Disclaimer In verband met een recent dispuut omtrent plagiaat wil ik bendadrukken dat deze teksten uiteraard niet origineel zijn maar een condensatie van teksten die over dit onderwerp werden gepubliceerd. Ik kan de geschiedenis van Egypta niet heruitvinden en mijn persoonlijke bijdragen aan origineel onderzoek hierover zijn nihil. Ik tracht hier met zoveel mogelijk bronvermelding een samenvatting te geven over wat hedendaags bekend is. Ronald Milo
Foto
Inhoud blog
  • Bewerking van stukje van 03/03/2006 over dynastie 0
  • Anoebis02
  • Horus valk
  • neboe
  • Horus ? Schorpioen een koning uit Dynastie 0

     

    100%
    150%
    200%

    loupe voor wie de kleine tekst moeilijk kan lezen
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     

    Hierboven vind je een afbeelding van de god HAPI, de Nijlgod of beter gezegd de God van de Overstroming van de NIjl. De Egyptenaren maakten immers een onderscheid tussen de nijl als stroom, die ze "iteroe" noemden, en de welvaart brengende overstroming die ze personifiлerden in de god Hapi. Hij werd meestal voorgesteld met een hangbuikje en hangborsten (een teken van welvaart voor de oude Egyptenaren) en met een haartooi van waterplanten. Vaak wordt hij echter ook in de verschillende provincies ( nomen) afgebeeld met het embleem van de provincie op zijn hoofd. Dit is ook het geval in bovenstaande afbeelding. Hapi werd vooral vereerd te Assoean en Jebel el Silsila waar hij geacht werd rond te dwalen in de grotten bij de eerste stroomversnelling (cataract). In de Delta daarentgen geloofde men dat hij in grot nabij Memfis woonde. Om hem te vereren en gunstig te stemmen werden, meestal in de nabijheid van een nilometer, offergiften in de stroom gegooid.

      Woordenschat

    .

    WELKOM OP DEZE WEBSITE GEWIJD AAN ALLE ASPECTEN VAN HET OUDE EGYPTE DER FARAO'S

    Inhoud



    Een herschikking van het blog is aan de gang om alle delen aanklikbaar te maken vanuit het centrale Inhoudsmenu. Enig geduld wordt op prijs gesteld. Ondertussen kan u nog steeds bij de artikels terecht via de inhoud in rechterkolom
    e-mail van de auteur: ronald.milo@skynet.be
    15-02-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Anoebis02

    ..

    ANOEBIS VOORLOPER VAN SINT CHRISTOFFEL ?!?

    Anoebis beeld (1e of 2e eeuw na Christus) ten tijde van de Romeinse bezetting van Egypte (Vaticaans Museum )en de transformatie van de overledene in Anoebis. Schilderij op doek. Romeinse Periode ( Louvre Museum)

    De legenden

    Er bestaan verschillende legenden over en identificatie pogingen voor Sint Christoffel, die zowel in de Latijnse als in de Orthodoxe ritus als heilige vereerd wordt.

    • Christoffel van Chalcedon

      In de vijfde eeuw zou er volgens legenden een man genaamd Christoffel in Chalcedon hebben geleefd. Zeker is dat Sint-Christoffel echter in deze tijd reeds langsheen pelgrimsroutes  werd vereerd. Over deze Christoffel is overigens verder niet veel opmerkelijks te vertellen maar hij is met zeer hoge graad van waarschijnlijkheid niet te identificeren met de Heilige.

    • Christoffel van de Cynocefalen

      Een oudere Christoffel, een martelaar, zou in de tijd van de Romeinse keizer Decius (249-251) de begeleider van de apostel Bartholomeüs zijn geweest. Hij was afkomstig uit het land der Cynocefalen (Hondkoppigen). Bartholomeus was uitgezonden naar dit land om het evangelie te verkondigen. Eén van de Cynocefalen liet zich dopen en kreeg de naam Christoffel. Door zijn bekering tot het christendom kreeg hij een menselijke tong en kon hij spreken. Hij ging vervolgens het evangelie prediken in Lycië. Zijn stok droeg bladeren en vruchten als teken van de instemming van God. In het kader van de christenvervolgingen door de plaatselijke koning werd hij langdurig gemarteld en onthoofd. Voor deze martelingen waren 400 soldaten nodig, Christoffel was immers een reus. Zijn sterfjaar zou 250 zijn geweest. In latere legenden wordt Christoffel als soldaat voorgesteld die vele medesoldaten bekeerde. Ook deze had een hondenkop.

    • Christoffel de Christusdrager
      Een andere legende verhaalt van ene Reprobus die zo arrogant was dat hij zijn diensten alleen wilde aanbieden aan het allerhoogste gezag en daarom eerst in dienst trad bij de machtigste koning. Maar deze koning bleek bang te zijn voor de keizer, die dan weer bang was voor de duivel. Toen bood Reprobus zijn diensten aan aan de duivel maar met deze op weg in de woestijn zag hij dat de duivel op de vlucht ging  voor een kruis. Hij haalde de duivel in en vernam dat deze bang was voor Christus.  Reprobus besloot Christus op te zoeken en hem te gaan dienen. Op zijn weg ontmoette hij een kluizenaar die hem eerst aanraadde om Christus te dienen door te gaan vasten wat Reprobus niet lukte en ook het daaropvolgende advies om te gaan bidden had niet het gewenste gevolg. Toen de kluizenaar hem tenslotte aanraadde mensen op zijn brede rug een rivier, waar nogal wat pelgrims verdronken, over te dragen vestigde Reprobus zich bij deze rivier en droeg de mensen op zijn rug veilig naar de overkant. Op zekere dag moest hij een klein kind de rivier over tillen. Terwijl hij daarmee bezig was werd het kind echter zwaarder en zwaarder, tot  Reprobus bijna bezweek onder het gewicht en tot zijn schouders in het water stond. Voor Reprobus voelde het aan alsof hij de ganse wereld op zijn rug droeg. Dat was ook zo antwoordde het kind, dat zich openbaarde als Christus, de schepper van de wereld. Hierop liet Reprobus zich dopen in de rivier. Zijn doopnaam werd Christoffel (= Christo-phoros = Christusdrager). Jezus liet Christoffels staf die hij in de grond geplant had groen uitlopen en zond hem weg om het evangelie te prediken. Ook in deze legende wordt hij uiteindelijk gemarteld en onthoofd te Samos in Lydië. Dit verhaal waarin Christoffel ook een beetje op Hercules lijkt is in het Westen het meest bekende.

    • Christoffel als reus

      Het verhaal dat Christoffel een reus was wordt soms als volgt verklaard: zijn bijnaam Canineus (de hondachtige) zou zijn verbasterd worden tot Cananeus (reus uit Kanaan). Andere verhalen draaien dit proces om. Christoffel zou uit Kanaan stammen en daarom Cananeus zijn genoemd. Dit zou vervolgens zijn verbasterd tot canineus en hierdoor dacht men dan dat hij een hondenkop had.

    Byzantijnse iconen van Sint-Christoffel

    De geschiedkundige Sint christoffel

    St. Christoffel was een lid van de Noordafrikaanse stam der Marmaritae. Hij werd gevangen genomen door Romeinse soldaten tijdens de campagne van keizer Diocletianus tegen deze Marmaritae (einde 301/begin 302) en naar Antiochie in Syrië gevoerd om te dienen in het Romeinse leger ( namelijk in de Cohors Tertia Valeria Marmaritarum, waarvan de naam voorkomt in de van latere datum zijnde Notitia dignitarum (401). Het was een cohorte,  die inderdaad in Syrië dienst deed. Hij zou daar gedoopt worden door de uit Egypte gevluchte bisschop Peter van Alexandrië en onderging het martelaarschap op 09.07.308. Bisschop Peter zou dan maatregelen getroffen hebben om zijn resten terug naar Marmarica (Lybië) te brengen in 311. Hij is waarschijnlijk ook te identificeren met de Egyptische martelaar bekend als St. Menas. De oorspronkelijke auteur van de oudste, maar verloren gegane "Handelingen van Sint-Christoffel" is waarschijnlijk de ca 351-54 te Antiochië verblijvende bisschop Theophilus, de Indiër, of op zijn minst iemand uit zijn omgeving.

    Wanneer we nu de afbeeldingen van Sint-Christoffel, zoals hij voorkomt op sommige iconen  in de Orthodoxe ritus, vergelijken met de afbeeldingen van Anoebis dan zien we inderdaad sterke gelijkenissen. In beide gevallen gaat het om een een menselijke figuur met hondenkop. Ook in hun opdracht zijn gelijkenissen te ontwaren. Anoebis was de god die de overledene doorheen de doolhof van het onderaardse begeleidde tot voor de troon van Osiris en daar samen met de god Thot het hart van de overledene afwoog tegen de pluim van Maat ( rechtvaardigheid). Ook zou hij volgens een legende de kleine Horus, na de dood van zijn vader Osiris en achtervolgd door zijn oom Seth, op zijn rug over de Nijl hebben gedragen. Hij had dus ook de functie overzetter en van reisbeschermer ( al zij het in de onderwereld) wat ook, maar pas in de Middeleeuwen, de functie van de Sint Christoffel zou worden. Dit alles zou voldoende zijn om sommigen ( waaronde nog Christiane Desroches de Noblecourt in haar recent boek "Le fabuleux héritage de L"Egypte" -Editions Télémaque 2004 ISBN 2 7533 0020 8 ) de overtuiging naar voor te laten brengen  of op zijn minst te laten uitschijnen dat Anoebis een voorloper zou zijn van Sint Christoffel.

    De waarheid is echter minder poëtisch. Van het grootste belang hierbij is het feit dat Sint-Christoffel een lid is van de stam der Marmaritae in een vergeten uithoek van het Romeinse Rijk. Zowel in eerste Griekse als Latijnse overblijvende getuigenissen van zijn martelaarschap wordt hij beschreven als afkomstig uit een land van canibalen en mensen met een hondenhoofd. Sommige van de Griekse geschriften hebben deze passage letterlijk geïnterpreteerd en daarom wordt de Heilige in Byzantijnse iconen vaak afgebeeld met een hondenhoofd. De Latijnse traditie echter ontwikkelde zich langs een andere lijn. Reeds in vroege vertalingen van de originele Griekse term kunokephalos (hondenhoofdig) werd de Latijnse term canineus of hondachtige (van canis = hond) gebruikt. In andere geschriften werd dit dan tot cananeus (Cananiet of afkomstig van Kanaän) verbasterd. Maar de geciviliseerde Grieken en Romeinen waren reeds lang gewoon om bewoners die aan de rand van de hun bekende wereld leefden (zoas de Marmaritae) te beschrijven als  canibalen, hondenhoofdmensen of nog erger. En wanneer de vroege  auteur van de "handelingen van Sint-Christoffel" deze martelaar beschreef als zijnde afkomstig uit het land van canibalen en mensen met een hondenhoofd bedoelde hij met deze hem bekende culturele metafoor alleen maar dat de Heilige van de rand van de bewoonde en hem bekende wereld kwam en kon hij niet vermoeden dat men deze metafoor later letterlijk zou opnemen.



    Terug naar het eerste deel over Anoebis"

    15-02-2010 om 00:00 geschreven door ramsesje


    >> Reageer (0)
    11-01-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Horus valk


    DE GOUDEN HORUS

    De gouden valk van Hiërakonpolis. De Horus valk werd reeds van in de predynastische tijd als hemelgod vereerd in de stad Nekhen, die later Hiërakonpolis ( Grieks voor de Valkenstad) zou worden genoemd. De stad waar zich de Horus tempel bevond ontleende haar naam Nekhen aan een nog oudere valkgod die kan onderscheiden worden van de jongere Horus door de twee grote gouden pluimen die hij droeg als kroon.

    De meer algemeen verspreidde Horus werd niettemin ook reeds vanaf de eerste tijden vereerd in de tempel te Nekhen als "Har-Nekheny" of "Horius de Nekheniet". Horus werd op verschillende plaatsen in Egypte vereerd onder steeds verschillende lokale titels. Dit is goed vergelijkbaar met de Apollo cultus bij de Grieken, die ook lokale varianten vertoonde zoals de Apollo van Delphi of de Phytische Apollo. Nekhen was het spirituële hart van het zuiden en men neemt aan dat een groep van goden met jakhals hoofden , bekend onder de naam van de "Geesten van Nekhen", de verpersoonlijking zijn van de semi-mythische vroege koningen van Nekhen. Aan de andere zijde van de Nijl lag de tweelingstad van Nekhen namelijk Nekheb. De giergodin Nekheb.t " ( zij van Nekheb) was ook bekend als "de Witte" omdat zij de Witte Kroon van Opper-Egypte droeg. De ruïne van haar tempel bevindt zich momenteel in de moderne stad El Kab. Een naam waarin de oude naam nog weerklinkt.

    Het was te Hiërakonpolis dat in 1898 de schitterende gouden kop van de oudste zonnevogel van Nekhen werd gevonden. Hij is bekroond met de ureaus (de cobra godin van Beneden-Egypte) en twee pluimen, die we ook bij Amon-Re terugvinden. De kop bestaat uit een houten kern waarrond een dikke laag bladgoud werd geslagen. De snavel is gesoldeerd en werd later apart toegevoegd. Emile Vernier een Franse edelsmid stelde vast dat de ogen gemaakt zijn van een enkele staaf obsidiaan , waarvan de uiteinden bolgeslepen en gepolijst werden. Het beeld stamt uit de zesde dynastie (ca 2.300 voor Chr.) en behoort tot de oudste edelsmeedwerken van Egypte die bewaard zijn gebleven. Hoogte van de kop is 10 cm, van de veren 28 cm, en de ureaus meet 5,1 cm.

    11-01-2010 om 00:27 geschreven door ramsesje


    >> Reageer (0)
    19-06-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.neboe

    NEBOE =GOUD

    Het oudste stratum van het continent , de oude Afrikaanse sokkel, is gemaakt van graniet en metamorfe rotsen, met aders van goud en dioriet. Hierboven heeft zich tijdens het Krijt zandsteen, hier en daar overdekt met gesteente van vulkanerupties, afgezet. Op dit alles heeft de warme Thetys zee alvorens zich terug te trekken een dikke laag krijt, schiste en kalksteen nagelaten. Daarna begon de Nijl of een van  zijn voorouders aan een afwisseling van erosie en afzetting van klei en zand. Goud werd gevonden in de alluviale zandgrond van de wadi's en in de witte kwartsaders die men vindt in de binnenzijde van de vulkaanrotsen van de grote centrale keten die de Nijl van de Rode Zee scheidt.

    De oostelijke woestijn

    Het is mogelijk dat de Egyptenaren hun goud oorspronkelijk dolven in bepaalde alluviale Nijlzones of in beddingen van oude wadi's maar veel kan dat niet hebben opgeleverd. Goud werd vooral gewonnen in de kwartsaders van de oostelijke woestijn en in Nubië, dat er trouwens zijn naam aan zou ontlenen, neboe betekende immers goud. In de oostelijke woestijn strekken de vindplaatsen zich uit vanaf enkele km ten noorden van de moderne weg tussen Kena en Koesseïr aan de Rode Zee tot diep in Nubïe. De meest voorname exploitatie plaatsen zijn gelegen rond drie zones wiens natuurlijke afvoerwegen naar de Nijl leiden: te Kena en Kift (het Oude Koptos) , el-Kab en Edfoe. Dit gebied is verschrikkelijk heet en droog (er kan best een hele generatie lang geen druppel regen vallen). Maar het is wel gunstig gelegen. De Nijl maakt er een grote bocht naar de Rode Zee toe en nadert haar daar tot op ongeveer 130 km. Bovendien was er een weg door de bergen langswaar ezelkaravanen de door schepen aangevoerde goederen uit het Poentgebied naar Coptos konden brengen. In de Hamamatwadi , in een steengroeve die op drie dagmarsen van de Nijl gelegen was, werd ook de mooie "Bechensteen", een heel hard zwart garniet, gedolven. Daaruit werden de langste architraven en de slanke obelisken vervaardigd. Ondanks de onherbergzaamheid van het gebied wist de administratie er een voor de drie exploitatietypes gemeenschappelijke infrastructuur te centraliseren. Ten tijde van het Oude Rijk bewaakten garnizoenen zowel de mijnslaven als de karavaanroute die voortdurend bedreigd werd door nomadenvolken uit het kustgebergte

    Het is niet onmogelijk dat de exploitatie van deze goudaders een rol heeft gespeeld in de vorming van de eerste steden en stadsstaten in Opper-Egypte in het IVe millenium v. Chr. De predynastische stad Naqada bij de monding van de wadi Hammamat ( toen het Rohenoedal) was bekend als Nubt : de Goudstad.

    Als de farao een expeditie naar Poent stuurde kon de opperbevelhebber zijn prestige vergroten door uit Hammamat een gedeelte van de goud of steenproductie mee te brengen. Sommige van die goudmijnen zijn teruggevonden. Bij één ervan niet ver van het huidige El Fawakhir , staan nog duizenddriehonderd hutten : onderkomens voor de slaven, maar waarschijnlijk in de eerste plaats voor de soldaten en functionarissen. Het was dus een heel belangrijke mijn.

    De oudste geografische kaart is dan ook een soort "piratenkaart" waarop een diagram voorkomt van de goudmijnen in de wadi Hammamat. De kaart geeft de weg aan, die in zuidelijke richting naar het begin van de waddi leidde en dan naar het oosten afboog naar de mijnen van de secundaire valleien, die nog niet geïdentificeerd zijn. Er werden waterputten gegraven van verscheidene tientallen meters diep, om mens en dier te drenken. Op het grootste kaartfragment situeert zich een put die in 1304 op bevel van Sethi I op zestig kilometer van de Nijl werd gegraven De farao maakte een uitstap in de woestijn en vroeg zich af "Wat gebeurt er met de reizigers op deze weg ? Waarmee lessen zij hun dorst in deze immense woestijn? Hoe kan ik hen de mogelijkheid tot overleven bieden opdat zij mijn naam in de toekomst eer zouden bewijzen ? De door de steenhouwers gegraven put leverde zoveel water dat een stukje land kon worden bewerkt en dat de farao opdracht gaf op die plek een tempel en een stad te bouwen.

    Deel van de "mijnpapyrus van Turijn" ten tijde van Ramses IV .Turijn :Museo Egizio cat . 1879.
    1: Stele van Sethi I. 2: Cysternae (waterreservoirs), 3:Schrijn van Amon van het Zuivere Gebergte. 4: Werkmanshutten. 5: Bruine penseelstreken die mogelijks geologische variatie van het gesteente aanduiden. 6: Bodem van de wadi, beschreven als de weg die naar zee leidt.

    Nubië

    Toen het rijk zich had uitgebreid tot voorbij de eerste cataract werd een steeds belangrijker deel van het goud uit de Nubische woestijn ( het land van Koesj) en dan hoofdzakelijk uit de streek die vandaag Eskhoeranib heet aangevoerd. Hoewel de slaven uit de wadi Hammamat reden te over hadden om zich te beklagen leden zij nog een vrij aardig bestaan in vergelijking met hun slavenbroeders uit Nubië. Vanuit Koeban (ten zuiden van Assoean) was het zeventien dagen reizen door de brandende woestijn om de mijnen te bereiken. Het is er zo heet dat aanraking met de overhitte rotsen brandblaren veroorzaakt en dat de lucht constant zindert.

    Kopij van een grafschildering in 1840 door Richard Lepsius gereproduceerd ziet men dat de edelman Hoei, onderkoning van Nubië aan de farao de goudtributen van de volken van het Zuiden aanbiedt. Hoei heeft een kromstaf en waaier in de hand. Het tribuut bestaat uit rijk bewerkte vazen, halssieraden, borstplaten, schalen met carneool en zakken goudpoeder. Op het tweede prentje van dit beeldverhaal ziet men achter de onderkoning een Nubiër die ten teken van eerbied zijn handen opheft.

