Disclaimer In verband met een recent dispuut omtrent plagiaat wil ik bendadrukken dat deze teksten uiteraard niet origineel zijn maar een condensatie van teksten die over dit onderwerp werden gepubliceerd. Ik kan de geschiedenis van Egypta niet heruitvinden en mijn persoonlijke bijdragen aan origineel onderzoek hierover zijn nihil. Ik tracht hier met zoveel mogelijk bronvermelding een samenvatting te geven over wat hedendaags bekend is. Ronald Milo
Foto
Inhoud blog
  • Bewerking van stukje van 03/03/2006 over dynastie 0
  • Anoebis02
  • Horus valk
  • neboe
  • Horus ? Schorpioen een koning uit Dynastie 0

     

    100%
    150%
    200%

    loupe voor wie de kleine tekst moeilijk kan lezen
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     

    Hierboven vind je een afbeelding van de god HAPI, de Nijlgod of beter gezegd de God van de Overstroming van de NIjl. De Egyptenaren maakten immers een onderscheid tussen de nijl als stroom, die ze "iteroe" noemden, en de welvaart brengende overstroming die ze personifiлerden in de god Hapi. Hij werd meestal voorgesteld met een hangbuikje en hangborsten (een teken van welvaart voor de oude Egyptenaren) en met een haartooi van waterplanten. Vaak wordt hij echter ook in de verschillende provincies ( nomen) afgebeeld met het embleem van de provincie op zijn hoofd. Dit is ook het geval in bovenstaande afbeelding. Hapi werd vooral vereerd te Assoean en Jebel el Silsila waar hij geacht werd rond te dwalen in de grotten bij de eerste stroomversnelling (cataract). In de Delta daarentgen geloofde men dat hij in grot nabij Memfis woonde. Om hem te vereren en gunstig te stemmen werden, meestal in de nabijheid van een nilometer, offergiften in de stroom gegooid.

      Woordenschat

    .

    WELKOM OP DEZE WEBSITE GEWIJD AAN ALLE ASPECTEN VAN HET OUDE EGYPTE DER FARAO'S

    Inhoud



    Een herschikking van het blog is aan de gang om alle delen aanklikbaar te maken vanuit het centrale Inhoudsmenu. Enig geduld wordt op prijs gesteld. Ondertussen kan u nog steeds bij de artikels terecht via de inhoud in rechterkolom
    e-mail van de auteur: ronald.milo@skynet.be
    21-03-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Peribsen (volledig)

    Peribsen (volledig )

    Inleiding

    Ondermeer Petrie ging er nog van uit dat de Dynastieke beschaving van Egypte het gevolg was van een migratie naar Egypte bewoners vanuit Aziл, die men vereenzelvigde met de "Volgelingen van Horus" en dus de koningen van de Eerste Dynastie. W. Emery dacht dan ook dat de primitieve bevolking aanhangers waren van Seth. Peribsen gaat nu op een bepaald moment de Horus boven zijn serech vervangen door het Seth dier. Voor Emery was dit het bewijs dat de oorspronkelijke bevolking nog iets te betekenen had en misschien wel in opstand was gekomen zodat de koning het opportuun vond om niet alleen het totemdier te verwisselen maar ook om van naam te veranderen. Zijn oorspronkelijke naam Sechemib zou dan Peribsen zijn geworden. 1


    Nu weten we echter dat de Dynastieke beschaving het gevolg was van een zich ter plaatse ontwikkelende cultuur. Waarom Peribsen dan verkoos om Horus met Seth te verwisselen is nog steeds een een mysterie. In de traditionele (en dus latere) mythologie was Seth de aartsvijand van zijn broer Osiris en dezes zoon Horus. Maar het is helemaal niet zeker en zelfs niet zeer waarschijnlijk dat de Egyptenaren in de archaпsche tijd Seth als een bedreigende god aanvoelden.


    Het lijkt dan ook wat ver gegrepen om in deze koning een soort van religieuze revolutionair te zien, genre Achnaton, zoals P.E. Newberry2 en na hem Cerny, Grdseloff, Emery en anderen deden. Waarbij de koning de cultus van Seth zou ingevoerd hebben in de plaats van de Horus-cultus. De documenten waarover we beschikken voor deze periode zijn immers te weinig expliciet om hierover uitsluitsel te kunnen geven. De periode tot de regeringsaanvaarding van Chasechem is uitzonderlijk obscuur maar het lijkt niet onmogelijk dat de ganse periode van de dood van Ni-Netjer tot het aantreden van Chasechem veel vredelievender kan verlopen zijn dan we eerder dachten. Met zelfs de mogelijkheid van een overeengekomen splitsing van het land in een noordelijk en en zuidelijk deel. Daarentegen zijn we wel zeker van een belangrijke oorlogsactiviteit bij de aanvang van de regering van Chasechem.


    F.Raffaele3 is er stellig van overtuigd dat de veranderingen in de koninklijke propaganda, die onbetwistbaar werden doorgevoerd door Peribsen, eerder als het gevolg van een diepe crisis in het midden van de Tweede Dynastie moeten gezien worden dan als de oorzaak ervan . Er waren zeker problemen en wat we nu zien zijn misschien alleen maar de middelen die aangewend werden om de crisis te keren.

    Anderzijds blijft het mogelijk dat deze verandering wel reлle politieke implicaties met zich heeft meegebracht of dat zij er het gevolg van was. Hoffman 4 denkt bijvoorbeeld in de richting van de ontwikkeling van een nieuwe ideologie van het koningschap.


    Sommigen zien niet alleen een verband tussen de verandering van de titel en de beslissing van Peribsen om begraven te worden in de necropool van de koningen van de Eerste Dynastie te Abydos maar ook met het feit dat men nergens, buiten Opper-Egypte, eigentijdse inscripties van hem vindt. Vandaar de veronderstelling dat hij misschien een afstammeling was van de Eerste Dynastie en dat hij alleen in Zuid-Egypte zou hebben geregeerd.


    Nog een andere hypothese ziet in hem een usurpator die alleen in Opper-Egypte regeerde en zich te Abydos, bij de koningen van de Eerste Dynastie liet begraven om zich te legitimeren.


    Er is nog steeds geen overeenstemming tussen de experten over de relatie tussen Peribsen en Sechemib Perenmaat. Door sommigen wordt deze laatste als een voorganger van Peribsen beschouwd door anderen dan weer als zijn opvolger en volgens nog anderen (ondermeer Emery) is Sechemib-Perenmaat dezelfde persoon als Peribsen die echter zijn Horus naam Sechemib in de Seth naam Peribsen liet veranderen. Een definitief bewijs voor ййn van deze stellingen is er niet. Maar nog een vierde hypothese die door D.Wildung en W.Barta werd gepropageerd dat Sened en Peribsen identiek zouden zijn lijkt mij toch definitief uitgesloten.


    Zoals we reeds zagen onder het hoofdstuk gewijd aan Sened werden een cultus van Sened en Peribsen samen gevierd te Sakkara tijdens de Vierde Dynastie . De twee koningen zijn hier duidelijk onderscheiden van elkaar en niets schijnt er trouwens op te wijzen dat Peribsen in die tijd als een ketter diende gebrandmerkt te worden. In tegendeel zijn cultus werd goed onderhouden.


    Peribsen's begrafenis omheining, nabij het Middenste Fort, te Abydos 5 bevindt zich naast deze van zijn opvolger Chasechem. Ook dit zou ongetwijfeld niet gebeurd zijn indien deze twee koningen vijandig tegenover elkaar zouden hebben gestaan.


    Zijn graf 6 (P)en dit van Chasechem (V) echter bevinden zich dan weer respectievelijk aan de noord- en zuidzijde van de necropool van de Eerste en Tweede Dynastie te Oemm el Qa'ab (Abydos)


    Besluit

    Als besluit kunnen we stellen dat de mogelijkheid van een splitsing van het rijk gedurende de Tweede Dynastie al bij al toch wel reлel is. De aanleiding hiervoor blijft obscuur maar zou kunnen berusten op een crisis factor of op de moeilijkheid om het ganse land effectief te besturen. Tekens van burgeroorlog zijn er echter niet vууr de regering van Chasechem. Indien deze koning diende te vechten voor de hereniging van het rijk was het zeker niet tegen een van zijn voorgangers te Abydos ( of het er nu ййn of twee waren doet er in principe niet toe) maar mogelijks wel tegen rivalen, die vanuit Memfis over het noorden regeerden. Immers inscripties van Chasechem(oei) tonen verslagen vijanden en vermelden een overwinning op de "Noordelijken", zonder verdere bijzonderheden echter over wie deze verslagen vijanden waren.


