deel hiervan loopt hij door een tunnel waarvan de ingang afgesloten is door een valhek, na de tunnel stoot men opnieuw op een valhek, dat het grafgedeelte afsluit. Dit bestaat uit een lange gang met aan elke zijde telkens drie kamertjes en die uitmondt in een soort hall. Het graf aan de westzijde is door een smal gangetje verbonden met de hoofdgang.

      Aan de zuidzijde van de mastaba zien aan de buitenkant nog een eigenaardigheid namelijk de resten van helling, die toeliet van zich op het dak van de mastaba te begeven. Zonder twijfel hebben alle mastaba's zo een helling bezeten maar is er zo weinig van overgebleven omdat deze helling waarschijnlijk werd afgebrooken na de begrafenis.

      De mastaba werd opgegraven door Garstang, dei Sanacht verkeerdelijk las als Hen-Necht de bovenbouw is kleiner dan deze van K1 (65 x 23,5m )en mogelijks is dit dubbel graf van een oudere datum dan zijn buur K1. ( Garstang Mahasna and Bet Khallaf, 1903 p. 11). Naast de platform onderbouw schijnt K2 ook een trapvormige bovenbouw ( althans toch een trapvormige kern) bezeten te hebben wat een voorbode lijkt te zijn van de trapvormige pyramide van Djoser.

      Maar zoals gezegd behoort het graf naar alle waarschijnlijkheid toch niet aan Sanacht toe. Waar Sanacht dan zelf begraven is weten we nog niet maar de meest waarschijnlijke plaats zou te Sakkara zijn ten westen van het Djoser compleks. Lauer meent dat zijn graf zich bevindt onder de begrafenistempel van Oenas.

    • 3.

      Misschien kan ook een vroege structuur ( mastaba 1) binnen de omheining van de trappyramide aan hem worden toegeschreven.

      Reliлf uit de Wadi Maghara


    • 4.

      Zandsteenreliлf gevonden in de nabijheid van de turkoois mijnen van de Wadi Maghara in de Sinaп toont o.a. de Horus Sanacht met zijn naam in een serech. De koning neemt de bekende positie aan "van het neerslaan van de vijand".

    WAT ZIJN DE MOGELIJKHEDEN ?

    • 1.Sanacht achter Sechemchet is moeilijk aanvaardbaar dit zou zijn regering met ca 20 jaar van deze van Djoser scheiden. Dit is onwaarschijnlijk daar de architectuur van de mastaba's van Beit-Challaf op sterke verwantschap met de trappyramide wijzen. Het feit dat het graf aan een edelman van hem toebehoorde zou dit argument al dan niet kunnen wijzigen.

    • 2.Sanacht na Chaba is om dezelfde reden moeilijk aanvaardbaar en bovendien interpoleren we iemand tussen Sechemchet en Chaba. Nu het pyramide compleks van Chaba is, zij het dan op kleinere schaal, architecturaal direct vergelijkbaar met dit van Sechemhet. Deze laatste moet op basis van de graffiti op de muren, de koningslijsten en de keuze van necropool en plaats van zijn grafcomplex aldaar onmiddellijk op Djoser volgen.

    • 3. De reliлfs van Djoser, Seckhemhet en Sanacht in de Wadi Maghara (Sinaп)schijnen onderling weinig stijlverschillen te vertonen.

    • 4. Dus zou het wel eens kunnen dat Sanacht voor Djoser heeft geregeerd en misschien een familielid (broer ?)van hem was. In dat geval kan zijn regering maar van korte duur zijn geweest wat accordeert met de weinige monumenten die van hem zijn overgebleven. Vijf tot zeven jaar schijnt een aanvaardbare periode.

      IS SANACHT DEZELFDE PERSOON ALS NEBKA

      De argumenten voor de identiteit van nesoet-biti Nebka en Horus Sanacht wegen niet zeer zwaar en de discussie is vandaag de dag nog niet helemaal beslist. Het was Kurt Sethe die op een zegelafdruk van Bet Challaf, waarop de twee namen samen voorkwamen, de naam [NEB] KA las. (Cambridge Anc. Hist. vol. I pt.2 pag 157 en Drioton-Vandier -CLIO- p.200). Hierbij dient vermeld dat alleen het KA gedeelte van de naam duidelijk leesbaar was. (Garstang M.& Bet Khallaf pl. XIX,7).

      Helck daarentegen (Thinitenzeit' p. 107) denkt dat Nebka en Sanacht twee verschillende koningen zijn. Maar dan belandden we in het volgende probleem dat we namelijk geen duidelijke argumenten hebben om de ene achter of voor de andere te plaatsen. (Helck in Z.A.S. 106,1979 p. 130). Zoals we reeds gezegd hebben kan de mastaba K2 te Bet Khallaf waarschijnlijk niet toegeschrevn worden aan Sanacht. Petrie (A History I pp. 29-30 7.ed.)en Barta (op.cit) denken dan weer dat Sanacht identiek is aan Nebka maar tevens aan Nebkara. R.Weill (II et III dynasties) ziet in Neferka dezelfde persoon als Sanacht.

      Enkele sporen wijzen er op dat Nebka een cartoche (seshen) zou gebruikt hebben voor zijn tweede naam. Tijdens e rest van de dynastie bleef de Horus naam (serech) echter predomineren en het is pas onde de regering van Hoeni, Snofroe en Choefoe dat de nesoet-biti namen in cartouche de meest gebruikte namen worden.

      (aan dit artikel wordt nog gewerkt)

    18-06-2007 om 00:00 geschreven door ramsesje


    >> Reageer (0)
    14-06-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.DE DYNASTIE WISSEL en de OVERGAN NAAR HET OUDE RIJK

    REDEN VAN DE DYNASTIE WISSEL

    Manetho geeft de wissel van dynastie aan samen met de wissel van hoofdstad van This naar Memphis. Nu is het wel zo dat, alhoewel Chasechemoei blijkbaar de hoofdstad terugbracht naar Hierakonpolis, in he zuiden, de andere koningen van de Tweede Dynastie ook goed vertegenwoordigd zijn te Sakkara ( de begraafplaats van Memphis) en dit zou dan kunneen duiden op een verleggen van de hoofdstad naar Memphis reeds voor de aanvang van de Derde Dynastie. Zowel This als Memphis echter liggen begraven onder moderne steden en zijn dus verloren voor verder doorgedreven archeologisch onderzoek. Dit kan leiden tot vervalsing van onze conclusies daar we afhankelijk zijn van het toeval voor wat bewaard werd of verloren ging

    Met de Derde Dynastie laten de archeologen na de THINIETENTIJD of het ARCHAISCH RIJK nu het OUDE RIJK een aanvang nemen. Nochtans is de Derde Dynastie eerder een overgangsperiode, zowel vanuit politiek, religieus als artisiteik oogpunt, tussen de Archaische Tijd (die zelf reeds in vele aspecten als volwassen en vol innovatie kan beschouwd worden) en de luisterrijke periode van de Grote Pyramidenbouwers van de Vierde Dynastie waar het Oude Rijk zijn hoogtepunt bereikt.

    Niettegenstaande het gebrek aan bronnen blijkt deze periode zeer belangrijk voor de daaropvolgende Egyptische geschiedenis en cultuur. Dit zal ondermeer blijken uit:

    • De verschuiving van het astrale (Horus, Hathor) naar het solaire( pyramiden, cartouches, god Ra) karakter van de religie.

    • De eerste pyramiden en begrafenis compleksen horen thuis in de 50-60 jaar die Djoser van Hoeni scheiden. De vooruitgang in de structuur van deze koninklijke graven is niet zuiver architecturaal maar berust ondermeer op de verschuiving naar de Heliopolitaanse zonne-doctrine en nog meer op het feit dat het centraal bestuur nu bekwaam is om grote massa's werkvolk, die nodig waren om deze grafmonumenten te bouwen, op de been te brengen, te onderhouden en van het nodige materiaal en grondstoffen te voorzien.

    • Dit laatste doel werd ondermeer bereikt door de burelen van de centrale administratie te verspreiden over het ganse territorium om aldus over te kunnen gaan tot een efficiëntere inning van taksen en belastingen. Deze inningssystemen waren wel reeds sinds eeuwen ter plaatse maar het is pas onder de Derde Dynastie dat het systeem zeer efficiënt wordt door geografische spreiding van personeel en middelen via een sterk gecentraliseerd bestuur. Een voorbeeld daarvan is de nederzetting te Elefantine. De koningen van de Vierde Dynastie zullen dan ook gretig gebruik maken van de vorderingen gemaakt op dit gebied door hun rechtstreekse voorgangers en het zal hen toelaten zich te concentreren niet alleen op hun bouwactiviteiten maar tevens ook op veelbelovende militaire activiteiten buiten de grenzen.

    • Verschillende nieuwe titels en ambten verschijnen ten tonele als bewijs voor de ontwikkeling van een tot in de periferie verspreid netwerk van het staatssysteem, tevens ruggengraat van deze niewbakken bureaucratie. Deze periode is kenmerkend voor de overgang van de gedecentraliseerde Thinitische methode van werken naar de meer gecentraliseerde structuur van de Memphitische staat.

    • In de mastaba van Hesire vinden we voor het eerst, naast de traditionele afbeelding van de dode tegenover zijn offer ( cfr. private steles in Abydos en Heloean) nu ook de de afbeelding van de overledene terwijl hij toeziet op de productie van de goederen voor zijn graf. Dit concept is een verbreding van het figuratieve systeem1 in de graven. Dit systeem bestond in den beginne slechts uit de vermelding van de naam van de overledene, later begeleid door zijn titels en lijsten van goederen om tenslotte te eindigen bij de scenes "gegrepen uit het dagelijkse leven" begeleid door een uitgebreide biografie. De eerste grote biografie, deze van Methen, wordt slechts een paar jaar na de regering van Hoeni gedateerd.

    • Het schrift wordt dan ook steeds verfijnder niet alleen op het esthetische vlak maar ook naar vorm en inhoud (cfr. de panelen in de pyramide van Djoser en de fragmenten van de tempel van Heliopolis).

    • De beeldhouwwerken in het bijzonder de koninklijke en private standbeelden, alhoewel niet in overvloed aanwezig, benaderen steeds meer op artistiek en stilistisch gebied het dogma van het classicisme van de Vierde Dynastie.

    • In deze overgangsperiode neemt ook de traditie een aanvang van het gebruik bij begravingen van een programma van "artistieke expresie" dat sterk gebonden is aan het "traject" doorheen de tombe2



    VERVOLG 1. Barocas 1978, Ideologia e lavoro...'
    2. Mrs W. Wood in J.A.R.C.E. 15

    14-06-2007 om 00:00 geschreven door ramsesje


    >> Reageer (2)
    05-06-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.DE DERDE DYNASTIE

    De Derde Dynastie

    Er is een geruststellende overeenkomst tussen het aantal namen van koningen van deze Derde Dynastie in de koningslijsten en van de Horus en nesoet-biti namen op de monumenten. Maar deze overeenkomst is in feite maar schijn want men weet nog steeds niet zeker wat bij wie hoort en zelfs over de volgorde van de koningen is er geen eenstemmigheid. Hieronder vind je een tabel met de namen zoals ze in de koningslijsten voorkomen

    Turijnse papyrus Abydos Sakkara Manetho
    Neb-ka (19 jaar) Neb-Ka - Necherophes (28 jaar)
    Djoser-it (19 jaar) Djoser-za Djoser Thosorthos(29 jaar)
    Djoser-ti (6) Teti Djoser-Teti Tyreïs (6)
    [hoe] Djefa (6) Sedjes - Mesochris (17)
    - Nefer-ka-ra Neb-ka-ra Souphis (16)
    Hoe-[ni] (24) - Hoeni ?Aches (42)

    De horus namen op monumenten gevonden zijn:

    • Netjerichet
    • Sechemchet
    • Sanacht
    • Khaba
    • Ba (?)
    • Qa Hedjet
    Hierbij staat zeker vast dat Djoser overeenkomt met de Horus Netjerichet

    Als cartouche namen zijn bekend:

    • Djoser
    • Djoser-teti
    • Nebka
    • Sedjes
    • Nebkara
    • Neferka
    • Hoeni-hoe nesoet H

    Voegen we hier aan toe aan dat archeologische vondsten erop wijzen dat Horus Netjerichet(Djoser) onmiddellijk zou gevolgd zijn op Chasechemoei en dus de eerste koning van dynastie zou zijn in tegenstelling met wat de lijsten van Abydos, Turijn  en Manetho aanduiden. Anderzijds is er archeologische evidentie dat de opvolger van Djoser-Netjerichet inderdaad Horus Sechemchet zou zijn wiens nebti naam met zekerheid Djeserti is, zodat hier monumenten en lijsten overeenkomen. Bovendien bestaat er ook geen twijfel over dat de koning met nesoet-biti naam Hoeni de laatste koning van de dynastie was; Tot daar de zekerheden. De volgorde van de horus namen Sanacht, Khaba en Qa-Hedjet is onzeker evenals het feit aan wie de nesoet-biti Nebka dient toegewezen.

     

    De duur van de Derde Dynastie

    Derde Dynastie op de Papyrus van Turijn

    De Turijnse Papyrus geeft en totaal van 74 jaar wat een vrij korte periode is1. Manetho geeft echter een totaal van 214 jaar wat wellicht overdreven is2. Een realistische schatting voor de duur van de regering van de zes of zeven koningen van de Derde Dynastie lijkt te gaan van 70-80 tot 120-130 jaar.

    Op de verschillende fragmenten van de Annalensteen bleef geen enkele naam van de koningen van de Derde Dynastie bewaard op de lijneen die dekoninklijke titulatuur en de naam van de koninginmoeder bevatten. De laatste reconstructies3 plaatsen Chasechemoei, de laatste koning van de Tweede Dynastie , aan het begin van de vijfde lijn. Logischerwijze volgen hier dan de vorsten van Derde Dynastie zodat het laatste jaar van Hoeni's regering samenvalt met de laatste jaarbox op deze lijn. DE fragmenten die we bezitten moeten dan gerelateerd zijn aan de zes laatste jaar van Nebka en de vijf eerste van Djoser (lijn vijf van het Palermo fragment) en de laatste jaren van Djoser de zes of zeven van de totale regering van Sechemchet en de twee eerste van dezes opvolger moeten zich dan bevinden op de onleesbare lijn vijf van K1 ( voornaamste Caпro fragment; vier jaar van het begin van de regering van Hoeni ( of mogelijks Nebka) bevinden zich op het Petrie fragment( de recto kant van dit laatste fragment moet rechts van P of links van K1 worden geplaaatst). Dr. Nabil Swelim die een extensieve studie gemaakt heeft over de Derde Dynastie geeft 138 jaar als de lengte van de totale regeringsduren.

    CHRONOLOGISCHE TABEL VAN DE DERDE DYNASTIE GEBASEERD OP DE STUDIE
    ENKELE PROBLEMEN IN DE GESCHIEDENIS VAN DE DERDE DYNASTIE (1983) p.224

    door Dr. Nabil M.A. SWELIM

    HORUS NAMEN
    Andere eigentijdse namen

    Koningslijsten NIeuwe Rijk
    Abydos
    Sakkara
    Turijn
    Africanus (Af)
    Eusebius (E)
    Eratosthenes (Er)
    Regeringsjaren
    Begrafenis Monumenten
    1
    Chaba
    Hornoeb Irtdjetef
    Nebka
    Nebka
    -
    Nebka
    Necherophis (Af)
    Nechrochis (E)
    19
    Hierakonpolis Omheining(Fort)
    2
    Sa
    Sadjeser
    Djeser
    Djesersa
    Djeser
    Djeserit
    Tosorthros (Af)
    Sesorthos (E)
    19
    Gisr el Modir te Sakkara
    3
    Ba
    Teti
    Teti
    -
    -
    Tyreis (Af)
    7
    Ptahhotep omheining te Sakkara
    4
    Sanacht
    (Koning "W") *
    lacune
    (sedjes)
    -
    -
    Mesochris (Af)
    Momcheiri (Er)
    17
    El Deir omheining/tichelstenen massief te Aboe Roasj
    5
    Netjerichet
    Netjerichetranoeb,
    Senwy or Sensen,
    (King "X")
    *
    lacuna
    (sedjes)
    -
    -
    Soyphis (Af)
    Stoichos (Er)
    30
    Trappyramide compleks te Sakkara
    6
    Sechemchet
    Djeserty anch
    lacune
    (Sedjes)
    Djeserteti
    Djeserty
    Tosortasis (Af)
    Gosormies (Er)
    16
    Onafgewerkt Trappyramide compleks te Sakkara
    7
    ?
    Nebkara
    lacune
    (sedjes)
    Nebkara
    lacune
    (hudjefa)
    Aches (Af)
    Mares (Er)
    3,5
    Onafgewerkte pyramide te Zawiyet el Aryan
    8
    ?
    Neferka
    Neferkara
    -
    lacune
    (hudjefa)
    Sephuris (Af)
    Anoyphis (Er)
    2,5
    Lagen Pyramide te Zawiyet el Aryan
    9
    Qahedjet
    Hoeni
    -
    Hoeni
    Hoeni
    Kerpheris (Af)
    24
    Meydoem Pyramide

    Deze studie is ondertussen ook al twintig jaar oud en de huidige inzichten van de auteur kunnen verschillen van deze hierboven aangegeven. * Koning "W" en "X" zijn de twee koningen op de Palermosteen lijn V recto).


    Derde Dynastie Koningslijst volens Kaploni5

    Horus Za
    nijsoet-biti Oer-Za-Chnoem 6
    2 maand, 23 dagen
    Horus Netjerychet
    nisoet-biti nebti Netjerychet (Ra) Noeb
    19 jaar
    Horus Sechemkhet
    nisoet-biti Nebti Djoserti
    6 jaar
    Horus NechetZa (Zanacht)
    nisoet-biti Nebka (-Ra)
    Horus Tehenoe (.j) Noeb 7
    19 jaar
    Horus Chaba
    nisoet-biti Sjenaka
    Netjer Noeb
    6 jaar
    Horus NebHedjet
    nisoet H(oe)
    Noeb Nebhedjet
    24 jaar
    (tot. c. 74 jaar)

    U kan dus zelf vaststellen dat de opvolging van deze koningen absoluut niet vaststaat althans niet buiten de hogergenoemde zekerheden.Zeker is ook dat de begraafplaaats van de koning zich niet meer te Abydos bevond maar verhuisde naar Memphis(Sakkara-Gizeh). Maar ook de toekenning van de begrafenismonumente te Meidoem en Zawijet  el-Arijan aan een bepaalde koning vertoont nog moeilijkheden. Het einde van de Derde Dynastie is met een zekere waarschijnlijkheid rond 2575 v.Chr. te plaatsen8

    DERDE DYNASTIE: EEN OVERZICHT

    Ongetwijfeld wordt de Derde Dynastie gedomineerd door de regering van de grote koning Djoser. Tijdens zijn ambtsperiode bereikt de Egyptische beschaving voor het eerst een absoluut hoogtepunt. Getuigen hiervan zijn niet alleen de merkwaardige monumentale werken die niet beperkt blijven tot de architectuur. Dit is ook het tijdperk waarbij we van private personen iets meer te weten komen dan hun naam en titulatuur dit dankzij hun intelligentie, wijsheid, capaciteiten en de schittering van hun laatste verblijfplaats.