    Minder dan de helft van de naar Nubië gestuurde gevangenen en lastdieren kwamen op hun bestemming aan. De overlevenden die soms niet eens de taal van hun Egyptische meesters verstonden, en die dag en nacht naakt engeketend werkten in de zengende hitte, konden alleen maar hopen op een snelle dood. Zelfs ouderlingen en vrouwen werden met stokslagen aan het werk gehouden

    De opbrengst van de mijnen in Nubië echter vond zijn weg via de wadi el-Allaki bij wiens monding de Egyptenaren van het Nieuwe Rijk de forten Koeban en Ikkoe bouwden. Maar deze mijnen werden toen reeds eeuwen met name reeds tijdens de eerste dynastie geëxploiteerd. Deze exploitatie wekt bewondering ; bewondering voor de Egyptische prospecteurs die tot in dit verre oord goud ontdekten en voor de Egyptische administratie die erin slaagde deze afgelegen kolonie ondanks alle moeilijkheden te behouden. Tot het midden van het derde millennium was Koesj slechts bewoond door bruinhuidige stammen, die etnisch verwant waren met de Egyptenaren, maar hun cultuur niet deelden. Nadats Senwosret I (1965 -1920) en zijn opvolgers hen min of meer hadden onderworpen, dreven deze volken wat handel met Egypte. Ze ruilden plaatselijke producten en goederen afkomstig van de zwarte volkeren, die langzaam maar zeker het zuiden van Soedan inpalmden. Ze aarzelden echter niet om zodra de gelegenheid zich voordeed op strooptocht te gaan. Eeuwenlang moesten de Egyptische karavanen zwaar geëscorteerd worden . De nomarch Ameni, die voor rekening van Senwosret I een expeditie leidde nam alleen al voor de bescherming van het goud vierhonderd elitesoldaten mee. Dit illustreert de aggressiviteit van de Nubiërs want de Egyptische soldaten waren bij de beste van de oude wereld.

    Pas onder de stoere politiek van de farao's van de 19e dynastie werd Nubië een wat veiliger provincie. Tot dan toe bleef de mijnexploitatie eerder beperkt wegens een tekort aan water. In zeven eeuwen tijd was men er niet in geslaagd één goede put te graven. Zelfs Sethi I mislukte. Maar de slaven van diens zoon Ramses II slaagden daar in de 13e eeuw v. Chr. wel in na onvoorstelbare inspanningen. Tijdens het Nieuwe Rijk zal de geschiedenis dan gelijk lopen met de ontwikkeling en de uitputting van de goudaders in de woestijn. Eerst zal het de militaire expedities van de farao's financieren, daarna zal het gebrek aan voldoende goud zich laten voelen op militair en diplomatisch vlak.

    Goud en zilver

    Een mengsel van goud en 20 tot 50% zilver wordt technisch "electrum" genaamd. Maar daar het meeste Egyptische goud niet zuiver was en tot 20 % zilver kon bevatten is het onderscheid nogal kunstmatig. Maar de Egyptenaren waren er zich wel van bewust dat men deze legering ook kunstmatig kon maken. Daar electrum meer resistent was dan zuiver goud werd het al sinds de eerste dynastieën gebruikt in juwelen.

    Goud was een zeer waardevol metaal bij de Egyptenaren maar toch niet zo waardevol als zilver wanneer dit voor het eerts werd ingevoerd. Want op het eigen grongebied werd in Egypte geen zilver ontgonnen, het moest worden ingevoerd. Het kwam zeker niet uit de Poent (Somali¨-Yemen) want van hetgeen van daar ingevoerd werd bestaan heel precieze lijsten. Misschien was het uit Cilicië, dat geenszins buiten het bereik van de Egyptische zeelieden lag, zelfs niet ten tijde van het Oude Rijk. Tijdens de expantieperiode van het Nieuwe Rijk echter werden gemakkleijker toegankelijke en dichterbij gelegen zilvermijnen ontgonnen. Een ding is zeker tijdens het 18e dynastie (Nieuwe Rijk) speelde Syrië een bemiddelende rol in de zilverhandel. Reeds tijdens het Middenrijk (2055 -1650 v. Chr. ) echter stond goud al duidelijk op de eerste plaats onder de edele metalen en werd zilver naar de tweede plaats verdrongen.

    In het graf van Sobekhotep (TT63-Nieuwe Rijk) zijn Nubiërs afgebeeld, die goud aanbrengen als schatting. Tijdens het Nieuwe Rijk (1550 -1060 v.Chr.) werd ook goud aangevoerd als schatting uit Syrië-Palestina, ondanks het feit dat Egypte meer goud bezat dan de Levant. Het feit dat de farao zo veel goud bezat was niet onbekend bij de andere machthebbers in het Midden-Oosten en in de Amarna brieven komt de vraag naar goud herhaardelijk voor . Een voorbeeld is brief EA19 van Toeschratta van Mitanni waarin deze schrijft aan de farao-"Moge mijn broer onbewerkt goud zenden in grote hoeveelheden, en moge hij mij nog zoveel meer goud zenden dan hij aan mijn vader zond want goud is in het land van mijn broeder zo overvloedig aanwezig als stof. "

    De mijnbouw

    De ontginning van goud was van in den beginne een monopolie van de farao. De expedities naar de mijnen en groeven stonden onder militaire controle en de arbeiders waren vaak misdadigers. Het was een moeilijk en gevaarlijk werk en menig mijnwerker liet het leven tijdens de werkzaamheden.

    De installaties van Eskhoerabib werden intact achtergelaten nadat de mijnen waren uitgeput. Ze vormen een prachtige informatiebron voor de archeologen. In de vallei staan nog driehonderd stenen hutten overeind met in elk daarvan een granieten molen waarmee het goudhoudend kwarts werd verpulverd. Het goudbevattende gesteente werd na de extractie dus fijn geslagen of gemalen, gewassen om het goud te recupereren, waarna dit werd afgevoerd voor raffinage en verdere bewerking. Nabij de hellingen zijn er in de rotsen uitgegraven citernen , waarin de zeldzame winterregens werden opgevangen en vlak bij die citernen bevinden zich de grote, hellende steenvlakken waarop het goud uit de stenen werd gewassen.

    In de bergflanken zijn diepe gangen uitgegraven . De slaven groeven zich een kronkelende, de kwartsader volgende, weg en stopten pas waar de ader onderbroken werd. Zoals bijna altijd in primitieve mijnen liet men de harde rots springen door verhitting met vuur een afkoeling met water ( als dat voorhanden was). De slaven van Eskhoerabib moesten dus nog van ver en onder moeilijke omstandigheden brandstof aanvoeren. Het is onvoorstelbaar dat deze mensen konden werken in de onverluchte, oververhitte schachten bij het licht van kleine olielampen. Na splijting met vuur werden de kwartsblokken uitgehaald met behulp van houten, benen, bronzen en pas later ijzeren gereedschap. Kinderen droegen de steenblokken naar buiten, waar oudere mannen ( ouder dan diegene die in de schacht werkten ) ze verbrijzelden in stukjes ter groote van een lins. Dan werd dit erts tussen granieten molenstenen gemalen door vrouwen en ouderlingen en het aldus bekomen gruis op grote platte stenen gewassen.

    Al deze operaties geschiedden onder de brutale bewaking der soldaten en het waakzame oog van de scriba's ( schrijvers) . Ondanks de zeer moeizame ontginning was Egyptes goudproductie enorm. Papyrusdocumenten vermelden (jaarlijkse ??) producties van duizenden kilo's. Naast Hammamat en Koesj bestonden er nog andere bevoorradingsgebieden en de Egyptenaren onderscheidden diverse goudsoorten naargelang de plaats van herkomst en de zuiverheid. Het woestijngoud uit Coptos, het goud uit Nubië, het goud uit Azië, het witte goud, het goede goud en het goud van tweede en derde kwaliteit. Bij elke transactie werd de kwaliteit van het metaal dan ook zorgvuldig geverifiëerd door de wegers en scriba's.

    Soms werd het goudstof in lederen zakjes naar de hoofdstad of tenminste naar de Nijl gevoerd. Dat was het geval voor het goud uit Nubië, omdat de brandstof daar te kostbaar was om het metaal ter plaatste te smelten. Het smelten gebeurde echter altijd zo vlug mogelijk. Vijf dagen lang werd het goud met zout en andere substanties gezuiverd in smeltkroezen uit aardewerk, die met een loodlegering werden afgesloten. Op de vijfde dag werd het vloeibare goud in ringen van verscheidene diktes maar met een vaste diameter van ongeveer twaalf en een halve centimeter gegoten. Onder deze vorm werd het goud, na zorgvuldige weging op een speciaal daartoe bestemde weegschaal definitief in ontvangst genomen.

    De goudsmeden

    Het gewogen en geaccepteerde goud werd ofwel in reserve gehouden ofwel onmiddellijk hersmolten en in staven van verschillende groottes gegoten, die dan werden toevertrouwd aan ambchtslui. Al van bij de aanvang van het Oude Rijk hamerden die het goud op een stenen aambeeld tot bruikbare vormen ( draad, blad, stengel). Hoewel de scriba's, die zich als de belangrijkste personages van het rijk beschouwden, de handwerklieden minachten en belachelijk maakten, bekleedden de smeden en goudsmeden toch een benijdenswaardige positie in de Egyptische samenleving. Ze behoorden weliswaar tot een bepaalde categorie maar hun kunde die ze van vader op zoon doorgaven was onmisbaar voor de goede gang van zaken en vermits hun aantal vrij gering was kon men ze niet als eenvoudige boeren behandelen.

    Het hoofd van de goudsmelters en het hoofd van de goudsmeden waren belangrijke personnages onder de hoogwaardigheidsbekleders van het hof en deze functies werden vaak binnnen dezelfde families gehandhaafd. Ook specialisten in het vervaardigen van godenafbeeldingen hadden als ingewijden in bepaalde geheimen een bevoorrechte positie.Goud werd immers ,ook beschouwd als het vlees van Ra en andere goden. Beelden van de goden waren dan ook van goud of op zijn minst verguld. Goud werd ook gebruikt voor de versiering van tempels en voor de bekleding van pyramidons op de top van een obelisk of een pyramide.

    Eenvoudige goudsmeden daarentegen waren nooit hun eigen meester en een ambachtsman die voor een zo belangrijk man als de vizier werkte kon zonder diens instemming het werk niet neerleggen om een feest van Amon bij te wonen. De overvloed van goud wakkerde echter de creativiteit van de Egyptische goudsmeden aan. Hun technieken werden zo geraffineerd dat ze nog vandaag de dag moeilijk te reproduceren zijn. Het dodenmasker van Toetanchamon illustreert de tijdens het Nieuwe rijk bereikte perfectie . Het is nochtans maar één voorbeeld uit een massa aan meesterwerken waarvan vele in de loop der tijden verloren zijn gegaan.

    In een graf in Saqqara (ca 2.400 v.Chr.) werd een beschrijving van de goudsmidtechniek nagelaten waaruit blijkt dat ze goud smolten met behulp van lemen blaaspijpen waarmee men de temperatuur omhoog joeg tot 1063° Celsius, die voor het smelten noodzakelijk is. Op de voorstelling zien wij de ambahctsman die het vloeibare goud uit de smeltkroes giet terwijl anderen het goud met stenen hamers tot vlakke platen slaan.
    wordt verder uitgewerkt

    19-06-2009 om 00:00 geschreven door ramsesje


    >> Reageer (0)
    05-06-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Horus ? Schorpioen een koning uit Dynastie 0

    Horus Schorpioen II

    Het debat bij deze koning kan reeds beginnen bij de nummering. Deze koning Schorpioen II was reeds bekend door zijn knotskop uit Nekhen (NakadaIIIB/C1) toen naar aanleiding van G.Dreyer's publicatie (1998) een andere koning Schorpioen door de meeste Egyptologen aanvaard werd als zijnde de eigenaar van graf U-j te Abydos ( Nakada IIIA1/IIIa2) . Verschillende van de potten en verpakkingen in de opslagplaatsen aldaar vertoonden ingesneden ivoren labels en geverfde tekens in de vorm van een schorpioen hiëroglief.

    Als gevolg werd de reeds bekende en ook stilistisch later te dateren koning Schorpioen bedacht met het label II om vergissingen met zijn homoniem uit de periode Nakada IIIA1/IIIa2 van graf U-J te vermijden. Recent is daar echter twijfel over ontstaan.Vooreerst is het zo dat de namen van de meeste predynastische koningen in serechs voorkomen en dat nergens in het graf een Schorpioen serech werd gevonden. Anderzijds is het ook zo dat koningen waarvan wel serechs bekend zijn zoals Narmer de naam soms ook voorkomt zonder serech (zie hiervoor de achterzijde van het Narmer palet ) en dat b.v. van koning Ra/Iry evenmin serechs bekend zijn. Het wordt er niet duidelijker op door het feit dat er naast de schorpioen afbeeldingen in dit graf ook labels met andere dieren op gevonden. werden.  Recent werd er  dan ook duidelijk kritiek geuit op de eerste lezing van het materiaal uit tombe U-j waarbij het schorpioen teken als een koningsnaam wordt geïnterpreteerd. Het schorpioenteken en andere diertekens zouden eerder als plaatsnamen van herkomst of levering van de grafgoederen moeten worden gelezen. Maar dan vervalt natuurlijk koning Schorpioen I en blijft er misschien maar één koning Schorpioen (II) over !

    Voor de volledigheid vermelden we dat een Brits televisie programma voorstelde dat de knotskop, het voornaamste argument voor zijn bestaan, een tribuut zou zijn geweest van Narmer aan koning Schorpioen I en dat er dus helemaal geen Schorpioen II zou hebben bestaan. (1)


    Dynastie: 0

    Op stilistische basis dienen de artefacten die aan deze koning kunnen worden toegewezen zeker op het eind van dynastie "0" geplaatst worden.

    Begraafplaats:Het graf van Schorpioen II is nooit met zekerheid gevonden . G.Dreyer en M.Hofman hebben op speculatieve gronden respectief volgende mogelijkheden voorgesteld : het vierkamerig graf B50 te Abydos, Oem el-Qaab en/of tombe 1, uit locatie 6 van de begraafplaats in Hiërakonpolis. (2)

    Monumenten en artefacten

    • ZUID-EGYPTE :
      • 1.Hierakonpolis knotskop . Nu in het Ashmolean Museum, Oxford; nummer: AN1896-1908.E3632)

        De Schorpioen knotskop is vrijwel de enige afbeelding die bewijs levert van het bestaan. van deze koning De knotskop werd gevonden in de zogenaamde " Main deposit" door de archeologen James E. Quibell en Frederick W. Green (3)  in een tempel te Nekhen (Hiërakonpolis) in Zuid-Egypte tijdens de opgravingen van 1896/1898. De stratigrafie van de vondst is maar magertjes vastgelegd geweest maar stilistisch moet men de knots dateren op het einde van de predynastische periode.(4). Schorpioens regering dient dus zeker niet voor deze van Ka maar ook niet later dan deze van Narmer gesitueerd.

        Op de knots zien we een farao afgebeeld die de witte kroon van Opper-Egypte draagt. Hij schijnt een soort schoffel of houweel vast te houden. Dit tafereel werd geïnterpreteerd als een cermonie waarbij de farao de eerste vore in een veld of de grondvesten van een tempel trekt. Maar ook als de opening van een dijk om de velden te bevloeien. (Clayton, Peter A. Chronicle of the Pharaohs: The Reign-by-Reign Record of the Rulers and Dynasties of Ancient Egypt. Thames & Hudson. 2006. ISBN 0-500-28628-0)

        De naam Schorpioen is afgeleid van de schorpioen, die afgebeeld is onmiddellijk voor het aangezicht van de farao en onder een bloem met zeven kelkblaadjes is geplaatst. Deze plaats komt overeen met de plaats van Narmer's naam aan de achterzijde van het Narmer palet waar Narmer voorafgegaan wordt door zijn standaard dragers. Maar deze Schorpioen komt niet voor in een serech zoals het wel de gewoonte was bij de andere vorsten uit de Dynastie 0. Hij wordt wel begeleid door een bloem met zeven kelkblaadjes, die wel enkele overeenkomst vertoont met de ster die schijnt deel uit de maken van de naam (of titulatuur) van de de sandaaldrager van Narmer op het gelijknamige palet. Vervangt de bloem de serech als koningssymbool bij de vorsten van Nekhen ? Of maakt ze deel uit van de titulatuur van het personage als een teken van macht (gezien de mogelijks fatale steek van het dier) ? Dit blijft een open vraag. Baumgartel is er in elk geval van overtuigd dat het om een titel gaat. (Baumgartel E. ,

        Op de knotskop zit er trouwens aan de schorpioen een klein pennetje waarmee hij als het ware op een stok of en scepter kan bevestigd worden zoals de standaarden elders op de knotskop en op het Narmer palet. Dit zou dan een argument zijn voor de theorie dat schorpioen helemaal geen naam van een persoon betekent - maar een geografische lokalisatie.

        De protodynastische hiërogliefen bevinden zich nog in hun ontwikkelingsfase en zijn vaak moeilijk te lezen. Maar de dode kievieten aan de standaarden ( zouden de betekenis hebben van Noord-Egyptenaren zoals de negen bogen traditioneel vijanden van Egypte voorstellen. Deze scene werd zo geïnterpreteerd dat koning Schorpioen II, een koning van een van de Opper-Egyptische koninkrijken (This-Abydos, Nagada, Nekhen-Hiëraconpolis) , de aanval had ingezet op Neder-Egypte en de Delta wat dan later zou leiden tot de definitieve verovering ervan door zijn opvolger (?) Narmer (Clayton, Peter A. Chronicle of the Pharaohs: The Reign-by-Reign Record of the Rulers and Dynasties of Ancient Egypt. Thames & Hudson. 2006. ISBN 0-500-28628-0). De kieviet werd in het Oude Rijk echter ook gebruikt als hiëroglief om het "gewone volk" aan te duiden en dus kunnen de standaarden waar ze aan opgehangen zijn ook beschouwd worden als de afbeelding van de steden of nomes die deze Schorpioen II veroverde. K. Cialowicz denkt dat aan het eind van het bovenste register met de rekhyt-bogen en standaarden men een staande koning moet toevoegen met de rode kroon van Neder-Egypte.( Adams - Cialowicz, Protodynastic Egypt, 1997, 8, fig.1 , Cialowicz K. "La tête de massue du roi Scorpion "in 50 Years of Polish Ecxcavations in Egypt and the Nera East. Acts of the Symposium at the Warshaw University 1986, Varsovie, p 82-85, 1994 - Cialowicz K., Remarques sur la tête de massue du roi Scorpion, SAAC8, 11-27, 1997 ).Voor een alternatieve reconstructie door Midant-Reynes en Gautier (die suggereert dat een tweede koninklijke knotskop deel kan hebben uitgemaakt van deze van Schorpioen ) zie hieronder. De knotskop is zowat vijf keer groter dan een functionele knots en ook veel groter dan deze van Narmer. Het gaat hier dus duidelijk om een ritueel voorwerp. Mogelijks gemaakt om een overwinning te vieren. Hij belandde bij de verdeling van de vondsten in het Ashmolean Museum daar de Universiteit van Oxford de opgraving gesponsord had.