    Namen, tittels, identiteiten en de therorie over "de Periode van Seth"

    Zoals we reeds aangaven is er geen bewijsstuk dat aantoont dat Sechemib en Peribsen twee op elkaar volgende namen waren van ййn koning. Een zegel inscriptie gepubliceerd door Petrie7 draagt de naam Sechemib - Peribsen (deze laatste naam dan wel geschreven als Per-en-ib). Later werd aangetoond dat dit echter diende gelezen als Sechemib - Perenmaat. Het voorkomen echter van materiaal met de naam Sechemib in een context die, qua datering , steeds met Peribsen in verband wordt gebracht (ondermeer te Oem el-Qa'ab en de omheining van het "Middelste Fort" te Abydos) geeft aanleiding tot twee hypotheses:

    • ofwel veranderde Horus Sechemib/Perenmaat inderdaad zijn naam in Seth Peribsen
    • ofwel volgde de enen koning de andere op en herbruikte hij voor zijn eigen begrafenis de gebouwen opgericht door zijn voorganger of voltooide hij gewoon deze monumenten.


      Anderzijds stelt D.Wildung, hierbij gevolgd door W.Barta, voor om Horus Sechemib te beschouwen als dezelfde persoon als de nesoet-biti Oeneg en Seth Peribsen als de nesoet-biti Sened. Het dient gezegd dat er voor de combinatie Sechemib-Oeneg geen enkel bewijs pro of contra kan worden aangehaald. Dit geldt echter niet voor het koppel Peribsen-Sened. De inscripties op de valse deur van het graf van Sjeri (Sakkara Mastaba B3) maken een duidelijk verschil tussen Sened en Peribsen ( zie het artikel over Sened). Bovendien is Sened zeker niet de nesoet-biti naam van Peribsen want die naam kennen we. Het is eveneens Peribsen zoals blijkt uit zegels en vaasinscripties. Dus deze hypothese kan definitief verlaten worden.


      Laten wij nu eens de epigrafische en archeologische documenten bekijken om de reltieve posities van deze twee koningen ten opzichte van elkaar te bepalen


      Cilinderzegel met de cartouche3.1.1 en nesoet-biti naam van Peribsen

      Sechemib/Perenmaat en Peribsen zijn ofwel serech-namen of wel nesoet-biti/nebti namen. Op zijn minst vijf kortsondige opvolgers van Ni-netjer zijn alleen maar bekend onder hun nesoetbiti-nebti naam : Oeneg, Sened, Noebnefer, Neferkara en Neferkaseker ('Za' is ook voorgesteld als de Horus naam van Oeneg, maar dit is slechts een hypothesel). Om deze reden dacht Helck8 dat Ni-netjer misschien het rijk opgesplitste in twee delen en twee van zijn zonen aan het hoofd plaatste van respectievelijk Noord- en Zuid-Egypte.


      Seth naam van Peribsen is identiek aan zijn nesoet-biti naam

      De koning die in Memfis zetelde zou dan de nesoetbiti-nebti naam gedragen hebben en deze die in Abydos resideerde zou de naam in een serech gevoerd hebben. Dit heeft als gevolg dat de vijf genoemde koningen, tegelijkertijd met Sechemib en Peribsen van Abydos, zouden geregeerd hebben maar te Memfis. Om deze theorie te ondersteunen wijst Helck op het feit dat de bewuste vijf koningen geen enkel spoor hebben nagelaten in Opper-Egygte en dat Peribsen, maar ook Chasechemoei slechts sporadisch voorkomen te Sakkara. Dit kan natuurlijk ook op puur "archeologisch toeval" berusten maar er is waarschijnlijk meer kans om artefacten van de tijdens de regering van Peribsen en zeker van Chasechemoei te Sakkara te vinden (Gisr el Mudir, Trappyramide complex en de gallerijen van het westelijk massief) dan om de namen van Oeneg of Neferkaseker in Opper-Egypte aan te treffen. Want zelfs de drie eerste koningen van de Tweede Dynastie, die samen toch meer dan zeventig jaar regeerden, hebben niet bijzonder veel resten nagelaten te Abydos.


      Maar het probleem van de juiste begrenzing van de begraafplaatsen uit de Vroeg-Dynastieke Periode te Sakkara en Abydos is hierbij bijzonder belangrijk. Over het algemeen neemt men aan dat West-Sakkara nog wel eens veel meer materiaal zou kunnen bevatten dan West-Abydos. Al wijst Dr. Nabil Swelim er in een persoonlijke communicatie met F.Raffaele op dat er ook te Abydos niet ver van Oemm el Qa'ab nog een belangrijke massa graven en andere structuren te vinden zijn. Het zou interessant zijn  de opinie van Dr.Dreyer over dit probleem te kennen.


      Zes belangrijke zaken dienen uitgediept te worden om de zogenaamde "Sethiaanse Revolutie " van Peribsen en de waarschijnlijkheid dat hij alleen over Opper-Egypte geregeerd heeft en tevens zijn verhouding met Sechemib/Perenmaat te begrijpen.

      • 1) De betekenis van de koninklijke titels met name de Horus en nesoet-biti/nebti namen.
      • 2) De chronologie, annalen en koningslijsten
      • 3) De epigraphische data
      • 4) De archeologische betekenis en context van de monumenten te Abydos met name graf P te Oemm el Qa'ab en de omheining genaamd "Middelste Fort".
      • 5) Indirecte bewijzen voor de opdeling van het rijk
      • 6) Materiaal aangaande andere koningen.
        • 1. De betekenis van de titels

          a) Horus boven op de serech staat symbool voor het koninklijk paleis dat beschermd wordt door deze belangrijke god. Deze god wordt bovendien geпdentificeerd met de koning en het is dus de god-koning zelf die zijn eigen paleis, het land en al zijn inwoners beschermt. De sterkte en de betekenis van deze metafoor zijn van religieuze origine daar ze het concept van goddelijk koningschap, als oorsprong en oorzaak van het recht van de koning om het land en zijn inwoners als geheel te besturen, impliceren. De titel heeft dus een sterk religieuze betekenis.


          b)De nesoet-biti naam daarentegen heeft geen enkele religieuze betekenis. De titel legt vooral de nadruk op het geografisch aspect door de koning te assimileren met twee zaken ( bies en bij) die respectievelijk specifiek zijn voor het milieu van Opper- en Neder Egypte, die beide, vereend maar toch apart, het domein van de koning vormen.


          c/De nebti titel daarentegen heeft zowel een religieuze als een geografische waarde. Maar het is pas in een later stadium van het Oude Rijk dat deze titel apart zal gebruikt worden. In de Thinietentijd is hij dikwijls gekoppeld aan de nesoet-biti titel en is er vaak maar ййn naam voor de beide titels (vb. Nesoet-biti / Nebti Peribsen).




          Het is hoogst waarschijnlijk dat de koning zijn Horus naam verkreeg bij zijn troonsbestijging. De naam legde de nadruk op de magische of fysische kracht of op een andere eigenschap van de koning. , noemde een beschermingsgod, een totemdier, gaf een bedreiging, een doel, een wilsbeschikking of een wens te kennen (Christine Van Heertum, pers. comm. aan RF.Raffaele). Kortom deze naam was een programma, vergelijkbaar met de naam die de paus kiest bij zijn troonsbestijging. Het doel van de koning was een bepaald aspect van de god Horus, met wie hij geпdentificeerd werd, te benadrukken.


          Met uitzondering van de Seth naam van Peribsen was tot en met Snofroe de Horus naam de voornaamste naam. De nesoet-biti titel leidde de geboortebnaam in. Ni-netjer was de eerste koning die zijn eigen naam ook als Horus naam aannam. Hij had om deze reden, evenals Peribsen slechts ййn naam voor de drie titels ( met mogelijks nog Ren als vierde "Gouden" titel.


          Het lijkt erop dat de nesoet-biti een meer politieke en burgerlijke uitstraling had en bij voorkeur werd gebruikt in een burgerlijke-economische context. De Horus naam was heiliger en was meer bestemd voor een omgeving van ceremoniл, cultus, magie, oorlog, eigendomsrecht , begrafenis en religie. Dit is echter geen rigiede regel en het gebruik kon veranderen naargelang de periode in de geschiedenis en context ervan.


          Er zijn geen gevallen van naamsverandering van een koning bekend vууr Chasechem. Maar er dient opgemerkt dat we een dergelijke verandering maar kunnen constateren bij koningen met goed gekende en langdurige regeringen (zoals Pepi I, Menthoehetep II, Amenhetep IV). Voor obscure of weinig bekende koningen, zoals deze waarover wij het hier hebben, is het zeer moeilijk om het weinige bewijsmateriaal waarover we beschikken juist te interpreteren en alleen het gekoppeld voorkomen van beide namen kan enige zekerheid bieden en dan nog. Qa'a b.v. schijnt twee verschillende nesoet-biti namen gehad te hebben 9


          Maar aan de andere kant kan men veronderstellen wanneer een koning van naam verandert de eerste naam verworpen wordt voor de tweede en dat het gepaard voorkomen bijna een contradictio in terminis is. Het paar Horus Sechemib/Seth Peribsen heeft al even weinig zin als sa Ra Amenhetep (IV) - Achenaton. Merken we terloops op dat de geografische oorsprong van Seth dient gezocht in de regio van Ombos (Nagada) Opper-Egypte en niet in de Sethroл nome in de Delta.