    Hier ontbreken nog enkele paragrafen die later zullen worden aangevuld

    Maar zoals bij de vorige dynastie is de centrale periode van de dynastie een periode met lacunae in onze kennis. Lacunae, die vermoedelijk reeds bestonden in de tijd van de Ramessieden toen, zoals we eerder hebben gezien voornaamste ons bekende koningslijsten (Abydos, Sakkara, Turijn) werden samengesteld.Daaarom ook de verschillen. Namen als Neferkara en Nebkara komen maar op één lijst voor. Nerferkara als vijfde van vijf op de Abydos lijst en Nebkara als derde van de vier in de Sakkara lijst. Op deze laatste lijst is de eerste koning Djoser, die in de Canon van Turijn en de Abydos lijst na Nebka wordt geplaatst. De Turijnse papyrus plaatst bovendien Nebka als laatste koning van de Tweede Dynastie om aldus een duidelijke cesuur van de regering van Djoser met de voorgaande regeringen aan te duiden.

    Sedjes vinden we alleen in de lijst van Abydos, op de vierde plaats terwijl op deze plaats de papyrus van Turijn zes jaar van een koning met naam ".....djefa" plaatst. Dit wordt echter gereconstrueerd als Hoedjefa ( eerder dan het aan Sedjes gelijkluidende Sedjefa. Dit woord zijn we reeds in de vorige dynastie tegengekomen in de betekenis van een lacuna die voorkwam op de lijst waarvan werd gecopiëerd9.

    Barta in zijn chronologie van het Oude Rijk, gebaseerd op een analyse van Annalensteen10 echter stelt dat Hoedjefa de naam van koning is, die hij gelijksteld Neferkara/Sedjes, die in deze periode geïdentificeerd werd met Horus Chaba

    Een stele, aangekocht door het Louvre museum eind de zestiger jaren, toont een Horus Qa Hedjet rechtsaande en omhelsd door de god Horus.Deze stele werd eerder toegeschreven aan koning Qa'a van de Eerste Dynastie. Maar omdat deze stele stilistisch eerder aansluit bij de reliëfs in de Whadi Maghara wordt hij door Barta11 toegeschreven aan de Derde Dynastie en Qa Hedjet aldus geïdentificeerd met Hoeni, wiens Horus naam trouwens nog steeds niet bekend is.

    Het lijkt dan ook waarschijnlijk dat voor Hoeni verschillende vorsten telkens gedurende een korte periode hebben geregeerd wat de mogelijke verwarring in de lijsten, althans voor de periode na Sechemchet, in de hand zou hebben gewerkt.

    Men begint nu gewoonlijk de Dynsatie met koning Nebka/Sanacht alhoewel Drioton en Vandier12 hem na Djoser plaatsen en de Kahl13 hem nu na Sechemchet plaatst.

    Sechemhet (Teti, Djosertei en Djoserti), duidelijk aanwezig te Sakkara komt nu voor Chaba waar hij hem vroeger opvolgde. Aan Chaba wordt de gelaagde pyramide van Zawiyet el Aryan toegesschreven

    REDEN VAN DE DYNASTIE WISSEL

    wordt vervolgd.


    1. T.Wilkinson 1999. "Early Dynastic Egypt" blz 95 , Gardiner 'The Royal Canon of Turin' - 1959 en J. Malek in J.E.A. 68 p. 93-106
    2. P. O'Mara in G.M. 147 geeft een vergelijking van data tussen de Turijnse Papyrus en Manetho
    3. Kaiser Z.A.S. 86, Helck M.D.A.I.K. 30 en Thinitenzeit, Barta Z.A.S. 108
    4. Dr. Nabil Swelim 1983, The Archaeological Society of Alexandria; Archaeological & Historical Studies n. 7
    5. P. Kaploni in R.A.R. I, 1977 p. 146-55
    6. I.A.F. p. 380, 468, 611
    7. I.A.F. III n. 806
    8. Baines en Malek 1980:36
    9. Goedicke J.E.A. 42 p.50
    10. Barta Z.A.S. 108, 1981
    11. Barta op. cit. en Kahl et al 1995
    12. Drioton en Vandier p 109
    13. Kahl op.cit.

    05-06-2007 om 00:00 geschreven door ramsesje


    >> Reageer (0)
    18-05-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.GEURENDE STENEN

    In een vorige aflevering hebben we gezien dat een identificatie van de steensoorten en chemische stoffen  in hiërogliefenschrift op basis van hun kleur niet veel opleverde. Davidovits zou zich dan op andere eigenschappen van chemische stoffen namelijk reuk en smaak willen baseren.

    In zijn boek II Euterpe beweert Herodotos dat de priesters uit Memphis hem vertelt hadden dat op de pyramide van Cheops men in hiërogliefen de som geschreven had  die was uitgegeven aan de arbeiders onder de vorm van ramenas,  look en uien en dat de persoon die voor hem deze inscriptie geïnterpreteerd had beweerde dat deze som, die hij zich goed herinnerde, 1700 zilveren talenten bedroeg ( meer dan 100 miljoen Euro). In vulgariserende
    geschriften werd deze uitspraak vaak herhaald en werden de arbeiders beschreven als stinkend naar ui en look
    .

    Davidovits heeft dit echter op een andere manier geïnterperteerd en hij beweert dat het hier zou handelen om de kost van de expedities om mineralen van het type arsenaat op te halen uit de koper en turquoise mijnen in de Sinaï.  (Davidovits, 1978, 1982). In de mineraalkunde bestaat er immers een eenvoudige methode om mineralen te definiëren namelijk hen verwarmen met een kleine vlam en als er onmiddellijk een lookgeur vrijkomt heeft men te doen met arsenaten (ijzer of koperarsenaat) .

    Davidovits is dan aktief gaan kijken naar de namen van mineralen in het hiërogliefenschrift om te zien of er verwijzingen naar ui, look en radijs in voorkwamen. Voor elk van deze groenten en hun geuren werden vertegenwoordigers gevonden.

    • DE UIENSTEEN : In kolom 15 eindigt de steen "oetesji"  met een determinatief  die lang het onderwerp van discussie is geweest.  Brugsch leest HEDSJ en geeft er de betekenis "wit" aan.  Barguet leest het anders maar vertaalt het niet en Harris verklaart dat de vertaling in het ongewisse dient te blijven. Davidovits lees  HEDSJ, maar zijn vertaling is "ui" . De steen oetesji zou dan kunnen vertaald worden als steen die naar ui riekt. 

    • DE LOOKSTEENl: Look is gesuggereerd geworden voor HOETEM en TAAM, uit de stam TEM. In kolom 16 zou het mineraal TEM-IKR, waarbij  KR betekent zwak, 
      dan een mineraal zijn dat zwakjes naar look ruikt. .

    • DE RADIJSSTEEN: Radijs komt overeen met KAOEe en KA-T. In kolom 16, zou het mineraal  KA-Y dan de steen met radijsreuk kunnen zijn..


      FIGUUR ( komt later)

    De vertaling rekening houdend met hoger vermelde feiten zou dan kunnen zijn :

    (Kol. 11): Er is een bergmassief in de oostelijke streek ( Elefantine) die alle mineralen bevat, alle (geërodeerde) gesteenten, verbrijzeld (dus geschikt voor aggregatie), alle produkten
    (Kol. 12) die men nodig heeft om de tempels van de goden van het Noorden en het Zuiden te bouwen, de nissen voor de heilige dieren, de pyramide voor de koning (koningsgraf) en alle beelden die overeind staan in de tempels en de heiligdommen. Meer nog, al deze scheikunduge producten zijn voor het aangezicht van Khnoem en rond hem geplaatst. .
    (Kol. 13)...daar is midden in de rivier een rustplaats voor ieder man die de delfstoffen aan hun beide zijden bewerkt. 
    (Kol. 15) Leert ons de namen van de steenmaterialen die men dient te vinden  … bekhen, het dode (geërodeerde) graniet , mhtbt, r’qs, oetesji-hedsj (uiensteen) .. prdny, tesjy.
    (Kol. 16) Leert ons de namen van de zeldzame mineralen stroomopwaarts... goud, zilver, ijzer, lapis-lazuli, turquoise, thnt (chrysocollum), Jaspis, Ka-y (radijssteen), gruis (?), emerald, temikr (looksteenl), en verder, nesjemet, ta-mehy, hemaget, ibehet, bekes-anch, groene kleurstof, zwart antimoon en rode oker...…
    (Kol.18) ...heeft vastgesteld dat God rechtstond....Hij heeft tot mij gesproken  : “Ik ben Chnoem, uw schepper, mijn armen zijn rondom jou, om je lichaam te steunen om
    (Kol. 19) uw ledematen te bewaren. Ik vertrouw je mineralen op mineralen toe … sinds de schepping heeft niemand ze ook bewerkt (om steen te maken ?) om tempels van de goden te bouwen of vernielde tempels te herstellen.....

    Volgens Davidovits beschrijft de stèle van de Hongersnood de uitvinding van de constructie met steen ( toegeschreven aan Djoser en Imhotep de bouwers van de trappenpyramide te Sakkara)
    Volgens de tekst zou zou deze uitvinding resulteren uit de behandeling van verschillende mineralen en delfstoffen die dan chemische producten, betrokken bij de vervaardiging van syntehtische steen of een type van beton, zouden zijn.

     

    18-05-2007 om 01:46 geschreven door ramsesje


    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.SORRY

    Maar mijn computer heeft zich in een aanval van acute zelfoverschatting opgeblazen. Door de hitte van de CPU zijn enkele condensatoren in de buurt gesmolten en is de voeding niet meer stabiel. IK werk nu op een oud beestje en zal dus voorlopig geen afbeeldingen kunnen toevoegen. Maar vermoedelijk zal alles weer in orde zijn tegen volgende week donderdag.

    18-05-2007 om 00:31 geschreven door ramsesje


    >> Reageer (1)
    15-05-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.en nog over stenen

    Steen Mthay

    Deze steen roept een interessante discussie op. De naam bevat de stam van het woord "mat", wat "graniet" betekent. Harris (p.72) is akkoord met Barguet wanneer deze opmerkt dat het eigenaardig is dat graniet als dusdanig nergens opduikt in de tekst. Het is immers de meest typische steen uit deze streek. Het is dan ook waarschijnlijk dat Mat of graniet verschuild gaat in het woord Mthay. Nochtans, buiten de eigenaardige schrijfwijze hier op deze stиle, wordt graniet steeds geschreven met het teken mA(sikkel) echter vergezeld van verschillende adjectieven. In kolom 15 echter is er geen sprake van een sikkel maar van een vogel ontdaan van van vleugels en pluimen. Deze manier van schrijven van "me" vindt men ook in het woord "moet" , "zich doden". "Meth" betekent trouwens ook "sterven". Anderzijds wordt graniet(mat) dikwijls geschreven met het ideogram "hart", het leven; wat dan zou duiden op "levende graniet". Davidovits veronderstelt dat de auteur van de Hongersnoodstиle een vorm van graniet bedoeld heeft die geлrodeerd, fragiel en gedesaggregeerd zou zijn en die men in enkele geologische lagen aantreft. Hij zou dan om dit te benadrukken in tegenstelling met "levend graniet" eerder "dood graniet" bedoeld hebben.

    Ain

    Kolom 15 begint met de aanhef:" Leer de namen van Ain (steen). Het hiлroglief-woord voor vaste steen, steen om te bouwen, blokken steen is Ainr. De naam van het grootste deel van soliede rotsen wordt neboemd met Ainr en een adjectief. Harris maakt geen enkel onderscheid tussen Ain en Ainr. Merk ook op de gelijkenis tussen ain en het Coptisch woor "Oen" voor steen. Nochtans wordt Ainr bijna uitsluitend gebruikt voor steen die men gebruikt om te bouwen. Ain moet dan als een zeer algemeen woord voor steen worden opgevat , een substantie in tegenstelling met ander materiaal zoals hout en metaal.

    Woord met onbekende fonetische waarde

    In het woordenboek vinden we dat het een determinatief is voor aroma, geur maar dan niet geassociлerd aan parfum. Het heeft eerder betrekking op stoffen die een geur verspreiden, die rieken of walmen zonder daarbij noodzakelijk een slechte geur te verspreiden en is zeker niet te interpreteren als stinken. Soms wordt dit teken in verband gebracht met een zekere vorm van "genieten".

    Men vindt het terug in kolom 12. Voor Brugsch is het een zalf. Barguet en Lichtheim vertalen het niet en gebruiken de algemen term "producten" in verband met deze geciteerd in kolom 11  aat nb rwd wtsAw mineralen en stenen.

    Voor sommigen zou dit ideogram een blaas of een vaas met een riekende vloeistof ( maar geen parfum) gevuld voorstellen. Anderesgezegd vindt Davidovits het zou kunneen staan voor een chemisch product. De meeste chemische producten hebben immers een karakteristieke geur waardoor een bedreven chemicus het product onmiddellijk kan herkennen. Volgens kolom 11 en 12 zijn deze riekende producten mineralen en materialen die essentiлel zijn voor de constructie van tempels en pyramiden.

    Lexicografische studies van antieke mineralen veronderstelen dat deze mineralen hun naam vaak ontlenen aan hun kleur. Zo vindt men in de Griekse namen van half-edelstenen er verschillende met de stam "chryso" of geel. De toepassing van dit principe door Barguet, Harris en Lichtheim op de mineralen, ertsen en stenen van de Hongersnoodstele hebben weinig opgeleverd. Voor de meeste namen werden geen eigentijdse equivalenten gevonden. Davidovits echter meent dat men eerder in het concept geur en mischien ook smaak de oplossing van het probleem dient te zoeken. Darbij volgt hij eenvoudig de methode van de antieken die door kleur, geur en smaak de chemsische stoffen wisten te karakteriseren. ( wordt vervolgd)

    15-05-2007 om 01:43 geschreven door ramsesje


    >> Reageer (0)
    02-05-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Nog enkele belangrijke technische woorden van de hongersnoodstèle

    Nog enkele belangrijke woorden :

    • Het woord aAt (aät). In kolom 16 vinden verschillende namen "aAt". Volgens Harris moet men aAt beschouwen als een woord voor mineraal dat betrekking heeft op ertsen. In kolom 19 worden deze mineralen voor het eerst voorgesteld, in een context waarbij sprake is van de uitvinding van de "bouw met stenen"

    • Het woord tS (tesj). Het samengesteld woord aAT neb rwd wtSaw op het eind van kolom 11 heeft daarbij een speciale betekenis. Barguet vertaalt dit als "kostbare materialen en hardsteen uit de groeven".



      In een nota schrijft hij echter dat de vertaling onjuist kan zijn gezien de eigenaardige grafie van het woord In plaats van tesjaw leest Barguet echter Sjeti .

      De stam tS heeft de algemene betekenis van: verbreizelen, splijten, uit elkaar halen en het werkwoord btS (betesj) betekend "iets oplossen, desaggregeren. Vandaar dat Davidovits besluit dat rwd wtSaw gelijk natuurlijk desaggregaat betekent zoals geërodeerde of uit elkaar gevallen materiaal (steen). rwd zou dan kunnen geëtrapoleerd worden als zijnde het ideogram voor het beschrijven van de agglomeratie (in het begin van het woord zoals hier) of als ideogram-determinatief voor geagglomereerde steen ( geologisch of synthetisch) op het eind van het woord. Indien deze veronderstelling juist is dan zouden er van de stenen materialen in kolom 15 een aantal fragiel of gemakkelijk te desaggregeren moeten zijn. Twee namen bevatten de stam tS en vier niet.

    • Het woor bxn (bechen) werd teruggevonden in inscripties bij de wadi Hammamat, in de woestijn ten zuidoosten van Assoean en wordt verondersteld zwart basalt, dioriet, een zandachtige schist, porfier, greywacke of psammitisch gneis voor te stellen1. Ook volgens de inscripties 2 van de wadi Hammamat zou de ontginning van het "bxn" in de wadi op een zeer primitieve manier hebben plaatsgevonden waarbij de gekozen blokken gewoon de berg werden afgegooid waar ze dan gespleten of in talrijke stukken gebroken zouden aanbelanden.



      1. Lucas et Rowe, 1938; Morgan, 1894)
      2. Couyat-Montet


      Het kan nuttig zijn deze woorden ( lezing van links naar rechts en horizontaal)  trachten terug te vinden in de tekst ( lezing van rechts naar links in verticale kolommen)  

    02-05-2007 om 23:54 geschreven door ramsesje


    >> Reageer (0)
    28-04-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Technische woorden van de Hongersnoodstéle.
    Technische woorden niet die niet echt of minder correct vertaald werden door de vorige auteurs althans volgens Davidovits:
    • Het woord aa : Brugsch vertaalt het door "pyramide", Sethe en Barguet door " graven voor de koningen", voor hen is het een archaïsme uit het Oude Rijk. Lichtheim vertaalt het door  paleizen voor de koningen . Al deze vertalingen komen zowat overeen dat het om een bouwwerk gaat opgedragen aan de koning en meest waarschijnlijk een graf of pyramide.

    • Het woord Ir(i)-kA.t. Het gaat hem om een werkwoord dat we drie maal tegenkomen: in kolom 13 en 19 is het geassociëerd aan mineralen en werd het vertaald als "werken met" ; in kolom 20 is het de God Chnoem die de mens "schept" of "modelleert" uit klei. Het eerste deel van het werkwoord is het werkwoord ir(i) [oog]. Het is algemeen bekend en heeft zeer uitgebreide betekenis in de zin van doen, maken, scheppen, vormen, modelleren, enz . In mathematische teksten kan het zelfs vermenigvuldigen betekenen. Het tweede deel kA.t en de afbeelding van de man (determinatief) zouden betekenen "door de mens" gemaakt.

      Chesbedj irit (xsbD iryt) betekent inderdaad artifiële lapis lazuli 1. Volgens Davidovits zou de beste vertaling voor ir(i)-kA.t dan ook zijn behandelen, synthethiseren, fabriceren. Persoonlijk zou ik hier willen aan toevoegen dat "omzetten in " in het traditioneel Midden-Egyptisch eerder door "ir(i) m" wordt uitgedrukt. Maar als de tekst op een archaîsche tekst teruggaat natuurlijk blijft Davidovits interpretatie mogelijk.

    • rwD, roedj.t (leesrichting is hier van links naar rechts). De stam roedj betekent hard, stevig. Roedjet werd door Sethe elders vertaald als harde steen.2. In deze tekst komt het voor in kolom 11 in een context die handelt over materialen gebruikt bij de constructie van pyramiden (kol. 11 et 12). Barguet vertaalt het teken (dat in feite een boogpees voorstelt) zoals Sethe door harde steen. Roedj is door Harris (1961) ten gronde besproken. Wij citeren p.23 " in elk geval kan er weinig twijfel over bestaan dat Roedjet een term is om harde steen in het algemeen aan te duiden. Nochtans is het moeilijk om precies de categorie van deze stenen te bepalen vooral daar men ook albast aanduidt als rwD.t"

      Over het algemeen slaat "rwD" op de Egyptische zandsteen (inr rwD.t) en meer precies de steen die men aantreft in de groeven van Zuid-Egypte, die werden gebruikt om de tempels uit het Nieuwe Rijk en de daaropvolgende periodes te Karnak, Loeksor, Edfoe, Esne, Denderah en Aboe-Simbel te bouwen. Deze Egyptische zandsteen is vrij zacht en kan gemakkelijk met een vingernagel bekrast worden e (Rozière, 1801). Het is in feite het tegenovergestelde van "hardsteen" en tweemaal zachter dan de kalksteen van Gizeh, viermaal dan marmer uit Carrare en achtmaal dan graniet van Assoean . Volgens Davidovits kan rwD dan ook geen echte hardsteen betekenen.