      • 2.Hiërakonpolis knotskop2. Een tweede kleiner fragment van een knotskop uit dezelfde cachette te Hiërakonpolis, dat zich nu bevindt in het Universoty College, London met inventaris nummer 14898.) is zo klein dat het weinig toont tenzij de farao zittende onder een baldakijn die het ceremoniële Heb Sed gewaad draagt samen met de Rode Kroon van het Noorden. Dit heeft aanleding gegeven tot verschillende speculatieve theorieën over de identificatie van deze koning. Arkell interpreteerde een nauwelijks zichtbaar teken voor het hoofd van de koning als een schorpioen. (Arkel A., Was kinf Scorpion Menes ?, Antiquity 145-37, p 31-35, 1963 ). Maar Adams (1974) vond geen spoor van een rosette in de breuklijn net voor de krul van de rode kroon en besluit dan ook dat het object ook aan een andere koning van de periode die onmiddellijk aan Narmer voorgaat kan hebben toebehoord. Raffaele suggereerde dat het fragmentair hiëroglief misschien moet geïnterpreteerd worden als als een standaard met een krokodil met rechts neerhangende staart en dus aan Horus Krokodil dient toegewezen.

        Cialowicz heeft een overtuignde beschrijving gegeven van deze scene. Hij neemt aan dat het over een Heb Sed viering gaat na een militaire overwinning van de koning. Rechts van de koning zien we een grote naar de koning gekeerde valk met in de rechter klauw een touw dat naar de rechterkant van het geconserveerde fragment loopt. Achter de valk maar lager verschijenen een aantal gevangenen (waarvan één oor duidelijk zichtbaar is ) die met de koord door de valk worden vastgehouden en voorgeleid.

        Midant-Reynes en Gautier (1995, fig. 15) beschouwen dit fragment als een onderdeel van de grote knotskop in het Ashmolean museum. Het zou rechts van het hoofdfragment zijn in te voegen. Het baldekijn is volgens hen tegenover dansers van een repwt -processie geplaats. De valk zou dan niet voor maar achter de koning geplaatst moeten worden tegenover de twee standaarddragers rechts van de naam-hiëroglief.

      • 3.Hiërakonpolis vazen. Kalkstenen vazen door Quibell's te Hiërakonpolis opgegraven (id., Hierakonpolis I, 7-8). Maar in tegenstelling met de opvatting van de auteur kunnen de reliefs van valken (in boten zoals de goden Andjety / Nemty), schorpioenen, bogen en "rekhyt vogels" die de buik van een van deze vazen omringen (op. it., XIX,1 , XXV, photo below) niet met zekerheid worden toegeschreven aan een "Horus Schorpioen van Dynastie 0 evenmin als de geïsoleerde schorpioen op een andere vaas (op. cit., XVII,1 , XXXIII, 1). Wat betreft deze vaas (it, Pl XIX,1) met valken en schorpioenreliefs ( noteer eenzelfde motief op het UC14869 ivoor label ) vindt Dreyer hierin een indicatie voor een soort filiatie of een gift aan elkaar van de verondersteld na elkaar regerende vorsten van de Nagada IIIa2 periode Horus Schorpioen I en Horus Valk (Umm el-Qaab, vol. 1, 173, n. 249).

        Raffaele dateert de schorpioenen op de twee vazen uit de "Main deposit" van Hiërakonpolis en op deze uit de privaat collectie in Kaplony (Kaplony, Steingefasse, 1968, 13, nr. 2.) in een tijdspanne tussen de schorpioenen uit graf U-j te Abydos ( vroeg Nagada III)* en deze van de knotskop uit het Ashmolean museum ( laat NagadaIIIB -vroeg NagadaIIIC1. Daarnaast werd een nog groterer groep van objecten door P. Kaplony (in Orientalia 34, 1965, 132ff., Pl. 19-23; id., I.A.F.; id., Steingefasse, 1968, 13f. (crocodiles, scorpions, turtle on an alabaster vase from a privare collection). , met wisselende graden van betrouwbaarheid aan deze koning toegeschreven. Maar men kan toch niet ponereen dat bijna iedere laat-predynastische voorstelling van een schorpioen naar een of andere koning Schorpioen zou verwijzen. .

      • 4.Aboe Oemoeri (Qabilet el-Azayza bij Nag Hammadi) palet : Een palet uit tombe 60 , nu in het Cairo museum J.E. 71326 (24x13,4cm) werd ook door Kaploni aan koning Schorpioen toegeschreven. Het palet is duidelijk vroeg dynastisch van stijl maar lijkt mij geen enkel verband met een koningsnaam te vertonen. De drie schorpioenen (bovenaan) zijn duidelijk onderworpen en zelfs gebonden met een touw of een staaf aan de Horus-valk standaard. Het doet denken aan andere Nagada IIIB-C2 picto-logographische compositie waarbij tot leven gebrachte standaarden of serechs de vreemde vijand onderwerpen ( Raffaelle F. Corpus van Paletten ) I


    • ONBEKENDE OORSPRONG:

      Een beeldje van onbekende oorsprong bevindt zich nu in het Staatliches Museum Ägyptischer Kunst München AS 7149 - Het is vervaardigd uit sedimentair gesteente en 11,2 cm hoog.







      Op de linker torso is een serech gegrift die zowel als Narmer dan wel als Schorpioen kan worden gelezen. Alhoewel geen van beide mij echt kan overtuigen

    • DELTA
      • 1.Minshat Aboe Omar Kruik. De tombe 160.1 te Minshat Aboe Omar bevatte een kruik met een ingegrifte serekh [naar van den Brink op.cit., 1996 pl. 28b (Type III)]. Boven de serech bevindt zich een valk . De naam in de serech wordt ofwel gelezen als Aha ofwel als Schorpioen. Het teken lijkt wel enigzins op een gebogen schorpioen met staart boven het lichaam. Staart en hoofd zijn naar rechts gericht, daar waar de valk naar links kijkt. De valk is op de foto vrij goed te onderscheiden maar de schorpioen is totaal onduidelijk.

      • 2. Tarkhan inscriptie in inkt. Een kruik uit tombe 315 vertoont een serech in inkt. Van den Brink heeft voorgesteld dat dit mischien een onderste boven variant kan zijn van de kronkel die door Dreyer werd geïdentificeerd op twee vazen en een zegelafdruk afkomstig uit Tarkhan (Wildung, Aegypten vor den Pyramiden, 1981 fig. 32; van den Brink op. cit. pl. 28 a,b: Horus (Krokodil -Sbk of Hmz-) de Bedwinger (cfr. id. op. cit. 1996 en 2001 ); alleen B. Adams heeft een poging gewagd om deze serech met Horus Krokodil te associëren ; G. Dreyer in: B. Adams - R. Friedman (eds.), op. cit. 1992, 259ff) . Deze met inkt beschreven cilindervazen werden door Petrie (T. 1549: Petrie, Tarkhan II, 1914, 11 en pl. 9.3; t. 315: Petrie et al. 1913, 9, 29, pl. 31.66 (verkeerd als Ka voorgesteld) en pl. 60 (hier wordt de vaas niet vermeld; cfr. Kaplony I.A.F. III pl. 1, 2; id. I.A.F. II, 1090.) gevonden in graven 1549 en 315. Kaiser en Kaplony lezen de naam in hun serechs als Schorpioen (met de staart nu onder het lichaam geplooid). Dit is allemaal echter moeilijk te aanvaarden want in beide gevallen ( M.A.O en Tarkhan) is de blikrichting van valk en schorpioen dan tegengesteld aan elkaar. Dreyer (G. Dreyer in: B. Adams - R. Friedman (eds.), op. cit. 1992, 259ff) introduceerde om dit probleem op te lossen een koning Krokodil , als lokale vorst in de Fajoem regio . Althans voo de serechs uit Tarhan maar niet voor deze uit Minshat Omar.

    • NUBIË
      De graffito werd in rood nagetrokken voor de duidelijkheid

      Een graffito te Gebel Sheikh Suleiman [30] in Boven- Nubia (zone van de tweede cataract) toont een schorpioen met een gevangen in zijn klauwen met nog nog twee menselijke figuren met boog en valse start die naar de schorpioen gewend zijn. Deze scene is volgens F.Raffaele veel vroeger te dateren dan Schorpioen II ,aan wie deze scenen wel eels is toegeschreven . Hij suggereert eerder een chef in de Nagada IIIa (of zelfs Nagada II) periode ( Schorpioen I ?) .

    Over welk gebied regeerde Schorpioen II ?

    Wanneer men abstractie maakt van zijn zogenaamd graf in Abydos dan zou hij evengoed een koning van Nekhen kunnen zijn die gelijktijdig met Narmer regeerde en misschien door deze opzij werd gezet. De rosette in plaats van de serech zou ook in deze richting kunnen wijzen. Uit de plaats van de vondst kan weinig worden afgeleid daar ook koning Narmers knotskop die zeker een vorst van This was op dezelfde plaats in Nekhen werd gevonden. Dreyer denk trouwens dat Schorpioen II een Thinitische vorst was wiens graf nog niet werd gevonden te Abydos. Later nam hij an dat graf B50 dit van Schorpioen zou zijn.

    Wanneer regeerde hij ?

    • Volgens sommigen zou hij dezelfde persoon zijn als Narmer/Menes. Zij steunen daarbij op het feit dat ook de koningen van de Eerste Dynastie verschillende namen voerden (David P. Silverman, David O'Connor, Ancient Egyptian Kingship, Brill 1995, p.9). Dus miscchien ook hun voorgangers.
    • Anderen argumenteren dat de naam van Narmer's Voorganger (?) Ka, alleen maar een stillistische variant zou zijn van een schorpioen en dat beide eenzelfde persoon zouden zijn met de naam Sekhen.
    • Susan Wise Bauer echter houdt het er bij dat Narmer en Schorpioen II , twee verschillende koningen zouden zijn maar dat Schorpioen II zowat honderd jaar voor Narmer zou hebben geregeerd in 3200 v.Chr.Susan Wise Bauer, The History Of The Ancient World (From The Earliest Accounts To The Fall Of Rome), W. W. Norton & Company, Inc., ch.4, pg.22-29)
    • Als Schorpioen alleen de witte kroon van Boven-Egypte draagt en een overwinning op de Kivieten heeft geboekt dan moet dit feit zijn voorgekomen voor de vereniging van de Beide-Egyptes en voor Narmer.
    • n een recent artikel van de NY Times werd gepostuleerd da koning Schorpîoen oorlog zou hebben gevoerd tegen Nagada rond 3250 v.Chr. Dit is gebaseerd op een serie inscripties genaamd "Het Schorpioen Tableau."

    (1) Channel 5 TV programme Secrets of Egypt 2/8 Scorpion King, 20-21 uur op Dond. 20. November 2008
    (2) Dreyer, in: MDAIK 43, 1987; id., MDAIK 46, 1990 p. 71; Hoffman, The Sciences, Jan/Feb 1988, 40-7
    (3) J.E.Quibell and F.W. Green , Hierkonpolis, 2 vols -London 1900 -1902
    (4) Shaw, Ian; and Nicholson, Paul. The Dictionary of Ancient Egypt. p. 254. The British Museum Press, 1995

    Monumenten en inscripties:
    Andere litteratuur
    [5]Edwards, I.E.S., The Early Dynastic Period in Egypt. in The Cambridge Ancient History, vol. 1, part 2, ed. Edwards, I.E.S, et al. p. 6. Cambridge University Press, 1965.
    @ F. J. Yurco, "Narmer: First King of Upper and Lower Egypt. A Reconsideration of his Palette and Macehead" in Journal of the Society for the Study of Egyptian Antiquities, No. 25, 1995, Figure 1


    * Voor de mogelijke datering ( voorgesteld door G. Dreyer, in Umm el-Qaab I, 1998, 173ff.) van de Tehenoe palet (Steden palet) tijdens de regering van koning Schorpioen II cf. Dynasty. OOk L.D. Morentz has heeft recent nog (2004, 144ff.) de connectie tussen de "Boeto Palet" en koning Schorpioe bevestigd. with king Scorpion. ARTIKEL NOG ONDER CONSTRUCTIE

    05-06-2009 om 00:00 geschreven door ramsesje


    >> Reageer (0)
    26-07-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Anoebis

    Anoebis (Inpoe)

    Beeld van Anoebis (onder in kleur) zoals aangetroffen door Carter in het graf van Toetanchamon.

    "Hij met het hoofd van een wilde hond". De zeventiende westelijke nome of gouw van Boven-Egypte1 voert als embleem Anoebis maar dat wil nog niet zeggen dat Cynopolis, de hoofdstad van deze nome, de originele cultplaats van Anoebis was. Indien, zoals Sethe denkt, de pluim in de rug van de hond er op zou duiden dat het dier niet langer meer vereerd werd maar dat afbeeldingen ervan als het ware heilige afbeeldingen geworden waren dan moet zijn verering al zeer oud zijn. Zeker is dat hij reeds vanaf het Oude Rijk wordt beschouwd als de universele god van de begrafenis en de doden. Hij had ondertussen reeds gelijkaardige goden zoals Sokar, Wepwawet (Oepoeaoet), Chentimentioe uit Abydos, Ha en Amentit geassimileerd. In Lycopolis en Abt was de cultus van Anoebis bijzonder ontwikkeld.

    Hij verstrekt aan de overledene de begrafenis-offerande en wordt beschouwd als de "heer van de overledenen" en dit tot en met de vijfde dynastie. Op dat ogenblik wordt hij in deze rol door Osiris vervangen en wordt hij de assistent van deze laatste in het begrafenis ritueel. In het bijzonder waakt hij over de bewaring van het lichaam en dus de mummificatie. Hij had immers ook Isis en Horus geholpen bij de balseming van het lichaam van Osiris. Hij bezorgde hen de zalven en stoffen noodzakelijk voor dit doel. Hij kan zowat beschouwd worden als de apotheker van de goden en werd dan ook als het ware de beschermheilige van de lijkbalsemmers.

    Anoebis neemt de mummie in ontvangst bij het begin van de onderwereld

    Dit is in elk geval de traditionele opvatting. Volgens anderen (waaronder  Chr. de Noblecourt) is Anoebis wel aanwezig bij de mummificatie van Osiris  maar neemt hij niet actief deel aan het proces en raakt hij enkel het hart van de mummie aan om dit aldus naar de plaats van het oordeel te begeleiden. Er is inderdaad geen enkele tekst die uitdrukkelijk de deelname van Anoebis aan de mummificatie komt bevestigen.

    De houding van Anoebis, zoals hier getoond werd vaak beschouwd als een actieve deelname aan de mummificatie in feite zou hij slechts het hart van de overledene aanraken

    Naast de god van de lijkbalseming wordt hij ook beschouwd als de god van de begraafplaatsen. Jakhalzen, (alhoewel er volgens natuurkenner en Egyptoloog Louis Keimer in Egypte geen echte jakhalzen voorkomen) en wilde honden waren veel voorkomende aaseters op de Egyptische begraafplaatsen. Het vereren van Anoebis kan dan ook beschouwd worden als een manier om de lijken te beschermen tegen vernieling. Het is echter onder Egyptologen geen uitgemaakte zaak of de hondachtige die vaak met het Egyptische woord "sab" wordt aangeduid een wilde hond of een jakhals betreft. Maar naar alle waarschijnlijkheid gaat het toch om een min of meer zuivere soort van het ras Canis lupaster. Daarnaast dient opgemerkt dat de gelijkenis van de eigentijdse Basjeni hond met de afbeeldingen van Anubis treffend is. Zie hiervoor ook "de offerformule deel IV"

    Samen met Horus waakt Anoebis ook over de psychostasie of de "waag van het hart". Hij vergezelde de overledene naar Osiris troon voor dit ritueel van het wegen van het hart. Zijn voornaamste taak hierbij was het bewaken van de schalen waarop het hart afgewogen werd tegenover de pluim van de godin Maat (rechtvaardigheid). Oorspronkelijk was Anoebis de oppertse rechter maar deze functie ging over op Osiris.

    Links onder begeleidt Anoebis de dode naar het oordeel. Iets verder naar rechts ziet men hem zorgvuldig de weegschaal afstellen. Het resultaat zal opgeschreven worden door Thot met de Ibiskop en aan Osiris, gezeten op de troon met achter zich de godin Maat, medegedeeld. Horus met de valkenkop zal de dode dan naar Osiris leiden om het verdict te horen. Indien het negatief is zal het beest naast de weegschaal (samengesteld uit delen van een krokodil, leeuw en nijlpaard) het hart verslinden en de overledene zal voor eeuwig ophouden met bestaan

    Hij wordt afgebeeld als een wilde hond maar ook als een man met het hoofd van een hond. Priesters die bedrijvig waren bij de balseming of de begrafenisplechtigheid leidden droegen vaak een hondenmasker om de godheid uit te beelden. Anoebis wordt dikwijls bij de ingang van het graf afgebeeld en niet zelden door twee afbeeldingen in spiegelbeeld. Maar het han hier ook om Oepoeaoet gaan. Een afbeelding van Anoebis was ook terug te vinden op de zegels waarmee de tomben in de vallei der koningen werden afgesloten. Een liggende Anoebis werd hierop afgebeeld boven een set van negen gebonden gevangenen met als betekenis dat Anoebis het graf tegen boosdoeners zou beschermen. <:p>

    De zwarte kleur van Anoebis is terug te voeren op de kleur van vergane lijken maar ook op de bitumen van de balseming en de zwarte aarde (kemet) van de Nijvalei. Deze aarde jaarlijks aangebracht door de overstroming was nauw verbonden met het idee van "wedergeboorte". Het zwart had dus niets met rouwen te maken integendeel.

    De zittende Anoebis droeg vaak een ceremoniële halsband on de nek en soms een sechem-scepter ( net als Osiris). In zijn meest traditionele vorm komt Anoebis liggend voor ("hij die op zijn buik ligt") iets wat hem onderscheidt van de door hem geassimileerde Oepoeaoet die meestal staande op vier poten afgebeeld.

    Anoebis heeft ook verschillende bijnamen en titels



    • 1.Eerste vande Westerlingen (Chenti iment oe ). Een titel die hij later verloor aan Osiris. De Westerlingen waren de doden begraven op de westelijke oever van de Nijl en die daar rondzwierven. Zoals hogerop reeds vermeld was Chentimentoe de vroegere hond-god van Abydos, die door Anoebis geassimileerd werd maar later een van de titels van Osiris werd.

    • 2.Hij die op zijn berg zit (tepi djoe-ef). Anoebis zit namelijk op de toppen van de bergen van de westelijke oever boven de de begraafplaatsen die hij van daaruit bewaakt.

    • 3.Heer van het heilige land.(neb ta djeser). Met het Heilige Land bedoelde men de woestijn en de daarin gelegen necropolen waar de begrafenissen plaatsvonden.

    • 4.Degene die over gods paviljoen heerst. (chenti seh netjer). Hiermee wordt de grafkamer of de plaats (hut of tent) waar de balseming plaatsvond bedoeld.

    • 5. Hij die in de plaats van de balseming is. ( imi-oet ). Men stelt hem zich dan voor gehuld in een soort van nebride ( huid van hertekalf en meer algemeen dierenhuid) als allusie op de oude overgangsriten waarbij het lichaam bij de begraving in een  dierenhuid( out)  gewikkeld was.

    • 6.Slechts in enkele gevallen wordt Anoebis genaamd als de "per nefer" een term die op het huis van de mummificatie ( of misschien huis van de vitaliteit) duidt. Wat dan dus toch zou kunnen wijzen op zijn betrokkenheid bij deze mummificatie.

    • 7. Zonen van de hesat-koe. Dit meervoud vergt enige verklaring. Anoebis werd ook in verband gebracht met de imioet fetisj. Deze bestond uit de onthoofde huid van een dier aan een paal opgehangen ( cfr imi-oet onder nr 5). In het begrafenismateriaal van het Nieuwe Rijk zijn afbeeldingen van deze imioet-fetisj bekend en een beeldje ervan werd aangetroffen in het graf van Toetanchamon. Beiden, de fetisj en Anoebis, werden beschouwd als de zonen van de hesat-koe.