          Wat was dan de correcte volgorde? Was het Horus Sechemib Perenmaat > Seth Peribsen > Chasechem? Waarom zou de volgorde Seth Peribsen> Horus Casechem > Horus-Seth Chasechemoei de voorkeur verdienen op Seth Peribsen>Horus-Seth Chasechemwoei > Horus Chasechem ? Vragen die allemaal onbeantwoord blijven


          Men heeft echter geargumenteerd dat gezien Chasechem de ketterse Peribsen versloeg hij na de overwinning het embleem van zijn vijand ( Seth dus) zou overgenomen hebben als een gebaar van verzoening tegenover de verslagen vijand. Maar we hebben hogergop al uitgelegd dat de vijand van Chasechem eerder in het noorden dient gezocht ( hetzij de koning van Memfis of rebellen in de Delta) en dat Peribsen niet echt in aanmerking komt. Maar om het ganse verhaal nog wat ingewikkelder te maken is er wel een kans dat Chasechem met Peribsen de strijd aanbond maar alleen maar als:

          A)de burgeroorlog zou zijn uitgevochten tussen de regerende families te Nagada (of Abydos) waarbij deze van Nagada dan de volgelingen van Seth en noordelijken fractie zouden zijn en de anderen van Hierakonpolis dan de volgelinegn van Horus en dus de zuidelijken.

          B)en als daarbij Horus Chasechem en Horus-Seth Chasechemoei twee verschillende koningen zijn de eene van Nechen en de andere van Thinis.

          Dit laatste zou dan evenwel betekenen dat tijdens deze stormachtige periode er koningen zetelden te Memfis in het noorden en te Nechen en Thinis in het zuiden waarbij dan pas na de eenmaking van de twee zuidelijke rijken het ganse land onder Chasechemoei zou verenigd worden . Tegen deze laatste theorie echter plijt de quasi pijnloze overgang Peribsen-Chasechemoei

          De eerste volzin in hiлrogliefen nml een zegelinscriptie(zie hierboven) zou eveneens naar Chasechemoei kunnen verwijzen :"Peribsen heeft de Twee Landen aan zijn zoon overgemaakt" waarbij deze twee te Abydos begraven koningen dan kunnen beschouwd worden als tot dezelfde stam behorend en met dezelfde bedoelingen strijdend, namelijk de vereniging van de twee landen, maar dat dit pas lukte onder Chasechemoei.

          I

          Indien dit nu allemaal zo is gegaan , waarom dan werd in de eerste plaats het land verdeeld. Als we aannemen dat Ni-netjer het rijk aan twee van zijn erfopvolgers naliet 10, dan kan men dit beschouwen als de verdeling over twee personen van een prerogatief dat voordien door een persoon met macht over de Beide Landen werd uitgeoefend. Dit moet als een zeer "on"-mythische en "on"-gewone situatie zijn overgekomen en zal niet zomaar zonder reden zijn uitgevoerd. Misschien hadden de kroonprinsen allebei evenveel rechten ( tweeling ?) of werd het toch zo voorgesteld door de koninklijke propaganda. Echt nieuw was de situatie nu ook weer niet want het probleem had zich waarschijnlijk al voorgedaan tijdens, de nog chronologisch onzekere opvolging post Qa'a (contra Dreyer) en werd bovendien ook weerspiegeld in de klaarblijkelijk zo uitgebalanceerde machtsverhouding tussen de koningen van de Eerste Dynastie, begraven te Abydos en hun hoge functionarissen, begraven te Sakkara. Mogelijks waren de koningen van This nog steeds niet in staat om de volle controle over een zo uitgestrekt gedeelte van het land ferm in de hand te houden en gaven ze hun macht door aan een dignitaris, die te Memfis resideerde en hier een macht bezat die bijna gelijk was aan deze van de koning. Een echte onderkoning dus.

          Deze delicta kwestie die verband houdt met de grootte van de graven te Memfis werd opgelost door Kemp en later door opgravingen van D.A.I.K. Aangenomen werd dat de koninklijke graven te Abydos, die kleiner leken dan deze van Memfis, in werkelijkheid wel groter waren omdat ze naast de echte graven te Oemm el Qaab ook de meer noordelijk gelegen begrafenisafsluitingen omvatten. Bovendien moeten we ook onthouden dat er een evidente pariteit en analogie aanwezig is tussen de koningsgraven te Abydos en de door de koning verleende graven voor een hoge functionarissen te Sakkara.

          Deze functionarissen waren het "evenbeeld" van de koning en moesten dus dezelfde autoriteit uitstralen als de koning zelf zowel in hun handelen als door hun monumenten. Waarom de koningen zo een macht verleenden aan deze vertegenwoordigers is nog een mysterie maar hoogst waarschijnlijk is het omdat op die manier de functie van de staat beter tonder controle te houden was of misschien om een zekere politieke of economische dreiging in toom te houden. Bij het begin van de Tweede Dynastie is de situatie omgekeerd. De koning en de hoofdstad bevinden zich nu te Memfis maar een crisis van de monarchie zou Ni-Netjer gedwongen hebben de macht te splitsen in twee bijna gelijkwaardige delen: de nesoet-biti koning te Memfis met misschien wat meer politieke macht en de Horus-Seth koning in het zuiden met mogelijks wat meer religieuze authoriteit. Het is niet onmogelijk natuurlijk dat een moeilijkheid in de successie of een economische factor ( denk aan de lage Nijlstanden onder Ni-Netjers regering ) ook een beslissende of alleen maar een onderschikte rol speelden in dit scenario.

          Initiлel zou men deze splitsing alls onvermijdelijk aanvaard hebben maar eens de welvaart terugkeerde in het land en er een sterke persoonlijkheid als Chasechem de witte kroon droeg zal de terugkeer naar de eenheid het eerste geweest zijn waar hij zijn aandacht op toespitste en bovendien ook verwezenlijkte.



        • 2.Chronologie, analen en koningslijsten.

          Chronologisch zijn er twee mogelijkheden: ofwel regeerden de ongeveer negen koningen van de Tweede Dynastie allemaal na elkaar ongeacht de plaats waar ze resideerden. Deze periode zou dan ongeveer 140-150 jaar hebben geduurd. Ofwel regeerden enkelen tegelijkertijd. De ene in Memfis de andere in This. Na Ni-netjer, zouden dan Oeneg, Sened, Noebnefer, Neferkara en Neferkaseker gedurende een twintigtal jaar in Memfis geregeerd hebben terwijl Sechemib - Peribsen de troon bezette(n) in This. In dit geval wordt de totale duur van de Tweede Dynastie teruggebracht op 120-130 jaar


          In de lijsten uit he Nieuwe Rijk kan men twee varianten onderscheiden. De lijst van Abydos kent slechts vijf cartouches toe aan de Tweede Dynastie: met alleen Wadjnes (Oeneg) en Senedj voor Chasechemoei (Djadjatepi). De canon van Turijn en de lijst van Sakkara zijn vollediger en gelijkvormig aan elkaar: na Wadjnes en Senedj vindt men er 'AaKa (Neferka), Neferkaseker en een aanwijzing voor een lacune11 gevolgd door Chasechemoei (Bebti). Manetho kan beschouwd worden als sterk aan deze laatste lijsten aan te leunend.


          Nu, zelfs al we zouden aanvaarden , zoals Wildung doet, dat Oeneg en Sened identiek zijn aan Sechemib en Peribsen (maar we hebben hogerop uitgelegd dat dit niet mogelijk is) dan nog ontbreken er koningen op deze lijsten. Waarom ?


          Alhoewel de lijst van Sakkara en de papyrus van Turijn gelijkvormig zijn moeten we deze toch apart behandelen de eerste heeft een meer religieus karakter en de papyrus is meer practisch van aard.


          De lijst van koning Sethi in de tempel te Abydos en de lijst (van iets latere datum) in het graf van Tjoeloi12, opzichter van alle werken vande koning, te Sakkara daarentegen hebben beide hetzelfde doel namelijk een positieve invloed uitoefenen op deze personen die de herinnering aan deze koningen levendig hielden door het schrijven van hun naam. Alleen op religieuze basis zou men hier die koningen uitsluiten die bekend waren als of deze waarvan men alleen maar vermoedde dat ze usurpator, vreemdeling of ketter waren. De Hyksos en de Amarna koningen worden dan ook niet vernoemd.


          Een koning zoals Peribsen was in de tijd dat men deze lijsten opstelde reeds een figuur uit een ver verleden. Het feit alleen dat men wist dat hij de god Seth op zijn serech voerde kan reeds genoeg geweest zijn om hem als een ketter te bestempelen; al voelde men dat in zijn tijd en op zijn minst tot in de Vierde Dynastie niet zo aan ( cfr valse deur in het graf van Sjeri),


          De papyrus van Turijn en de analen steen zijn meer betrouwbare documenten. Beide dateren echter ook van lang na de feiten (respectief de Negentiende en de Vijfde Dynastie) maar hun doel was een louter catalogeren van de regeringen en hun duur, een soort calender dus . Het waren geen religieueze objecten al kunnen ze wel in een tempel bewaard geweest zijn.