      Anderzijds betekent het ideogram rwD ook kiemen, groeien en het oorzakelijk werkwoord s-rwD , hardmaken , sterk binden. Maar grind en keien bevatten ook het ideogram rwD. Tenslotte zandsteen, kwartsiet en vaak ook graniet en andere stenen die met rwD aangeduid worden zijn allemaal natuurlijke stenen ontstaan door een proces van geologische verharding van aggragaten zoals deeltjes kwarts of zand.



    1. Faulkner R.O. 1962 "A concise dictionary of Middle Egyptian , p.25,
    2. Idem p, 148

    28-04-2007 om 13:13 geschreven door ramsesje


    >> Reageer (0)
    26-04-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Pyramiden in beton ?

    DE STELE VAN IRTYSEN

    De stèle van Irtysen bevindt zich in het Louvre museum ( om exact te zijn in zaal zeven van het thema-circuit). Ze is ongeveer 4000 jaar oud maar dateert dus zeker niet uit het tijdperk waarin de grote pyramides werden opgericht.

    Zoals talrijke van deze begrafenisstéles bevat deze inscriptie vele autobiografische gegevens van zijn oprichter. In dit geval dus Irtysen . Hij stamde uit de priestekaste maar was een meester-ambachtsman en hij beweert in deze tekst een geheim te bezitten om beelden in steen te maken, niet door ze uit te hakken maar door in vormen te gieten.

    Irtysen beweert dat hij mengeling van materialen gebruikte die hard werd wanneer ze in vormen gegoten werd en dat hij op deze wijze gelijkt wel voorwerp of personage kon vormen. Het resultaat was "fire- and waterproof"

    De stéle van de hongersnood van Sehel

    De stéle werd in 1899 ontdekt door C.E. Wilbour en werd vertaald door Brugsch (1891), Pleyte (1891), Morgan (1894), Sethe (1901), Barguet (1953) en Lichtheim (1973). De inscriptie bevindt zich op een oude rots op het eiland Sehel nabij Elefantine, enkele kilometers ten zuiden van Assoean. De tekst dateert uit de tijd van de Ptolemeeлn ( ca 200 v.Chr. ) maar er zijn betrouwbare tekenen om aan te nemen dat de tekst teruggaat op oudere versie die zou dateren van het begin van het Oude Rijk. De tekst omvat 32 kolommen hiërogliefen, van rechts naar links te lezen.

    Er komen drie voorname personages in voor.:

    • Djoser, farao uit het Oude Rijk , die de te Sakkara de eerste pyramide liet bouwen ( de zogenaamde Trappenpyramide). Dit monument wordt vaak aangehaald om de beginperiode van de constructies in steen te illustreren.
    • Imhotep, architect van Djoser, waarvan men zegt dat hij de uitvinder was van het bouwen met steen. Een personage dat zo belangrijk was dat hij in later tijden als god vereerd werd.
    • De god Cnoem, die als pottenbakker, zoas trouwens in de Bijbel, het lichaam van mensen en goden modelleerde met het slijk van de Nijl.

    De tekst gaat als volgt: gedurende vele jaren overstroomde de Nijl op bepaalde periodes het landschap en bracht vruchtbaar slib en water aan voor de landbouw. Onder de regering van Djoser echter gebeurde dit niet, de oogst viel tegen en de grond droogde uit met als resultaat een mislukte oogst en grote hongersnood

    Maar de stéle van de honghersnood bevat ook onthullingen van Imhotep en aanbevelingen van Chnoem over het bouwen van tempels, pyramiden en ander sacrale gebouwen. Hier begint de controverse. Volgens Davidovits wordt nergens gesproken over kalsteen of een ander natuurlijk gesteente in de lijst . In de droom van Djoser ( kolom 19), schenkt Chnoem hem mineralen en " sinds de oudste tijden heeft niemand ooit met hen gewerkt om tempels voor de goden te bouwen " . Om deze monumenten te bouwen heeft men aan Djoser een lijst van mineralen en ertsen gegeven waarvan de betekenis der hiëroglyfen nog niet achterhaald is geworden. Daarom heeft juist Davidovits de studie van deze woorden aangevat. Een studie die hij voorgesteld heeft op het Vijfde Internationaal Congres van Egyptologie, 1988 te Cairo. We gaan hier in detail op in. Hieronder vindt u de relevante colommen van de tekst



    wordt verder gezet

    26-04-2007 om 11:20 geschreven door ramsesje


    >> Reageer (0)
    19-04-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Pyramiden in Beton ?

     

    • Argument van Davidovitz

      In de verre prehistorie was Egypte net zoals Vlaanderen verzonken in de zee. Dierlijke resten zonken langzaam naar beneden en vormden een soort modder waarin zich schelpen, skeltten, plantenresten bevonden. Door samendrukking werd dit sediment omgevormd tot een soort rots die wij kalksteen noemen ( in het Frans calcaire, in het Engels limestone). Dit proces van verdichting heeft duizende jaren geduurd. In deze kalksteenlagen vindt men gewoonlijk de schelpjes en de skeletten van kleine diertjes in horizontale lagen wat normaal schijnt bij als men voor ogen houdt dat het om bezinksel gaat.

      Welnu de pyramiden werden gebouwd uit dergelijke sedimentaire kalksteen maar volgens Davidovitz ziet men hier bij deze stenen geen duidelijke lagen maar zijn schelpen en skeletten verspreid door elkaar te vinden. Alsof men er in geroerd heeft beweert hij. Zie onderstaande figuur

      Daarnaast merkt hij ook op dat er in de kalksteen van de pyramide luchtbellen voorkomen , organische vezels, beenderen en tanden van dieren dingen die volgens hem niet thuishoren in natuurlijke kalksteen. In 1988 heeft Mark Lehner de opmerking gemaakt dat de steneen van de pyramiden niet van beton konden gemaakt zijn daar ze intacte fossiele schelpen bevatten. Dit is natuurlijk geen argument gezien het zou gaan om ge-reagglomereerde steen , die dus oorspronkelijk van dezelfde kalksteen groeven afkomstig is maar eerst verbrokkeld werd.

      Davidovitz heeft aangetoond dat de kalksteen uit de steengroeve van Gizeh vrij veel klei bevat die gemakkelijk ( zowat binnen de 24 uur) vrijkomt wanneer de steen wordt bevochtigd enerzijds vergemakkelijkt dit de verbrokkeling van de steen en anderzijds is het een bindmiddel wanneer het water opnieuw verdampt. De schelpjes verliezen wel hun horizontale ligging bij het fabriceren van de kunststeen.

    • Argument Mark Lehner, egyptoloog en tegenstander van Davidovitz theorie




      Op de bovenstaande figuur zien we een vereenvoudigde doorsnede van het plateau van Gizeh. Op het plateau van Gizeh raken de formatie Mokkatam (Midden Eoceen) en de formatie Maadi ( Hoog Eoceen) elkaar ter hoogte van een zanderige wadi (rivierbedding). Volgens geoloog Thomas Aignier en de egyptoloog Mark Lehner is de oppervlakkige laag van de formatie Mokkatam, waarop de pyramiden rusten , opgebouwd uit harde kalksteen (hard gray op bovenstaande figuur). Daaronder bevindt zich een tweede laag zachtere nummuliet kalksteen met lagen mergel , die een belangrijke hoeveelheid klei bevatten (soft-marley limestone) en daaronder opnieuw een hardere laag. Het licham van de sfinx bevindt zich in deze zachter laag het hoofd in de bovenste harde laag. Maar ter hoogte van de wadi komt de zachtere laag bloot te liggen en daar bevinden zich ook de steengroeven (quarries). In overeenstemming met de traditionel theorie van de uitgehakte steen zouden de bouwers van de pyramiden volgens Lehner dus gebruik gemaakt hebben van deze zachtere mergelsteen.

    • Tegenargument van Davidovitz

      De harde kalksteen kan niet worden opgelost in water maar, en dat heeft Daividovitz proefondervindelijk bewezen, na 24 uur in plastic zak met water te hebben vertoefd is een grote brok kalksteen uit elkaar gevallen en is de zwaardere kleilaag bezonken en gescheiden van de lichtere nummulaire (schelpjes) structuren.



    • >
      Steengroeve van Cheops te Gizeh, de zachtere mergelsteen is duidelijk te zien op de kop van de groeve

    19-04-2007 om 00:00 geschreven door ramsesje


    >> Reageer (0)
    13-04-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.OEFENING


    Hierboven kan u zich de tanden eens slijpen door de tekst van deze stele van Sarenenoetet te ontcijferen. Morgen zullen we een aantal vreemde woorden verklaren nu volstaat deze uit de bekende tekst te isoleren

    De transliteratie en vertaling gaat als volgt :

    Htp-di-nsw                                :Een offer dat de koning geeft aan
    Asir nb Ddw nTr aA nb AbDw  : Osiris de heer van Djedoe, de grote god, heer van Abydos
    di=f prt-xrw                               : opdat hij moge geven een stem die offert
    t Hnkt kA apd Ss mnxt              : brood, bier, een  os, gevolgete, albast en linnen
    xt nbt anxt nTr im                       :alle dingen waarvan een god leeft
    n kA n imAxy                            : voor de Ka van geëerde
    dd Htp(w)-nTr n nTrw               :de offerschenker aan de Goden 
    Hsb-Snwty m-r pr                     : de rekenmeester van de Dubbele Graanschuur  en hofmeester
                                                     : (mer per )
    sArennwty mAa- xrw                :Sarenenoetet, de gerechtvaardigede van stem (=overledene)
    ms-n bA-mkt                            : geboren uit Bameket

    13-04-2007 om 00:00 geschreven door ramsesje


    >> Reageer (0)
    10-04-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Offerformule Deel IV

    OEPOEAOET (Wepwawet) & ANOEBIS (vervolg offerformule )

    Op talrijke stelae uit Abydos en elders worden naast de dodengod Osiris ook nog Oepoeaoet en Anoebis vernoemd. Oepoeaoet was een oude god van Abydos en actief deelnemer aan de cultus van Osiris. Het jaarlijks festival te Abydos nam een aanvang met een processie van Oepoeaoet " om zijn vader Osiris te beschermen". Meer algemeen werd Oepoeaoet geassociëerd met kerkhoven en begrafenissen. Hiervan getuigt zijn titel " nb tA Dsr ( neb ta djeser)", heer van het Heilige Land, waarbij dit laatste slaat op de begraafplaats. Zijn naam is illustratie van het principe waar een onvoltooid deelwoord "openend(e)" gebruikt wordt als een zelfstandig naamwoord hier "de opener". Zijn naam betekent dan ook de "opener van de wegen". Het verwijst naar de onbetreden paden in de woestijn langswaar hij de nieuw overledenen naar het Rijk van Osiris leidde. Hij wordt voorgesteld als een jakhals of een hond.

    Daarnaast was er nog Anoebis, die eveneens als een hond werd afgebeeld maar vaker als een mens met hondenhoofd. Ook hij droeg de titel "neb ta djeser" en daarnaast nog de meer obscure namen im(y)- wt (degene in de "wt") en tp(y) dw=f (hij op zijn berg ), d.w.z. de woestijntoppen boven de begraafplaatsen Hiebij zijn im(y) en tp(y) zogenaamde nisbé adjectieven. Zie hieronder.

    De taak van Anoebis bestond er in de lijkbalseming in goede banen te leiden maar ook hij vergezelde de zielen naar het ondermaanse en hielp bij het beoordelen van de dode ( het wegen van het hart). Priesters die de begrafenis ceremonie leidden verpersoonlijkten de god door een hondemasker te dragen. Vaak wordt gezegd dat Anoebis een jakhals zou zijn. Omdat jakhalzen als aaseters vaak op kerkhoven rondzwierven zouden ze vereerd zijn geworden om aldus de lijken te beschermen. De gelijkenis met de Basenji hond is echter zeer treffend. Helaas zit er geen DNA materiaal in muurschilderingen of beelden om te vergelijken . Zodat ik de thesis dat Anoebis een Basenji hond zou zijn niet kan bewijzen.



    10-04-2007 om 18:44 geschreven door ramsesje


    >> Reageer (0)
    06-04-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Pyramiden in beton !?! Deel 2

    Enkele bezwaren van Davidovitz tegen de normale theorieën over de pyramiden

    Generaties lang denkt men reeds dat grote groepen werklui grote stenen uitkapten en deze naar de pyramiden sleurden en daar omhoog tilden tot op de juiste plaats. Maar hoe is dit realiseerbaar ?

    Een "volle" pyramide van Cheops zou ongeveer 2,5 miljoen blokken van ongeveer 2 ton bevatten, die op zijn minst elk door een zestigtal man moeten worden verplaats. Bepaalde blokken echter wegen tot 70 ton en bevinden zich zo een 40 m hoog in de pyramide. Om een dergelijk blok te verplaatsen zou ongeveer 2000 man nodig zijn. De pyramide zou opgericht zijn in zo een twintig jaar, de tijd dat  Cheops geregeerd heeft. Volgens Davidovitz zouden er per dag minstens 400 blokken op hun plaats zijn gebracht ( in werkelijkheid 2.5 miljoen / 7300 dagen= 342 а 343 wat neerkomt op één steen om de vier minuten, vierentwintiguur op vierentwintiguur, gedurende 20 jaar). Hij vindt dit onmogelijk.

    Hij twijfelt ook aan het feit dat zde Egyptenaren van het Oude Rijk  die harde stenen met hun primitieve gereedschappen uit koper dat weining hard is, konden uithakken. Hij vraagt zich ook af waar de overschotten, die er onvermijdelijk moeten geweest zijn bij het hakken van een dergelijke massa steen ( minimum 5 miljoen ton) gebleven zijn. Want kalksteen splijt gemakkelijk. Ze zijn nooit gevonden.

    Hoe kan een beschaving die geen harde metalen kende miljoenen blokken steen van tientallen verschillende lengtes uithakken en deze juist berekend op hun plaats brengen zodat ze dan nog bijna naadloos ( minder dan 2 mm) aansloten en geen verticale naden lieten zien

    Dit alles zou natuurlijk opgelost worden als men de methode van Davidovitz zou accepteren. Om dit te bewijzen ging Davidovitz een stuk steen van de pyramide van Cheops ( bekleding van een inwendige gang) dat hij van Lauer in 1982 ter beschikking had gekregen analyseren.





    De foto geeft een beeld van een steen afkomstig van de steen die  Davidovitz in 1982 kreeg van Jean-Philippe Lauer. Deze foto toont de aanwezigheid van plantaardige vezels en luchtbellen die normaal niet aanwezig zijn in kalksteen afkomstig uit het Eoceen Tijdperk ( 60 millioen jaar oud) ! 1.



    Hierboven ziet u een spectroscopische analyse met NMR (nucleaire magnetische resonantie) uitgevoerd door Prof. Demortier (Universiteit van Namen) op een geopolymeer (boven) en op de steen van de pyramide van (Cheops). Deze wijst op een sterke gelijkenius tussen beide. 2





    Links : electron diffractie van amorf aluminium-silicaat van de Cheops steen. Rechts: dezelfde diffractie maar nu bij natuurlijk aluminium-silicaate(illiet) uit de carriиre van Tourah bij Gizeh. Men verwacht in natuurlijke steen een aantal elementen die tijd gehad hebben om uit te cristalizeren. De steen van de pyramiden is echter volgens Barsoum volledig amorf ( niet gecristaliseerd ). Dat doet eerder denken aan een proces van cementatie. De silicaten hebben zich op relatief korte tijd gevormd en niet op honderduizend jaren zoals de natuurlijke steen. 3

    Deze analyses schijnen op het eerste zicht de theorie van Davidovitz te bevestigen maar natuurlijk en dat geeft hij ook toe is er verdere confirmatie nodig.

    • 1. X-Rays Analysis and X-Rays Diffraction of casing stones from the pyramids of Egypt, and the limestone of the associated quarries., Davidovits J., Science in Egyptology; A.R. David ed.; 1986; Proceedings of the  Science in Egyptology Symposia ; Manchester University Press, UK; pp.511-520.
    • PIXE, PIGE and NMR study of the masonry of the pyramid of Cheops at Giza, Guy Demortier, NUCLEAR INSTRUMENTS and METHODS in PHYSICS RESEARCH B, B 226, 98  109 (2004).
    • 3. Barsoum, M. W., Ganguly, A. and Hug, G. (2006), Microstructural Evidence of Reconstituted Limestone Blocks in the Great Pyramids of Egypt, Journal of the American Ceramic Society 89 (12), 3788
    • Verdere lectuur :
      • 1.The Enigma of the Construction of the Giza Pyramids Solved?, Scientific British Laboratory, Daresbury, SRS Synchrotron Radiation Source, 2004.
      • 2.Differential thermal analysis (DTA) detection of intra-ceramic geopolymeric setting In archaeological ceramics and mortars., Davidovits J.; Courtois L., 21st Archaeometry Symposium; Brookhaven Nat. Lab., N.Y.; 1981; Abstracts P. 22.
      • 3. How Not to Analyze Pyramid Stone, Morris, M. JOURNAL OF GEOLOGICAL EDUCATION, VOL. 41, P. 364-369 (1993).
      • 4. Comment a-t-on construit les Pyramides: polйmique chez les Йgyptologues, HISTORIA Magazine, Paris, No 674, fйv. 2003, dossier pp. 54-79 (2003).
    <

    06-04-2007 om 23:24 geschreven door ramsesje


    >> Reageer (0)
    30-03-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Pyramiden uit gereaggregeerde steen ?

    PYRAMIDEN UIT BETON ?

    Pyramiden uit een soort beton het is een controversiëel onderwerp maar het lijkt de moeite om er dieper op in te gaan. We geven eerst een vooral een paar gegevens over de protagonisten van deze theorie.

    • Joseph Davidovits

      Behaald in 1958 het diploma van ingenieur in de chemische wetenshappen in " l'Ecole nationale supérieure de chimie de Rennes". In 1960 behaalt hij een doctoraat in macromoleculaire chemie aan de universiteit van Mainz in Duitsland. Van 1983 tot 1991, is hij professor aan de universiteit van de Barry (Miami) en aan de Staatsuniversiteit van Pennsylvanië. Op 26/09/1994 ontvangt hij het Gouden Lint NASTS uitgereikt door de National Press Club in de USA. In november 1998, wordt hij door president Jacques Chirac vereerd met de graad van ridder in de nationale orde van de verdienste. In 1999, wordt hij professor honoris causa van de universiteit van architectuur en technologie te Xiang in China.Sinds 1979, is hij voorzitter van het Instituut voor Geopolymeren. Sinds 2001, directeur van de onderzoeksafdeling van het bedrijf CORDI-Géopolymère. Hij is lid van Internationale Vereniging van Egyptologe en heeft voordrachten gegevn op veschillende internationale congressen van Egyptologie 1979 (Grenoble), 1982 (Toronto), 1988 (Cairo) en 2004 (Grenoble).