    • 8. Opener van de weg (oepoeaoet). Een titel die ook aan Anoebis werd toegeschreven maar in feite aan een afzonderlijke godheid behoort. Samen met Anoebis begeleidde hij de doden door de onderwereld naar de troon van Osiris. In feite was Anoebis dus een beschermer van de dode en zijn mummie. Hij was ook aanwezig bij de ceremonie van de opening van de mond en beschermde en begeleide de overledene op zijn tocht door de onderwereld. Merkwaardig is dat in verschillende culturen de hond als begeleider in de onderwereld wordt voorgesteld. In Peru en Mexico werden honden bij de begrafenis geofferd en het is niet onmogelijk dat eenzelfde idee aan de basis van de cultus van Anoebis lag.

      Anoebis of een priester met een Anoebismasker bij de ceremon,ie van het openen van de mond

      Over zijn afkomst was men het niet eens. Hij wordt soms beschouwd als de vierde zoon van Ra maar ook nog (volgens de theologie van Heliopolis) als de zoon van Nephtys en Osiris alhoewel men doorgaans Seth voor zijn vader hield. De beide laatste stellingen duiden erop dat Anoebis wellicht oorspronkelijk een kosmische god was en ergens een fase van de duisternis van de nacht ( en dus het westen en de verblijfplaats van de doden) verpersoonlijkte.

    • (1) Anubis, herr von Sepa und der 18 oberägyptische Gau.ZДS 58( 1923), 79-101, Der Gau von Kynopolis und seine Gottheit, MIO 6(1958), 157-75
      • La grande encyclopйdie de l'Egypte.
      • Lucia Gahlin ,2001, Egypte: goden, mythen en religie,
      • Maurizio Dammiano-Appia. Dictionnaire encyclopйdique de l'Egypte
      • Wallis Budge The Gods of the Egyptians.en From fetish to God in Ancient Egypt
      • Manfred Lurker, An illustrated Dictionary of the Gods ans Symbols of Ancient Egypt 
      • Le fabuleux héritage de l' Egypte , Chr. Desroches Noblecourt 2004


      • Naar het vervolg van dit artikel

        Terug naar de godenlijst

    26-07-2008 om 00:00 geschreven door ramsesje


    >> Reageer (0)
    24-07-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Laatste Updates
    Laatste aanpassingen

    Home

    Home

    24-07-2008 om 00:00 geschreven door ramsesje


    >> Reageer (0)
    11-07-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Aker

    Aker

    Aker was een god van de aarde. Hij hield toezicht op de overgang van de westelijke naar de oostelijke horizon, die de in- en uitgang van de onderwereld vormden. Daar waar de zon verween en zijn nachtelijke tocht in de wereld van de doden begon en daar waar iedere ochtend de zon weer oprees uit deze donkere wereld hield hij de wacht. Hij wordt meestal afgebeeld als twee rug aan rug zittende leeuwen maar ook als een stuk land met aan elk uiteinde ofwel een leeuwenkop ofwel een mensenhoofd. In het begin betrof het een stukje land met slechts aan één zijde een mensenhoofd 1 en pas later werd een tweede hoofd toegevoegd om hem als goddelijk wezen te onderscheiden2. De god door wiens lichaam de zon werd opgeslokt en dit terug verliet na haar nachtelijke tocht door er doorheen.

    Afbeelding van de Aker(oe), als twee leeuwen, die de opgaande zon Achet op hun rug en de hemel Noet op hun hoofd schragen, Afbeelding uit het Dodenboek van Ani , negentiende dynastie,ca 1250, geschilderd op papyrus

    Sinds het Nieuwe Rijk worden ook de voorpoten van een leeuw aan het hoofd toegevoegd. Het wordt dan als het ware een dubbelsfinx . Nu en dan zal het mensenhoofd door een leeuwenkop vervangen worden. Waarom de overgang van mensen naar leeuwenhoofd plaatst vond is niet met zekerheid geweten. Aanleiding daarvoor kan geweest zijn dat Aker in de dodenteksten vaak optrekt met de luchtgod Sjoe (en dus met Roeti, het leeuwenpaar van Leontopolis, die met Sjoe en Tefnoet geïdentificeert werden )3 . De dode wil namelijk niet in de aarde blijven; wel willen zijn voeten op Aker (aarde) rusten maar zijn hoofd wil zich door Sjoe (lucht) omringd zien 4. De leeuwen of de hoofden zijn respectievelijk naar het westen en het oosten gericht waar de zon ondergaat en opstaat.

    In de pyramide teksten 5 spreekt men tot de mensen voor wie de poorten van de onderwereld geopend zijn aldus " de poorten van de aardegod (Aker) zijn geopend voor jou". Aker is dus, ondanks de gruwel die hij opwekt, de dode niet ongunstig gezind en onder de amuletten die men aan de doden meegeeft vindt men ook afbeeldingen van Aker 6. Maar hier is één van de leeuwenkoppen soms vevangen door een stierenhoofd. Een verwijzing naar Osiris, "de stier ven het Westen".

    Verder vinden we Aker vooral in kosmische afbeeldingen terug. De koningsinscripties uit het Oude Rijk zijn dikwijls symbolisch door aarde, hemel en hemelsteunen omringd, waarbij de aarde door Aker uitgebeeld wordt.7. Verder vinden we Aker in afbeeldingen van de kringloop van de zon. 's Nachts beweegt de zon zich door het lichaam van deze God ( een variante op de doorgang van de zon door het lichaam van de hemelgodin Noet) om 's morgens weer uit zijn lichaam te voorschijn te komen. Men beeldt dit uit door de zonnebark tussen de hoofden van Aker te laten opgaan zoals de zon tussen de bergen.8.


    Aker draagt het zonneschip

    Zo worden beide hoofden dan ook symbool voor het oosten en het westen en van daaruit is het kleine stap om hen te bezien als bewakers van deze horizonten, die de toegang tot de geheimen van de onderwereld bewaken. In de latere theologie zullen de leeuwen afzonderlijk beschouwd  "Sef" en "Doeaoe" genaamd worden wat zoveel wil zeggen als "gisteren" en "vandaag". Aker stond dus nauw in betrekking tot de reis van de zon in de onderwereld en later werd de houder van de mast van de zonneboot dan ook met Aker geïdentificeerd.

    Ook werd het concept van de sfinxachtige figuren die de onderwereld bewaakten uitgebreid en beelden van leeuwen of sfinxen werden aan de ingang van graftomben en paleizen gezet om deze te bewaken.

    Al bij al speelt Aker maar een bescheiden rol ind e myhtologie en als aardgod werd hij al snel door Geb uit de kosmogenie van Heliopolis (On) overvleugeld, daar waar de pyramide teksten 9 beide goden nog als gelijkwaaridg behandelen. Soms komen ze samen voor in afbeeldingen en de gestalte van Geb wordt dan door Aker op de rug of de schouder gedragen.

    In de oudste teksten werd zijn naam nog geschreven met het teken "aarde" , een smal stukje land. De naam van deze god in hiërogliefen vindt u hieronder. Het heeft niets moeilijk en is in zuivere unileterale tekens geschreven met het teken van zittende god als determinatief.

    Anderzijds komt ook de meervoudsvorm van Aker n.m.l. Akeroe voor. Normaal betreft het twee goden en verwachten we een dualis "Akeroei" en deze komt ook voor. In vele gevallen echter zijn de Akeroe aardegeesten die onder de vorm van slangen de doden bedreigen 10

    • 1. Pyramide teksten nr 504, 658. Zie ook voor een dergelijke afbeeldinghet Narmerpalet : nml. het hoofd van de zgn. Delta bewoner met in de neus de haak vastgehouden door de Horusvalk vastzittend aan het landstukje begroeid met papyrus
    • 2.Pyramide teksten 796 .
    • 3. G.Roeder : 1915 Urkunden zur Religion des alten Дgypten
    • 4.Pyramide teksten 325.
    • 5.Pyramide teksten nr 769, 1014, 1713
    • 6.Reisner; 1914 Amulets pl 22
    • 7.L. Borchardt, 1910-13, Das Grabmal des Kцnings Sahure I
    • 8.E. Lefébure, 1886, Les hypogées royaux de Thébes. Div 1. Le tombeau de Séti I
    • 9.Pyramide teksten nr 796
    • 10. Sethe Zeitschrift für ägyptische Sprache und Atertumskunde, 59,96;64,4

    Lit:
      Hans Bonnet, Lexikon der ägyptischen Religions-Geschichte ; I. Shaw & P.Nicholson, The Dictionary of Ancient Egypt, Budge E.A.W., The Gods of the Egyptians; M.Lurker, An illustrated Dictionary of teh Gods ansd Symbols of Ancient Egypt; M.Damiano-Appia ,L'Egypte, dictionairre Encyclopédique


      Terug naar de godenlijst

    11-07-2008 om 21:01 geschreven door ramsesje


    >> Reageer (0)
    03-07-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Lijst Farao's
    ...

    Lijst van de farao's

  • THINIETENTIJD (3065-2686 v.Chr.)
    • 1e Dynastie 3100-2890

      • Narmer ca 3100
      • Aha ca. 3100
      • Djer ca. 3000
      • Djet ca. 2980
      • Den (Oedimoe) ca. 2950
      • koningin Mer-Neith ? ca.2950
      • Anedjib ca.2925
      • Semerchet ca. 2900
      • Qa'a ca.2890

    • 2e Dynastie 2890-2686

      • Hetepsechemoei ca. 2890
      • Raneb ca. 2895
      • Nynetjer
      • Oeneg
      • Sened
      • Peribsen ca. 2700
      • Chasechemoei ca. 2686

  • HET OUDE RIJK (2686-2181 v.Chr)
    • 3e Dynastie 2686 - 2613

      • Sanacht =? Nebka 2686 - 2667
      • Djoers = Horus Netjerichet 2667 - 2648
      • Sechemchet 2648 - 2640
      • Chaba 2640 - 2637
      • Hoeni 2637 - 2613

    • 4e Dynastie 2613 - 2494

      • Sneferoe 2613 - 2589
      • Choefoe (Cheops) 2589 - 2566
      • Djedefra (Radjedef) 2566 - 2558
      • Chafra (Chephren) 2558 - 2532
      • Menkaoera (Mycerinus) 2532 - 2503
      • Shepseskaf 2503 - 2498

    • 5e Dynastie 2494 - 2345

      • Oeserkaf 2494 - 2487
      • Sahoera 2487 - 2475
      • Neferirkara 2475 - 2455
      • Sjepseskara 2455 - 2448
      • Raneferef 2448 - 2445
      • Nyoesserra 2445 - 2421
      • Mekaoehor 2421 - 2414
      • Djedkara 2414 - 2375
      • Oenas 2375 - 2345

    • 6e Dynastie 2345 - 2181

      • Teti 2345 - 2323
      • Oeserkara 2323 - 2321
      • Pepy I (Meryra) 2321 - 2287
      • Merenra 2287 - 2278
      • Pepi II (Neferkara) 2278 - 2184
      • Nitikret (Nitokris) 2184 - 2181
  • EERSTE TUSSENTIJD (2181 -2040 v.Chr.)
    • 7e en 8e Dynastie 2181 - 2125

      Verschillende kortstondig regerende koningen waaronder
      • Wadjkara ( Demedjibtaoei)
      • Qakara Iby

    • 9e en 10e Dynastie (te Herakleopolis) 2160 - 2025

      • Chety (Achtoy) I Meryinra
      • Neferkara III
      • Chety II Wahkara
      • Senenen [...]
      • Chety III
      • Chety IV
      • Verschillende koningen
      • Meryhathor
      • Chety V Nebkaoere
      • Merykara
      • Ity ?

    • 11e Dynastie 2125 - 2055 (eerst allen te Thebe 2125 - 2055 daarna gans Egypte 2055 - 1985

      • Mentoehotep I Tepy aa'
      • Antef I Sehertawy 2115 - 2112
      • Antef II Wahanch 2112 - 2063
      • Antef III Nachnebtepnefer 2063 - 2055
      • Mentoehotep II Nebhepetra 2055 - 2004
      • Mentoehotep III Sanchkara 2004 - 1992
      • Mentoehotep IV Nebtawyra 1992 - 1985

  • MIDDENRIJK (2055-1795)
    • 11e Dynastie 2055-1985 cfr supra
    • 12e Dynastie

      • Amenemhat I Sehetepibra 1985 - 1955
      • Senwosret I Cheperkara 1965 - 1920
      • Amenemhat II Noebkaura 1922 - 1878
      • Sewosret II Chacheperrra 1880 - 1874
      • Senwosret III Chakaura 1874 - 1855
      • Amenemhat III Nimaatra 1855 - 1808
      • Amenemhat IV Maacheroera 1808 - 1799
      • Koningin Sobekneferoe Sobekkara 1799 - 1795

  • TWEEDE TUSSENTIJD (1795-1550 v.Chr.)
    • 13e Dynastie 1795 - na 1650
      Zowat zeventig vorsten onder wie

      • Hor Awibra
      • Chendjer Oeserkara
      • Sobekhotep III Sechemrasewadjtawi
      • Neferhotep I Chasechemra
      • Sobekhotep IV Chaneferra ca 1725

    • 14e Dynastie 1750 - 1650

      Mindere koningen die waarschijnlijk tegelijktertijd met de dertiende dynastie regeerden

    • 15e Dynastie (Grote Hyksos) 1650 - 1550

      • Salitis
      • Chyan Seoeserenra ca 1600
      • Apepi Aaoeserra ca 1555
      • Chamoedi

    • 16e Dynastie (Kleine Hyksos) 1650 - 1550

      Mindere Huksos vorsten regerden tegelijkertijd met de zestiende dynastie

    • 17e Dynastie 1650 - 1550

      Verschillende koningen die te Thebe regeeerden waarvan de voornaamste

      • Antef Noebcheperra
      • Taa I Senachtenra
      • Taa II Sekenenra ca 1560
      • Kamose Oeadjcheperra 1555 - 1550

  • NIEUWE RIJK (1550-1069 v.Chr.)
    • 18e Dynastie 1550 - 1295

      • Achmose Nebpehtyra 1550 - 1525
      • Amenhotep I Djeserkara 1525 - 1504
      • Thoetmose I Aacheperkara 1504 - 1492
      • Thoermose II Aacheperenra 1492 - 1479
      • Thoetmose III Mencheperra 1479 - 1425
      • Hatsjepessoet Maatkara 1473 - 1458
      • Amenhotep II Aacheperoera 1427 - 1400
      • Thoetmoses IV Mencheperoera 1400 - 1390
      • Amenhotep III Nebmaatra 1390 - 1352
      • Amenhoep IV /Achenaten Nefercheroerawaenra 1352 - 1336
      • Nefer neferoeaten /Smenchara 1338 -1336
      • Toetanchaten/Toetanchamon Nebcheroera 1336 - 1327
      • Ay Chepercheperoera 1327 - 1323
      • Horemheb Djesercheroera 1323 - 1295

    • 19e Dynastie 1295 - 1186

      • Rameses I Menpehtyra 1295 - 1294
      • Sety I Menmaatra 1294 - 1279
      • Rameses II Oesermaatra Setepenra 1279 - 1213
      • Merenptah Baenra 1213 - 1203
      • Amenmessoe Menmira 1203 - 1200
      • Seti II Oesercheperoera Setepenra 1200 - 1194
      • Saptah Achenra Stepenra 1194 - 1188
      • Taoesret Sitrameritamoen 1188 - 1186

    • 20e Dynastie 1186 - 1069

      • Sethnachte Oeserchaoera Meryamoen 1186 - 1184
      • Rameses III Oesermaatra Meryamoen 1184 - 1153
      • Rameses IV Hekamaatra Setepenamoen 1153 - 1147
      • Rameses V Oesermaatra Secheperenra 1147 - 1143
      • Rameses VI Nebmaatra Meryamoen 1143 - 1136
      • Rameses VII Oesermaatra Setepenra Meryamoen 1136 - 1129
      • Ramesses VIII Oesermaatra Achenamoen 1129 - 1126
      • Rameses IX Neferkara Setepenra 1126 - 1108
      • Ramesses X Chepermaatra Setepenra 1108 - 1099
      • Rameses XI menmaatra Setepenptah 1099 - 1069

  • DERDE TUSSENTIJDPERK 1069-664)
    • TIJDPER VAN TANIS (1069-945 v.Chr.)
      • 21e Dynastie (Tanis) 1069 - 945

        • Smendes Hedjcheperra Setepenra 1069 -1043
        • Amenemnisoe Neferkara 1043 - 1039
        • Psoesennes I (Pasebachaennioet) Aacheperra Setepenamoen 1039 - 991
        • Amenemope Oesermaatra Setepenamoen 993 - 984
        • Osorkon de Oude Aacheperra Setepenra 984 - 978
        • Siamoen Netjercheperra Setepenamoen 978 - 959
        • Psoesennes II (Pasebachaennioet) Ticheperoera Setepenra 959 - 945

      • Groot-priester van Amon in Thebe


    • LIBISCH TIJDPERK (954- 715 v.Chr.)
      • 22e Dynastie (Boebastis)

        • Sjesjonk I Hedjcheperra Setepenra 945 - 924
        • Osorkon I Sechemcheperra 924 - 889
        • Sjesjonk II Hekacheperra Setepenra (ca 890 co-regent)
        • Takelot I 889 - 874
        • Osorkon II Oesermaatra Setepenamoen 874 - 850
        • Takelot II Hedjcheperra Setepenra/amoen 850 - 825
        • Sjesjonk III Oesermaatra 825 - 773
        • Pimay oesermaatra 773 - 767
        • Sjesjonk V Aacheperra 767 - 730
        • Osorkon IV Aacheperra Setepenamoen 730 - 715

      • 23e Dynastie tegelijketrtijd regerende koningen

        • Koningen te Hereakleopolis Magna
        • Koningen te Hermopolis Magna
        • Koningen te Leontopolis
        • Koningen te Tanis

        waarvan slechts drie hier genoemd worden
        • Pedoebastis I Oesermaatra 818 - 793
        • Sjesjonk IV ca 780
        • Osorkon III Oesermaatra Setepenamoen 777 - 749

      • Dynastie 24 727 - 715

        • Bakenrenef (Bocchoris) 727 - 715

      • Nubische koningen
  • LATE PERIODE 747 - 332
    • 25e Dynastie ( koningen van Koesj) 747 - 656

      • Piy (Pianchy) 747 - 716
      • Sjabako Neferkara 716 - 702
      • Sjabitko Djedkaoera 702- 690
      • Taharka Choenefertemra 690 - 664
      • Tanoetamani Bakara 664 - 656

    • 26e Saпtische Dynastie 664 - 525

      • Nakaoe 672 - 664
      • Psamtek I Wahibra 664 - 610
      • Nekaoe II Wehemibra 610 -595
      • Psamtek II Neferibra 595 - 589
      • Apries Haaibra 589 - 570
      • Ahmose II Chnemibra 570 - 526
      • Psamtek III Anchkaenra 526 - 525

    • 27e Dynastie (Eerste Perzische verovering ) 525 - 404

      • Cambyses 525 - 522
      • Darius I 522 - 486
      • Xerxes I 486 -465
      • Artaxerxes I 465 - 424
      • Darius II 424 - 405
      • Artaxerxes II 405 - 359

    • LAATSTE INHEEMSE DYNASTEN (404-341 v.Chr.)
      • 28e Dynastie 404 - 399

        • Amyrtaios 404 - 399

      • 29e Dynastie 399 - 393

        • Nepherites I 399 - 393
        • Hakor Chnemmaatra 393 - 380
        • Nepherites II ca 380

      • 30e Dynastie 380 - 343

        • Nectanebo I Cheperkara 380 -362
        • Teos Irmaatenra 362 - 360
        • Nectanebo II Senedjemibra Setepenanhoer 360 - 343

    • Tweede Perzische Verovering (343-332 v.Chr.)