          De Hyksos worden in de papyrus van Turijn echter wel genoemd 13>. Dus de bedoeling van de schrijver is hier inderdaad het opsommen van de koningen en hun regeringsduur. Maar zonder dat hij wist ( zoals trouwens ook Manetho) dat de bronnen die hij copiлerde gelijktijdig regerende koningen soms niet naast maar achter elkaar opsommen.


          Het is dan ook buitegewoon spijtig dat er van de annalensteen (ca 2 m x 1m) slechts fragmenten resten. Aan de hand van deze fragmenten werd door het werk van W.Kaiser, W.Helck en W.Barta tussen 1961 en 1987 een reconstructie van de steen gemaakt. Hun reconstructies en conclusies zijn gelijkaardig maar zijn allemaal gebaseerd op de jaarlengte van de regeringen zoals ze niet alleen door eigentijdse documenten maar ook door de Papyrus van Turijn worden geleverd . Dit dient men steeds voor ogen te houden want de afmetingen van de steen zouden wel eens volledig anders kunnen uitvallen en een paar decimeter min of meer kan hem heel wat jaren schelen.





          Wat kan er nu al zo afgeleid worden uit deze reconstructies14? Lijn IV omvat ongeveer 120 jaar. Het rechtse derde vinden we Hotepsechemoei en Nebra (niet bewaard gebleven), het centrakle derde omvatte Ni-netjer (6 jaar rechts van de Palorme steen , 15 jaar op de Palermosteen, en circa 15 jaar links van de Palermosteen en circa 10 jaar op lijn IV van het Cairofragment ( onleesbaar) het linker derde (waarvan circa 5 jaar op het Cairo fragment na Ni-Netjer en nog ongeveer 35 jaar links vn deze steen.) zouden dan de koningen vууr Chasechemoei moeten omvatten. Chasechemoei moet in het begin van lijn V hebben gestaan onder Hetepsechemoei. De vermelding van een bronzen standbeeld op de Palermosteen V,4- heeft niets met zijn eigen regering vandoen. Het dateert van het einde van de regering van zijn opvolger, Nebka of Djoser. We mogen dus besluiten dat binnen de laatste 40 jaar alle koningen tussen Ni-Netjer en Chasechemoei dienen geplaatst.


          Hoe kunnen we nu best deze 40 jaar verdelen. We kunnen speculeren op 20 jaar ( elk vier jaar) voor de vijf koningen Oeneg, Sened ,Noebnefer,Neferkara,Neferkaseker en 16-20 jaar voor Sechemib - Peribsen. Als we aannemen dat de priesters van de Vijfde Dynastie deze steen gebruikten om de verlopen jaren in de geschiedenis van Egypte te kunnen bijhouden ( zoals een moderne kalender maar met jaren ipv dagen) dan kan men zich moeilijk voorstellen dat men gelijktijdig regerende koningen zo maar na elkaar opnam. In ons geval zouden de twintig jaar dat de koningen in Memfis regeerden en de twintig van de koningen in Abydos er dan samen veertig worden. Er zijn dus drie mogelijkheden:

          • Ofwel gaven de schrijvers van de analen verkeerde informatie omdat ze de juiste toedracht van de geschiedenis van een periode die ongeveer 10 generaties (250 jaar) voor hen lag niet meer wisten of maakten ze fouten in de interpretatie van de documenten waarover ze beschikten.
          • Of de steen zou een lijst van opeenvolgende koningen zijn en bechouwde eventuele overlappingen van regeringen als dusdanig.
          • Maar er is nog een mogelijkheid ! Namelijk dat de functie van de steen niet een soort almanak was, zoals dikwijls wordt verondersteld, maar dat hij ook een historisch verhalende functie bezat en dan kunnen er om verschillende redenen ook koningen zijn weggelaten.

          De veertig jaar omvatte dus waarschijnlijk de niet overlappende regeringen van de koningen van het einde van de Tweede Dynastie, al kan men ook veronderstellen dat op en of andere manier een aanduiding van overlapping kan zijn aangebracht. Maar vermits het hier om een monument van Memfitische strekking gaat lijkt het waarschijnlijker dat men de "zuiderlingen" niet heeft vermeld. Zo kan men bergrijpen dat Peribsen zonder als ketter of usurpator te zijn beschouwd toch uit de boot gevallen is. Maar dan komen we op een periode van veertig jaar die moet opgevuld worden met koningen als Noebnefer en Neferkaseker. Er zouden ongetwijfeld nog meer koningen hebben geregeerd dan de vijf die we tot nu toe kennen. Misschien wel tien of meer vermeldt F.Raffaele maar die zouden dan geen monumenten hebben nagelaten en ook niet op de lijsten voorkomen? Veertig jaar, als het ware een mini-tussentijdse periode met Egypte in de handen van totaal vergeten koningen ! Dit lijkt niet echt waarschijnlijk.


          Toch noteren we dat op de papyrus van Turijn en de Sakkara lijst een "hudjefa" ( een lacune in het originele monument of papyrus waarop men zich baseerde) voorkomt. Op beide lijsten komt het voor de verminkte naam van Chasechemoei en op de payrus is de lengte van deze periode bewaard; namelijk 11 jaar. Elf jaar is weinig ( maar niet onmogelijk) voor de duur van de regering van Peribsen. Bovendien weten we niet of de lacuna inderdaad een verwijzing is naar een onleesbaar deel van het oorspronkelijke document waarvan werd gecopiлerd ofwel dat de naam wel leesbaar was maar niet de moeite bleek om te vermelden. In elk geval is de schaarsheid van de overblijfselen een valide indicatie voor de relatieve kortstondigheid van deze critische periode.




      Vondsten

      Zegels



      Op sommige zegels wordt Peribsen vermeld met de titel "inw Setjet" d.i. tribuut ( veroveraar?) van Sedjet.15 Het determinatief voor stad ( ring met kruis erin) schijnt erop te wijzen dat deze stad binnen Egypte lag eerder dan dat het zou gaan om Syro-Palestina dat in het Egyptisch ook Sedjet genaamd werd. De stad is waarschijnlijk de identificeren met Sethroл16 in het noord-oosten van de Delta. In latere tijden was het een cultus centrum van de god Seth. Men zou kunnen aannemen, mits men dan ook aanvaardt dat Peribsen tevens in het noorden van het land regeerde, dat hij daar de eredienst van Seth zou hebben ingericht. Bewijzen kan men het echter niet.



      Sechemib. Veroveraar van de vreemde landen " heeft men gevonden op scherven van stenen vazen uit het Djoser complex. Verder zijn er echter van hem geen resten te Sakkara aangetroffen.


      Twee stиles17 ,waarvan Emery beweert dat Horus Sechemib er zijn naam liet op wissen nadat hij ze reeds had opgesteld in zijn graf te Abydos en de naam liet vervangen door Seth Peribsen 18 werden van hem gevonden vlak voor het graf toegeschreven an Peribsen te Abydos.


      Recent werd er te Elefantine een zegel gevonden van een ambtenaar werkzaam tijdens de regering van Peribsen.19. De ambtenaar wordt op de zegelinscriptie " de bezegelaar van alle dingen van Opper-Egypte" genaamd. Dit toont meteen aan dat er op zijn minst reeds tijdens het late gedeelte van de Tweede Dynastie 20 te Elefantine adminsitratieve staatstructuren bestonden . Het feit dat een dergelijk verafgelegen post zich ontwikkelde onder de controle van zo een staatsstructuur kan alleen maar een index zijn van de voorspoed en de expansie van de Egyptische staat en is moeilijk verenigbaar met een periode van sociale ne religieuze onrust. De welvaart schijnt zich evenwel slechts tot de koninklijke familie te hebben beperkt.


      Te Beith Khallaf werd in mastaba K1, die men dateert tijdens de regering van Djoser, niettemin een zegel van Peribsen gevonden21


      .

      Ongepubliceerd zegel .Dit specimen is niet gepubliceerd en de oorsprong is onbekend, het zegel bestaat uit een soort bruine kalksteen met witte strepen ( hoogte 2,04 cm diam. 1,94 cm., inwendige diam. 0,68 cm.) Deze informatie komt van F. Tiradritti22. Het is te vergelijken met een gelijkaardig zegelafdruk 23(maar dan zonder cartouche ) door Kaplony in 'Die Rollsiegel des Alten Reichs' II, 1981 tav. I. " gepubliceerd

      Vazen



      Nog eigenaardiger lijkt het feit dat Petrie in het graf van Merneith uit de Eerste Dynastie een fragmen van stenen vaas heeft gevonden waarop de naam van Peribsen voorkomt 24. De enige mogelijke verklaring hiervoor is contaminatie, mogelijks door Amйlineau die niet zo voorzichtig omsprong met de opgeraven voorwerpen.

      Verder vernoemen we nog een cylindrische vaas in rode kalksteen waarop in reliлf de serech van Peribsen voorkomt. De herkomst van de vaas in echter onbekend.