    • Guy Demortier

      Natuurkundige, ex-directeur van het LARN (Laboratoire d  Analyse par Réactions Nucléaires) aan de Universiteit Notre-Dame de la Paix te Namen. Professor van Natuurkunde aan deze universitiet. Na zijn doctoraat In Louvain-la-Neuve zet hij  zijn wetenschappelijk werkaldaar  voort tot hem wordt voorgesteld een accelarator te bouwen te Namen. Het LARN was geboren. Zijn eerste archeologisch werk bestond erin om te bestuderen welke elementen er door de goudsmeden uit de oudheid werden gebruikt om te lassen. Het ging ondermeer om objecten uit het museum van Berlijn die er van verdacht werden vals te zijn daar zij Cadmium bevatten (element dat niet of weinig bekend was in die tijd). Hij heeft in de loop der jaren duizenden gouden objecten onderzocht. Geholpen door enkele filologen heeft hij ook oude teksten "hervertaald" wat hem toeliet correcties aan te brengen in deze vertalingen zeker wat betreft het lassen van goud. Uitgenodigd om hierover te spreken in een zelfde sessie als Davidovitz maakt hij kennis met deze en staat hij achter zijn theorie. Demortier heeft ook een encyclopedie gepubliceerd over de Nobelprijs winnaars natuurkunde gericht tot de jongeren om hen te motiveren natuurkunde als studierichting te nemen.

    • Michel Barsoum Ph.D.

      Dr. Barsoum's, haalde zijn diploma B.Sc. op de American University in Cairo, Egypte in 1977, Master Science, aan de Universiteit van Missouri  Rolla, 1980 en Ph.D, in het Massachusetts Instituut van Technologie, in 1985. Zijn huidige wetenschappelijke interesses gaan naar en ontwikkeling en onderzoek van ceramisch materiaal bestand tegen zeer hoge temperaturen. Van 1999-nu is hij Prof aan de Dexel Universiteit Philadelphia,departement "Materiaal Studie" met de titel "Distinguished Professor, bezoekend professor aan de Universiteit van Poitiers, Frankrijk. Tijdens twee van zijn "sabatical years"(1993-94 & 2000-01) was hij werkzaam bij het Max Planck Instituut te Stuttgart Duitsland


    • Gilles Hug

      "maître de recherche" bij de ONERA, Frans Centrum voor Aerospatiaal Onderzoek. Gespecialiseerd in electronenmicrosocpie en electronische structuur



    Hoe hoog de passies oplaaien over dit controversiëel onderwerp mag blijken uit het volgende " Het is klaar dat met zijn uitspraak in het nummer vn 01.12.2006 in The New-York Times, Dr. Hawass, Secretaris Generaal van de Organisatie voor Egyptische Antiquiteiten, dat : de bekende materiaal deskundigen, professoren M. Barsoum, G. Hug and G. Demortier, moderne Portland cement geanalyzeerd hebben in plaats van gere-agglomeriseerde (opnieuw samengstelde ) kalksteen zoals door J. Davidovits gezegd wordt, hij de wetenschappelijke integriteit van deze bekende geleerden in opspraak brengt . Zal Zahi Hawass zich verontschuldigen voor zijn vergissing en zijn spijt betuigen? Wij hopen het !" Tot hier dit citaat.

    Nu ik zelf denk het niet dat Zahi Hawass, die een zeer omstreden figuur in de archeologische wereld is, zijn excuses zal aanbieden . Hij neemt geen blaadje voor de mond. Zo is hij ondermeer van plan om naast de steen van Rosette ( British Museum) ook de buste van Nefertiti (Berlijn) en nog andere belangrijke stukken terug te vragen. Hij heeft ondermeer reeds het museum voor Kunst en Geschiedenis van België gedwongen om een stèle terug te geven die aangekocht werd en waarvan nadien bleek dat hij ten onrechte uit Egypte was weggehaald. Hij deed dit onder de bedreiging (chantage zeggen sommigen) geen enkele Belgische wetenschapper meer toe te laten tot een onderzoeksprogramma van de sites in Egypte. Hij weigerde ook pertinent officiëel geïdentificeerd steenmateriaal van de pyramiden af te staan voor verder onderzoek. Alhoewel een artikel in Science & Vie ecember 2005 titelt : "Les analyses officielles vont bientôt commencer" ( De officiële analyses gaan weldra beginnen). Het was ook hij die het onderzoek met de robots in de schachten van de pyramide van Cheops boycotte tot ze onder zijn supervisie werden uitgevoerd. Geen katje om zonder handschoenen aan te pakken dus.

    Waar is deze theorie nu ontstaan? Wel de schuldige is onderstaande stenen vaas afkomstig uit het Djosercomplex te Sakkara (dat we reeds herhaalde malen hebben aangehaald )en bestaande uit arthrositisch gneiss. Het nummer 99 uit de catalogus van de expositie " Egyptische kunst ten tijde van de pyramieden" Réunion des Musées nationaux de France, 1999.



    In Egypte zal een gids u zeker naar een atelier brengen waar men stenen vazen maakt maar dan gaat het om zachte steen zoals albast. Een vaas zoals deze in dergelijke harde steen kan niemand de dag van vandaag fabriceren en zeker niet met de instrumenten in koper die de Egyptenaren van het Oude Rijk tot hun beschikking hadden. Waarschijnlijk zou een mensenleven nauwelijks volstaan om een dergelijke vaas te maken en dan mag er nog niets misgaan. De vorm van de vaas echter lijkt er op te wijzen dat de kanten geplooid werden zoals men zou kunnen doen met klei. Maar hoe zouden de Oude Egyptenaren dat gedaan hebben?

    Wel Davidovits is er in geslaagd aan te tonen dat men stenen voorwerpen kan vervaardigen door bepaalde ingredienten te mengen ( geopolimerisatie) . Een beetje zoals wij mortel maken met Portland cement. Portland cement maken is trouwens een voor het milieu nogal belastend proces (dat niet zeer gekend is). Maar voor de productie van 1 ton cement is er een uitstoot van 0,9 ton CO2. Maar daar gaat het nu niet over. Maar wel over het feit dat de kunststeen en beton indien hij zou gemaakt zijn door de Egyptenaren 5000 jaar geleden over zeer behoorlijke kwaliteiten moet beschikken. Want het huidige cement is poreus en ondergaat niet alleen een oppervlakkige maar ook een inwendige degradatie die de mechanische caracteristieken aantast. Alle monumenten die wij nu oprichten zoals wolkenkrabbers zijn vergangkelijke monumenten , iets wat we al te snel vergeten.



    Geopolimeren

    Wat zijn geopolimeren ?
    Geopolymeren zijn minerale stoffen die men op synthetische ( of semi-synthetische wijze) bekomt door chemische processen, die de natuur ook realiseert maar in cyclussen die meerdere miljoenen jaren duren. Kan men dan rotsen synthetiseren die identiek zijn aan degene die in de natuur voorkomen ? Ja en neen. Want in feite gaat het om re-agglomeratie. Het procédé gaat als volgt. Men start met een minerale materie. Geërodeerde op natuurlijke wijze gedesaggregeerde rots, kalksteen bv. die men zowat overal in het zuiden van België vindt en met een geologische lijm gaat me dit materiaal terug structuur geven (re-agglomereren van de minerale deeltjes). Het eindresultaat is dat een rots die er volkomen natuurgetrouw uitziet in ons geval een zeer soliede kalksteenrots. Een geoloog zal geen onderscheid kunnen maken tussen de twee. Alleen door zeer fijne observatie van de lijm kan men de synthetische natuur van de steen vaststellen. Want de deeltjes zijn zonder twijfel kalksteen, graniet of wat dan ook waarvan men vertrokken is.



    Voorbeelden van geopolymere beelden(Davidovitz)


    Dus zachte kalksteen, verder uit elkaar gebrokkeld en met water aangelengd kan een soort kalkpasta vormen die men gemakkelijk in korven kan transporteren. Deze pasta dan gemengd met ingredienten als kaoline-houdende klei, natron ( = natriumbicarbonaat ) en kalk kan dan in een moule gegoten worden en opgestampt zoals beton op de bouwplaats zelf en geeft uiteindelijk een steen die men niet kan onderscheiden van echte kalksteen. Davidovitz heeft hiermee proeven verricht en krijgt inderdaad kalksteen die men op het zicht niet kan onderscheiden van natuurlijke kalksteen. Belangrijk is dat de coffrage van de steen geen duidelijke sporen nalaat. En nu?

    Op het Tweede Internationaal Congres van Egyptologen te Grenoble in 1979 gaat Davidovitz zijn bevindingen voorstellen. Hij stelt er twee voordrachten voor: eentje over de hypothese van de fabricage van de hardstenen vazen en de tweede over hypothese van de techniek van kalksteen beton en de pyramiden. Op de discussie die volgt wordt de thesis over de stenen vaten mogelijk geacht. De Egyptenaren beschikten over de chemische kennis en de technieken om ze op deze manieren te maken ( beheersing van de technieken, met koper, met alkali stoffen en van de keramiek techniek). Maar de theorie over de pyramiden werd totaal onwaarschijnlijk geacht. Op het congres te Toronto gaat het er nog spannender aan toe want naast Davidovitz presenteert nu ook Lauer, 80 jaar oud, die gans zijn leven ( 65 jaar) heeft gewijd aan het onderzoek van de Trappenpyramide en het Djosercomplex zijn theorie. Hij zegt van de theorie van Davidovitz : « Il y a beaucoup de propositions ridicules, pas stupides, mais impossibles. Il n'y en a que très peu de sérieuses » ( Er zijn veel belachelijke voorstellen, niet gek maar onmogelijk, en slechts weinig ernstige). Hijzelf denkt dat de Egyptenaren bij de constructie van de pyramide van Sakkara te werk gingen met korte ( 250 m) vrij steile hellingen met een lier bovenaan. De steen was vastgemaakt met koorden die eerst naar boven ging en dan via de lier terugkeerde zodat de arbeiders konden trekken in het naar beneden gaan en zo de last omhoog trekken tot een hoogte van 70 m. Davidovitz op zijn beurt benadrukt ook dat de onderzoekers het nooit eens zijn geworden over de afkomst van de stenen. De traditionele archeologen beweren dat ze van de overzijde van de Nijl kwamen, de geologen beweren dat de steengroeven zich vlak bij de pyramiden bevonden en nog een ander groep gelooft dat ze uit verschillende delen van Egypte kwamen. Volgens Davidovitz slaagt de theorie van de re-agglomeratie van de fossiele kalkschelpen erin al deze interpretaties te verzoenen.

    Een onderzoek van de bindingstof zou definitief uitsluitsel hebben kunnen geven maar het betreft hier zeer fijne technieken die men toen nog niet ter beschikking had. Maar nu zijn de testen wel uitgevoerd door een internationale ploeg op stukken steen die Jean Philippe Lauer aan Davidovitz gaf in 1982 . Volgens deze testen zouden het geopolymeren zijn wat de analyses die Davidovitz in 1982-1984 met X-stralen uitvoerde zou bevestigen. We komen hier verder op terug maar ondertussen had Davidovitz overtuigd van zijn gelijk niet stil gezeten.

    Hij heeft zich met enthousiasme toegelegd op de Egyptologie. Hij was er van overtuigd dat de Egyptenaren wel ergens een geschreven boodschap over het maken van steen zouden hebben nagelaten. Hij heeft dan ook talrijke teksten onderzocht . Volgens hem heeft hij ze ook gevonden en zijn die teksten wel bekend. Maar omdat ze niet wisten wat er beschrven werd zouden de vertalers zich aan algemene en soms onnauwkeurige vertalingen gehouden hebben. Voor wie de cursus hiërogliefen volgt zal zoiets wel niet als onmogelijk voorkomen. Dus moest Davidovitz terug naar de originele teksten en een taalkundige werk opzetten over een ganse serie technische termen. Maar ook religieuze, geschiedkundige, economische argumenten werden door hem aangevoerd. Als chemicus, een amateur en a priori dus niet echt onderlegd, werd Davidovitz nooit echt "ernstig" genomen door de Egyptologen. Maar die, op de keper beschouwd vrij normale handicap , heeft hem aangezet zijn thesis te verdiepen zodat hij tegenwoordig toch ook wat aanhang krijgt in wetenschappelijke middens.

    Dan blijft er nog een bezwaar tegen deze theorie. Geopolymeren zijn op het ogenblik een avant-garde techniek, die de Egyptenaren dus reeds 5000 jaar geleden zouden hebben bezeten. Davidovitz antwoordt hierop als volgt: "is het een wonder dat een maatschappij die de steen zo hoog in achting droeg als duurzaam materiaal bestemd voor alles wat en uitsluitend met het hiernamaals te maken had ( want zelfs voor hun paleis gebruikten de farao's tichelsteen) deze minerale steen bestudeerd heeft . De re-agglomeratie zou zelfs een religieuze betekenis gehad hebben. Het genie van Imhotep ( de architect van Djoser) is hier zeker gedeltelijk verantwoordelijk voor maar hij zal waarschijnlijk al een lange traditie voor zich gehad hebben. Later zou deze kennis dan verloren gegaan zijn. Al bij al  is het maken van kalksteen niet zo een moeilijk procédé.  Dit zijn zowat de stellinge van Davidovitz . Die gaan we nu punt voor punt wat uitdiepen en eventuele tegenargumenten (want die zijn er zeer zeker !) aanhalen. Ook over de blauwe keramieksteen aangetroffen in het Djoser complex heeft Davidovitz interessante dingen te vertellen.



    wordt bijgewerkt

    30-03-2007 om 00:00 geschreven door ramsesje


    >> Reageer (0)
    29-03-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.DERDE DYNASTIE

    KORTELINGS OP DIT BLOG


    We zijn nu aan het Tijdperk van de Derde Dynastie en Trappenpyramide gekomen. Daarom zullen we eerst de theorie van Joseph Davidovits van het Instituut van Geopolymeren over de constructie van pyramidestenen als een soort beton beschouwen. Deze laatste werd in zijn theorie gevolgd door Guy Dumortier (natuurkundige) van de Universiteit van Namen, daarna door Michel Barsoum van de Universiteit van Drexel U.S.A en door Gilles Hug van de Onera (Office National d'Etudes et de Recherces Aèrospatiales), die hun bevindingen in 2006 publiceerden. Het controversiële onderwerp wordt hevig aangevochten door traditionele Egyptologen als Mark Lehner en Lacau toch wat betreft de pyramiden. Ook hun argumenten zullen worden besproken. Wat betreft een tweede stelling dat de stenen vazen die in de hardste steen en in  hun perfecte vorm niet zouden gemaakt zijn met koperen instrumenten maar met een soort steenpasta staan de Egyptologen veel minder weigerachtig. Het ganse concept zal wetenschappelijk uit de doeken worden gedaan. In feite draait- toch wat de pyramiden betreft- alles om de betrouwbaarheid van de stalen maar de Egyptische regering weigert momenteel Davidovits officiële stalen te geven ! Erg controversiëel maar toch  wetenschappelijk aanvaardbaar ! Niets in het genre van von Dänicken !


    29-03-2007 om 01:16 geschreven door ramsesje


    >> Reageer (0)
    27-03-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Chasechem /Chasechemoei

    CHASECHEM-CHASECHEMOEI



    De laatste koning van de Tweede Dynastie is een belangrijke koning en in vele opzichten een overgangsfiguur.1 naar de pracht en praal van de Derde Dynastie. Hij droeg na elkaar de naam Chasechem en Chasechemoei. Een ganse tijd heeft men gedacht dat het hier om twee koningen ging. Ondermeer Emery2 was hier van overtuigd. Maar tegenwoordig neemt men op linguistische gronden, zoals Werner Kaiser voorstelde, aan dat het om ййn en dezelfde monarch gaat. 3. Ondermeer het feit dat men nog geen graf van Chasechem heeft ontdekt pleit ook voor deze hypothese.


    DE CHASECHEM-PERIODE

    In het begin van zijn regering schijnt Chasechem nogal een bijzondere belangstelling en verering te hebben gehad voor Hierakonpolis. Alle vondsten van Chasechem, op een inscriptie op een diorieten vaas uit het Sakkara complex na, komen uit Hierakonpolis. Zijn regering schijnt nogal woelig te zijn verlopen want op de vondsten uit deze periode is er sprake van oorlog en verovering. Alhoewel sommige van deze gebeurtenissen zich buiten de grenzen van Egypte kunnen hebben afgespeeld wijzen ze op een tijd van verwarring. Emery interpreteerde dit echter als het feit dat Chasechem een koning van Thintische oorsprong was die de eenheid van Egypte herstelde na een religieuze oorlog tussen de volgelingen van Seth (volgens hem Peribsen) en deze van Horus. We komen hier niet op terug daar dit voldoende werd besproken onder Sechemib-Perenmaat en Peribsen. Het komt er op neer dat alles wat momenteel met enige zekerheid kan gezegd worden is: dat de verschijning van Seth als totemgod van de koning gedurende het einde van de Tweede Dynastie waarschijnlijk zowel zuiver symbolische als politieke implicaties had en een zekere verandering in het concept van het koningschap betekende. 4


    Toch kan men wellicht met enige zekerheid veronderstellen dat Chasechem in het begin van zijn regering alleen in Opper-Egypte regeerde, de opstandige noorderlingen overwon, Egypte opnieuw verenigde en zijn naam veranderde in de dualis-vorm Chasechemoei. Maar tot er harde bewijzen worden gevonden blijft dit een hypothese.

    Vondsten

    Beeld van Chasechem
    • Twee beelden van Chasechem(Hierakconpolis)
      Een van leisteen (nu in Cairo) en een van kalksteen (nu te Oxford) . Ze zijn van uitzonderlijke artistieke waarde en stellen Chasechem voor gezeten op een troon met de kroon van Opper-Egypte en in een gewaad zoals het gewoonlijk werd gedragen bij het Sed-feest. Langs het voetstuk van beide beelden ziet men verwrongen menselijke gedaanten , die verslagen vijanden uitbeeldenen aan de voorzijde staat gegrift " Noordelijke vijanden" en 47.209 op het ene beeld 48.205 op het andere. 5Het ligt voor de hand om in de noordelijken de volgelingen van de koningen te Memfis te zien maar men kan niet uitsluiten dat het om Libiлrs gaat die de Delta waren binnengevallen.




    • Fragment van een stиle (Hierakonpolis)

      Op het fragment van de stиle zien we het onderste deel van een knielende man ( gevangene?) die op een platform zit dat uitloopt in het hoofd van een vreemdeling ( waarschijnlijk een Nubiлr) met op zijn hoofd een boog. De boog werd gebruikt om de naam van Nubiл "ta-Seti " te schrijven. Daaronder staat een Horus-serech van Chasechem en de tekst "die de vreemde landen vernedert". Wellicht werd de campagne tegen het noorden voorafgegaan door een veldtocht tegen de Nubiлrs. 6


    • Drie stenen potten(Hierakonpolis)7

      Opschriften op vazen

      Nog meer bewijzen over oorlog in het noorden vinden we op deze potten ontdekt binnen de tempel van Horus te Hierakonpolis. Zij dragen allen hetzelfde opschrift: "Het jaar van de strijd tegen de noordelijke vijand in de stad Necheb".
      Op deze vazen komt de godin Nechbet voor in de gedaante van een gier. Ze staat op wat Emery een " zegelring" noemt maar wat ik beschouw als een cartouche in haar oorspronkelijke vorm. In de cartouche staat het woord "bS=besj = rebel" in de andere klauw houdt ze het embleem van het Verenigde Egypte. De godin staat tegeover de serech van Chasechem.