      • Artaxerxes III Ochus 343 - 338
      • Arses 338 - 336
      • Darius III Codoman 336 - 332

  • HELLENISTISCHE PERIODE (332-30 v.Chr.
    • Macedonische Dynastie 332 - 305

      • Alexander de grote 332 - 323
      • Philippos Arrhidaios 323 - 317
      • Alexander IV 317 - 310 (titulair 310 - 305)

    • Dynastie der Ptolemeeлn 305 - 30

      • Ptolemaios I Soter 305 - 285
      • Ptolemaios II Philadelphos 285 - 246
      • Ptolemaios III Euergetes 246 - 221
      • Ptolemaios IV Philopator 221 - 205
      • Ptolemaios V Epiphanes 205- 180
      • Ptolemaios VI Philometor 180 - 145
      • Ptolemaios VII Neos Philopator 145
      • Ptolemaios VIII Euergetes II 170 - 116
      • Ptolemaios IX Soter II 116 - 107
      • Ptolemaios X Alexander I 107 - 88
      • Prolemaios IX Soter II (opnieuw) 88 - 80
      • Ptolemaios XI Alexander II 80
      • Ptolemaios XII Neos Dionysos Auletes 80 - 51
      • Cleopatra VII Philopator 51 - 30
      • Ptolemaios XIII 51 - 47
      • Ptolemaios XIV 47 - 44
      • Ptolemaios XV Cesarion 44 - 30

    • Inheemse vorsten te Thebe
  • ROMEINSE PERIODE 30 v.Chr - 395 na Chr.


      Terug naar Geschiedenis
    • 03-07-2008 om 00:00 geschreven door ramsesje


      >> Reageer (0)
      27-05-2008
      Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Samenvatting van de geschiedenis

      Samenvatting van de geschiedenis van het Oude Egypte

      Geleerden verdelen de lange geschiedenis van het Oude Egypte in periodes en dynasties.

      Een dynastie bestaat uit een serie koningen die niet alleen door familiale banden maar ook gemeenschappelijk geografische origine, gemeenschappelijke hoofdstad of een ander element bij elkaar horen. Het huidige systeem van dynasties gaat terug op het werk van Manetho, een Egyptische priester die in opdracht van de Griekse farao in ca 300 v.Chr. een geschiedenis van Egypte schreef. Hij gebruikte daarbij oudere manuscripten uit tempelarchieven en deelde de farao's in in een reeks van dertig dynasties. Deze onderverdeling is nog steeds in gebruik maar dan wel herzien op basis van nieuwer historisch materiaal.


      De indeling in periodes is een uitvinding van de moderne Egyptologie waarbij de dynasties gegroepeerd worden in grotere tijdvakken meestal overeenkomend met periodes van eenheid en verdeeldheid van het land.

      De Dynastische Periode van Egypte begint rond het jaar 3000 v.Chr. wanneer het land onder één centrale regering komt. Voor die tijd was Egypte verdeeld over een paar lokale machtscentra en deze periode staat bekend als de Predynastische Periode. Meestal bedoeld men met de Protodynastische Periode de periode van de eenmaking van het land vlak voor de Eerste Dynastie. Meest waarschijnlijk was deze eenmaking niet het gevolg van een enig feit of veldslag maar een langzaam en progressief gebeuren.


      Manetho laat zijn 1e Dynastie beginnen met de legendarisch koning Menes, die Noord- en Zuid-Egypte verenigde en een nieuwe hoofdstad bouwde te Memfis ( net ten zuiden van het huidige Cairo). De Egyptologen zijn er nog steeds niet uit met wie, van de archeologisch bekende farao's, deze Menes nu moet geïdentificeerd worden. Tegenwoordig neemt men aan dat de eerste koning van de 1e Dynastie ofwel Aha, ofwel zijn voorganger, Narmer zou zijn. Maar in feite zijn er veel argumenten om aan te nemen dat reeds een aantal koningen voor Narmer controle hebben uitgeoefend over een groot deel van, zoniet over gans, Egypte. De Egyptologen groeperen deze koningen in een "Dynastie 0".



      Strijdknots met afbeelding van koning "Schorpioen" (Dynastie 0)

      De dynasties 1 en 2 werden door Egyptologen gegroepeerd in een ARCHAÏSCHE PERIODE (ca 3200 -2686 v.Chr.) die ook naar de stad van afkomst (This) van deze farao's wel eens THINIETENTIJD genoemd wordt. Tijdens deze periode kunnen we reeds de ontwikkeling volgen van vrijwel alle traditionele aspecten van de Egyptische beschaving op gebied van regering, godsdienst, kunst, schrift e.a.


      Beeld van farao Chasechem (Dyn. 2)

      Maar het is tijdens de Dynastie 3 tot 6, gegroepeerd in het OUDE RIJK (ca. 2686 - 2172 ) dat de Egyptische cultuur volledig tot bloei kwam. Dit is de tijd waarin de grote pyramiden werden gebouwd en ook deze van het verschijnen van volledige hiërogliefen teksten.


      Beeld van koning Djoser (Derde Dyn)

      Na de Zesde Dynastie begon het centraal gezag in Egypte te verslappen en ving een periode van oproer en verwarring aan, die bekend staat al de EERSTE TUSSENPERIODE (Dynasties 8- 11, 2173 - 2040).

      Manetho's Zevende Dynastie schijnt echter niet overeen te komen met enig bekende koning. Tegen het eind van de periode regeerden in Egypte twee tegen elkaar wedijverende dynasties: de Tiende Dynastie met als hoofdstad Herakleopolis in het noorden en de Elfde Dynastie, met als basis Thebe in het zuiden.


      Gewicht met de cartouche van farao Chety Nebkaoere (9 & 10 dyn.)

      Rond 2040 slaagde Mentoehotep II, een koning van de Elfde Dynastie, erin opnieuw gans Egypte onder zijn scepter te herenigen. Daarmee werd de periode van het MIDDENRIJK (Dynasties 11 -12, ca 2040 - 1786) ingezet. Met de Twaalfde Dynastie, die vanuit een nieuwe hoofdsad Lisht (een dertigtal kilometer van Cairo verwijderd) regeerde, begon een tweede luisterrijke periode voor de Egyptische cultuur. De eerste grote werken in de Egyptische literatuur werden toen geschreven in een fase van de Egyptische taal die bekend staat onder de naam klassiek of Midden-Egyptisch.


      Koning Sesostris I (dynastie 12) 1965-1920 v.Chr.

      Na de Twaalfde Dynastie begon het centrale gezag opnieuw te verzwakken en begon voor Egypte de TWEEDE TUSSENPERIODE (1789 -1552 v.Chr. Dynasties 13-17). Deze startte nog tijdens de Dertiende Dynastie toen een aantal lokale heersers de controle over de Delta overnam. Rond 1650 namen heersers van een Aziatische nederzetting in Delta de controle over het grootste gedeelte van Egypte over. De Egyptenaren noemden deze koningen de "heka hasoet", de buitenlandse heersers of Hyksos. Deze koningen worden traditioneel ondergebracht in de Vijftiende Dynastie. Ondertussen nam de Dertiende Dynastie een einde maar rond Thebe, in het zuiden van Egypte stond een nieuwe dynastie van lokale heersers (Zeventiende Dynastie ) op en in de Westelijke Delta regeerden koningen van de Zestiende Dynastie ( waarschijnlijk als vazallen van de Hyksos).




      Beeld en cartouche van koning Apepi = Ippi (Hyksos)

      Na een serie gevechten slaagden de koningen van de Zeventiende Dynastie er in de Hyksos te verdrijven en Egypte weer onder één scepter te herenigen. Dit luidde het begin van de Achtiende Dynastie en meteen ook van HET NIEUWE RIJK (1552 -1069 v.Chr., dynasties 18-20) in. De Egyptische cultuur straalde weer uit en nu ook over een groot deel van het Nabije-Oosten, dat de farao's van de Achtiende Dynastie hadden weten te veroveren. Grote bouwprojekten werden op touw gezet maar op het eind van de Achtiende Dynastie zou de "ketterse " farao Achnaton een periode inluidden van onrust (hij trachte een monotheïstische godsdienst op poten te zetten). Dit tijdperk van Achnaton en zijn onmiddellijke opvolgers waaronder Toetacnhamon staat bekend als de "Amarna periode" (ca 1350-1323 v.Chr.).


      Reuzenbeeld van Ramses II (tempel te Aboe Simbel)

      De laatste farao van de Achtiende Dynastie Horemheb slaagde er wel in de gevolgen van de hervorming en de verwaarlozing van de buitenlandse betrekkingen recht te trekken en heerste opnieuw over een stabiel en sterk rijk. De meeste vorsten van de twee volgende dynasties droegen de naam Ramses en deze periode staat bekend als de periode van de Ramessieden(Dynasties 19-20, ca 1295- 1070/69 v.Chr.). De regering van Ramses II (ca 1279-1213 v.Chr. ) vormde het hoogtepunt van deze periode, gekenmerkt door een vredesverdrag met de Hittieten ( de tweede grootmacht van het Nabije-Oosten) , opmerkelijke vorderingen in de theologie en de filosofie en de grootste bouwprojecten sinds de pyramiden 1300 jaar voordien.

      Alhoewel de meeste opvolgers van Ramses II dezelfde naam droegen waren het maar zwakke afspiegelingen die met moeite de erfenis voort torsten.
       
      Na de dood van de laatste farao van de Twintigste Dynastie Ramses XI verviel Egypte terug in een staat van verdeeldheid, bekend als de DERDE TUSSENPERIODE (1069-664, dynasties 21-25). Het land werd verscheurd tussen elkaar bekampende dynasties van autochtone ( Dynastie 21 en 24), Libische (Dynasties 22 en 23) en Nubische (Dynastie 25) vorsten. Slecht rond 650 slaagde een inheemse dynastie (Dynastie 26, ca 664-525 v.Chr.) erin Egypte terug onder één kroon te verenigen. Deze vorsten hadden Saïs in de Delta als hoofdstad en de periode staat bekend als het Saïtische Tijdvak. Het werd gekenmerkt door een heropleving van de traditionele kunst en levensnormen gebaseerd op de klassieke voorbeelden uit het Oude - en het Midden- Rijk


      Afbeelding van farao Psammetichos I 644-610 v.Chr. (Saïtische periode)

      De Saïtische periode kwam echter brutaal tot een eind door de verovering van Egypte door de Perzen in 525 v.Chr. Voor het eerst in de eeuwenlange geschiedenis van Egypte werd het land geregeerd niet als een onafhankelijk koninkrijk maar als een provincie van een vreemd rijk.

      Tijdens de volgende tweehonderd jaar bekend als de LATE PERIODE ( Dynasties 27-30, 525- 332 v.Chr.) verkeerde Egypte onder Perzische heerschappij (Dynastie 27) met daar tussenin korte periodes waarin inheemse vorsten de controle over het land wisten te heroveren (Dynasties 28-30) . In 343 v.Chr. echter onderwierpen de Perzen, nu definitief, het land en verdreven de laatste farao Nectanabo II. Het zal tot 1952 duren eer Egypte zijn onafhankelijkheid zal herwinnen.

      Toen Alexander de Grote het Perziche Rijk veroverde viel ook Egypte in zijn handen (332 v.Chr.). Na zij dood zou Egypte onder het gezag van een van zijn generaals, Ptolemaios genaamd, vallen. Alhoewel ze van Macedonische komaf waren regeerden hij en zijn opvolgers als echte Egyptische farao's. Gedurende hun driehonderjarig bewind, bekend als de Ptolemeïsche Periode ( 323 -30 v.Chr.) zou Egypte opnieuw heropleven onder een sterk centraal gezag met een voortdurend programma van herbouwing en verbouwing van de oudere monumenten.


      Munt van Ptolemaios IV Philopator 221-205 v.Chr.

      Aan dit tijdvak kwam een eind in 30 v.Chr. toen Marucs Antonius, bondgenoot van Cleopatra VII door Octavianus ( de latere keizer Augustus) verslagen werd in de zeeslag bij Actium. Egypte werd een provincie van het Romeinse Rijk. Alhoewel gedurende de eerste vierhonderd jaar Egypte zijn tradities min of meer behield onder de Romeinse keizers als nominale farao's , ging de Egyptische identiteit toch progressief verloren. Eerst door beinvloeding van het christendom  (Koptisch Tijdvak) en daarna in 641 door deze van de  Islam (bij de verovering van het land door de Arabieren).



      Terug naar geschiedenis

      27-05-2008 om 00:00 geschreven door ramsesje


      >> Reageer (0)
      18-05-2008
      Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Amon

      Amon



      Belangrijkste cultuscentra waren :Thebe, Hermopolis Magna ( Khnoem in het Egyptisch, het moderne el Asjmoenein), Meroë in Ethiopië en de oase van Siwa in Libië

      Zijn naam werd geschreven :



      Zijn naam betekende "de Verborgene" en een van zijn grafschriften was "mysterieus van gedaante . De naam zou verband houden met het werkwoord "imni" dat verstoppen betekent. Maar het is ook mogelijk dat zijn naam verband houdt met een oud Lybisch woord "aman" dat water betekent. De onmogelijkheid om een naam (nomen) voor deze complexe godheid te vinden werd opgelost door hem "asja renou" i.e "rijk aan namen" te noemen.


      Voorstelling: Ondanks het geheim van zijn gedaante, als schepper en bron van alle leven waarin hij onzichtbaar was, werd Amon voorgesteld als een man met een hoofdtooi met twee pluimen, maar ook als een man met een ramskop (sjeft) of als een ram ( Ovis platyra) met naar binnen gebogen horens dicht bij de kop en dus duidelijk verschillend van het ram met horizontale horens ( Ovis logipes palaeoegypticus) dat karakteristiek was voor de godheid Chnoem. Een blauwe huidskleur ( lucht ?) was karakteristiek voor de afbeelding van Amon.



      Bekend zijn ook de criosphinxen: leeuwenbeelden met ramskoppen die tussen hun poten een beeld van de farao houden en waarmee de dreven die de tempels van Loeksor en Karnak met elkaar verbonden, afgeboord waren. Ook de "Oeserhat", de magnifieke processieboot van Amon, de Heer van de Twee Horens, was aan de boeg en achtersteven met ramskoppen versierd.



      De ram werd reeds in de prehistorie in de Sahara vereerd en drong van daar door naar de Nijvallei waar hij het onderwerp werd van verschillende religieuse syncretismen ( versmeltingen); zoals deze van de Nubische ram, vereerd te Kerma en de rest van Nubië en de Egyptische Amon.

      Criosfinxen langs de processieweg van Karnak


      Soms werd hij ook afgebeeld als een "smn"-gans ( Alopochen aegyptiaca). In een hymne op de papyrus "Leiden 1350" wordt hij beschreven als " de grote schreeuwer " , een oergans. Ook de slang, waarin hij zich reïncarneerde was als heilig dier aan hem gewijd.


      Soms werd hij verbonden met de vruchtbaarheidsgod Min tot Amon-Min of Amon-Kamoetef ( stier van zijn moeder). In dat geval werd hij ithyiphallisch (met een stijve penis) afgebeeld . Mogelijks werd Min, de god van het naburige Coptos, te Thebe vereerd voor Amon. Beide voeren ze in hun afbeeldingen de karakteristiek pluimen op hun kroon, wat op verwantschap zou kunnen wijzen.


      Als Amon-Ra werd hij ook verbonden met de zonnegod Ra, een van de dominerende goden uit het Oude Rijk. Het zou onder de Vijfde Dynastie zijn dat de vereniging met Ra tot stand kwam . In die hoedanigheid draagt hij een zonneschijf naast de pluimen op zijn kroon (zie afbeelding 3 hierboven: Amon met het ramshoofd  waarbij de zonneschijf duidelijk te zien is voor de pluimen). Deze verbintenis met de populaire godheid Ra was een van de oorzaken van zij algemene opgang later.


      Amon, de heer die in alle dingen verblijft , werd ook geacht de ziel (ba) van alle dingen te zijn.


      Amon was oorspronkelijk samen met zijn gemalin Amaunet één van de 4 koppels van oergoden van de ogdoade (Grieks voor een groep van acht) uit de scheppingsmythe van Hermopolis Magna. Hij personifieerde de wind of de verborgen kracht van de lucht. Hij was een scheppingsgod die zichzelf kon opwekken door de vorm aan te nemen van een slang die zijn huid afwerpt. In die functie was hij bekend als Amon Kametef (hij die zijn tijd vervuld).


      Zijn voornaamste cultuscentrum was de tempel van Karnak te Thebe waar hij samen met zijn echtgenote , de gier-moedergodin, Moet en hun kind de maangod Chonsoe als goddelijke triade werd vereerd.


      Hij wordt voor het eerst vernoemd in de pyramide teksten uit de vijfde dynastie (ca 2350 - ca 2345) waar zijn gemalin Amonet of Amaunet is. ( = Amon + vrouwelijke eind "t")


      Men weet niet precies wanneer men begon met Amon te Thebe te vereren maar als lucht en windgod veronderstelt men dat Amon misschien een god van de plaatselijke schippers was. Zeker is dat helemaal niet. Wel zeker is dat tijdens de "Eerste Tussenperiode" een tempel aan hem gewijd bestond te Thebe.


      Met de opgang van de dynasten van Thebe werd Amon steeds belangrijker zodat hij tenslotte de oppergod van het staatspantheon van de Egyptenaren werd. Later vereenzelfdigden de Grieken onder de Ptolemeeën hem met Zeus en de Romeinen met Jupiter. Zijn opkomst dankte hij vooral aan deze van de plaatselijke Thebaanse heersers, die sinds Mentoehotep II progressief het land wisten te herenigen na een periode van oproer en onenigheid onder de gouwvorsten (Eerste Tussenperiode). Een inscriptie van Senoesret I (ca 1965- ca 1920 v.Chr.) , uit de vroege twaalfde dynastie, in de jubileumkapel te Karnak beschrijft Amon als "de koning der goden". Senoesret was bovendien de eerste vorst die te Karnak een heiligdom oprichtte.


      Het was Amon-Ra, de Thebaanse manifestatie van de zonnegod, die de expansie van het Egyptische koninkrijk over Nubië en de Levant voorzat. Hij werd geassocieerd met de heersende farao maar het was de Thebaanse priesterklasse die gebruik maakte van het prestige van de cultus van Amon-Re om tegen het eind van het Nieuwe Rijk hun rivaliteit met de farao te legitimiseren.


      De opkomst van de farao's van de vijfentwintigste dynastie afkomstig uit Koesj leidde tot een renaissance van de cultus van Amon, daar de Nubiërs geloofden dat de werkelijke thuisbasis van Amon de Djebel Barkal in Noord-Soedan was. Koningen als Piy, Sjabaka en Taharqa associeerden zich met de cultus van Amon en trachten de cultus en de heilige plaatsen nieuw leven in te blazen. De tempel van Darius te Hibis in de oasis van Kharga en het orakel van Amon in de oasis van Siwa bleven prestige uitstralen tot aan de tijd van Alexander de Grote.