      Het Graf P te Abydos

      Zijn enige monument is zijn graf te Abydos. Die eigenaardig genoeg maakt het deel uit van de groep graven uit de Eerste Dynastie. De bovenbouw is volkomen verwoest en het enige dat rest is de met tichelsteen beklede put van de onderaardse bouw. Deze bestaat uit een centrale grafkamer omringd door een aantal magazijnen. Het is eerder een armtierig bouwwerk en de bovenbouw meegerekend kan het niet veel groter geweest zijn dan 21 bij 18.5 meter. Ongewoon is dat de ingang zich aan de oostzijde bevindt .


      Volgens J.Vandierx behoort het graf tot het type III-4 van Reissner.y Het graf is dus flink verschillend van de graven van het eind van de Eerste Dynastie waar het zich tussen bevind. Het is niet omgeven door bijgraven van hovelingen of dienaars. De toegang wordt niet gevormd door een trap maar door een hellend vlak dat uitmond aan de zuidwestelijke hoek van het gebouw op een nauwe gang als het ware een wandelgang die het geheel van kelder en magazijnen volledig omringd. Deze gang wordt in vier ongeveer gelijke delen verdeeld door 4paar deurstijlen daar de put onveer de vorm van een vierkant heeft en de deurstijlen bij de hoeken van de buitenmuur geplaatst zijn. deze wandelgang kan gezien worden als een ontwikkeling van de vier lange gangen in het graf van Qa'a en zal zoals deze dienst gedaan hebben als opslagplaats. De binnenmuur van de wandelgang vormt als het ware een tweede maar dunnere omheiningsmuur onderbroken door twee deuren een in het zuiden en een in het noorden van de westelijke wand.

      Door de ondergane verwoesting is het binnenplan niet duideleijk herkenbaar. Men herkent wel zes kamers, drie aan de west en drie aan de oostkant aangeleund tegen de binnenmuur van de wandelgang. Ze zijn van elkaar gescheiden door dunne leemstenen muurtjes en geven uit op een kleine gang vanwaar men gemakkelijk van de ene in de andere kamer komt. Aan de binnenzijde worden deze kamers afgesloten door de oost- en westmuur van de grafkelder . Via de noordelijke deur komt men in eerst in een kamer en daarna in een voorkamer van de grafkelder vanwaar men naar het westen toe in twee achter elkaar gelegen, rechtstreeks communicerende kamers belandt. In het zuiden waar alle muren verdweneen zijn, ook deze van de grafkelder kan men vermoeden dat er dire direct met elkaar verbonden kamers waren , begrensd door de binneenmuur van de wandelgang en zuidelijke muur van de grafkelder. Deze zelf is rechthoekig van vorm en de ingangspoort bevindt zich in de noordwestelijke hoek.Z

      De grafkelder is in te slechte staat om zekerheid te kunnen zeggen of hij een plankenvloer had en de wand met planken was afgezet. Deze hypothese lijkt nochtans geloofwaardig. In zijn rapport beweert Amйlineau dat hij sporen gezien heeft die er op wezen dat de tombe afgedekt was met een houten plafond analoog aan deze van de omringende graven. Reisner xy gelooft echterd at dit een interpretatiefout is en steunt zich op de algemene vorm van de constructie om te veronderstellen dat de grafkelder en misschien het gehele gebouw met overhellend ( en encorbellement) gewelf bedekt was. Petrie stelt zich tevreden met Amйlineau aan te halen maar maakt geen persoonlijke opmerkingen. De totale oppervlakte van de infrastructuur bedraagt 128,09 mІ waarvan slecht 18,76 mІ gevormd door de grafkelder. Deze cijfers wijzen er op hoe de magazijneen en de secondaire zalen zich ontwikkeld haden ten andele van degrafkelder . Deze trend zal zich nog verder zetten in het graf van Chasechemoei.

      In de nabijheid van het graf heeft men de beide steles met de gewijzigde inscripties gevonden

      1. W.Emery, 1963, "Het oudste Egypte" p. 81.
      2. P.E. Newberry, 1922, The Set rebellion of the IInd Dynasty, in: A.E. 7, 1922, 40-6.
      3. F.Raffaele website
      4. Hofmann , 1980, "Egypt before the pharao's " p. 351.
      5. Petrie, 1901, "Royal toms of the earliest Dynasties", II pl LXI
      6. Ayrton et al, 1904, "Abydos" part III, 1-5, pl VII; &pl IX.1, 2; Kemp 1966; "Abydos and the royal tombs of the First Dynasty JEA -52:13-22. - Petrie, "Scarabs and Cylinders" : pl. VIII ; id. A History... 7th ed. p. 26
      7. De eerste koningsnamen in cartouches dateren niet zoals nog al eens gezegd wordt uit de Derde Dynastie (Nebka, Hoeni) maar uit het midden van de Tweede dynastie. In Kaplony's boek "Die Rollsiegel des Alten Reichs' II, 1981 tav. I. " vinden we een zegel met een cartouche van Neferkaseker. Zoals gezien zou deze koning een paar jaar voor Peribsen te plaatsten zijn en dit zou dan indien het dateert uit de Tweede Dynastie de tweede bekende cartouche uit de geschiednis zijn Vууr deze van Peribsen en na deze voorkomend op een steen van Nefersenedjra. and before that of Peribsen.
      8. Helck , 1979, Z.A.S. 106
      9. Sen-op twee manieren geschreven en Shotep, plus warschijnlijk nog ..kt-wr (?).
      10. Helck Z.A.S.106,1979 p.132
      11. De zogenaamde "hudjefa". Goedicke J.E.A. 42 p.50) 12. El Alifi D.E. 26 p.11 besluit dat mogelijks dezelfde artist beide lijsten kan hebben gemaakt. 13. Ongenummerd fragment in R.C. col. X, beschreven door Gardiner 'Egypt of the...' in de appendix van zijn boek en in het VIIe hoofdstuk. 14. Helck, op.cit. p. 125 en Barta Z.A.S. 108, 1981 15. Petrie, 1901, op.cit, pl XXII.181
      16. Grdseloff 1944,, "Notes d'йpigraphie archaпque , ASAE
      44:295-299. Sethroл =Tell Aboe Seffeh
      17. Fisher 1961, "An Egyptian royal stela of the Second Dynasty"Artibus Asiae 24:45-56, 52, fig 7;B. M. 35597: A.J. Spencer , 1980 "Catalogue of Egyptian antiquities in the British Museum. V.Early Dynastic objects 16, pl.8-9(Cat.15)
      18. Emery 1963, Het Oudste Egypte p.81
      19. Het zegel werd gevonden in de area van de nederzetting ten noorden van de Satet tempel. Dreyer, in Kaiser et al:1987, "Stadt und Tempel von Elephantine", MDAIK 43 p.107-8 en 109, fig. 13a pl. 15a.
      20. Pдtznick in Kaiser & al, 1995, "Stadt und Tempel von Elephantine", MDAIK 51: p. 180
      21. J.Garstang , 1902, "Mahвsna en Bкt Khallaf",Egyptian Resaarch Account memoir nr 7: pl.X.8
      22.Egyptoloog aan de 'Civiche Raccolte Archeologiche e Numismatiche' in Milaan. Het zegel wordt beschreven in de cataloog 'KEMET - Alle sorgenti del Tempo' of the Archaic -Ancient Egypt exhibition in Ravenna (1998)
      23.Kaplony, 1965, "Bemerkungen zu einigen Steingefдsse mit archaischen Kцnigsnamen, MDAIK 20 :24 & 25, fig.51 (tekening), pl V fig 51 (foto)
      24. Petrie, 1900,"Royal Tombs of teh Fisrt Dynasty", I: pl.IV,7

    21-03-2007 om 00:00 geschreven door ramsesje


    >> Reageer (0)
    18-03-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.OFFERFORMULE DEEL III

    Titels van Osiris in de Offerformule



    Men noemt Osiris eerst en vooral de "nb Ddw =neb Djedoe" heer van Djedoe. Dit is Boesiris, het moderne Aboe Sir Bana of Aboesir. De naam is afgeleid van Per Asir, d.i. het huis van Osiris. Boesiris was de hoofdstad van de negende Neder-Egyptische gouw. Osiris zou hier vrij snel de gouwgod Anesti hebben verdrongen. De oude naam Djedoe is afgelied van de Djedpeiler ( het eerste teken in de naam) , die naar latere traditie de " ruggengraat" van Osiris zou verbeelden en als hiлroglief teken staat het voor Dd(djed). het teken heeft een notie van stabiliteit vanwaar Ddi stabiel zijn. De ruines van de stad zijn met de Osiristempel zoals deze door Herodotos beschreven werd zijn nog steeds niet opgegraven. Hoogst waarschijnlijk liggen ze ten zuidwesten van Samannoet aan de Sebenitische Nijlarm.