      We weerhouden als belangrijk uit deze afbeedlingen dat de koning op de hierboven genoemde beelden de kroon van Opper-Egypte draagt evenals de Horus op zijn serech. Het gezag van Chasechem lag dus meer dan waarschijnlijk in Opper-Egypte. Het ontbreken van vondsten in Sakkara versterkt deze argumentatie.


    • In het Djosercomplex te Sakkara werd de enige buiten Hieraconpolis gevonden getuigenis van deze koning ontdekt 8 in galerij 7. Het gaat om een inscriptie op een diorieten vaas.


    • In een private collectie bevindt zich verder nog een koperen bijl met een serech van Chaseshem. 9

    CHASECHEMOEI PERIODE

    Chasechemoei ( = dualis = de verschijning van de twee machten) was dus de naam die Chasechem ( = de verschijning van de macht) aannam na de hereniging van de Twee Landen. Deze naam schijnt gemodelleerd geweest naar het voorbeeld van de naam van de stichter van de dynastie." Hetepsechemoei ". ( = de twee machten leven in vrede) Wat nog versterkt wordt door een bijkomende titel die hij voerde "nbwy Htp im.f". Wat kan vertaald worden als " de twee heren zijn in hem tot rust gekomen. De naam was als het ware de aankondiging van een programma van nationale vernieuwing. 10


    Boven de sereh staan dan ook de valkgod Horus en het Sethbeest broederlijk naast elkaar.


    Chasechemmoei zou 17 jaar hebben geregeerd11 tenminste indien men aan hem de jaren 4-6 en 12-17 in het vijfde register op de steen van Pelrmo moet toeschrijven. Onder de evementen die men hier bespreekt vinden we de fabricatie van een koperen standbeeld van Chasechemoei in jaar 15 of 16.

    Koningin Ni-Maat-hep (ook Ni-Maat-hap d.i. het stuur behoort aan Maat) waarvan we het bestaan kennen door zegelafrdukken gevonden te Abydos in he graf van Chasechemoei en ook in graf KI te Bet-Khallaf en van een vaasinscriptie 12 zou eerder een dochter zijn van Chasechemoei dan zijn echtgenote 13. Zij draagt de titel moeder en vrouw van de koning ( koningbarende moeder) . Naar schijnt zou zij de koninklijke macht door haar huwemlijk met Nebka aan deze hebben overgedragen. Zij werd in elk geval later vereerd als de oermoeder van de Derde Dynastie zoals blijkt uit het graf van Metjen te Sakkara (Vierde Dynastie).

    Vondsten

    Van Chasechemoei zijn vondsten bekend uit Hierakonpolis in het verre zuiden van Egypte tot in Byblos op de Libanese kust.





    • Het graf te Abydos14

      Het is een fantastische constructie ( tombe V van Petrie) die in het geheel niet lijkt op de andere graven aldaar en evenmin op enig monument uit deze tijd te Sakkara. De bovenbouw is helaas niet bewaard gebleven. Het is het grootste van de koninklijke graven te Abydos maar tevens dit met de kleinste grafkamer. Het doet zich nu voor als een lange brede gracht. In tegenstelling met het graf cvan peribsen staat het wat afgezonderd van de graven avnde eerste dynastie.


      Het bouwwerk is 68,97 m lang en varieert in de breedte van 10,4 ( in het zuiden) tot 17,6 m (in het noorden) De totale oppervlakte beslaat 1001,81 m2. De oppervlakte van de grafkelder is beperkt tot 17,55 m2. Het bestaat uit drie grote delen.


      De noordelijke deur geeft toegang tot een ruimte onderverdeeld in drieendertig magazijnen gerangschikt op drie rijen. Twee gangen verlenen toegang tot deze kamers waarbij de westelijke twee rijen een gemeenschappelijk gang hebben. De muren van deze kamers zijn opgebouwd uit leemsteen zonder houten bekleding. Amйlineau veronderstelde dat deze kamers een plafond in hout hadden maar Reisner heeft het waarschijnlijk bij het rechte eind wanneer hij verondersteld, op grond van technische waarnemingen, dat al deze kamers overwelfd waren.


      Daarna komt een grafkamer in kalksteen. Men heeft lang gedacht dat deze grafkelder het oudste voorbeeld van metselwerk in steen was. Opgravingen in Helwan en Sakkara hebben echter aangetoond dat er reeds onder de Eerste dynastie in steen werd gebouwd. De grafkelder bevindt zich op het diepste gedeelte van het graf zowat op een diepte van twee meter. Het plafond bestond waarschijnlijk uit kalksteen die aan beide zijden op de wanden van de kelder rustte en de vloer vormde van een bovengelegen overwelfde kamer. De ingang van de grafkamer bevondt zich an het zuiden maar was toegemetst na de begraving. De grafkamer wordt aan beide zijden geflankeerd door vier kamers. In enkele ervan werd een skelet aangetroffen.


      Hierop volgt een ruimte met tien magazijnen , vijf aan elke kant van een gang die naar de zuidelijke deur loopt die op haar beurt geflankeerd wordt door nog eens vier kamers langsheen een hellend vlak dat toegeng verleent tot het graf aan de zuidkant. De noordelijke toegang werd waarschijnlijk door een ongeveer tien meter lange trap bereikt. Er worden geen nadere sdetaails gegeven over deze kamers.


      Rond het graf werden geen secundaire begraafplaatsen gevonden maar aangezien er skeletten aanwezig waren in de kamers rond de grafkamer kunnen deze als dusdanig hebben dienst hebben gedaan. Reisenr schat dat er in totaal zo een 10 tot 15 kamers van de in totaal meer dan vijftig kamers als secundaire graven dienst hebben gedaan. <:P>

      Wanneer we het grondplan beschouwen kan men niet anders dan zich verwonderen over de enigzins stuntelige opbouw ervan dit pas enkele jaren voor de bouw van de schitterende trappyramide van Djoser.


      Men kan men de stunteligheid van dit plan toe schrijven aan een eerste poging om de begrafenis tempel, het graf en de zonne(?)-bark onder te brengen in ййn complex en het aldus beschouwen als een voorloper van het Djoser complex.

      Behalve de resten van grafgerei, zoals stenen en koperen vaatwerk , vuursteneen en koperen gereedschap, aardewerk en vlechtwerk heeft men er ook de scepter van de koning in goud en onyx opgedolven. 15


    • Granieten deurpost te Hierakonpolis

      Deurpost met de afbeelding zichtbaar gemaakt , ontleend aan F.Raffaele

      Op dit stuk komt de dubbele naam van de koning bekroond met Horus en Seth voor. Hij is waarschijnlijk afkomstig van een reeds lang verdwenen tempel. Het vakmanschap is voortrefeelijk en de gelijkenis met beeldhouwwerk uit de Derde Dynastie laat er geen twijfel over bestaan dat dit stuk afkomstig is uit de eindperiode van de Tweede Dynastie.


      Aan de achterzijde van de stijl staat een gedeeltelijk uitgewiste afbeeldeing van de koning en de godin Sjesjet. Het was pas met een speciale behandeling dat de scиne duidelijk zichtbaar werd. Het gaat waarschijnlijk om een stichtingsplechtigheid van een tempel.16.

      Links bevindt zich de koning met staf en peervormige knots, erboven zijn serech met de aanziende Horusvalk en Sethbeest. Voor de koning bevinden zich op vier registers , kleine personages naar de koning gewend, op uitzondering van de twee eerste die naar elkaar kijken en die mogelijks Horus en Seth voorstellen. Engelbach denkt dat deze personages het volk voorstellen. Smith 17daarentegen stelt geen identificatie voor. Misschien moeten we in deze kleine personage wel goden zien. Verder naar rechts ziet men de grote figuur van de godin Sjesjet, godin van de schrijfkunst, die later een essentiлle rol zal spelen bij inwijdingsceremonieлn. Men kan ze herkennen aan haar symbool: eeen ster boven haar hoofd waarboven dan weer een boogcirkel uit wiens midden zich een verticle streep verheft. Naar rechts kijkend staat Sjesjet tegenover de koning, die hier een tweede maal wordt afgebeeld, beiden houden ze een houten hamer in de hand en slaan een paaltje in de grond


    • Kruikzegel van Abydos

      Deelt ons mede dat zijn gemalin Nemathap was end at zij de titel van "koningbarende moeder "droeg . Mogelijks is het een prinses afkomstig van een edel geslacht uit het noorden. Later zou ze vereerd worden als stammoeder van de Derde Dynastie.



      de Sjoenet al-Zebib
    • Sjoenet al-Zebib. Zo'n 900 m verwijderd van de graftombe in de woestijn van Abydos is dit een groot rechthoekig tichelstenen gebouw van 123 bij 64 m. De muren met duidelijke paleisfaзadestructuur zijn tot vijf meter dik en twintig meter hoog ze hebben den duidelijke faзadestructuur. Het is onbekend wat de precieze bedoeling van dit gebouw was, hoezeer het ook mag lijken op een indrukwekkend fort. Opgravingen legden sporen bloot van ingewikkelde interne structuren en het kan dus een begrafenis omheining zijn, die te maken had met de behuizing van de ka van de koning in zijn graf vlakbij; een soort equivalent voor de begrafensitempel in de vallei van de latere koninklijke begraafplaatsen. Maar het gebrek aan kwaliteit van de opgravingen van Amйlineau in 1897-1899 en 1905 hindert een verdere benadering van de functie van dit monument.





      Een vloot van begrafenisboten werd ontdekt niet ver van de sjoenet en kan hebben deel uitgemaakt van ganse bouwprogramma.18

      Fort te Hierakonpolis
    • Het zogenaamde "fort van Hierakonpolis is mogelijks zijn begrafenis omheining. 19. Het is waarschijnlijk een equivalent van de omheining in de Sjoenet al Zebib te Abydos De eerste die dit zogenaamde fort beschreef was Somers Clarke. Op het einde van de jaren 1890 werkte hij samen met J.E.Quibell en F.W.Green te Hierakonpolis en recht daarover op de andere oever van de Nijl op de site van El Kab. Hij werd zo begeesterd door deze plaats dat toen hij op pensioen ging hij zich een huis liet bouwen op de oostelijke oever van de Nijl bij El Kab. Hoog boven de vallei gelegen refecteert dit kasteelachtig huis het levendige en eigenaardige karkater van zijn bouwheer, die daar de laatste twintig jaar van zijn lange leven doorbracht in " splendid isolation" , zijn occasionele bezoekers vergastend op verhalen over de incompetentie van zijn vroegere collega's.


      Vandaag de dag huisvest dit kasteel van de Oude Man uit de Bergen de Belgische archeologische missie te El Kab van waaruit men kan neerzien op het fort van Chasechemoei.

      " Dit gebouw ligt aan de rand van de woestijn, maar niet zo ver van de bewerkte grond, aan de ingang van een vallei die de westelijke woestijn inloopt. Het grondplan is rechthoekig en de ingang is naar de gecultiveerde grond gericht. De buitenste muur is 2,34 m dik en de binnenste 4,87m tussen beie bevindt zich een open ruimte van 2,23 m. De buitenste muur is lager dan de binneenste. De ingang is gevormd door een soort bastion of vooruitspringende toren en is bochtig genoeg om het voor groep personeen onmogelijk te maken er snel doorheen te komen. Indien er een helling was om de top van de muur te berijken en we kunnen ons niet voorstellen dat ze er niet waren , moeten ze van hout geweest zijn en geplaatst in de spleten naast de ingang. Ieder spoor van hen is nu verdwenen. Terwijl de oppervlakte van de buitenste muur glad was was deze van de binneste muur opgebouwd uit panelen . Alle muren zijn uit ruwe tichelsteen en waren epleiterd en gewit. De zuidwestelijke muur in ononderbroken en is zowat 8 tot 9 meter hoog. De muren bij de poort zijn ongeveer even hoog en het is waarschijnlijk dat ze oorspronkelijk maar een meter hoger waren. 20

      Hoewel dit zogenaamd fort doet denken aan de Sjoenet al-Zebib zullen we waarschijnlijk nooit zijn echte betekenis achterhalen want de archeologische opgravingen binnen de muren verricht tussen 1897 en 1899 door Quibell, Clarke en Green en in 1905 door Garstang waren er op gericht de predynastische graven, die er onder lagen, te bewaren en miskenden de inwendige structuur van het gebouw. Maar wat er ook moge van wezen het feit dat Chasechemoei hier in hHieraconpolis, het oude Nekhen, een stad die symbool stond voor het Opper-Egypte een groot gebouw neerzette was een politieke daad van godvruchtige propaganda.


    • Een fragment van een vaas in breccia steen werd gevonden op de plaats van Egyptische tempel te Byblos aan de Libanese kust. Zie figuur "opschriften vazen" uiterst rechts boven. Er staat "di anch Chasechemoei " Leven zij gegeven aan Chasechemoei. 21

      . Ongewoon is dat het Seth beest hier een rode kroon draagt en Horus zoals gewoonlijk de dubbele kroon. Deze vaas kan in Byblos geraakt zijn via handel of meegebracht tijdens een latere periode.


    • Niettemin lijkt het dat de buitenlandse betrekkingen tijdens de regering van Chasechemoei een nieuwe hoogte bereikt hebben gezien dat een zegelimpressie van tijdens zijn regering voor een eerste maal de term "imi-rA xAst =imi ra chaset= opzichter van de Vreemde Landen " voorkomt. 22 Een dergelijke term laat zeer sterk vermoeden dat Egypte zijn hegemonie had uitgebreid over vreemde territoria. Dit vemoeden wordt nog versterkt door een beschadigd steenblok uit de tempelarea van Hierakonpolis23 waarop een lijst voorkomt van vreemede landen. De inscriptie heeft vroeger getallen bevat waarvan er nog gedeeltelijk zichtbaar zijn en zou wel eens voor elk land het aantal overwonnen vijanden hebben kunnen aangeven.

    • Andere inscripties van Chasechemoei zijn gevonden in het privaat graf S3043 te Sakkara 24

      , maar ook in het Djosercomplex25 en te Abydos 26
    • 1. Hoffman 1980, "Egypt before the farao's" p 348-354
    • 2. Emery 1963, " Het Oudste Egypte" p 84-89. Recent nog helt J.Vercoutter "Legypte et la vallйee du Nil ", p233 over naar deze hypothese van twee afzonderlijke vorsten.
    • 3. Quirke 1990, / Shaw and Nicholson 1995:150
    • 4. Hoffman A. 1979, "Egypt before the farao's", p 351
    • 5. Quibell 1900, "Hierakonpolis, I ,pl XXXIX-XL
    • 6. Emery 1963 op.cit. p86 fig 64; Edwards 1971,Edwards 1971, 27
    • 7. Quibell 1900, "Hierakonpolis, I ,pl XXXVI
    • 8. Lacau & Lauer 1959, pl 3 nr. 18
    • 9. Kaplony 1965: 24 en 29, fig 55
    • 10. Kaiser 1992, "Zur unterirdischen Anlage der Djoserpyramide etc ", 184-185, n. 44. in Gegengabe:Festschrift fьr Emma Brunner-Traut.
      527-529
    • 11. Edwards 1971, p 29
    • 12. Kaploni 1963, Das imschriftem des Egyptischen Frьhzeit. p
    • 13. Edwards 1971, 29-30
    • 14. Vandier J. 1952 " Manuel d' archйologie Egyptienne 1, 2 : p 632-634.
    • 15.Petrie 1901, "Royal tombs of the first dynastie", pl IX.
    • 16. Engelbach 1934 "A foundation scene of the Second Dynasty" JEA , 20, 183-184; Vandier 1952,
    • 17. Smith 1946, "A history of sculpture and painting in the Old Kingdom
    • 18. O'Connor 1991,1995
    • 19. Kaiser 1964, "Einige Bemerkungen zur Egyptischen Frьhzeit, III" ZДS , 94 p 104.
    • 20. Clarke, in Quibell & Green 1902, Hierakonpolis II, ERA,V, p 19-20
    • 21. Montet 1928,: 84 fig 1
    • 22. Kaplony 1963,III, pl 72 fig 269
    • 23. Quibel й & Green 1902: pl XXIII onderaan
    • 24. Kaplony 1963, I: p 163
    • 25. Firt & Quibell 1935, I: p141 fig 22; Lauer 1939, p 21, pl XIX 7-8; Lacau & Lauer 1959, pl 19 no 95)
    • 26. Petrie 1901, pl XXII-XXIV; Amйlineau 1902, pl XXI-XXII, Ayrton & al 1904, p 3, pl IX.9 Wortd nog bijgewerkt.

      27-03-2007 om 00:00 geschreven door ramsesje


    >> Reageer (0)
    23-03-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Sechemib


    SECHEMIB-PERENMAAT



    Horus Sechemib Perenmaat is de laatste in de rij van de mysterieuse koningen uit de Tweede Dynastie. Er zijn twee voorname hypothesen betreffende Sechemib 1: namelijk dat hij dezelfde koning zou zijn als Peribsen die een andere naam aangenomen heeft en de tweede hypothese, die aanneemt dat hij de opvolger van Peribsen zou zijn. 2


    De eerste hypothese vindt haar oorsprong bij Petrie3 die de twee namen voor eenzelfde persoon nam. Maar reeds in dezelfde publicatie drukte Griffith4reeds zijn twijfels uit over de juistheid van deze visie. Inderdaad op de zegel waar Petrie de naam Sechemab Perabsen gelezen had stond echter Sechemib Perenmaat. Maar dit gaf aanleiding tot de interpretatie dat Sechemib de naam van de koning was in het eerste gedeelte van zijn regering. Naam die hij in het tweede gedeelte zou veranderen in Peribsen terwijl hij terzelfdertijd Seth i.p.v. Horus als totemdier aannam.


    Het was R. Weill5 die het eerst de hypothese naar voor bracht dat het om twee verschillende koningen zou gaan. J. Saint Fare Garnot6 daarentegen stelde opnieuw voor om deze namen tot ййn koning te herleiden. Lacau and Lauer 7 legden de nadruk op het feit dat de laatste namen van de Tweede Dynastie allen gebaseerd waren op het werkwoord "peri" (Peribsen, Perenmaat, Perenka) en ze stelden de gelijkenis vast tussen de titel van Sechemib "Inw Chaset" ( d.i. tribuut of veroveraar van de vreemde landen " en deze van Peribsen "Inoe Setjet" (d.i. veroveraar van Setjet)8. Waarbij dan met Setjet niet een stad binnen Egypte maar Syriл-Palestina zou bedoeld worden. Daarnaast moet er zeker een nauwe verwantschap tussen beide namen bestaan gezien ze beide de elementen ib en per bevatten. Men zou de naam van Sechemib-Pernemaat kunnen opvatten als een propagandamiddel waarbij de koning de terugkeer naar de Maat ( d.i. de goede rechtsorde, die door zijn voorganger niet gerespecteerd werd) en de terugkeer van de Horus totem voorstaat. Maar evengoed kan het als een argument worden beschouwd voor de naamverandering van Peribsen naar Sechemib-Perenmaat en voor de identiteit van beide koningen.