      Bronnen: -J.Zandee: De hymnen aan Amon van papyrus Leiden 1350, Leiden, 1948
      -Lucia Gahlin; Egypte goden, mythen en religie,Utrecht 2001
      -K.Sethe: Amun und die acht Urgцtter, Leipzig, 1929
      -Hans Bonnet:Lexikon der Äyptischen religionsgeschichte; 1952
      -Champollion J.F. Panthйon Egyptien,1823 -Wallis Budge E.A. The Gods of the Egyptians,1904
      -M.Damiano-Appia. Dictionair encyclopédique de l'Ancienne Egypte,1999
      -I.Shaw & P.Nicholson, The Dictionary of Ancient Egypt,1995

        18-05-2008 om 00:00 geschreven door ramsesje


        >> Reageer (1)
        17-05-2008
        Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Religie indeling

        • Scheppingsverhalen en andere mythen
          • Scheppingsverhalen
            • Scheppingsverhaal van Memphis
            • Scheppingsverhaal van Elefantine
            • Scheppingsverhaal van Hermopolis Magna
            • Scheppingsverhaal van Heliopolis
          • Andere Mythen
            • Osiris Mythe
            • Isis en Osiris
            • De strijd tussen Horus en Seth
            • De vernietiging van de mens
            • Isis en de geheimen naam van Ra
        • De Goden
        • Tempels en priesters
        • Godsdienst en het hiernamaals
          • Ka, ba en ach
          • Pyramideteksten
          • Sarcofaagteksten
          • Dodenboek
          • Begrafenis
          • Mummificatie
          • Graven
        • Magie en volksgeloof

        17-05-2008 om 17:32 geschreven door ramsesje


        >> Reageer (0)
        Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Lijst van de goden

        • Aker
        • Amenofis (Amenhotep),
          zoon van Hapoe
        • Amonet (Imenet,Amaunet)
        • Amon (Imen)
        • Anat
        • Anoebis (Inpoe)
        • Anoekis
        • Apis
        • Apofis
        • Arensnoefis
        • Astarte
        • Atoem
        • Aton (Iten)
        • Baäl
        • Baba
        • Banebdjedet
        • Bastet
        • Bat
        • Benoe
        • Bes
        • Boechis
        • Chebechsenoef
        • Chepri
        • Chnoem
        • Chonsoe
        • Doeamoetf
        • Geb
        • Hapi
        • Hapi
        • Hathor
        • Hatmehit
      • Hehet
      • Heket
      • Herishef
      • Hoe
      • Hoeh (Heh)
      • Horus (Hor)
      • Ihy
      • Imhotep
      • Imseti
      • Ipi (Ipet)
      • Isis
      • Isjtar
      • Kadesj
      • Kek
      • Keket
      • Maät
      • Mafdet
      • Mandoelis
      • Moehoen(MWHWN)
      • Mehet-Weret
      • Merteseger
      • Meschent
      • Mihos
      • Min
      • Mnevis
      • Moet
      • Montoe
      • Naunet
      • Nefertoem
      • Neith
      • Nechbet
      • Neper
      • Nephthis
      • Noen
      • Noet
      • Onoeris
      • Osiris
      • Pachet
      • Ptah
      • Re(Ra)
      • Renenoetet
      • Resjef (Resjep)
      • Sah
      • Satet(Satis)
      • Sechmet
      • Selket
      • Sesjat
      • Seth
      • Sia
      • Sjaj
      • Sjezmoe
      • Sjoe
      • Sobek
      • Sokar
      • Sothis
      • Tajet
      • Tatenen
      • Taweret
      • Tefnoet
      • Thot (Djehoeti)
      • Toëris
      • Wadjet(Edjo)
      • Wepwawet(Oepoeaoet)
      • Wosret
        • 17-05-2008 om 00:00 geschreven door ramsesje


          >> Reageer (0)
          03-05-2008
          Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het Bestuur

          Het Bestuur

          • De Koning
            • De Vijf namen van de koning
            • Goddelijke geboorte
            • Hoogste priester en handhaver van de wereldorde
            • God en sterveling
            • Ornaat en insigna
            • De koning en zijn beeltenis
            • Huwelijk en opvolging
          • De Residentie en familie van de farao
            • Het paleis
            • Familie
            • Harem en haremintriges
          • Het staatsbestuur
            • De Beide landen
            • Het centrale gezag
            • De gouwen en het gouwbestuur
            • Staatsbestuur in het Oude Rijk
            • Ontwikkelingen in het Middenrijk
            • Ontwikkelingen in het Nieuwe Rijk
            • Latere ontwikkelingen
          • Het rechtsbestel
            • Wetten en processen
            • Recht en Orde :de politie

          03-05-2008 om 00:00 geschreven door ramsesje


          >> Reageer (0)
          19-04-2008
          Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Cursus Hiërogliefen

          Cursus Hiërogliefen lezen

          19-04-2008 om 00:51 geschreven door ramsesje


          >> Reageer (0)
          Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Geologische periodes van de aarde


          Voor een beter begrip van de geologische evolutie van de Nijl worden hier de opeenvolgende geologische periodes op een rijtje gezet. Voor de Nijl zijn alleen de laatste periodes van belang. Maar het leek ons nuttig en interessant om ook de andere periodes in het licht te zetten en even de grote trekken ervan te bespreken.


          EON
          ERA
          PERIODE TIJDVAK Tijd geleden
          in Ma
          Fanerozoïcum Cenozoïcum Quartair Holoceen 0 - 0,011560 Ma
          Pleistoceen 0,011560 - 2,588
          Neogeen* Plioceen 2,588 - 5,332
          Mioceen 5,332 - 23,03
          Paleogeen* Oligoceen 23,03 - 33,9
          Eoceen 33,9 - 55,8
          Paleoceen 55,8 - 65,5
          Mezozoïcum Krijt Laat 65,5 - 99,6
          Vroeg 99,6 - 145,5
          Jura Malm 145,5 - 161,2
          Dogger 161,2 - 175,6
          Lias 175,6 - 199,6
          Trias Keuper 199,6 - 228,0
          Muschelkalk 228,0 -245,0
          Buntsandstein 245,0 - 251,0
          Paleozoïcum Perm 251,0 - 299
          Carboon 299,0 - 359,2
          Devoon 359,2 - 416,0
          Siluur 416,0 - 443,7
          Ordovicium 443,7 - 488,3
          Cambrium 488,3 - 542,0
          Proterozoïcum** Neoproterozoïum Ediacarium 542 - 630
          Cryogenium 630 - 850
          Tonium 850 - 1000
          Mesoproterozoïcum Stenaium 1000 - 1200
          Ectasium 1200 - 1400
          Callymium 1400 - 1600
          Paleoproterozoïcum Statherium 1600 - 1800
          Orosirium 1800 - 2050
          Rhyacium 2050 - 2300
          Siderium 2300 - 2500
          Archaïcum** Neoarchaïcum 2500 - 2800
          Mesoarchaïcum 2800 - 3200
          Paleoarchaïcum 3200 - 3600
          Eoarchaïcum 3600 - 3800
          Hadeïcum 3800 - ca.4560
          * Het Neogeen en het Paleogeen vormen het Tertiar
          ** Het Archaïcum en het Proterozoïcum vormen samen het Precambrium

          De tijdschaal wordt uitgedrukt in miljoen jaar (Ma) . Ze vangt aan met het eerste eon het Hadeïcum ( afgeleid van de Griekse god van de onderwereld Hades) . Het is de periode tussen het ontstaan van de aarde en het voorkomen van de eerste sedimentaire gesteenten. Het oudtse bekend mineraal gesteente dateert van 4.400 Ma geleden. Men neemt algemeen aan dat er tijdens het Hadeïcum geen leven bestond op aarde.

          Archaïcum
          (ook Archeïcum of Archeozoïcum en in het Engels: Archean of Archaean) genaamd. Dit tijdperk duurde van 3800 tot 2500 miljoen jaar (2,5 Ga) geleden. Samen met het Hadeïcum en Proterozoïcum wordt het Archeïcum ook als Precambrium aangeduid. Deze periode is verder onderverdeeld in de vier era's zoals te zien op het schema.

          In het Archaïcum ontstonden de eerste cellen en er wordt aangenomen dat zo'n 70% van de landmassa op aarde in dit tijdvak is ontstaan.  Ook vormden zich eenvoudige bacteriën en planten zoals algen, die door middel van fotosynthese glucose konden maken uit zonlicht , CO2en water waarbij ook zuurstof werd geproduceerd.

          De volgende eon is het Proterozoïcum. Een tijdperk waarbij complexe levende organismen nog niet veelvuldig voorkwamen. De eon wordt ingedeeld in drie era waarbij in het Paleoproterozoïcum de continenten voor het eerst stabiliseerden. De era wordt verder onderverdeeld in verschillende periodes.

          Tijdens het Orosirium vonden botsingen tussen de aarde en twee grote asteroïeden plaats en tijdens het Statherium vormde zich een supercontinent Columbia.

          Tijdens het Mesoproterozoïcum vormde zich voor het eerst een zuurstof bevattende atmosfeer. Voor deze tijd was alle leven op aarde anaëroob (met een ademhalingscyclus zonder zuurstof) en was zuurstof zelfs toxisch voor het leven. Een groot gedeelte van het aardse leven verdween dan ook tijdens deze periode (Zuurstof katastrofe). In het Callymium brak het supercontinent Columbia in stukken. Ook ontstond toen, meer bepaald in de Ectasium periode de eerste vorm van sexuele reproductie ( rode algen) . Het  Stenium zag het ontstaan van een nieuw supercontinent Rodinia genaamd.

          Binnen het tijdsbestek van het Neoproterozoïcum situeren zich een paar ijstijdperken waarbij deze in het Cryogeen bijzonder zwaar waren en ijs de aarde bedekte  tot aan de evenaar (Sneeuwbal Aarde)

          Aarde tijdens de Cryogene periode naar William T. Hyde, Thomas J. Crowley, Steven K. Baum and W. Richard Peltier in Nature 405, 425-429(25 May 2000).


          Tijdens deze cryogene periode brak het supercontinent Rodinia in stukken en begon de vorming van het supercontinent Pannotia. Multicellulaire organismen zijn karakteristiek voor de laatste periode voor het Cambrium het Edicarium.

          Het eon volgend op het precambrium en tevens het huidige eon is het Fanerozoïcum of het eon van het zichtbare leven. De biodiversiteit tijdens dit eon zal geweldig toenemen. Het wordt onderverdeeld in drie era waarvan de Paleozoïsche era de eerste is met als eerste periode het Cambrium. Een periode waarin de biodiversiteit exponentieel toenam. Men spreekt dan ook van de "Cambrische explosie". Bij de start van het paleozoïcum bestonden alleen bacterieën, algen en sponsen. Op het eind van de era vinden we op de continenten verschillende reptielsoorten en moderne planten. De era start kort na het uiteenvallen van het supercontinent Pannotia en het stoppen van het Varanger Ijstijdperk. Tegen het eind van de era vormden de verschillende continenten opnieuw een supercontinent Pangea genaamd.

          Aarde bij aanvang van het cambrium

          Op het Cambrium volgt het Ordovicium. Een periode die begint en eindigt in en catastrofe waarbij een groot deel van het leven op aarde uitsterft. Zuid-Amerika en Afrika vormden één continent, Gondwana genaamd, dat afdreef naar de Zuidpool. De continenten Laurentia, Siberia,en Baltica bleven gescheiden (sind het uiteenvallen van Pannotia ), maar Baltica begon naar Laurentia te bewegen en Avalonia brak los van Gondwana en ging op drift naar het noorden naar Laurentia toe. De zeespiegel was hoog . Op het eind van periode bereikte Gondwana de zuidpool en was bedekt met ijs. De periode eindigde met de vernietiging van 49 tot 60% van alle levende mariniene soorten vermoedelijk door herhaalde ijstijdperken.

          Nu volgt het Siluur. Gondwana bleef zich verder naar het zuiden bewegen maar de ijskappen waren minder uitgesproken en de zeespiegel rees dus nog hoger. De andere continenten dreven naar elkaar en naar de evenaar toe en vormden een tweede supercontinent naast Gondwana namelijk Euramerica. De botsing van Noord-Amerika met Europa gaf aanleiding tot uitgesproken bergvorming ( Caledonische bergvorming) Op eind van de periode daalde de zeespiegel. Het klimaat was uitgesproken warm. Het zeeleven ging zijn gang en de eerste beenvisssen verschenen in de oceanen. Op het eind grepen een paar kleine uitstervingsperiodes plaats

          Volgt nu het Devoon Tijdens deze periode ontwikkelden zich de eerste vissen met poten en gingen zij aan land. Tegen het eind van de periode werd het zeeleven weer getroffen door een periode van uitsterven.

          In het zuiden bevond zich het supercontinent Gondwana en in het noorden het contineent Siberië met in het midden het kleine supercontinent Euroamerika ( gevormd uit de botsing van Laurentia en Baltica) . Het klimaat wisselde van continent tot continent en van periode tot periode. Het Devoon wordt ook wel eens het tijdperk van de vissen genaamd maar deze benaming onderschat de ontwikkeling van andere soorten. Tijdens het Devoon naderden Laurasia en Gondwana elkaar. Bij de equator gaf Euroamerika door consolidatie de aanleiding tot de vorming van Pangea . De zeespiegel bleef hoog. Aan land grijpt de Devoon explosie plaats met de ontwikkeling van arthropoden, insecten, de eerste bomen en zaadvormde planten. Op het einde van de periode hebben we terug te maken met een grote uitstervingperiode waarbij een groot aantal vissoorten en marien leven, vooral in warm water, verdwijnen.

          Nu volgt het Carboon waarbij aan land Coniferen verschijnen. Gondwana, stoot op Euramerika (Laurasia) en het supercontinent Pangea, hieruit gebormd,  doet aldus zijn intrede. Noord China (dat aansluit bij het eind van het Carboon) en Zuid-China blijven eerst nog gescheiden van Laurasia. Het klimaat was warm maar koelde af tegen het eind van de periode. Be basis voor steenkoolvorming op grote schaal werd gevormd door uitzonderlijk grote moeraswouden in Noord-Amerika en Europa. De uitvinding van het "ei met een vruchtvlies of amnion" , dat verhindert dat de foetus in de vruchtzak  uitdroogt laat aan de viervoeters toe zich nu ook op land voort te planten. In het midden en op het eind van de periode deed zich opnieuw een periode van uitsterven voor.

          Het Perm is de volgende periode, gekenmerkt door onder meer een lagere zeespiegel. Bijna alle landmassa's, op uitzondering van delen van Oost-Azië, waren in een enkel supercontinent Pangea verenigd. Hierdoor werd de kustlijn veel korter en stierven een aantal soorten in deze biotoop uit.

          Het Cimmeria dreef weg van Gondwana naar het noorderlijke Laurasia. Een continentaal klimaat met extreme hoge en lage temperaturen en moesson regens domineerde. Uitgestrekte woestijnen waren geen zeldzaamheid op Pangeia.

          Bij het begin van het Perm domineerde een ijstijd maar geleidelijk werd het klimaat warmer met brede fluctuaties. Het Perm eindigde met de grootste periode van uitsterven van soorten; 95 % van het mariene- en 70% van het landleven ging tenonder . Klimaatverandering, verkorting van de kustlijn en voortdurende uitbarstingen van vulkanen waren hiervoor misschien verantwoordelijk. Andere hypotheses zoals straling afkomstig van een naburige supernova of de inslag van een meteoriet die een krater van meer dan 500 km in Antarctica sloeg behoren tot de meer tot de verbeelding sprekende mogelijke oorzaken.

          Deze inslag zou mogelijk ook de afsplitisng van Australië van Antarctica ( beide onderdelen van Gondwana) veroorzaakt hebben. Maar fossielen in Groenland wijzen eerder op een traag en geleidelijk uitsterven dan op een ramp. Grote reptielen( voorlopers van de zoogdieren) deden het echter vrij goed.

          Pangeia in het late Perm met onderaan Gondwana en daarboven Noord-Amerika en Europa en helemal bovenaan Siberiл
          met Zuid-en Noord-China als eilanden in oostelijke richting

          Met het Perm eindigt het Paleozoïcum en vangt de era van het Mesozoïcum of het tijdperk van de "middelste leven" aan. Het wordt evenwel ook vaak het tijdperk van de Dinosaurussen genaamd naar de dominante fauna van deze era. Het was een era met grote tectonische activiteit en met belangrijke veranderingen in evolutie en klimaat.

          De continenten dreven uit elkaar naar hun huidige positie. Eerst deelde Pangeia zich op in een noordelijk continent Laurasia en het zuidelijke Gondwana. Daarna deelde Laurasia zich op in Noord-Amerika en Europa. Gondwanan viel uiteen in Zuid-Amerika, Afrika, Australië, Antarctica en het Indisch subcontinent. Hierbij ontstond de huidige Atlantische kustlijn. Het klimaat was buitengewoon warm. Tegen het eind van de era waren alle elementen van "modern" leven ter plaatste. De era wordt onderverdeeld in drie perioden: het Trias, het Jura en het Krijt.

          Het Trias was over het algemeen droog, met grote schommelingen van temperatuur tijdens de seizoenen. Een trend die reeds werd ingezet in het late Carboon en werd bevorderd door de grootte van Pangeia en de relatief lage zeespiegel. Later begon de zeebodem te rijzen met als gevolg grote overstromingen.

          Pangeia begon te splijten (bv New Yersey slitste zich af van Marokko) zonder echter uit elkaar te vallen. Dit bracht meer land in contact met water, stabiliseerde de temperatuur, deed de vochtigheidsgraad stijgen en kromp de woestijnen in. Toch bleef het klimaat warm en droog met op Pangeia een uitgesproken continentaal patroon (warme zomers, koude winters, moessonregens) maar met een gematigd en vochtig klimaat t.h.v. de polen.

          Laat in het Trias ontstonden de eerste zoogdieren. Het waren kleine, insectenetende nachtdieren. Het feit dat ze vooral ' s nacht leefden forceerde hen tot de ontwikkeling van een vacht en een hogere graad van metabolisme. De periode begon en eindigde met een tijd waarin heel wat diersoorten uitstierven. Vooral het leven in de oceanen werd getroffen.

          Tijdens het Jura valt Pangaea uit elkaar en ontstaat het noordelijk supercontonent Laurasia en het zuidelijk supercontinent Gondwana. De noordelijke Atlantische Oceaan was vrij nauw en de zuidelijke bestond nog niet. Het klimaat was warm en er zijn geen aanwijzingen voor ijszones maar er was ook geen land aan beide polen. Het Jura was het gouden tijdperk voor bepaalde dinosaurussen ook verschenen de eerste vogels en zoogdieren met placenta. Coniferen domineerden de flora.

          Het einde van het Krijt , de laatste periode uit het Mesozoïcum is scherp gedefiniëerd door de aanwezigheid van een iridiumrijke laag afkomstig van de meteoorinslag die de Chicxulub krater in Yucatan en de Golf van Mexico vormde. Deze inslag wordt verantwoordelijk gehouden voor de grote uitstervingsperiode die het Krijt van de Paleogene periode van het Tertiair scheidt.

          Gedurende het Krijt splitste Pangaea verder op om de huidige continenten te vormen. De ligging van deze continenten was echter nog substantieel verschillend van de huidige. De Atlantische Oceaan werd langzaam breder en breder. Gondwana was nog intact bij het begin van het Krijt maar  Zuid-Amerika, Antarctica en Australië splitsten zich later af van Afrika (Indië en Madagascar bleven wel aan elkaar gehecht ). De Zuid Atlantische en de Indische Oceaan vormden zich en grote onderzeese bergketens werden gevormd. Op een bepaald ogenblik was zelfs een derde van de huidige landmassa door de zee verzwolgen.

          Over het klimaat tijdens het Krijt is men het nog niet helemaal eens. Hogere concentraties van CO2 in de atmosfeer (door vulcanisme) schijnen de wereldtemperatuur overal ter wereld identiek gemaakt te hebben door het broeikaseffect. De gemiddelde temperatuur lag ook 10° C hoger wat mogelijks aanleiding gaf tot het feit dat tegen het midden van de periode de equatoriale wateren en landmassa's te warm werden om nog leven te herbergen.