    Vermoedelijke ligging van Djedoe

    Bekijken we de hiërogliefen nu eens van naderbij dan zien we dat Djedoe niet geschreven wordt zoals hieronder onder nr 1 maar dat er een transpositie van de tekens is gebeurd . Omdat de tekens zo beter in het concept van het "esthetisch vierkant" passen is het piepkuiken "oe" naar achter verhuisd en het determinatief voor stad (de cirkel met de kruisende straten) dat normaal op de laatste plaats moet komen nu onder de hand "=d" geschoven. Er zijn trouwens zoals aangegeven nog alternatieve schrijfwijzen, die zelfs de relatieve datering van een tekst toelaten.

    De volgende titel is de nb AbDw = neb Abdjoe, of de heer van Abydos. Abydos lag in de achtste Opper-Egyptische gouw, deze van This. De oorspronkelijke God was Chentimentoe maar deze werd al snel verdrongen door Osiris en werd tenslotte als een verpersoonlijking van Osiris zelf beschouwd. Het is zelfs gebruikelijk dat men de naam Chentimentoe als een titel aan de naam van Osiris toevoegt in de offerformule. Aanvankelijk was Boesiris nog de stad van de cultus van Osiris maar ze werd langzaam overvleugeld door Abydos. Dit was voltrokken in het Midden-Rijk. Toen was Abydos "het" religieuze centrum van Egypte in verband met het hiernamaals, een echte dodenstad. "The place to be" voor een overledene. Dit had ondermeer te maken met het geloof dat Osiris aldaar begraven zou liggen. Iedereen, die het zich kon veroorloven, wou zou dicht mogelijk bij de meester van het hiernamaals begraven worden of er op zijn minst een cenotaaf of een kapel staan hebben. Niet in het minst de farao.

    De Osiris legende in het kort : Osiris, gehuwd met zijn zuster Isis, was koning van Egypte. Hij werd door zijn jaloerse broer Seth, gehuwd met hun andere zuster Nephtis, gedood en tenslotte in stukken gesneden waarbij de stukken over Egypte verspreid werden. Isis echter slaagde erin alle stukken terug bij elkaar te krijgen en ze terug leven in te blazen tot ze kon zwanger worden van hun zoon Horus. Horus, in het geheim opgegroeid, ging eens volwassen de strijd aan met Seth, waarbij hij een oog verloor maar uiteindelijk overwon. Zo werd Horus de belichaming van de levende farao en Osiris deze van de overleden farao. Osiris wordt dan ook voorgesteld als een overleden koning met alle regalia ( kromstaf en zweep) en met groene of zwarte huidskleur, die een allusie vormt naar de vruchtbaarheid van de Nijlvallei toe. Later zou dit principe zich veralgemenen en iedere overledene een " Osiris" worden.

    Chentimentoe betekent "hij die de eerets is van westerlingen " waarbij de westerlingen de overledenen, die op de westoever van de Nijl begraven werden, betekent.

    Een laatste titel van Osiris die we nog zullen bespreken is deze van Oenenefer wat staat voor " hij die verder perfect blijft" met een verwijzing nar zijn eigenaardige " post-mortem" potentie.

    18-03-2007 om 19:11 geschreven door ramsesje


    >> Reageer (0)
    14-03-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    DE OFFERFORMULE DEEL II : OSIRIS

    Gaan we nu terug naar het begin van de offerformule dan zien we dat in ons geval de godheid tot wie ze gericht was Osiris was. Osiris (Asir) was de centrale godheid in de begrafeniscultus van het Oude Egypte. De Egyptenaren schreven zijn naam op een raadselachtige wijze met een troon en een oog waarvan de klankwaarde ( waarover touwens nog steeds gedicussieerd wordt) inderdaad "Wsir= oesir of Asir" zou zijn. Wij zullen echter als lezing Asir aannemen en dit voornamelijk omdat we hiermee de parallel met de naam van Isis (Aset) benadrukken. Zuiver fonetisch staat de troon voor "st" en het oog voor "ir".


    Over de ethymologie van de naam en de oorspronkelijke herkomst van deze god bestaat nog veel onduidelijkheid. Hij was reeds vroeg een funeraire god waarmee iedere dode koning geïdentificeerd werd. Later zou dit gelden voor iedere overledene.

    In zijn heilige stad Abydos (AbDw =abdjoe) zijn geen sporen van hem uit de predynastische of vroegdynastische periode   gevonden  en het is ook niet zeker of Boesiris in de Delta, een plaats die vaak met Osiris in verband wordt gebracht wel de echte plaats van herkomst is van zijn cultus.

    Uit de schrijfwijze van zijn naam kan men vaak ook relatief afleiden uit welke  periode het geschrift stamt . Eerst werden troon en oog onder elkaar geschreven zonder determinatief. Sinds de Elfde Dynastie echter met determinatief en laat in de Twaalfde dynastie werd de naam geschreven met een oog onder draagbare zetel. ( fonetische betekenis eveneens "st"). Pas veel later kwam het determinatief of ideogram van Osiris met de atefkroon in zwang.
     

    Osiris met de antefkroon uit het graf van Nefertari, echtgenote van Ramses II (Negentiende Dynastie)
    wordt bijgewerkt.

    14-03-2007 om 14:25 geschreven door ramsesje


    >> Reageer (0)
    13-03-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Woordenlijst
    Vandaag werd de woordenlijst aangevuld.

    13-03-2007 om 22:33 geschreven door ramsesje


    >> Reageer (0)
    08-03-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.WOORDENLIJST
    Vandaag hebben we links boven een button bijgeplaatst die zal verwijzen naar de woordenlijst. Het is de bedoeling alle woorden die we gebruikt hebben en nog zullen gebruiken in deze woordenlijst op te nemen om het opzoeken te vergemakkelijken.  Let wel deze woordenlijst volgt de volgorde van het Egyptisch alfabet
    A i  ii a w b p f m n r h H x X s S k q g t T d D


    Milo Ronald

    08-03-2007 om 00:20 geschreven door ramsesje


    >> Reageer (0)
    02-03-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De offerformule

    De offerformule

    Een tekst die u op vele stelae zult tegenkomen is de offerformule. Hier zitten een drietal stereotiepe uitdrukkingen in waaronder het

    • 1.hotep di nesoet , een offer dat de koning geeft
    • 2.een stem die offert
    • 3. voor de ka van
    Vooral in de eerste twee uitdrukkingen wordt gebruik gemaakt van stereotiepe afkortingen

    De tekst is afkomstig van stela 558 in het British museum. De vertaling van de tekst luidt : een offer dat de koning geeft aan Osiris, heer van Djedoe, de grote god, de heer van Abydos (Abdjoe) opdat hij moge schenken een stem die offers geeft van [die offert in ] brood, bier, ossen, gevogelte, albast en linnen, alle goede en zuivere dingen waarvan een god leeft voor de ka van eerbiedwaardige Keii.

    We zullen deze uitdrukkingen één voor één onder de loupe nemen. Eerst het Hotep di nesoet

    We weten niet precies hoe al deze afkortingen tot stand gekomen zijn maar in het Midden-Rijk was het reeds een gestardaardiseerde formule. Hierachter kwam dan de naam van de God in dit geval Osiris op de schrijfwijze van zijn
    naam en titels komen we nog terug.

    En het volgende deel het:" peret heroe te heneket". Een stem die offers brengt van (brood en bier), hierdoor worden de offergaven van de koning doorgeschoven naar de overledene die ze nu aanbrengt aan de godheid.



    Bij deze vorm zien we dat peret heroe steeds geschreven wordt met het brood en bierteken erbij. Zelf wanneer er bij de offergave geen brood of bier aan te pas kwam werd dit nog zo geschreven. Ook kon het zijn dat brood en bier nadien nog eens specifiek werden geschreven. Deze tekengroep was dus tijdens de Twaalfde Dynastie een standaarduitdrukking geworden voor de offergaven zelf en zou vrij vertaald kunnen worden als "rituele offers". Deze zinsnede was toen reeds zo ver ingeburgerd en vastgeroest dat " een offerende stem" of "een stem die offers geeft" soms geschreven werd met eeen determinatief ( een offerbrood ) voor deze offers Zie hieronder.  


    Wat dit deel van de offerformule betreft kan men direct aanvangen met peret-heroe maar vaak wordt dit zoals in ons voorbeeld voorafgegaan door di=f (opdat hij moge geven). Het is zelfs zo dat men aan het voorkomen of afwezig zijn van di=f de stela kan dateren. Namelijk peret heroe alleen is karakteristiek voor de Elfde Dynastie, in het begin van de Twaalfde  Dynastie vindt men beide vormen maar tegen het midden van de Twaalfde dynastie alleen nog de vorm met di=f.

    Naast brood en bier worden nog andere dingen geofferd en deze zijn ook standaard afgekort. U vindt de uitleg in de figuur hieronder. Vaak wordt ook een aantal ( meest in duizenden) aangegeven door het nummer xA (cha) voor het offer te zetten. Ook de uitdrukking xA m (cha em) duizend van ( letterlijk duizend in)...wordt vaak gebruikt Andere offers zijn nog mrHt (merhet), olie, zalf- snTr(senetjer), wierook - DfAw, (djefaoe) voorraden of meer algemeen Htp of Htpt (hetep, hetepet) offergaven. De schrijfwijze hiervan kunt u weldra vinden een een woordenlijst die we gaan aanleggen van alle tot hiertoe gebruikte woorden. 