    Wildung en later Barta9 daarentegen stellen de theorie voorop dat Sechemib identiek was aan Oeneg en Peribsen aan Sened. Deze stelling is echter onhoudbaar. De redenen werden voldoende besproken onde het hoofdstuk van Sened.


    Meer recent is men eerder geneigd om Sechemib te laten volgen op Peribsen en aan Chasechemoei te laten voorafgaan. De inscripties op de zegels van Sechemib zijn immers alleen gevonden in de structuren toebehorende aan Peribsen te Abydos ( graf en omheining). Dit is voor de voorstanders van de gelijkheidstheorie een argument in hun voordeel.10. Maar voor hun tegenstanders werd het als zeer belangrijk aanzien dat deze zegels alleen bij de ingang gevonden werden. Zij stellen dan ook dat dit het gevolg was (zoals in het geval met Qa'a en Hetepsechemoei en ook met Chasechemoei en Netjerichet) van de viering van de begrafenis van zijn voorganger Peribsen door Sechemib. Wat er ook van zij veel jaren kan hij niet geregeerd hebben en eigenaardig genoeg is na meer dan een eeuw opgravingen te Abydos zijn graf aldaar nog niet ontdekt.


    Een laatste theorie is nog dat Seth Peribsen zijn naam zou veranderd hebben in Horus Sechemib, dus het tegenovergetselde van wat een eeuw geleden werd voorgesteld. Hiervoor zijn noch overtuigende argumenten pro noch contra.


    Waar we echter terdege rekening moeten mee houden is het volgende feit. Van Peribsen werden nooit inscripties gevonden te Sakkara. Daarentegen van Sechemib werden er wel gevonden in Djosercomplex (cfr infra). Dat Peribsen vrijwillig uitgesloten zou zijn als ketterkoning uit de collectie van de Djoser vazen wordt als hypothese tegengesproken door het feit dat zijn cultus nog werd gevierd te Sakkara tijdens de eerste helft van de Vierde Dynastie zoals blijkt uit het graf van Sjeri11


    Wat hier wel een verklaring voor zou kunnen zijn is het feit, dat vermits Peribsen slechts in het zuiden regeerde er dus te Sakkara geen graven van edelen die hem onderworpen waren en die dus van hem als koninklijke gift vazen gekregen hadden waren. Als er geen graven waren kon Djoser of voor hem Chasechemoei er ook geen nemen. Dat er dan wel van Sechemib waren kan dan als volgt verklaard worden: Sechemib zou na Peribsen hebben geregeerd maar reeds geprobeerd hebben en misschien gedeeltelijk of tijdelijk geslaagd zijn in de herovering van het noorden waardoor er dus in Noord-Sakkara wel ( maar tot hiertoe voor ons nog onbekende ) private graven met vazen en opschriften van hem waren waaruit deze door Djoser konden worden verwijderd. Het is trouwens niet zeer waarschijnlijk dat deze vazen uit het zuiden zouden komen. Er is bovendien nog nooit en vaasfragment van Sechemib-Perenmaat in Abydos gevonden.


    J. van Wetering heeft recent voorgesteld om de L)vormige Ptahhotep omheining ten westen aan van de Djoserpyramide aan Peribsen toe te wijzen ( cfr Peribsen ). Deze verondertselling wordt bijna niet ondersteund door archeologische argumenten maar andere argumenten die er op wijzen dat men deze omheining niet mag toeschrijven aan de Derde Dynastie maken dit een aantrekkelijke hypothese. Maar ook Sechemib zou in aanmerking kunnen komen als eigenaar van deze omheining en in dit geval zouden de vazen uit het Djosercomplex van heir kunnen komen. Momenteel is dit zuiver speculatief echter.


    Een belangrijk argument voor de volgorde Peribsen, Sekhemib werd naar voor gebracht door Jean Pierre Pдtznick in verband met de zegelafdrukken gevonden te Elephantine 12. De epigrafische en palaeografische studies ervan schijnen er immers op te wijzen dat Seth (of Ash) Peribsen voorafging aan Horus Sechemib (die ook een verschillend personage zou zijn ). Deze criteria kunnen ook toegepast worden op de inscripties van de stenen vazen en wijzen dan ook in de richting van een volgorde:Peribsen-Sechemib-Chasechemoei). Vooral de vergelijking van de horizontalke inscripties van Sechemib en Chasecemoei wijzen in die richting.


    Pдtznick is ook voorstander van de god Asj als totemdier eerder dan Seth zoals men gewoonlijk anneemt. F. Raffaele denkt dan ook dat er een stricte relatie tussen deze twee goden en hun functie bestond in de Vroeg Dynastische tijden. Hij gaat zelfs verder door te veronderstellen dat in de Tweede Dynastie de naam Seth (gespeld als "Soethesj") gevormd werd door syncretische versmelting van de twee godheden Seth en Asj (Sethesj). Actueel is het echter onmogelijk om dit te bewijzen zelfs niet op liguпstisch gebied.






    De koningslijsten zijn van weinig nut voor het probleem ze wijzen een lacune (hoedjefa) aan voor Chasechemoei ( Bebti , Djadjatepi) The later king list univoquely hand down a lacuna (hwdjefa) en citeren slechts de Memfitische koningen van deze periode met weglating van Peribsen en Sechemib.





    Tot slot : De gelijkenis van de horizontale inscriptie van (n 95) van Chasechemoei ( onder)uit de zuidelijke tombe van het Djoser complex met deze van Sechemib ( boven) enerzijds en het feit dat in andere inscripties van Sechemib de verticale stijl zoals deze gebruikt werd door Peribsen (rechts) op de vaten uit Abydos wordt aangehouden, samen met het gebruik van de valk als totemdier op de serech en de hierboven reeds aangehaalde argumenten, laten onze voorkeur toch uitgaan naar de veronderstelling dat Sechemib na Peribsen en voor Chasechemoei zou hebben geregeerd


    Vondsten

    • Zegelafdrukken gevonden te Abydos



      In Abydos, Sakkara of elders in Egypte werden geen monumenten gevonden die aan hem konden worden toegeschreven. Al wat van hem bekend is zijn de zegelafdrukken met zijn serech gevonden in het graf van Peribsen (Oemm el Qa'ab graf P) en in de begrafenis omheining, het "Middenste Fort" genaamd. De zegelafdrukken worden uitvoerig besproken door Kaplony13. De aanwezigheid van zegelafdrukken van Sechemib in het graf en de omheining van Peribsen zijn dan het bewijs als we annemen dat het om twee verschillende koningen gaat dat Sechemib elders te Abydos of ergens op en andere plaats begraven is.


      Zoals reeds hoger gezegd zijn er in Abydos geen vazen of potten van Sechemib gevonden . Spencer's (Early Dynastic Objects in the British Museum) nr. 277 is van onbekende oorsprong maar er wordt van beweerd dat de vindplaats Abydos zou geweest zijn.



    • Vaasfragmenten te Sakkara



      ()
      Naam Teksten (Kaplony,Helck)
      Trap Pyr.
      Bronnen
      Horus (Sechemib)
      -
      1 (M.D.A.I.K. 20 n.52)
      Horus + Seth/Ash ?
      -
      2 (Spencer, E.D.O. n.277-8)
      Nesoet-biti/Nebti (Sechemib Perenmaat) + Inoe- Chasoet, Iz Djefa, Per Nesoet, Per Sjena, Iri Chet Nesoet
      allemaal op fragm. uit gallerijen
      n.87-94 .....................8
      9 (Kaplony, B.K. n. 28)
      Nesoet-biti/Nebti " " : Oer, Per-Noe (?), Hem-Netjer Cherti
      -
      1: Kaplony, Steingefasse n. 19



      Daarbij komen nog 8 fragmenten van stenen vazen uit het Djoser complex te Sakkara14. Deze werden gevonden in het puin van de oostelijke gallerijene VI en VII. 15


    • Andere vondsten

      Daarnaast is er nog de zegelafdruk gevonden in het puin te Elefantine, dat toegeschreven wordt aan het deel van de stad stammende uit het Oude Rijk.16.


      Vrij recent werd nog een fragment van een zegelafdruk met Sechem(ib)-Perjen(-Maat) Horus naam gevonden te Oem el-Qaabin het graf van Chasechemoei (V, op een verzegeling van een zak vuit kamer 31-33, direct ten noorden van de grafkamer), iets wat onrechtsreeks pleit voor een volgorde van opeenvolging Sechemib, Chasechemoei. 17


      Als laatste nog een albasten vaas van onbekende afkomst 18.




    1. Quirke 1990: "Who were the farao's ? A history of their names with a list of Cartouches; p 45. Kaplony 1963, en Helck1979, p 132 zijn voorstanders van de tweede hypothese
    2. Grdseloff 1944 , "Notes d'epigrafie archaпque", p 295; Emery 1963,"Het Oudste Egypte", p 83; Shaw en Nicholson 1995, "The Britisch Museum Ancient Dictionary of Ancient Egypt", p 220; Dodson 1996, "The mysterious Second Dynasty" KMT 7,2: p 25. Zijn voorstanders van de eerste hypothese.
    3. Royal Tombs... II, 1901 p. 31
    4. Royal Tombs... II, 1901 p. 53 n.49
    5. R.Weill, 1908 , "Les Oroigines de l'Egypte Pharaonique 1иre partie. La IIeet IIIeDynastie" 1908 p. 119-26
    6. J. Saint Fare Garnot B.I.E. 37 p 317v. Andere artikels over de zogenaamde Seth revolutie in Newberry A.E. 7, 40ev ; Cerny in Grdseloff, ASAE 44, 279ev
    7. Lacau and Lauer, 1959, "Pyramide а degrйs IV, 2 p.43
    8. Zie voor de namen van Peribsen en Sechemib ook G. Godron, B.I.F.A.O. 57 p. 150ev en B. Gunn A.S.A.E. 28 p. 156 n.4
    9. Wildung 1969, in 'Die Rolle...' 1969 en Barta 1981, in Z.A.S. 108. 10. Petrie 1901: pl XXI.164-172 ; Ayrton & al. 1904: pl IX.3 .
    11. Zie hiervoor de bijdrage over Sened. Bovendien nog dit in de oostelijke gallerijen werden twee zegels van Chasechemoei gevonden die afkomstig waren van de koorden waarmee de zakken waarin de vazen zaten waren toegeknoopt. Dit wijst erop dat Djoser de uitrusting van de begrafenis van Chasechemoei maar ook van Ni-netjer en mogelijks van Horus Za. hergebruikte voor eigen doeleinden cfr W.Helck 1979, in Z.A.S. 106.
    12. Pдtznick MDAIK reports espec.: MDAIK 55, 1999, 166-173 en MDAIK 51, 1995, 179-184.
    13. Peter Kaplony 1963, I.A.F. I, II, III (figuren). De Abydos zegelafdrukken in I.A.F. III zijn van Petrie R.T. II pl. 21 n. 164- 172 (met lichte afwijking ), en van E. Naville- E. Peet - H. Hall, 'The Cemeteries of Abydos' pt. I, 1914 pl. 9.
    14. Lacau-Lauer Pyr.Deg. IV n. 87-94 (pl. 18) maar deze fragmente waren reeds eerder gepubliceerd door B. Gunn, A.S.A.E. 28 pl. 2 en door Firth - Quibell, Step Pyramid II pl. 88- 89. 15. Alle inscripties van Sechemib tot 1993 zijn bijelkaar gebracht in de " Quellenlist " van Jochem Kahl (Das System der Agyptische Hieroglyphenschrift Dyn. 0-3, 1994 p. 355-6 n. 2864- 2886) waar Sechemib voor Peribsen, wordt geplaatst (p. 7,8). 16. Leclant - Clerc 1993, Orientalia 62, p. 250; T. A. H. Wilkinson, Early Dynastic Egypt, 1999 p. 90-91; W. Kaiser, J.P. Pдtznick et al., in: MDAIK 55, 1999, 166-172).
    17. cf. Dreyer, in: MDAIK 59, 2003, 115, pl. 24b. 18. Kaplony 1965, p 24 pl. V fig. 52.

    23-03-2007 om 00:00 geschreven door ramsesje


    >> Reageer (0)
    21-03-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Peribsen (volledig)

    Peribsen (volledig )

    Inleiding

    Ondermeer Petrie ging er nog van uit dat de Dynastieke beschaving van Egypte het gevolg was van een migratie naar Egypte bewoners vanuit Aziл, die men vereenzelvigde met de "Volgelingen van Horus" en dus de koningen van de Eerste Dynastie. W. Emery dacht dan ook dat de primitieve bevolking aanhangers waren van Seth. Peribsen gaat nu op een bepaald moment de Horus boven zijn serech vervangen door het Seth dier. Voor Emery was dit het bewijs dat de oorspronkelijke bevolking nog iets te betekenen had en misschien wel in opstand was gekomen zodat de koning het opportuun vond om niet alleen het totemdier te verwisselen maar ook om van naam te veranderen. Zijn oorspronkelijke naam Sechemib zou dan Peribsen zijn geworden. 1


    Nu weten we echter dat de Dynastieke beschaving het gevolg was van een zich ter plaatse ontwikkelende cultuur. Waarom Peribsen dan verkoos om Horus met Seth te verwisselen is nog steeds een een mysterie. In de traditionele (en dus latere) mythologie was Seth de aartsvijand van zijn broer Osiris en dezes zoon Horus. Maar het is helemaal niet zeker en zelfs niet zeer waarschijnlijk dat de Egyptenaren in de archaпsche tijd Seth als een bedreigende god aanvoelden.


    Het lijkt dan ook wat ver gegrepen om in deze koning een soort van religieuze revolutionair te zien, genre Achnaton, zoals P.E. Newberry2 en na hem Cerny, Grdseloff, Emery en anderen deden. Waarbij de koning de cultus van Seth zou ingevoerd hebben in de plaats van de Horus-cultus. De documenten waarover we beschikken voor deze periode zijn immers te weinig expliciet om hierover uitsluitsel te kunnen geven. De periode tot de regeringsaanvaarding van Chasechem is uitzonderlijk obscuur maar het lijkt niet onmogelijk dat de ganse periode van de dood van Ni-Netjer tot het aantreden van Chasechem veel vredelievender kan verlopen zijn dan we eerder dachten. Met zelfs de mogelijkheid van een overeengekomen splitsing van het land in een noordelijk en en zuidelijk deel. Daarentegen zijn we wel zeker van een belangrijke oorlogsactiviteit bij de aanvang van de regering van Chasechem.


    F.Raffaele3 is er stellig van overtuigd dat de veranderingen in de koninklijke propaganda, die onbetwistbaar werden doorgevoerd door Peribsen, eerder als het gevolg van een diepe crisis in het midden van de Tweede Dynastie moeten gezien worden dan als de oorzaak ervan . Er waren zeker problemen en wat we nu zien zijn misschien alleen maar de middelen die aangewend werden om de crisis te keren.

    Anderzijds blijft het mogelijk dat deze verandering wel reлle politieke implicaties met zich heeft meegebracht of dat zij er het gevolg van was. Hoffman 4 denkt bijvoorbeeld in de richting van de ontwikkeling van een nieuwe ideologie van het koningschap.


    Sommigen zien niet alleen een verband tussen de verandering van de titel en de beslissing van Peribsen om begraven te worden in de necropool van de koningen van de Eerste Dynastie te Abydos maar ook met het feit dat men nergens, buiten Opper-Egypte, eigentijdse inscripties van hem vindt. Vandaar de veronderstelling dat hij misschien een afstammeling was van de Eerste Dynastie en dat hij alleen in Zuid-Egypte zou hebben geregeerd.


    Nog een andere hypothese ziet in hem een usurpator die alleen in Opper-Egypte regeerde en zich te Abydos, bij de koningen van de Eerste Dynastie liet begraven om zich te legitimeren.


    Er is nog steeds geen overeenstemming tussen de experten over de relatie tussen Peribsen en Sechemib Perenmaat. Door sommigen wordt deze laatste als een voorganger van Peribsen beschouwd door anderen dan weer als zijn opvolger en volgens nog anderen (ondermeer Emery) is Sechemib-Perenmaat dezelfde persoon als Peribsen die echter zijn Horus naam Sechemib in de Seth naam Peribsen liet veranderen. Een definitief bewijs voor ййn van deze stellingen is er niet. Maar nog een vierde hypothese die door D.Wildung en W.Barta werd gepropageerd dat Sened en Peribsen identiek zouden zijn lijkt mij toch definitief uitgesloten.


    Zoals we reeds zagen onder het hoofdstuk gewijd aan Sened werden een cultus van Sened en Peribsen samen gevierd te Sakkara tijdens de Vierde Dynastie . De twee koningen zijn hier duidelijk onderscheiden van elkaar en niets schijnt er trouwens op te wijzen dat Peribsen in die tijd als een ketter diende gebrandmerkt te worden. In tegendeel zijn cultus werd goed onderhouden.


    Peribsen's begrafenis omheining, nabij het Middenste Fort, te Abydos 5 bevindt zich naast deze van zijn opvolger Chasechem. Ook dit zou ongetwijfeld niet gebeurd zijn indien deze twee koningen vijandig tegenover elkaar zouden hebben gestaan.


    Zijn graf 6 (P)en dit van Chasechem (V) echter bevinden zich dan weer respectievelijk aan de noord- en zuidzijde van de necropool van de Eerste en Tweede Dynastie te Oemm el Qa'ab (Abydos)


    Besluit

    Als besluit kunnen we stellen dat de mogelijkheid van een splitsing van het rijk gedurende de Tweede Dynastie al bij al toch wel reлel is. De aanleiding hiervoor blijft obscuur maar zou kunnen berusten op een crisis factor of op de moeilijkheid om het ganse land effectief te besturen. Tekens van burgeroorlog zijn er echter niet vууr de regering van Chasechem. Indien deze koning diende te vechten voor de hereniging van het rijk was het zeker niet tegen een van zijn voorgangers te Abydos ( of het er nu ййn of twee waren doet er in principe niet toe) maar mogelijks wel tegen rivalen, die vanuit Memfis over het noorden regeerden. Immers inscripties van Chasechem(oei) tonen verslagen vijanden en vermelden een overwinning op de "Noordelijken", zonder verdere bijzonderheden echter over wie deze verslagen vijanden waren.


    Namen, tittels, identiteiten en de therorie over "de Periode van Seth"

    Zoals we reeds aangaven is er geen bewijsstuk dat aantoont dat Sechemib en Peribsen twee op elkaar volgende namen waren van ййn koning. Een zegel inscriptie gepubliceerd door Petrie7 draagt de naam Sechemib - Peribsen (deze laatste naam dan wel geschreven als Per-en-ib). Later werd aangetoond dat dit echter diende gelezen als Sechemib - Perenmaat. Het voorkomen echter van materiaal met de naam Sechemib in een context die, qua datering , steeds met Peribsen in verband wordt gebracht (ondermeer te Oem el-Qa'ab en de omheining van het "Middelste Fort" te Abydos) geeft aanleiding tot twee hypotheses:

    • ofwel veranderde Horus Sechemib/Perenmaat inderdaad zijn naam in Seth Peribsen
    • ofwel volgde de enen koning de andere op en herbruikte hij voor zijn eigen begrafenis de gebouwen opgericht door zijn voorganger of voltooide hij gewoon deze monumenten.