          Op het land vierden de grote dinosuarussen hoogtij. Zoogdieren waren klein en nog niet zeer talrijk. Insecten begonnen zich te diversificiëren: mieren termieten, vlinders, motten e.a. ontstonden. Op de grens tussen Krijt en Tertiair tijdperk situeert zich opnieuw een periode van uitsterven. Door vulkanische activiteit en de inslag van de meteoor waren er overvloedig stofdeeltjes in de atmosfeer hierdoor drong het zonlicht moeilijker door tot de aarde. De planten en het phytoplankton, die afhankelijk waren van fotosynthese, leden het zwaarst en daar zij een belangrijkdeel van de voedselketen van de herbivoren vormden stierven ook grote hoeveelheden van deze diersoorten uit. Ook hun vleesetende predatoren deelden daardoor in hetzelfde lot. De Dinosaurussen die ofwel platen- ofwel vleeseters waren gingen ten onder en stierven uit. Omnivoren, insecteneters en krengeneters echter overleefden daar hun voedselbronnen meer voorradig waren. Zoogdieren en vogels, die de periode overleefden voedden zich met insecten, larven, wormen en slangen die op hun beurt leefden van dierlijk en plantaardig afval. Met het Krijt eindigt het mesozoïcum.

          De continenten in het Late Krijttijdperk

          De laatste en huidige era is het bekend als het Cenozoïcum . Zoogdieren zijn de dominante diersoort van deze era. Het Cenozoïcum is verdeeld in drie periodes: het Paleogeen en Neogeen, die vroeger bekend stonden als het Tertiair en verder het Quartair.

          Tijdens deze era gaan de continenten hun huidige positie innemen. Het Cenozïcum was voor wat het klimaat betreft een periode van langzame afkoeling. In het begin werden de zonnestralen nog tegengehouden door de deeltjes in de atmosfeer afkomstig van het impact van de meteoor en van vulkanische activiteit. Nadat tijdens het Oligoceen Australië volledig los kwam van Antarctica koelde het klimaat gevoelig af door het op gang komen van de Antarctische Circumpolaire Stroming welke diep koud Antarctisch water naar de oppervlakte bracht. Tijdens het Mioceen werd het opnieuw warmer door een toename van het CO2.
          Toen Zuid-Amerika zich vasthechte aan Noord-Amerika en de isthmus van Panama gecreëerd werd koelde de Noordpool sterk af door een versterking van de Humboldt en Golf Stroom wat leidde tot een laatste Glaciaal Maximum.

          De era vangt aan met het Paleogeen (ook Palaeogeen)Het is het tijdperk waarin de zoogdieren van relatief kleine, eenvoudige vormen evolueerden in een plethora van diverse soorten. Sommige van deze zoogdieren evolueerden naar grote vormen die op het land domineerden, andere leerden te leven in zee of een gespecialiseerde omgeving op het land of zelfs in de lucht. Ook vogels namen een hoge vlucht tijdens deze periode en ontwikkelden zich in moderne vormen.

          De continenten bewogen wat en het klimaat koelde wat af; De binnenzeeën uit Noord-Amerika verdwenen in het begin van het Paleogeen. Men deelt het Paleogeen in in tijdvakken met name het Paleoceen, Eoceen en Oligoceen.

          De continenten in het Late Paleogeen-Eoceen

          Het Paleoceen Het Paleoceen volgt onmiddellijk op de periode waarin de dinosaurussen uitstierven. De vrijgekomen plaats werd ingenomen door zoogdieren. Het waren echter nog primitieve zoogdieren met een lagere hersen-lichaam verhouding dan de huidige zoogdieren.

          In het begin was het klimaat koeler en droger dan in het voorafgaande Krijt maar op het einde van de periode treedt het  zogenaamde "Paleoceen-Eoceen Thermale Maximum" op, waarbij de temperatuur wereldwijd omhoogschoot. Daardoor werden de stromingen in de atmosfeer en de in de Oceanen verstoord wat tot het uitsterven van bepaalde diepzeesoorten leidde. Tropische vegetatie kwam voor in Patagonië en Groenland , aan de polen heerste een koel maar gematigd klimaat. Noord- Amerika, Europa, Australië en zuidelijk Zuid-Amerika waren warm en gematigd, de evenaarstreken waren tropisch met ten zuiden en ten noorden ervan hete en droge gordels.

          De continenten dreven naar hun huidige positie. Supercontinent Laurasia was nog niet in drie gesplitst. Europa en Groenland waren nog verbonden, Noord-Amerika en Azië waren nog verbonden met een landbrug, maar Groenland en Noord-Amerika waren aan hun scheiding begonnen. Zuid- en Noord-Amerika waren nog gescheiden door een equatoriale zee. Wat Gondwana betreft: Afrika, Zuid-Amerika en Australië dreven verder uit elkaar. Afrika stevende in noordelijke richting af op Europa aldus traag de Thetys Oceaan sluitend. Indië stevende af op Azië en de botsing van beide subcontinenten zou het ontstaan geven aan het Himalayagebergte. De binnenzeeën van Europa en Noord-Amerika traden terug.

          Moderne planten ontwikkelden zich o.a. cactussen en palmen. Het warm en vochtige klimaat gaf aanleiding tot het ontstaan van tropische bossen over gans de aarde. De Polen waren ijsvrij en bebost.

          Het volgende tijdvak is het Eoceen. De aanvang van het Eoceen kenmerkt zich door het ontstaan van de moderne zoogdieren. Het einde wordt bepaald door een periode van uitsterven die men de "Grande Coupure" (de grote breuk in continuпteit) noemt en die mogelijks werd veroorzaakt door inslag van grote meteorieten in Siberië en Chesapeake Bay, wat gepaard ging met klimaatverandering, de eerste ijsvorming t.h.v. de polen en flinke daling van het zeeniveau.

          De extreme opwarming van het Paleoceen-Eoceen Maximum duurde slechts 100.000 jaar. Het klimaat in de tropen was waarschijnlijk gelijkaardig aan dit van vandaag de dag, maar een tropische regen klimaatzone strekte zich uit tot 45° noorderbreedte. Aan de polen was het klimaat erder gematigd.

          Bij aanvang van het Eoceen waren Australië en Antarctica nog verbonden. Bij de splitsing echter werden de warme equatoriale stromingen van Antarctica weggehouden en een geïsoleerd koud waterkanaal ontstond tussen beide continenten. Antarctica begon af te koelen en de Oceaan er omheen begon te bevriezen en zond koud water naar het noorden waardoor de afkoeling nog versterkt werd.

          Laurasia splitste zich. Europa, Groenland en Noord-Amerika werden gescheiden. India begon zijn botsing met de Aziatische plaat en de vorming van het Himalayagebergte.

          Op enkele droge woestijnzones na was de ganse aarde bedekt met bos. Tegen het midden van de periode echter begon de afkoeling en op het einde van het Eoceen waren de binnencontinenten droger en begon het bos merkelijk dunner te worden. De nieuwe grassoorten beperkten zich nog  tot de oevers van meren en rivieren en hadden nog geen savannes en grote grasvlakten gevormd. Met de afkoeling begonnen ook de seizoenvariaties en bomen met vallende bladeren halden langzaam de bovenhand op de groenblijvende tropische soorten.

          Tegen het eind van de periode waren grote delen van Noord-Amerika en , Europa met dergelijke bossen bedekt. Het regenwoud hield echter stand in equatoriaal Zuid-Amerika, Afrika, Indië en Australië.  Antarctica verloor zijn subtropisch regenwoud en was tegen het begin van het Oligoceen bedekt met wouden, bestaande uit bladverliezende bomen,  en grote toendra's.

          Zoogdieren waren meestal klein met slechts 60% van de grootte van hun primitieve voorgangers uit het Paleoceen en ook kleiner dan hun opvolgers.  Kleinere dieren waren wellicht beter aangepast aan het hete klimaat van het Eoceen. Deze periode zag ook het ontstaan van de vroegste primaten alhoewel andere geleerden de mening toegedaan zijn dat deze reeds in het Krijt ontstonden. Ook walvissen en olifanten deden hun eerste verschijning tijdens dit tijdperk.

          Met de "Grande Coupure" of een onderbreking in de continuпteit en een grote "turn-over" van zoogdieren in Europa eindigt het Eoceen . De breuk markeert de overgang van een zuiver endemische Europese fauna voor de breuk naar een gemengde fauna met sterk Aziatische inslag erna.

          Op het Eoceen vogt dan het Oligoceen.Met een duur van een tiental miljoen jaar is het een relatief korte periode. De naam betekent (oligo=weinig , kainos=nieuw) in feite " weinig nieuws" en verwijst naar de geringe toename van soorten moderne zoogdieren vergeleken met de evolutionaire uitbarsting van het vorige tijdperk. Vaak wordt het Oligoceen beschouwd als een overgangsperiode tussen de archaïsche wereld van het tropische Eoceen en de meer modern uitziende ecosystemen van het Mioceen. Het klimaat bleef nog warm maar de afkoeling die uiteindelijk tot de ijstijden in het Pleistoceen zou leiden ging van start tegen het einde van dit tijdperk.

          De continenten verplaatsten zich langzaam verder naar hun huidige posities. In Europa kwamen de Alpen tot stand door de druk van het Afrikaans continent tegen Europa. Het begin van het Oligoceen wordt ook gekenmerkt door een korte invasie van de zee in Europa. Er schijnt ook een brede landbrug te hebben bestaan tussen Noor-Amerika en Europa langswaar de fauna zich kon verplaatsen. Ergens tijdens het Oligoceen kwam Zuid-Amerika los van Antarctica en ging noordwaarts op drift naar Noord-Amerika toe en liet zo toe dat de Antarctische Circumpolaire Golfstroom zich instelde rond het geïsoleerde Antarctica, dat snel afkoelde en waar zich een permanente ijskap instelde.

          Wat de flora betreft werden over gans de wereld de tropische en subtropische wouden vervangen door bossen bestaande uit bomen met vallend blad aangepast aan een gematigd klimaat. Grote open vlaktes en woestijnen werden meer gemeengoed. Grassen die in het Eoceen zich beperkt hadden tot rivieroevers gingen de open vlakte opzoeken. Moderne savanna's echter waren er nog niet. De meer open landschapsvorm gaf ook de mogelijkheid aan de dieren om grotere vormen aan te nemen. In het geпsoleerde Zuid-Amerika ontwikkelde zich een speciale vorm van Oligocene fauna. verschillend van die vand e andere continenten. Naast de zoogdieren gooiden ook de reptielen hoge ogen. In de oceaneen verschenen de eerste walvissen. De Oceanen koelden verder af.

          Het Mioceen ( 23,03 tot 5,33 miljoen jaar geleden), betekent ( meioon=minder, kaino= new) "minder recent" omdat er 18% minder moderne ongewervelde zeedieren waren dan in het daaropvolgende Plioceen, waarmee het samen het Neogeen tijdperk vormt . De aarde koelde verder af. Men kan echter geen duidelijke wereldwijde grens trekken tussen het Mioceen en het voorafgaande en volgende tijdperk. Deze grens wordt eerder lokaal bepaald aan de hand van de graad van afkoeling.

          De continenten gingen hun moderne posities innemen. Alleen de landbrug tussen Zuid- en Noord-Amerika ontbrak nog. Zuid-Amerika naderde echter de subductie zone in de Stille Oceaan ( waar de platen onder elkaar schuiven) en daardoor vormde zich het Andes gebergte en de naar het zuiden gerichte landtong van Midden-Amerika. India oefende steeds meer druk uit op Azië en vormde aldus steeds meer bergketens. Afrika verenigde zich met de Euraziatische plaat van Turkije tot Arabië, daardoor verdween de Thetys zee. Door de botsing vormde zich ook bergketens in het westen van het Middellandse Zee gebied wat samen met een verlaging van de Oceaanspiegel aanleiding gaf tot een tijdelijke opdroging van de Middellandse Zee op het einde van het Mioceen. Dit fenomeen dat bekend staat als de "Messinische Zoutwater Crisis" lag mede aan de oorsrong van de diepe canyon gevormd door de Eonijl.

          Het klimaat werd kouder maar ook droger omdat de koelere atmosfeer slechts in staat was een mindere hoeveelheid vocht vast te houden. Een ophoging van Oost-Afrika in het late Mioceen was ook, althans gedeeltelijk, verantwoordelijk voor de afname van het tropisch regenwoud aldaar. Ook Australië werd droger daar het zich bewoog naar een regio met minder regenval.

          Grassteppen breidden zich geweldig uit en wouden verminderden in aantal en oppervlakte door het koelere en drogere klimaat. Grassen differentieerden zich verder en evolueerden samen met de grote herbivoren, waaronder de herkauwers. Tussen 6 en 7 miljoen jaar geleden trad er een plotse expansie op van grassen die op een efficiëntere mannier CO2 konden assimileren maar die ook rijker waren aan silica (silicium oxide) wat aanleiding gaf tot het uitsterven van de grote herbivoren.

          De fauna van het Mioceen deed zeer modern aan met herkenbare wolven, wasberen, paarden, bevers, herten, kamelen en walvissen. Zeezoogdieren waren eerder schaars en alleen in het geïsoleerde Zuid-Amerika en Austalië ontwikkelde zich een sterk van de rest verschillende fauna. Ook kraaien, eenden, alken, korhoenders en uilen deden hun intrede in het Mioceen. Tegen het eind van het Mioceen waren bijna alle moderne vogelfamilies ter plaatse. Bruine algen "kelp" genaamd ontwikkelden zich en lieten nieuwe soorten van zeeleven ontstaan: ondermeer otters, vissen en verschillende ongewervelde soorten. Ook de walvisachtigen diversifieerden zich. Tijdens deze periode leefden een hondertal soorten apen. Zij verschilden onder elkaar in grootte, dieet en anatomie.Het is niet echt duidelijk uit de fossielen op te maken welke aap de voorvader was van de hominiden en de mens maar moleculair onderzoek wijst erop dat deze aap leefden van zo een 12 tot 5 miljoen jaar geleden.

          In het oosten van Antarctica vormden zich gletsjers in het Mid-Mioceen. De Oceanen koelden verder af en de ijskap in Antarctiac begon zijn huidige vorm aan te nemen. De Groenlandse ijskap zou nog op zich laten wachten tot ongeveer 3 miljoen jaar geleden in het Plioceen.



          Het Plioceen ( 5,33 tot 1,80 miljoen jaar geleden) is het tweede tijdvak uit de Neogene periode. Het begin van dit tijdperk is geen wereldwijde gebeurtenis maar verschilt van regio tot regio als overgang van het warmere Mioceen naar het koelere Plioceen. Sommige geologen vinden zelfs dat een bredere opdeling in Neogene en Paleogene periode meer zinvol is dan de verder doorgedreven indeling in tijdvakken. De overgang naar het erop volgende Pleistoceen (Quaternair) is duidelijker en wordt gekenmerkt door het uitsterven van verschillende mariene soorten. Narciso Benitez van de Johns Hopkins Universiteit stelt hiervoor een belangrijke afbraak van de ozonlaag veroorzaakt door de explosie van een supernova verantwoordelijk.


          Het klimaat werd koeler, droger en meer seizoengebonden zoals ons modern klimaat. Op Antartica ontwikkelde zich gletsjers en zowat drie miljoen jaar geleden vormde zich ook een ijskap bij de noordpool. Ijsvorming in gebieden met gemiddelde breedtegraad begon reeds voor het einde van het tijdvak. De globale verkoeling zorgde voor een vermindering van de bossen en verspreiding van grasland en savannes.


          De continenten dreven verder naar locaties die van eerst 250km tot tenslotte nog maar 70 km van hun huidige posities verwijderd waren. Zuid Amerika verenigde zich met Noord-Amerika via de isthmus van Panama. Daardoor werden echter warme equatoriale oceaanstromingen afgesneden en zette de verkoeling van de Atlantische Oceaan zich in. De verkoeling werd medeveroorzaakt door de koude stromingen afkomstig van de beide polen. De botsing van Afrika op Europa vormde de Middellandse Zee en de landbrug tussen Alaska en Azië kwam onder water te liggen.


          De tropische plantengroei nam wereldijd af in het Plioceen. Loofbossen kwamen in de plaats en coniferen en toendra's bedekten het grootste gedeelte van het noorden. Grasvlakten verspreiddden zich over alle continenten (Antarctica uitgezonderd) . Het tropisch regenwoud was beperkt tot een smalle band rond de evenaar en naast droge savannes ontstonden er in Azië en Afrika ook woestijnen.


          Mariene en land fauna was essentiëel reeds modern al was de contintale fauna iets primitieve dan de huidige. De vorming van de landbrug tussen de beide Amerika's betekende de achteruitgang van de buideldieren van Zuid-Amerika. De herbivoren werden over het algemeen groter en hun predators eveneens. De eerste herkenbare hominide de Australopithecus verschijnt tijdens het Plioceen.

          19-04-2008 om 00:00 geschreven door ramsesje


          >> Reageer (0)
          18-04-2008
          Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Paleo-, Proto-, Pre- en Neonijl

          Paleonijl

          Volgens Saïd1 volgt op de Eonijl en de Mediterane Golf Fase de periode waarin de Paleonijl zich vormde. De Paleonile zou de grootste en langstbestaande van de vijf geschiedkundig bestaande Nijlrivieren zijn en stroomde tussen 3,3 en 1,8 miljoen jaar geleden (Plioceen) door Egypte. De rivier vondt vermoedelijk zijn oorsprong in het westen van Soedan tijdens een periode van overvloedige regenval. Gedurende deze fase van de rivier zette zich sediment afkomstig uit de Oostelijke en Westelijke Woestijn neer in de halfgevulde Grote Canyon van de Eonijl en drong zo de golf gevormd door Middellandse Zee terug uit Egypte. Maar toen veranderde het klimaat plots drastisch en werd het geweldig droog en de Paleonijl hield op met stromen en droogde langzaam op. Daarna zou er gedurende een miljoen jaar (1,8 tot 0,8 miljoen geleden) geen stroom meer vloeien en werd de Sahara gevormd zich. Said beschrijft de aldus ontstane Egyptische woestijn als sterk gelijkend op het huidige " Leeg Kwartier" van Saoedi Arabiл.