    Voor de Ka van ( voor de ziel van) is de standaard uitdrukking die aanduidt wie de offergaven gaat ontvangen. Meestal volgt hierop nog imAx(w) = imachoe = de "geëerde..." of "eerbiedwaardige..." en dan de naam van de overledene voor wie de offergaven bestemd zijn. Ook aan de stijl van deze formule kan men de stela relatief dateren. In de Elfde Dynastie gebruikte men  alleen imachoe en niet en-Ka-en, waarvan het gebruik pas opkomt in het begin van de Twaalfde Dynastie. De combinatie is gebruikelijk tot het midden van deze dynastie tot wanneer men op het eind van de Dynastie imachoe laat vallen om van dan af aan nog alleen en-Ka-en te gebruiken.

    02-03-2007 om 00:00 geschreven door ramsesje


    >> Reageer (0)
    15-02-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Neferkaseker of Neferkasokar

    Neferkaseker

    Neferkaseker volgt in de rij van nesoet-biti namen op Neferka in de lijst van Sakkara maar ook van Aaka in de Turijnse kanon. Een andere getuigenis van het bestaan van deze koning vinden we op een zegel warvan men niet juist de oosrsprong kent. Zoals op een gelijkaardig zegel van koning Peribsen ( in Milaan) bevindt de naam zich in een cartouche en is gevolgd door het epitheton " mry ntrw" geliefd door de goden wat maakt dat we niet helemaal zeker zijn of het zegel wel uit de archaïsche periode stamt.


    Zegel met cartouche van Neferka seker


    Maar als we aannemen dat Sened, Noebnefer, Neferkara, Neferkaseker, Sechemiben Peribsen elkaar hebben opgevolgd dan zou deze cartouche in tijd de tweede zijn die we kennen na de eerder vernoemde van Nefersenedjra op een tichelsteen1



    Het bewuste fragment van de papyrus Vindobonensis

    De laatste vermelding van Neferkaseker vinden we in een demotische papyrus afkomstig uit de Fajoem en daterend van de tweede eeuw voor Christus2. Het is een traktaat dat handelt over de planning en het bouwen van tempels. De papyrus is sterk beschadigd en fragmentair maar op lijn (8 of X+III) vinden we enkele woorden di door Reymond als n3.w-nfr k3t n snte werden geïnterpreteerd maar M. Smith3 interpreteert deze zin als N3.w-nfr-k3-skr en dus de naam van deze koning. Wat er hier precies bedoeld wordt en waarover het handelt kan men door de fragmentaire staat van de papyrus niet uitmaken maar de auteur veronderstelt dat het zou kunnen gaan om een project dat geïnspireerd was op een gebouw van Nefrakaseker. We weten bv, dat Thoetmosis III te Dendera4 een project had aangevat geïnspireerd op plannen uit de tijd van Pepi I en Choefoe (Cheops). De koning die in deze papyrus bouwheer is noemt 'Ahmes' (we kennen er twee één uit de Achtiende Dynastie en één uit de Zesentwintigste Dynastie) 5


    Eigentijdse inscripties, op misschien deze van het hoger genoemde rolzegel na, ontbreken. Geen privaat of koninklijk graf met inscripties van deze koning werd ooit gevonden..


    Algemen besluit bij deze drie koningen:Noebnefer, Neferka en Neferkasoker6

    Het is niet de eerste maal (en ook niet de laatste) dat grote vernieuwingen op godsdienstig, artistiek of architecturaal vlak hun oorsprong vinden in kritische perioden van de Oude Egyptische geschiedenis. Het midden van de Tweede Dynastie en haar weinig gekende koningen schijnt de bakermat geweest te zijn voor nieuwe religieuze denkbeelden zoals de cartouches en Seth naam( waarover later meer ) van de koning aantonen. In deze naam vinden we ook de eerste vermelding van de valkgod Sokar (Seker), alhoewel zijn bark waarschijnlijk al te zien is op de etiketplaatjes van de Eerste Dynastie en in een rotsinscriptie van de Wadi Fawakhir7

    De naam Sesochris bij Manetho is niet te relateren met Neferkaseker. Het is een vergissing of de naam heeft betrekking op een andere koning.


    1.Orientalia 57 p.300).
    2.Papyrus Vindobonensis (Wenen ) D6319.
    3.M.Smith, 1980, J.E.A. 66, p.173-4
    4.H.G. Fischer, "Dendera" p. 44 vgl.
    5.J.F. Quack, 2003, "Die Rolle des heiligen Tieres im Buch vom Tempel", IBAES IV, , p. 112).
    6.F.Raffaele website
    7. T. Wilkinson, 1999 "Early Dynastic Egypt", p. 170. Deze wadi ligt ongeveer 20 km ten oosten van de Wadi Hammamat site 5 graffito toegeschreven aan Nebra.

    15-02-2007 om 00:00 geschreven door ramsesje


    >> Reageer (0)
    14-02-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Neferkara

    Neferkara

    Neferkara is de tweede koningsnaam die alleen bekend is uit de latere lijsten. Gardiner vertaalde de naam zolas hij voorkomt op de Turijnse papyrus II,25 tals Aaka. In een nota bij zijn publicatie van de papyrus beweerde hij dat er het het teken O29, dat als aA getranslitereerd wordt, staat en niet het teken F35 (nfr). Beide tekens alhoewel alle twee verticaal zijn nochtans moeilijk door elkaar te halen daar het nfr teken toch steeds op een circel onderaan eindigt (Moller's palaeography). Staan we hier voor een vergissing van de schrijver van de papyrus ? De lezing 'Nfrka' echter past goed bij de naam Neferkara die op de Sakkara lijst na Sened komt.



    Neferka (?) and Neferkaseker op de Payrus van Turijn(II,25 and III,1 -Gardiner's transliteratie, 1959




    In zijn reconstructie van 1981 van de Annalensteen gaat W.Barta voorbij aan Gardiners lezing 'Aaka) en beschouwd Nefrekara en neferka als identiek.


    Koningslijst van Sakkara nr.8 en 9 : Neferkara and Neferkaseker


    Neferkara wordt zoals gezegd vermeld op de lijst van Sakkara als de achtstre koning na Sened en voor Neferkaseker. De naam vinden we verder niet terug tenzij op het einde van het Oude Rijk met Pepi II en zijn opvolgers. De samenstelling van de naam volgens het X+Y+Ra patroon is altijd beschouwd geweest al zijnde in de mode op het einde van het Oude Rijk . Anderzijds vinden we in de reeds vernoemde Nefer-senedj-ra, gevonden op een tichelsteen 2rond de tombe van Ni-netjer te Sakkara dezelfde constructie terug en deze moet zeker uit de Tweede Dynastie stammen. De mogelijkheid echter dat we in het geval van Neferkara met een misinterpretatie of een uitvinding van de schrijver uit het Nieuwe Rijk te doen hebben moet niet zomaar overboord gegooid worden. Manetho's Nepherkheres is vrijwel zeker gelinkt aan deze naam.

    1. Barta, " Die Chronologie des 1. bis 5. Dynastie nach angaben des rekonstruierten Annalenstens' in Z.Ä.S. 108, 1981 p. 11 ff en p. 19.
    2. Orientalia 57, 1988 p. 330

    14-02-2007 om 00:00 geschreven door ramsesje


    >> Reageer (0)
    11-02-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Noebnefer

    Noebnefer

    Samen met Neferkara en Neferseker behoort Noebnefer tot de minst bekende koningen van de Tweede Dynastie. Al deze namen zijn enkel gekend uit inscripties uit de necropool van Sakkara. Zoals we reeds onder Sened hebben besproken kunnen deze koningen gelijktijdig met Sechemib, Peribsen en Chasechem hebben geregeerd maar dan in Neder-Egypte. Meer waarschijnlijk echter regeerden ze in de 5 tot 10 jaar voor de zogenaamde lacune (hudjefa) die we terugvinden op de lijst van Sakkara en de Turijnse koningslijst. Na deze lacuna zouden dan Sechemhib en Peribsen hebben geregeerd. Belangrijk om te vermelden is wel dat de namen van al deze vorsten vermeld worden voor de lacune. De periode na hun regering moet dan obligaat nog duisterder geweest zijn.


    Een andere hypothese echter laat vermoeden dat de beide lijsten de regering van Peribsen als deze lacune zouden laten voorkomen . Een beetje als een "damnatio memoriae (=vervloeking van de herinnering aan zijn naam)" door de schrijvers die in hun tijdperk ( we zullen zien dat dit niet zo was in de archaïsche periode) Peribsen en zijn religieuze hervormingen aanzagen als een ketter.