      Anderzijds stelt D.Wildung, hierbij gevolgd door W.Barta, voor om Horus Sechemib te beschouwen als dezelfde persoon als de nesoet-biti Oeneg en Seth Peribsen als de nesoet-biti Sened. Het dient gezegd dat er voor de combinatie Sechemib-Oeneg geen enkel bewijs pro of contra kan worden aangehaald. Dit geldt echter niet voor het koppel Peribsen-Sened. De inscripties op de valse deur van het graf van Sjeri (Sakkara Mastaba B3) maken een duidelijk verschil tussen Sened en Peribsen ( zie het artikel over Sened). Bovendien is Sened zeker niet de nesoet-biti naam van Peribsen want die naam kennen we. Het is eveneens Peribsen zoals blijkt uit zegels en vaasinscripties. Dus deze hypothese kan definitief verlaten worden.


      Laten wij nu eens de epigrafische en archeologische documenten bekijken om de reltieve posities van deze twee koningen ten opzichte van elkaar te bepalen


      Cilinderzegel met de cartouche3.1.1 en nesoet-biti naam van Peribsen

      Sechemib/Perenmaat en Peribsen zijn ofwel serech-namen of wel nesoet-biti/nebti namen. Op zijn minst vijf kortsondige opvolgers van Ni-netjer zijn alleen maar bekend onder hun nesoetbiti-nebti naam : Oeneg, Sened, Noebnefer, Neferkara en Neferkaseker ('Za' is ook voorgesteld als de Horus naam van Oeneg, maar dit is slechts een hypothesel). Om deze reden dacht Helck8 dat Ni-netjer misschien het rijk opgesplitste in twee delen en twee van zijn zonen aan het hoofd plaatste van respectievelijk Noord- en Zuid-Egypte.


      Seth naam van Peribsen is identiek aan zijn nesoet-biti naam

      De koning die in Memfis zetelde zou dan de nesoetbiti-nebti naam gedragen hebben en deze die in Abydos resideerde zou de naam in een serech gevoerd hebben. Dit heeft als gevolg dat de vijf genoemde koningen, tegelijkertijd met Sechemib en Peribsen van Abydos, zouden geregeerd hebben maar te Memfis. Om deze theorie te ondersteunen wijst Helck op het feit dat de bewuste vijf koningen geen enkel spoor hebben nagelaten in Opper-Egygte en dat Peribsen, maar ook Chasechemoei slechts sporadisch voorkomen te Sakkara. Dit kan natuurlijk ook op puur "archeologisch toeval" berusten maar er is waarschijnlijk meer kans om artefacten van de tijdens de regering van Peribsen en zeker van Chasechemoei te Sakkara te vinden (Gisr el Mudir, Trappyramide complex en de gallerijen van het westelijk massief) dan om de namen van Oeneg of Neferkaseker in Opper-Egypte aan te treffen. Want zelfs de drie eerste koningen van de Tweede Dynastie, die samen toch meer dan zeventig jaar regeerden, hebben niet bijzonder veel resten nagelaten te Abydos.


      Maar het probleem van de juiste begrenzing van de begraafplaatsen uit de Vroeg-Dynastieke Periode te Sakkara en Abydos is hierbij bijzonder belangrijk. Over het algemeen neemt men aan dat West-Sakkara nog wel eens veel meer materiaal zou kunnen bevatten dan West-Abydos. Al wijst Dr. Nabil Swelim er in een persoonlijke communicatie met F.Raffaele op dat er ook te Abydos niet ver van Oemm el Qa'ab nog een belangrijke massa graven en andere structuren te vinden zijn. Het zou interessant zijn  de opinie van Dr.Dreyer over dit probleem te kennen.


      Zes belangrijke zaken dienen uitgediept te worden om de zogenaamde "Sethiaanse Revolutie " van Peribsen en de waarschijnlijkheid dat hij alleen over Opper-Egypte geregeerd heeft en tevens zijn verhouding met Sechemib/Perenmaat te begrijpen.

      • 1) De betekenis van de koninklijke titels met name de Horus en nesoet-biti/nebti namen.
      • 2) De chronologie, annalen en koningslijsten
      • 3) De epigraphische data
      • 4) De archeologische betekenis en context van de monumenten te Abydos met name graf P te Oemm el Qa'ab en de omheining genaamd "Middelste Fort".
      • 5) Indirecte bewijzen voor de opdeling van het rijk
      • 6) Materiaal aangaande andere koningen.
        • 1. De betekenis van de titels

          a) Horus boven op de serech staat symbool voor het koninklijk paleis dat beschermd wordt door deze belangrijke god. Deze god wordt bovendien geпdentificeerd met de koning en het is dus de god-koning zelf die zijn eigen paleis, het land en al zijn inwoners beschermt. De sterkte en de betekenis van deze metafoor zijn van religieuze origine daar ze het concept van goddelijk koningschap, als oorsprong en oorzaak van het recht van de koning om het land en zijn inwoners als geheel te besturen, impliceren. De titel heeft dus een sterk religieuze betekenis.


          b)De nesoet-biti naam daarentegen heeft geen enkele religieuze betekenis. De titel legt vooral de nadruk op het geografisch aspect door de koning te assimileren met twee zaken ( bies en bij) die respectievelijk specifiek zijn voor het milieu van Opper- en Neder Egypte, die beide, vereend maar toch apart, het domein van de koning vormen.


          c/De nebti titel daarentegen heeft zowel een religieuze als een geografische waarde. Maar het is pas in een later stadium van het Oude Rijk dat deze titel apart zal gebruikt worden. In de Thinietentijd is hij dikwijls gekoppeld aan de nesoet-biti titel en is er vaak maar ййn naam voor de beide titels (vb. Nesoet-biti / Nebti Peribsen).




          Het is hoogst waarschijnlijk dat de koning zijn Horus naam verkreeg bij zijn troonsbestijging. De naam legde de nadruk op de magische of fysische kracht of op een andere eigenschap van de koning. , noemde een beschermingsgod, een totemdier, gaf een bedreiging, een doel, een wilsbeschikking of een wens te kennen (Christine Van Heertum, pers. comm. aan RF.Raffaele). Kortom deze naam was een programma, vergelijkbaar met de naam die de paus kiest bij zijn troonsbestijging. Het doel van de koning was een bepaald aspect van de god Horus, met wie hij geпdentificeerd werd, te benadrukken.


          Met uitzondering van de Seth naam van Peribsen was tot en met Snofroe de Horus naam de voornaamste naam. De nesoet-biti titel leidde de geboortebnaam in. Ni-netjer was de eerste koning die zijn eigen naam ook als Horus naam aannam. Hij had om deze reden, evenals Peribsen slechts ййn naam voor de drie titels ( met mogelijks nog Ren als vierde "Gouden" titel.


          Het lijkt erop dat de nesoet-biti een meer politieke en burgerlijke uitstraling had en bij voorkeur werd gebruikt in een burgerlijke-economische context. De Horus naam was heiliger en was meer bestemd voor een omgeving van ceremoniл, cultus, magie, oorlog, eigendomsrecht , begrafenis en religie. Dit is echter geen rigiede regel en het gebruik kon veranderen naargelang de periode in de geschiedenis en context ervan.


          Er zijn geen gevallen van naamsverandering van een koning bekend vууr Chasechem. Maar er dient opgemerkt dat we een dergelijke verandering maar kunnen constateren bij koningen met goed gekende en langdurige regeringen (zoals Pepi I, Menthoehetep II, Amenhetep IV). Voor obscure of weinig bekende koningen, zoals deze waarover wij het hier hebben, is het zeer moeilijk om het weinige bewijsmateriaal waarover we beschikken juist te interpreteren en alleen het gekoppeld voorkomen van beide namen kan enige zekerheid bieden en dan nog. Qa'a b.v. schijnt twee verschillende nesoet-biti namen gehad te hebben 9


          Maar aan de andere kant kan men veronderstellen wanneer een koning van naam verandert de eerste naam verworpen wordt voor de tweede en dat het gepaard voorkomen bijna een contradictio in terminis is. Het paar Horus Sechemib/Seth Peribsen heeft al even weinig zin als sa Ra Amenhetep (IV) - Achenaton. Merken we terloops op dat de geografische oorsprong van Seth dient gezocht in de regio van Ombos (Nagada) Opper-Egypte en niet in de Sethroл nome in de Delta.


          Wat was dan de correcte volgorde? Was het Horus Sechemib Perenmaat > Seth Peribsen > Chasechem? Waarom zou de volgorde Seth Peribsen> Horus Casechem > Horus-Seth Chasechemoei de voorkeur verdienen op Seth Peribsen>Horus-Seth Chasechemwoei > Horus Chasechem ? Vragen die allemaal onbeantwoord blijven


          Men heeft echter geargumenteerd dat gezien Chasechem de ketterse Peribsen versloeg hij na de overwinning het embleem van zijn vijand ( Seth dus) zou overgenomen hebben als een gebaar van verzoening tegenover de verslagen vijand. Maar we hebben hogergop al uitgelegd dat de vijand van Chasechem eerder in het noorden dient gezocht ( hetzij de koning van Memfis of rebellen in de Delta) en dat Peribsen niet echt in aanmerking komt. Maar om het ganse verhaal nog wat ingewikkelder te maken is er wel een kans dat Chasechem met Peribsen de strijd aanbond maar alleen maar als:

          A)de burgeroorlog zou zijn uitgevochten tussen de regerende families te Nagada (of Abydos) waarbij deze van Nagada dan de volgelingen van Seth en noordelijken fractie zouden zijn en de anderen van Hierakonpolis dan de volgelinegn van Horus en dus de zuidelijken.

          B)en als daarbij Horus Chasechem en Horus-Seth Chasechemoei twee verschillende koningen zijn de eene van Nechen en de andere van Thinis.

          Dit laatste zou dan evenwel betekenen dat tijdens deze stormachtige periode er koningen zetelden te Memfis in het noorden en te Nechen en Thinis in het zuiden waarbij dan pas na de eenmaking van de twee zuidelijke rijken het ganse land onder Chasechemoei zou verenigd worden . Tegen deze laatste theorie echter plijt de quasi pijnloze overgang Peribsen-Chasechemoei

          De eerste volzin in hiлrogliefen nml een zegelinscriptie(zie hierboven) zou eveneens naar Chasechemoei kunnen verwijzen :"Peribsen heeft de Twee Landen aan zijn zoon overgemaakt" waarbij deze twee te Abydos begraven koningen dan kunnen beschouwd worden als tot dezelfde stam behorend en met dezelfde bedoelingen strijdend, namelijk de vereniging van de twee landen, maar dat dit pas lukte onder Chasechemoei.

          I

          Indien dit nu allemaal zo is gegaan , waarom dan werd in de eerste plaats het land verdeeld. Als we aannemen dat Ni-netjer het rijk aan twee van zijn erfopvolgers naliet 10, dan kan men dit beschouwen als de verdeling over twee personen van een prerogatief dat voordien door een persoon met macht over de Beide Landen werd uitgeoefend. Dit moet als een zeer "on"-mythische en "on"-gewone situatie zijn overgekomen en zal niet zomaar zonder reden zijn uitgevoerd. Misschien hadden de kroonprinsen allebei evenveel rechten ( tweeling ?) of werd het toch zo voorgesteld door de koninklijke propaganda. Echt nieuw was de situatie nu ook weer niet want het probleem had zich waarschijnlijk al voorgedaan tijdens, de nog chronologisch onzekere opvolging post Qa'a (contra Dreyer) en werd bovendien ook weerspiegeld in de klaarblijkelijk zo uitgebalanceerde machtsverhouding tussen de koningen van de Eerste Dynastie, begraven te Abydos en hun hoge functionarissen, begraven te Sakkara. Mogelijks waren de koningen van This nog steeds niet in staat om de volle controle over een zo uitgestrekt gedeelte van het land ferm in de hand te houden en gaven ze hun macht door aan een dignitaris, die te Memfis resideerde en hier een macht bezat die bijna gelijk was aan deze van de koning. Een echte onderkoning dus.

          Deze delicta kwestie die verband houdt met de grootte van de graven te Memfis werd opgelost door Kemp en later door opgravingen van D.A.I.K. Aangenomen werd dat de koninklijke graven te Abydos, die kleiner leken dan deze van Memfis, in werkelijkheid wel groter waren omdat ze naast de echte graven te Oemm el Qaab ook de meer noordelijk gelegen begrafenisafsluitingen omvatten. Bovendien moeten we ook onthouden dat er een evidente pariteit en analogie aanwezig is tussen de koningsgraven te Abydos en de door de koning verleende graven voor een hoge functionarissen te Sakkara.

          Deze functionarissen waren het "evenbeeld" van de koning en moesten dus dezelfde autoriteit uitstralen als de koning zelf zowel in hun handelen als door hun monumenten. Waarom de koningen zo een macht verleenden aan deze vertegenwoordigers is nog een mysterie maar hoogst waarschijnlijk is het omdat op die manier de functie van de staat beter tonder controle te houden was of misschien om een zekere politieke of economische dreiging in toom te houden. Bij het begin van de Tweede Dynastie is de situatie omgekeerd. De koning en de hoofdstad bevinden zich nu te Memfis maar een crisis van de monarchie zou Ni-Netjer gedwongen hebben de macht te splitsen in twee bijna gelijkwaardige delen: de nesoet-biti koning te Memfis met misschien wat meer politieke macht en de Horus-Seth koning in het zuiden met mogelijks wat meer religieuze authoriteit. Het is niet onmogelijk natuurlijk dat een moeilijkheid in de successie of een economische factor ( denk aan de lage Nijlstanden onder Ni-Netjers regering ) ook een beslissende of alleen maar een onderschikte rol speelden in dit scenario.

          Initiлel zou men deze splitsing alls onvermijdelijk aanvaard hebben maar eens de welvaart terugkeerde in het land en er een sterke persoonlijkheid als Chasechem de witte kroon droeg zal de terugkeer naar de eenheid het eerste geweest zijn waar hij zijn aandacht op toespitste en bovendien ook verwezenlijkte.



        • 2.Chronologie, analen en koningslijsten.

          Chronologisch zijn er twee mogelijkheden: ofwel regeerden de ongeveer negen koningen van de Tweede Dynastie allemaal na elkaar ongeacht de plaats waar ze resideerden. Deze periode zou dan ongeveer 140-150 jaar hebben geduurd. Ofwel regeerden enkelen tegelijkertijd. De ene in Memfis de andere in This. Na Ni-netjer, zouden dan Oeneg, Sened, Noebnefer, Neferkara en Neferkaseker gedurende een twintigtal jaar in Memfis geregeerd hebben terwijl Sechemib - Peribsen de troon bezette(n) in This. In dit geval wordt de totale duur van de Tweede Dynastie teruggebracht op 120-130 jaar


          In de lijsten uit he Nieuwe Rijk kan men twee varianten onderscheiden. De lijst van Abydos kent slechts vijf cartouches toe aan de Tweede Dynastie: met alleen Wadjnes (Oeneg) en Senedj voor Chasechemoei (Djadjatepi). De canon van Turijn en de lijst van Sakkara zijn vollediger en gelijkvormig aan elkaar: na Wadjnes en Senedj vindt men er 'AaKa (Neferka), Neferkaseker en een aanwijzing voor een lacune11 gevolgd door Chasechemoei (Bebti). Manetho kan beschouwd worden als sterk aan deze laatste lijsten aan te leunend.


          Nu, zelfs al we zouden aanvaarden , zoals Wildung doet, dat Oeneg en Sened identiek zijn aan Sechemib en Peribsen (maar we hebben hogerop uitgelegd dat dit niet mogelijk is) dan nog ontbreken er koningen op deze lijsten. Waarom ?


          Alhoewel de lijst van Sakkara en de papyrus van Turijn gelijkvormig zijn moeten we deze toch apart behandelen de eerste heeft een meer religieus karakter en de papyrus is meer practisch van aard.


          De lijst van koning Sethi in de tempel te Abydos en de lijst (van iets latere datum) in het graf van Tjoeloi12, opzichter van alle werken vande koning, te Sakkara daarentegen hebben beide hetzelfde doel namelijk een positieve invloed uitoefenen op deze personen die de herinnering aan deze koningen levendig hielden door het schrijven van hun naam. Alleen op religieuze basis zou men hier die koningen uitsluiten die bekend waren als of deze waarvan men alleen maar vermoedde dat ze usurpator, vreemdeling of ketter waren. De Hyksos en de Amarna koningen worden dan ook niet vernoemd.


          Een koning zoals Peribsen was in de tijd dat men deze lijsten opstelde reeds een figuur uit een ver verleden. Het feit alleen dat men wist dat hij de god Seth op zijn serech voerde kan reeds genoeg geweest zijn om hem als een ketter te bestempelen; al voelde men dat in zijn tijd en op zijn minst tot in de Vierde Dynastie niet zo aan ( cfr valse deur in het graf van Sjeri),


          De papyrus van Turijn en de analen steen zijn meer betrouwbare documenten. Beide dateren echter ook van lang na de feiten (respectief de Negentiende en de Vijfde Dynastie) maar hun doel was een louter catalogeren van de regeringen en hun duur, een soort calender dus . Het waren geen religieueze objecten al kunnen ze wel in een tempel bewaard geweest zijn.

          De Hyksos worden in de papyrus van Turijn echter wel genoemd 13>. Dus de bedoeling van de schrijver is hier inderdaad het opsommen van de koningen en hun regeringsduur. Maar zonder dat hij wist ( zoals trouwens ook Manetho) dat de bronnen die hij copiлerde gelijktijdig regerende koningen soms niet naast maar achter elkaar opsommen.


          Het is dan ook buitegewoon spijtig dat er van de annalensteen (ca 2 m x 1m) slechts fragmenten resten. Aan de hand van deze fragmenten werd door het werk van W.Kaiser, W.Helck en W.Barta tussen 1961 en 1987 een reconstructie van de steen gemaakt. Hun reconstructies en conclusies zijn gelijkaardig maar zijn allemaal gebaseerd op de jaarlengte van de regeringen zoals ze niet alleen door eigentijdse documenten maar ook door de Papyrus van Turijn worden geleverd . Dit dient men steeds voor ogen te houden want de afmetingen van de steen zouden wel eens volledig anders kunnen uitvallen en een paar decimeter min of meer kan hem heel wat jaren schelen.