          1. Rushdi Saïd: The Geological Evolution of the River Nile. Springer-Verlag, New York, 1981

          Terug naar beginpagina 

          18-04-2008 om 00:56 geschreven door ramsesje


          >> Reageer (0)
          23-03-2008
          Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Geografie

          Geografie van Egypte

          • Etymologie van Egypte
          • De Nijl
          • De Delta
          • De Vallei
          • De oases
          • De westelijike woestijn
          • De oostelijke woestijn
          • De flora
          • De fauna


          Terug naar het begin van het blog

          23-03-2008 om 00:00 geschreven door ramsesje


          >> Reageer (2)
          22-03-2008
          Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Geschiedenis

           

          Geschiedenis

          • Een Overzicht van de Egyptische geschiedenis
          • Lijst van de farao's
          • Bronnen voor de koningslijsten
          • Chronologie
          • De prehistorie
          • Predynastische tijd (tot 3200 v.chr.)
          • Protodynastische tijd (3200-3065 v.Chr.)
          • Thinietentijd (3065-2686 v.Chr.)
            • Dynastie 1
            • Dynastie 2
          • Het Oude Rijk (2686-2181 v.Chr)
          • Eerste Tussentijd (2181 -2055 v.Chr.)
            • Dynastie 7
            • Dynastie 8
            • Dynastie9/10
          • Midden Rijk (2055-1795)
            • Dynastie 11
            • Dynastie 12
          • Tweede Tussentijd (1795-1550 v.Chr.)
            • Dynastie 13
            • Dynastie 14
            • Dynastie 15 (Grote Hyksos)
            • Dynastie 16 (Kleine Hyksos)
            • Dynastie 17
          • Nieuwe Rijk (1552-1069 v.Chr.)
            • Dynastie 18
            • Dynastie 19
            • Dynastie 20
          • Derde Tussentijd ( 1069-664)
            • TIJDPER VAN TANIS (1069-945 v.Chr.)
              • Dynastie 21
              • Groot-priester van Amon in Thebe
            • LIBISCH TIJDPERK (954- 715 v.Chr.)
              • Dynastie 22
              • Dynastie 23
              • Koningen van Hereakleopolis
              • Koningen van Hermopolis
              • Dynastie 24
              • Nubische koningen
            • ETHIOPISCHE TIJDPERK (716-656)
              • Dynastie 25 ( koninge van Koesj)
          • Saïtische Periode (664-525 v.Chr.)
            • Dynastie 26
          • Perzische Periode (525-332 v.Chr.)
              EERSTE PERZISCHE VEROVERING (525-404 v.Chr.)
              • Dynastie 27
            • LAATSTE INHEEMSE DYNASTEN (404-341 v.Chr.)
              • Dynastie 28
              • Dynastie 29
              • Dynastie 30
            • TWEEDE PERZISCHE VEROVERING (343-332 v.Chr.)
          • Hellenisteche Periode (332-30 v.Chr.
            • Macedonische Dynastie
            • Dynastie der Ptolemeeën
            • Inheemse vorsten te Thebe
          • Romeinse periode


          Terug naar het begin van het blog

          22-03-2008 om 00:00 geschreven door ramsesje


          >> Reageer (1)
          19-03-2008
          Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Eonijl

          Eonijl

          De huidige Nijl is op zijn minst de vijfde rivier1 die vanuit de Ethiopische hooglanden noordwaarts vloeide. Satelliet beelden hebben verschillende opgedroogde waterlopen aangetoond in de westelijke woestijn. Maar er bestaat ook een grote canyon, nu opgevuld met fluviaal en marien sediment, die men de Eonijl heeft genoemd. Deze canyon bevindt zich ook onder Caïro  en kan op zijn minst gevolgd worden tot aan Assoean, 900 km meer zuidelijk.  Deze canyon, 9,5 tot 20 km breed, en 450 meter dieper dan de Grand Canyon (namelijk 2460 m versus 2000 m) en ook stijler ( 1/400 versus 1/600) vormde de oude bedding van de Nijl in het late Mioceen ( Mioceen= 24,6 tot 5,1 miljoen jaar geleden) 1. De Eonijl vervoerde een zogenaamd clastisch sediment ( d.i. een sediment bestaande uit brokstukken van rots die elders worden afgezet om opnieuw rots te vormen) naar de Middellandse zee, waar verschillende gasvelden werden ontdekt tussen dit sediment.


          Net voor de laat Miocene Messinische Zoutwater Crisis Periode, toen de Middellandse zee een gesloten bassin vormde en bijna volledig verdampte, sneed de Nijl zijn loop uit tot op het toenmalige niveau van deze zee. Dit niveau lag beduidend lager dan het algemeen wereldniveau van de oceanen. Gaande van enkele honderden meter beneden dit niveau te Assoean tot 2.500 m te Caïro. Deze onmetelijke canyon is nu opgevuld met sediment afkomstig van de stroom en de zee. De afsluiting van de Middellandse zee van de Atlantische Oceaan gebeurde waarschijnlijk door tectonische krachten waardoor Afrika tegen Europa werd gedrukt en de Straat van Gibraltar tussen Marokko en Spanje en werd dichtgedrukt.


          Het Tanganyika meer draineerde toen naar het noorden in deze Nijl tot de Virunga vulkanen in Rwanda deze afloop kwamen blokeren. De Nijl was toen nog veel langer dan nu waarbij de verstafgelegen bovenloop en bronnen zich in het huidige Zambia situeerden.


          Hoe werd dit Nijldal ontdekt ?


          Het was de Russische geleerde I.S.Chumakov, een lid van het team van Soviet ingenieurs dat aan de Assoean dam werkte in de zestiger jaren van vorige eeuw, die boringen uitvoerde in de Nubische rotsen, van oever tot oever ( althans zo bevestigt één bron), om een stabiele fundering voor de dam te vinden. Toen men in het midden van de rivier een boring uitvoerde ging men eerst doorheen de gewone 6 tot 9 meter sediment van zand en slib maar botste toen op een volgende 270 meter van sediment vooralleer men op graniet rots stootte 2. Zo ondekte men deze uitzonderlijk diepe en nauwe bedding van de oude verborgen rivier.


          Toen Chumakov en zijn medewerkers de kolom sediment onderzochten, ontdekten ze in de onderste lagen diepzee slib uit het Plioceen ( 5,1 miljoen jaar oud). Dat betekende dat de Middellandse zee vijf miljoen jaar geleden ooit met een als spaghetti dunne arm tot in Assoean had gereikt . Het bewijs hiervoor werd nog versterkt doordat Chumakov niet alleen de dunne schelpjes van marien plankton maar zelf haaientanden vond in dit sediment.


          Chumakov was dan ook enthousiast wanneer hij in de "Pravda" een uittreksel uit de "New York Times" las waarbij Kenneth J. Hsu en collegae, die boringen in de bodem van de Middenlandse Zee hadden uitgevoerd vanop een speciaal hiervoor uitgerust schip , de "Glomar Challenger", hun bevindingen beschreven die zijn eigen vaststellingen kwamen bevestigen namelijk dat de Middellandse Zee ergens tussen 5,59 en 5.33 miljoen jaar geleden was uitgedroogd2 om dan, volgens geoloog W.Ryan, 5 miljoen jaar geleden opnieuw onder te lopen na de catastrofale collaps van de dam van Gibraltar3 aldus een uitzonderlijke overstroming met zout water veroorzakend die men de Messinische Zoutwater Crisis Periode noemt ( naar de Messinische periode uit he Mioceen tijdperk) (7)


          De Glomar Challenger met de speciale boortoren middenscheeps


          De aldus ontstane gigantische waterval vulde met een debiet van 40.000 km³/jaar ( meer dan 1000 maal het debiet van de Niagara) het drooggevallen gebied. Daarbij werd de isthmus verder uitgesleten tot zo een 300 m onder de bodem van de binnenstromende Atlantische Oceaan4. Zelf met zo een impressionante influx duurde het nog 100 jaar voor het Mediterane bassin gevuld was. (Terloops weze het vermeld dat Hsu suggereert dat de isthmus vandaag de dag opnieuw een tendens vertoont om te vernauwen.) Het gevolg voor Egypte was dat de Eonijl canyon nu volliep met zeewater.


          Hsu, en al, postuleerden in 1973 dat  een uitgedroogde Middellandse Zee" & het noodzakelijk maakt dat de basis van de erosie ( ondermeer door de Eonijl) toen honderden meters onder de oceaanspiegel moest liggen. Dit werd dus bevestigt door Chumakov's resulaten. Maar ook in Libië, Syrië en Israel werden gelijkaardige canyons beschreven. 5. Meer recent (1999) werd door Krijgsman, en al, beschreven dat de Mediterane zeespiegel circa 900 а 1000 m zou gedaald zijn afgaande op de canyons van de Rhône, Ebro en de Po ingesneden in de Mediterane rand6 en volgens Sampsell lagen de vlaktes op de bodem van de zee meer dan 2.700 m onder deze rand7 .



          Boring aan boord van de Glomar Challenger

          Hoe vormde zich deze Nijl-canyon ?


          De verdamping van de zee had een diepgaande invloed op de stromen, zoals beschreven werd door geologen van de Universiteit van Dallas (Texas) 8: Toen de zeespiegel daalde en daalde begonnen stromen die eens langzaam in zee vloeiden nu de onderliggende rots in te snijden. Naarmate het niveau van de zee daalde werd de instroomhelling steeds steiler en de erosieve kracht sterker en werd de relatief zachte kalksteen dieper en dieper ingesneden. De sterkere erosieve kracht zorgde ervoor dat bijrivieren in de bovenloop opgenomen werden en hogergelegen drainages opvingen. De toename van het debiet door de opgevangen stromen ging op zijn beurt weer de erosieve kracht versterken wat dan weer de uitbreiding van het drainage systeem stroomopwaarts deed toenemen. Dit leidde uiteindelijk tot de vorming van de Eonijl met zijn uitzonderlijk grote en diepe canyon.


          Toen Hsu het sediments op de bodem van de Middellandse Zee onderzocht vond hij dat de "sluis" thv de Straat van Gibraltar gedurende het Late Mioceen ( Mioceen = 24,6 miljoen tot 5,1 miljoen jaar geleden) verschillende malen open en dicht ging en het uiteindelijk begaf tijdens een finale zondvloed toen een éénrichtings-vloedgolf zich ongehinderd van de Atlantische Oceaan naar de Middellandse Zee verplaatste. Dit trad op bij het begin van het Plioceen (5.1 miljoen jaar geleden). Het Pliocene sediment als gevolg van deze instroom dat Hsu vond in de Mediterrane bodem was hetzelfde als het Plioceen marine sediment dat Chumakov vond te Assoean.


          Toen de barrière van Gibraltar het eens en voor goed begaf vulde het Atlantische water dus niet alleen het Mediterrane bassin,maar ook de nieuwgevormde canyon van de Nijl, die nu terug een estuarium vormde gelijkaardig aan de fjorden van Noorwegen8 . Dit estuarium werd dan traagjes opgevuld met sediment aangebracht door de Paleonijl  [zie verder] die van uit het zuiden kwam aanvloeien. Er ontstond toen 3 tot 4 miljoen jaar geleden een landschap dat niet zo veel verschilde van het huidige8



          1. Rushdi Said: The Geological Evolution of the River Nile. Springer-Verlag, New York, 1981, aangehaald in Bonnie M. Sampsell:  A Traveler  s Guide to the Geology of Egypt The American University in Cairo Press, 2003, p. 30.
          2. Kenneth J. Hsu:  The Mediterranean Was a Desert , Princeton University Press, NJ, 1983, p. 28. &http://www.semp.us/publications/biot_reader.php?BiotID=350 over de boring met de Glomar Challenger
          3. William Ryan and Walter Pitman: Noahs Flood , Simon and Schuster, 1998, p. 88.
          4 William Ryan and Walter Pitman:  Gibraltar  s Waterfall in  Noah  s Flood . Simon & Schuster, 1998, p. 83.
          5. KJ Hsu, WBF Ryan, MB Cita:  Late Miocene dessication of the Mediterranean in Nature 242, 240-244 ( 23 maart, 1973), p. 243.
          6. W. Krijgsman, FJ Hilgen, I Raffi, et al:  Chronology, causes and progression of the Messinian salinity crisis. In Nature 400, 652-655 (12 August 1999), p. 654
          7. Bonnie M. Sampsell:  A Traveler  s Guide to the Geology of Egypt , American University in Cairo Press, New York, 2003, p. 29.
          8.Introduction to the Nile at: http://www.utdallas.edu/geosciences/remsens/Nile/g...;

          -foto boring : htpp://scilib.ucsd.edu/sio/archives/photos/61pic.jpg
          -foto Glomar Challenger :www-odp.edu/images/glomar.jpg

          Terug naar beginpagina 

          19-03-2008 om 00:00 geschreven door ramsesje


          >> Reageer (0)
          28-12-2007
          Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Nijl_Quaternair

          Evolutie van de Nijl in het Quaternair tijdperk

          De Huidige situatie

          Om de evolutie van de Nijl in het Quaternaire Tijdperk te verstaan is het onontbeerlijk om de originaliteit, enig op aarde, van deze regio onder ogen te brengen met name het contrast tussen de vallei van de Nijl en de Delta. Langs de ene zijde een smalle vallei omringd door brandende woestijnen en anderzijds de wijdse groene Delta. In het Quaternair is de tegenstelling tussen deze regio's nu eens toe- en dan weer afgenomen naargelang de veranderingen in het klimaat. Niet alleen het klimaat ter plaatste maar ook dit van veraf gelegen oorden zoals de streek der Grote Meren en bergketens van Abyssiniл (Ethiopiл). Wanneer de woestijn vervangen werd door steppes gingen de mensen zich in kleine groejes verspreiden maar werd het klimaat warmer en droger dan dwong de natuur hen zich te verzamelen in de vallei waarbij de organisatie in steeds groter wordende groepen als het ware onvermijdelijk werd.


          In het noorden van het land zal de nabijheid van de Middellandse zee de jaarlijkse neerslag verhogen ( 240 mm te Alexandriл) en de temperatuur binnen bepaalde grenzen bufferen ( 26 C maandgemiddelde in augustus te Alexandriл). Eens men meer in het binnenland binnendringt loopt de temperatuur snel op evenals het verschil tussen winter- en zomertemperatuur ( maandgemiddelde van 41°C in augustus en 7,5°C in januari te Oeadi-Halfa). De relatieve droogte van de lucht zal het verschil tussen de dag en nacht temperatuur nog doen aangroeien en vaak ligt de nachtelijke temperatuur zelfs tegen het vriespunt aan.


          Ten westen van de Nijlvallei strekken zich de zand- en kalkstenen plateaus van de Libysche woestijn uit. Het zijn de hamadas, begrensd door plotse steile wanden en doorsneden met uitgedroogde valleien gevuld met duinvelden. Breuken begrenzen langwerpige depressies waarin zich een keten van oases (Kharga, Farafra, Sioeah) hebben genesteld.In het noorden domineren deze hamadas de depresie van Kattara en in het noordwesten deze van de Fajoem. In het oosten vormen de bergen, van de Arabishe keten een meer uitgesproken reliлf en domineren de Rode Zee met hun steile, rechte breuklijnen daterend uit het Tertiair.

          De Nijl zelf, deze miraculeuze stroom die door de Egyptenaren tot god werd verheven, stroomt meer dan 3000 km door de Egyptische woestijn zonder ook maar йn zijarm te ontvangen. Zijn debiet wordt bepaald door dit van de Witte Nijl dat zijn water ontvangt via de Semliki vanuit het George- en Edwardmeer en via de Kagera vanuit het Victoriameer. Vanuit het Albertmeer vertrekt de Bahr-ed-Djebel ( de stroom van de bergen), ontvangt verschillende bijrivieren od zijn rechteroever en daalt snel af naar de Soedanese vlakte. De Witte Nijl, de verlenging van de Bahr ed-Djebel naar het noorden toe draineert dus streken gelegen op de evenaar en zijn debiet is het ganse jaar behoorlijk groot. In Khartoem ontvangt de Witte Nijl de Blauwe Nijl en wat meer stroomafwaarts de Atbara. Beide stromen ontspringen in het Ethiopisch gebergte en worden voornamelijk gevoed door de zomerregens die begin mei beginneen en begin september eindigen. De Witte Nijl zorgt dus voor een basisdebiet waarop zich tijdens de zomer het toegenomen debiet van de Blauwe Nijl en de Atbara ent waardoor de overstromingen ontstaan.


          Evolutie in het Quaternair

          wordt vervolgd
          <>.

           

          28-12-2007 om 00:00 geschreven door ramsesje


          >> Reageer (0)


          Inhoud blog
        • Bewerking van stukje van 03/03/2006 over dynastie 0
        • Anoebis02
        • Horus valk
        • neboe
        • Horus ? Schorpioen een koning uit Dynastie 0
        • Anoebis
        • Laatste Updates
        • Aker
        • Lijst Farao's
        • Samenvatting van de geschiedenis
        • Amon
        • Religie indeling
        • Lijst van de goden
        • Het Bestuur
        • Cursus Hiërogliefen
        • Geologische periodes van de aarde
        • Paleo-, Proto-, Pre- en Neonijl
        • Geografie
        • Geschiedenis
        • Eonijl
        • Nijl_Quaternair
        • Opvatting over geschiedenis
        • De prehistorie
        • MUMMIE VAN HATSJEPSOET GEÏDENTIFICEERD
        • DE DYNASTIE WISSEL en de OVERGAN NAAR HET OUDE RIJK
        • DE DERDE DYNASTIE
        • GEURENDE STENEN
        • SORRY
        • en nog over stenen
        • Nog enkele belangrijke technische woorden van de hongersnoodstèle
        • Technische woorden van de Hongersnoodstéle.
        • Pyramiden in beton ?
        • Pyramiden in Beton ?
        • OEFENING
        • Offerformule Deel IV
        • Pyramiden in beton !?! Deel 2
        • Pyramiden uit gereaggregeerde steen ?
        • DERDE DYNASTIE
        • Chasechem /Chasechemoei
        • Sechemib
        • Peribsen (volledig)
        • OFFERFORMULE DEEL III
        • Woordenlijst
        • WOORDENLIJST
        • De offerformule
        • Neferkaseker of Neferkasokar
        • Neferkara
        • Noebnefer
        • BA
        • OENEG
        • Werkwoorden
        • Verder vervolg Ni-Netjer
        • Vervolg Ninetjer
        • Vervolg van Farao Ninetjer (Tweede Dynastie)
        • Het tweede kistje
        • Een beetje practijk
        • Ninetjer
        • Meervoud en een Neb probleem
        • NEBRA
        • Tombe A (het graf van Hetepsechemoei ?
        • Expeditie naar de bronnen van de nijl
        • Transliteratie
        • Lauer J.-P.
        • Archeologische problemen
        • TOEVOEGING
        • kA
        • Woordenlijst
        • HERHALING
        • INLEIDING TWEEDE DYNASTIE
        • HORUS BA
        • Horus Vogel en /of Horus Sekhet
        • Qa'a, of Qa of Ka'a of Ka
        • Horus Qa'a, laatste grote koning van de eerste dynastie
        • Sedjemef
        • Horus SEMERCHET
        • Oplossinge oefening
        • Horus Adjib
        • Suffixen
        • Horus DEN
        • Laatste drieletter-tekens
        • Tweede deel Drieletter-tekens
        • HORUS DEN
        • Wat GRAMMATICA (tegen de goesting maar nodig)
        • Drieletter-tekens Deel 1
        • Koningin Mer-Neith
        • Transliteratie
        • Horus Djet (Wadji- Oeadji)
        • Oplossing van de opgave
        • Mensoffers bij de farao's
        • Bericht
        • pa & ma, is niet vader & moeder
        • Horus DJER II
        • Gelukkig Nieuwjaar !
        • De seizoenen
        • Leren tellen
        • Horus DJER en Uitwijding over de tijdrekening van de Egyptenaren2
        • Horus DJER en Uitwijding over de tijdrekening vab de Egyptenaren
        • LES HIEROGLIEFEN
        • Horus AHA
        • TWEELETTER-TEKENS
        • MET VERLOF
        • Wie was Menes ?
        • OP ALGEMENE AANVRAAG
        • Eikes, een spinnekop
        • OOSTENDE
        • Cursus deel
        • Abydos
        • Canon van Turijn
        • Les 3
        • De andere payrus van Turijn
        • Les 2
        • Bronnen 3
        • Hiërogliefen Les 1
        • Lijst abydos
        • bronnen 1
        • Wist Je ?
        • HIEROGLIEFEN CURSUS ?
        • Bronnen van de koningslijsten vb. Eerste Dynastie
        • Eigennaam
        • Troonnaam
        • cartouche
        • Gouden Horus
        • Nebti naam
        • Titulatuur van de farao
        • Narmer palet
        • DYNASTIE 0
        • Peribsen

          E-mail mij

          Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


          Foto

          Gastenboek

          Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


          Blog als favoriet !



          Blog tegen de regels? Meld het ons!
          Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!