          Wat kan er nu al zo afgeleid worden uit deze reconstructies14? Lijn IV omvat ongeveer 120 jaar. Het rechtse derde vinden we Hotepsechemoei en Nebra (niet bewaard gebleven), het centrakle derde omvatte Ni-netjer (6 jaar rechts van de Palorme steen , 15 jaar op de Palermosteen, en circa 15 jaar links van de Palermosteen en circa 10 jaar op lijn IV van het Cairofragment ( onleesbaar) het linker derde (waarvan circa 5 jaar op het Cairo fragment na Ni-Netjer en nog ongeveer 35 jaar links vn deze steen.) zouden dan de koningen vууr Chasechemoei moeten omvatten. Chasechemoei moet in het begin van lijn V hebben gestaan onder Hetepsechemoei. De vermelding van een bronzen standbeeld op de Palermosteen V,4- heeft niets met zijn eigen regering vandoen. Het dateert van het einde van de regering van zijn opvolger, Nebka of Djoser. We mogen dus besluiten dat binnen de laatste 40 jaar alle koningen tussen Ni-Netjer en Chasechemoei dienen geplaatst.


          Hoe kunnen we nu best deze 40 jaar verdelen. We kunnen speculeren op 20 jaar ( elk vier jaar) voor de vijf koningen Oeneg, Sened ,Noebnefer,Neferkara,Neferkaseker en 16-20 jaar voor Sechemib - Peribsen. Als we aannemen dat de priesters van de Vijfde Dynastie deze steen gebruikten om de verlopen jaren in de geschiedenis van Egypte te kunnen bijhouden ( zoals een moderne kalender maar met jaren ipv dagen) dan kan men zich moeilijk voorstellen dat men gelijktijdig regerende koningen zo maar na elkaar opnam. In ons geval zouden de twintig jaar dat de koningen in Memfis regeerden en de twintig van de koningen in Abydos er dan samen veertig worden. Er zijn dus drie mogelijkheden:

          • Ofwel gaven de schrijvers van de analen verkeerde informatie omdat ze de juiste toedracht van de geschiedenis van een periode die ongeveer 10 generaties (250 jaar) voor hen lag niet meer wisten of maakten ze fouten in de interpretatie van de documenten waarover ze beschikten.
          • Of de steen zou een lijst van opeenvolgende koningen zijn en bechouwde eventuele overlappingen van regeringen als dusdanig.
          • Maar er is nog een mogelijkheid ! Namelijk dat de functie van de steen niet een soort almanak was, zoals dikwijls wordt verondersteld, maar dat hij ook een historisch verhalende functie bezat en dan kunnen er om verschillende redenen ook koningen zijn weggelaten.

          De veertig jaar omvatte dus waarschijnlijk de niet overlappende regeringen van de koningen van het einde van de Tweede Dynastie, al kan men ook veronderstellen dat op en of andere manier een aanduiding van overlapping kan zijn aangebracht. Maar vermits het hier om een monument van Memfitische strekking gaat lijkt het waarschijnlijker dat men de "zuiderlingen" niet heeft vermeld. Zo kan men bergrijpen dat Peribsen zonder als ketter of usurpator te zijn beschouwd toch uit de boot gevallen is. Maar dan komen we op een periode van veertig jaar die moet opgevuld worden met koningen als Noebnefer en Neferkaseker. Er zouden ongetwijfeld nog meer koningen hebben geregeerd dan de vijf die we tot nu toe kennen. Misschien wel tien of meer vermeldt F.Raffaele maar die zouden dan geen monumenten hebben nagelaten en ook niet op de lijsten voorkomen? Veertig jaar, als het ware een mini-tussentijdse periode met Egypte in de handen van totaal vergeten koningen ! Dit lijkt niet echt waarschijnlijk.


          Toch noteren we dat op de papyrus van Turijn en de Sakkara lijst een "hudjefa" ( een lacune in het originele monument of papyrus waarop men zich baseerde) voorkomt. Op beide lijsten komt het voor de verminkte naam van Chasechemoei en op de payrus is de lengte van deze periode bewaard; namelijk 11 jaar. Elf jaar is weinig ( maar niet onmogelijk) voor de duur van de regering van Peribsen. Bovendien weten we niet of de lacuna inderdaad een verwijzing is naar een onleesbaar deel van het oorspronkelijke document waarvan werd gecopiлerd ofwel dat de naam wel leesbaar was maar niet de moeite bleek om te vermelden. In elk geval is de schaarsheid van de overblijfselen een valide indicatie voor de relatieve kortstondigheid van deze critische periode.




      Vondsten

      Zegels



      Op sommige zegels wordt Peribsen vermeld met de titel "inw Setjet" d.i. tribuut ( veroveraar?) van Sedjet.15 Het determinatief voor stad ( ring met kruis erin) schijnt erop te wijzen dat deze stad binnen Egypte lag eerder dan dat het zou gaan om Syro-Palestina dat in het Egyptisch ook Sedjet genaamd werd. De stad is waarschijnlijk de identificeren met Sethroл16 in het noord-oosten van de Delta. In latere tijden was het een cultus centrum van de god Seth. Men zou kunnen aannemen, mits men dan ook aanvaardt dat Peribsen tevens in het noorden van het land regeerde, dat hij daar de eredienst van Seth zou hebben ingericht. Bewijzen kan men het echter niet.



      Sechemib. Veroveraar van de vreemde landen " heeft men gevonden op scherven van stenen vazen uit het Djoser complex. Verder zijn er echter van hem geen resten te Sakkara aangetroffen.


      Twee stиles17 ,waarvan Emery beweert dat Horus Sechemib er zijn naam liet op wissen nadat hij ze reeds had opgesteld in zijn graf te Abydos en de naam liet vervangen door Seth Peribsen 18 werden van hem gevonden vlak voor het graf toegeschreven an Peribsen te Abydos.


      Recent werd er te Elefantine een zegel gevonden van een ambtenaar werkzaam tijdens de regering van Peribsen.19. De ambtenaar wordt op de zegelinscriptie " de bezegelaar van alle dingen van Opper-Egypte" genaamd. Dit toont meteen aan dat er op zijn minst reeds tijdens het late gedeelte van de Tweede Dynastie 20 te Elefantine adminsitratieve staatstructuren bestonden . Het feit dat een dergelijk verafgelegen post zich ontwikkelde onder de controle van zo een staatsstructuur kan alleen maar een index zijn van de voorspoed en de expansie van de Egyptische staat en is moeilijk verenigbaar met een periode van sociale ne religieuze onrust. De welvaart schijnt zich evenwel slechts tot de koninklijke familie te hebben beperkt.


      Te Beith Khallaf werd in mastaba K1, die men dateert tijdens de regering van Djoser, niettemin een zegel van Peribsen gevonden21


      .

      Ongepubliceerd zegel .Dit specimen is niet gepubliceerd en de oorsprong is onbekend, het zegel bestaat uit een soort bruine kalksteen met witte strepen ( hoogte 2,04 cm diam. 1,94 cm., inwendige diam. 0,68 cm.) Deze informatie komt van F. Tiradritti22. Het is te vergelijken met een gelijkaardig zegelafdruk 23(maar dan zonder cartouche ) door Kaplony in 'Die Rollsiegel des Alten Reichs' II, 1981 tav. I. " gepubliceerd

      Vazen



      Nog eigenaardiger lijkt het feit dat Petrie in het graf van Merneith uit de Eerste Dynastie een fragmen van stenen vaas heeft gevonden waarop de naam van Peribsen voorkomt 24. De enige mogelijke verklaring hiervoor is contaminatie, mogelijks door Amйlineau die niet zo voorzichtig omsprong met de opgeraven voorwerpen.

      Verder vernoemen we nog een cylindrische vaas in rode kalksteen waarop in reliлf de serech van Peribsen voorkomt. De herkomst van de vaas in echter onbekend.


      Het Graf P te Abydos

      Zijn enige monument is zijn graf te Abydos. Die eigenaardig genoeg maakt het deel uit van de groep graven uit de Eerste Dynastie. De bovenbouw is volkomen verwoest en het enige dat rest is de met tichelsteen beklede put van de onderaardse bouw. Deze bestaat uit een centrale grafkamer omringd door een aantal magazijnen. Het is eerder een armtierig bouwwerk en de bovenbouw meegerekend kan het niet veel groter geweest zijn dan 21 bij 18.5 meter. Ongewoon is dat de ingang zich aan de oostzijde bevindt .


      Volgens J.Vandierx behoort het graf tot het type III-4 van Reissner.y Het graf is dus flink verschillend van de graven van het eind van de Eerste Dynastie waar het zich tussen bevind. Het is niet omgeven door bijgraven van hovelingen of dienaars. De toegang wordt niet gevormd door een trap maar door een hellend vlak dat uitmond aan de zuidwestelijke hoek van het gebouw op een nauwe gang als het ware een wandelgang die het geheel van kelder en magazijnen volledig omringd. Deze gang wordt in vier ongeveer gelijke delen verdeeld door 4paar deurstijlen daar de put onveer de vorm van een vierkant heeft en de deurstijlen bij de hoeken van de buitenmuur geplaatst zijn. deze wandelgang kan gezien worden als een ontwikkeling van de vier lange gangen in het graf van Qa'a en zal zoals deze dienst gedaan hebben als opslagplaats. De binnenmuur van de wandelgang vormt als het ware een tweede maar dunnere omheiningsmuur onderbroken door twee deuren een in het zuiden en een in het noorden van de westelijke wand.

      Door de ondergane verwoesting is het binnenplan niet duideleijk herkenbaar. Men herkent wel zes kamers, drie aan de west en drie aan de oostkant aangeleund tegen de binnenmuur van de wandelgang. Ze zijn van elkaar gescheiden door dunne leemstenen muurtjes en geven uit op een kleine gang vanwaar men gemakkelijk van de ene in de andere kamer komt. Aan de binnenzijde worden deze kamers afgesloten door de oost- en westmuur van de grafkelder . Via de noordelijke deur komt men in eerst in een kamer en daarna in een voorkamer van de grafkelder vanwaar men naar het westen toe in twee achter elkaar gelegen, rechtstreeks communicerende kamers belandt. In het zuiden waar alle muren verdweneen zijn, ook deze van de grafkelder kan men vermoeden dat er dire direct met elkaar verbonden kamers waren , begrensd door de binneenmuur van de wandelgang en zuidelijke muur van de grafkelder. Deze zelf is rechthoekig van vorm en de ingangspoort bevindt zich in de noordwestelijke hoek.Z

      De grafkelder is in te slechte staat om zekerheid te kunnen zeggen of hij een plankenvloer had en de wand met planken was afgezet. Deze hypothese lijkt nochtans geloofwaardig. In zijn rapport beweert Amйlineau dat hij sporen gezien heeft die er op wezen dat de tombe afgedekt was met een houten plafond analoog aan deze van de omringende graven. Reisner xy gelooft echterd at dit een interpretatiefout is en steunt zich op de algemene vorm van de constructie om te veronderstellen dat de grafkelder en misschien het gehele gebouw met overhellend ( en encorbellement) gewelf bedekt was. Petrie stelt zich tevreden met Amйlineau aan te halen maar maakt geen persoonlijke opmerkingen. De totale oppervlakte van de infrastructuur bedraagt 128,09 mІ waarvan slecht 18,76 mІ gevormd door de grafkelder. Deze cijfers wijzen er op hoe de magazijneen en de secondaire zalen zich ontwikkeld haden ten andele van degrafkelder . Deze trend zal zich nog verder zetten in het graf van Chasechemoei.

      In de nabijheid van het graf heeft men de beide steles met de gewijzigde inscripties gevonden

      1. W.Emery, 1963, "Het oudste Egypte" p. 81.
      2. P.E. Newberry, 1922, The Set rebellion of the IInd Dynasty, in: A.E. 7, 1922, 40-6.
      3. F.Raffaele website
      4. Hofmann , 1980, "Egypt before the pharao's " p. 351.
      5. Petrie, 1901, "Royal toms of the earliest Dynasties", II pl LXI
      6. Ayrton et al, 1904, "Abydos" part III, 1-5, pl VII; &pl IX.1, 2; Kemp 1966; "Abydos and the royal tombs of the First Dynasty JEA -52:13-22. - Petrie, "Scarabs and Cylinders" : pl. VIII ; id. A History... 7th ed. p. 26
      7. De eerste koningsnamen in cartouches dateren niet zoals nog al eens gezegd wordt uit de Derde Dynastie (Nebka, Hoeni) maar uit het midden van de Tweede dynastie. In Kaplony's boek "Die Rollsiegel des Alten Reichs' II, 1981 tav. I. " vinden we een zegel met een cartouche van Neferkaseker. Zoals gezien zou deze koning een paar jaar voor Peribsen te plaatsten zijn en dit zou dan indien het dateert uit de Tweede Dynastie de tweede bekende cartouche uit de geschiednis zijn Vууr deze van Peribsen en na deze voorkomend op een steen van Nefersenedjra. and before that of Peribsen.
      8. Helck , 1979, Z.A.S. 106
      9. Sen-op twee manieren geschreven en Shotep, plus warschijnlijk nog ..kt-wr (?).
      10. Helck Z.A.S.106,1979 p.132
      11. De zogenaamde "hudjefa". Goedicke J.E.A. 42 p.50) 12. El Alifi D.E. 26 p.11 besluit dat mogelijks dezelfde artist beide lijsten kan hebben gemaakt. 13. Ongenummerd fragment in R.C. col. X, beschreven door Gardiner 'Egypt of the...' in de appendix van zijn boek en in het VIIe hoofdstuk. 14. Helck, op.cit. p. 125 en Barta Z.A.S. 108, 1981 15. Petrie, 1901, op.cit, pl XXII.181
      16. Grdseloff 1944,, "Notes d'йpigraphie archaпque , ASAE
      44:295-299. Sethroл =Tell Aboe Seffeh
      17. Fisher 1961, "An Egyptian royal stela of the Second Dynasty"Artibus Asiae 24:45-56, 52, fig 7;B. M. 35597: A.J. Spencer , 1980 "Catalogue of Egyptian antiquities in the British Museum. V.Early Dynastic objects 16, pl.8-9(Cat.15)
      18. Emery 1963, Het Oudste Egypte p.81
      19. Het zegel werd gevonden in de area van de nederzetting ten noorden van de Satet tempel. Dreyer, in Kaiser et al:1987, "Stadt und Tempel von Elephantine", MDAIK 43 p.107-8 en 109, fig. 13a pl. 15a.
      20. Pдtznick in Kaiser & al, 1995, "Stadt und Tempel von Elephantine", MDAIK 51: p. 180
      21. J.Garstang , 1902, "Mahвsna en Bкt Khallaf",Egyptian Resaarch Account memoir nr 7: pl.X.8
      22.Egyptoloog aan de 'Civiche Raccolte Archeologiche e Numismatiche' in Milaan. Het zegel wordt beschreven in de cataloog 'KEMET - Alle sorgenti del Tempo' of the Archaic -Ancient Egypt exhibition in Ravenna (1998)
      23.Kaplony, 1965, "Bemerkungen zu einigen Steingefдsse mit archaischen Kцnigsnamen, MDAIK 20 :24 & 25, fig.51 (tekening), pl V fig 51 (foto)
      24. Petrie, 1900,"Royal Tombs of teh Fisrt Dynasty", I: pl.IV,7

    21-03-2007 om 00:00 geschreven door ramsesje


    >> Reageer (0)


    Inhoud blog
  • Bewerking van stukje van 03/03/2006 over dynastie 0
  • Anoebis02
  • Horus valk
  • neboe
  • Horus ? Schorpioen een koning uit Dynastie 0
  • Anoebis
  • Laatste Updates
  • Aker
  • Lijst Farao's
  • Samenvatting van de geschiedenis
  • Amon
  • Religie indeling
  • Lijst van de goden
  • Het Bestuur
  • Cursus Hiërogliefen
  • Geologische periodes van de aarde
  • Paleo-, Proto-, Pre- en Neonijl
  • Geografie
  • Geschiedenis
  • Eonijl
  • Nijl_Quaternair
  • Opvatting over geschiedenis
  • De prehistorie
  • MUMMIE VAN HATSJEPSOET GEÏDENTIFICEERD
  • DE DYNASTIE WISSEL en de OVERGAN NAAR HET OUDE RIJK
  • DE DERDE DYNASTIE
  • GEURENDE STENEN
  • SORRY
  • en nog over stenen
  • Nog enkele belangrijke technische woorden van de hongersnoodstèle
  • Technische woorden van de Hongersnoodstéle.
  • Pyramiden in beton ?
  • Pyramiden in Beton ?
  • OEFENING
  • Offerformule Deel IV
  • Pyramiden in beton !?! Deel 2
  • Pyramiden uit gereaggregeerde steen ?
  • DERDE DYNASTIE
  • Chasechem /Chasechemoei
  • Sechemib
  • Peribsen (volledig)
  • OFFERFORMULE DEEL III
  • Woordenlijst
  • WOORDENLIJST
  • De offerformule
  • Neferkaseker of Neferkasokar
  • Neferkara
  • Noebnefer
  • BA
  • OENEG
  • Werkwoorden
  • Verder vervolg Ni-Netjer
  • Vervolg Ninetjer
  • Vervolg van Farao Ninetjer (Tweede Dynastie)
  • Het tweede kistje
  • Een beetje practijk
  • Ninetjer
  • Meervoud en een Neb probleem
  • NEBRA
  • Tombe A (het graf van Hetepsechemoei ?
  • Expeditie naar de bronnen van de nijl
  • Transliteratie
  • Lauer J.-P.
  • Archeologische problemen
  • TOEVOEGING
  • kA
  • Woordenlijst
  • HERHALING
  • INLEIDING TWEEDE DYNASTIE
  • HORUS BA
  • Horus Vogel en /of Horus Sekhet
  • Qa'a, of Qa of Ka'a of Ka
  • Horus Qa'a, laatste grote koning van de eerste dynastie
  • Sedjemef
  • Horus SEMERCHET
  • Oplossinge oefening
  • Horus Adjib
  • Suffixen
  • Horus DEN
  • Laatste drieletter-tekens
  • Tweede deel Drieletter-tekens
  • HORUS DEN
  • Wat GRAMMATICA (tegen de goesting maar nodig)
  • Drieletter-tekens Deel 1
  • Koningin Mer-Neith
  • Transliteratie
  • Horus Djet (Wadji- Oeadji)
  • Oplossing van de opgave
  • Mensoffers bij de farao's
  • Bericht
  • pa & ma, is niet vader & moeder
  • Horus DJER II
  • Gelukkig Nieuwjaar !
  • De seizoenen
  • Leren tellen
  • Horus DJER en Uitwijding over de tijdrekening van de Egyptenaren2
  • Horus DJER en Uitwijding over de tijdrekening vab de Egyptenaren
  • LES HIEROGLIEFEN
  • Horus AHA
  • TWEELETTER-TEKENS
  • MET VERLOF
  • Wie was Menes ?
  • OP ALGEMENE AANVRAAG
  • Eikes, een spinnekop
  • OOSTENDE
  • Cursus deel
  • Abydos
  • Canon van Turijn
  • Les 3
  • De andere payrus van Turijn
  • Les 2
  • Bronnen 3
  • Hiërogliefen Les 1
  • Lijst abydos
  • bronnen 1
  • Wist Je ?
  • HIEROGLIEFEN CURSUS ?
  • Bronnen van de koningslijsten vb. Eerste Dynastie
  • Eigennaam
  • Troonnaam
  • cartouche
  • Gouden Horus
  • Nebti naam
  • Titulatuur van de farao
  • Narmer palet
  • DYNASTIE 0
  • Peribsen

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Foto

    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !



    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!