    Volgens Manetho is Chaires, die zeventien jaar regeerde, de zesde koning van de tweede dynastie. Volgens de Turijnse koningslijst werd Sened opgevolgd door Neterka en hoewel deze op de lijsten van Abydos niet wordt vermeld is het mogelijk dat Net(f)erka en Chaires dezelfde persoon zijn. 1. De regeringsperiodelbij Manetho lijkt mij dan wel wat overdreven.


    Men associëert Chaires van Manetho2 allen maar met Nwbnefer omdat dit de beste manier is om de volgende koningen bij Manetho n.m.l. Nephercheres and Sesochris te laten overeenkomen met Neferkara en Neferkaseker. Chaires kan echter wel mogelijks gelinkt worden aan een mysterieuze Kara, bekend van een zegel afkomstig uit El Kab3. Maar tenzij er ergens een fout in de lezing van de naam is opgetreden kan Chaires op geen enkele manier teruggebracht tot of afgeleid worden uit Nwbnefer.

    De naam Noebnefer komt slechts voor op twee inscripties op de befaamde vazen uit het Djoser complex 4 te Sakkara waar we het reeds herhaaldelijk over gehad hebben. De eerste vaas komt uit de oostelijke gallerijen onder de pyramide en de tweede uit de put in het zuidelijke schatkamer.




    Onder de nesoet biti tekens onderscheidt men duidelijk de gouden halsketting die staat voor nwb en het teken nfr.In het hwt (=paleis of tempel) teken merken we binnen duidelijk het bordspelteken Mn, gevolgd door t en een archaïsche vorm van het anch teken. Leesrichting:van rechts naar links en van boven naar onder.


    Beide inscripties zijn gegraveerde inscripties. Ze spreken beide over een paleis met naam "Hwt Mnt-'Anch Nswt-biti Nwbnefer" 5. Op de inscriptie Lacau en Lauer IV nr. 98 wordt hetzelfde gebouw Mnt-'Ankh in verband gebracht met de Gouden naam ( Rn) van Ni-Netjer. Noebnefer kan echter niet de nesoet-biti naam van Ni-Netjer zijn daar we deze kennen ( het is eveneens Ni-Netjer)6


    B. Gunn 7 vraagt zich af of Nwbnfr niet de nesoet-biti naam van Nebra zou kunnen zijn ? Dit kan wel juist zijn want vrijwel geen enkele inscriptie op de stenen vazen vermeldt de naam Nebra. En de nesoet-biti naam van Horus Nebra is niet gekend en Noebnefer is dus wel kandidaat. Dit zou ook perfect passen bij de opmerking van W.Helck dat Ni-Netjer's en Noebnefer's regeringen in tijd weinig uit elkaar zouden hebben gelegen. Uit een aantal associaties kan inderdaad worden afgeleid dat Ni-Netjer en Noebnefer vrijwel contemporain waren8In dit geval zou Ni-Netjer de directe opvolger van Nebra (noebnefer) zijn.


    Wat betreft de periode waarin Noebnefer zou hebben geregeerd postuleert W. Helck (op.cit) in zijn studie over de chronologie van de inscripties op de vazen in het Djoser's complex dat Nwbnefer in tijd dicht bij Ni-Netjer stond en mogelijks de derde in rij was na Oeneg en Sened.


    P. Kaplony 9plaatst Noebnefer tussen Oeneg en Sened.


    We zullen bij de volgende koning verder onderzoeken of Noebnefer dezelfde persoon kan zijn als Neferkara en Neferkaseker (beide ook nesoet-biti namen). Noebnefer wordt verder nergens genoemd in latere periodes. Deze koning kan slechts een paar jaar of misschien zelfs maar een paar maand hebben geregeerd . Er is overigens geen enkel monument noch koninklijk noch privaat gevonden waarop zijn naam bewaard bleef buiten hogergenoemde vazen.




    1. W.Emery, 1963, " Het Oudste Egypte" p. 83
    2. Dautzenberg in G.M. 94
    3. Petrie 'Scarabs and Cylinders' pl. VIII; id. 'History' 7.ed p.26
    4. Lacau en Lauer 1959. " Pyramide а Degrés IV Inscriptions gravées sur les vases", pl VI.3-4 (nos 99-100)
    5. Kaplony leest de naam als 'Nfr-nb' i.p.v. Nwbnfr
    6. T.Wilkinson 1999, Early Dynastic Egypt p.89
    7.B.Gunn A.S.A.E.28
    8. W.Helck 1979. "Die Datierung der Gefässaufschriften der Djoserpyramide", ZДS 106, p.124
    9. P. Kaplony, 1965 "Bemerkungen zu einigen Stengefässe mit archaischen Königsnamenn M.D.A.I.K. 20, p.1-46

    11-02-2007 om 23:53 geschreven door ramsesje


    >> Reageer (0)
    07-02-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    Sened (Senedi)

    NAAM EN INSCRIPTIES



    De nesoet-biti nam Sened is zowel aanwezig op de koningslijst van Sakkara (in het graf van Tjoeloi), de lijst van Abydos in de tempel van Seti I als op de Koninklijke Papyrus van Turijn(cat.1874) en dit steeds als vijfde koning1 van de Tweede Dynastie. Hij volgde zoals deze documenten aantonen Oeneg(Oeadjnes) op. Over zijn opvolger bestaat er minder overeenkomst want respectievelijk Neferkara, Djadjatepi (Chasechemoei) en Aaka worden in deze lijsten als dusdanig vernoemd.


    Ongelukkig genoeg zijn er geen goed bewezen eigentijdse bronnen voor deze koning. De meest overtuigende inscriptie is nog deze gevonden in de tempel van Chafra te Gizeh2. Het handelt om een hergebruikte schaal waarop "nswt-biti Snd" voorkomt. Het is mogelijk dat het handelt om een vaas uit de Tweede Dynastie alhoewel de epigrafie wijst op een lichtjes latere datum3(Derde Dynastie ?).


    Valse deur uit het graf van Sheri.Foto John D. Degreef, Caпro 1384


    Een inscriptie4 in het graf van Sheri (Mastaba MM B3), onbetwistbaar uit de Vierde Dynastie,13 toont een cartouche van koning Sened (zie figuur hierboven ). De titels van Sheri wijzen er dus op dat zijn begrafenis cultus te Sakkara werd gevierd en dat men zich deze koning nog herinnerde een hondertal jaar na zijn dood. De titels van Sheri zullen worden vertaald aan het eind van dit artikel5.


    Voor sommigen6 getuigen Sheri's titels voor een connectie tussen de begrafeniscultussen van Sened en Peribsen. Van deze laatste zijn alleen vondsten in Opper-Egypte bekend. Indien Sened in het zuiden zou hebben geregeerd en Peribsen in het noorden kan het naast elkaar vieren te Sakkara van hun begrafeniscultus betekenen dat, althans in het begin, de territoriale verdeling van het rijk zoals voorgesteld na de dood van Ni-Netjer op een vreedzame basis werd doorgevoerd7. Het feit alleen dat er een opzichter van de Oeab-priesters van Peribsen bestond in de necropool van Sakkara tijdens de Vierde Dynastie vertelt heel wat over ons gebrek aan kennis over de koningen van de Tweede Dynastie.


    Volgens andere geleerden zouden deze titels er eerder op wijzen dat beide namen Sened en Peribsen slechts ййn persoon aan duiden 8. De naam Snd die zou betekenen de "Verschrikkelijke", zou dan een pejoratieve naam zijn die men in het Nieuwe Rijk aan deze "ketterse" koning Peribsen heeft gegeven. De naam wordt echter beter vertaald als "Hij die vrees aanjaagt" en de koningen blijken duidelijk niet identiek te zijn. Immers een cartouche van Peribsen op een cilinderzegel in Milaan toont aan dat de nesoet-biti van Seth-Peribsen eveneens Peribsen en zeker niet Sened is9. Daarnaast zie ik niet goed in hoe de naam Sened pas in het Nieuwe Rijk zou zijn gegeven aan Peribsen terwijl beide namen reeds voorkomen op de valse deur in Sjeri's graf ( daterend uit de Vierde Dynastie). Bovendien is er een groot verschil in de afkomst van de bronnen van Peribsen en Chasechemoei en deze van de vijf eerste koningen van de Tweede Dynastie.


    Een ander document uit het Nieuwe Rijk dat nog de nesoet-biti van Sened vernoemt is de Berlijnse Medische Papyrus (3038), die qua inhoud trouwens sterk gelijkt op de papyrus avn Ebers. Van deze papyrus wordt gezegd (15,1 1-3) dat hij behoorde aan koning Hspti (of Chasti / Zemti = Den uit de Eerste Dyn.) die hem zou gegeven hebben aan zijn opvolger Send (dit is historisch onmogelijk want op zijn minst 7 koningen zouden gedurende ongever 120 jaar tussen beide hebben geregeerd). De naam Sened wordt hier met het hiлroglief Gard. G 54 (geslachte gans) geschreven10.




    Cartouche op riem van Berlijns brons 8433 cfr voetnoot 4 Wildung tav 4,1


    Op de rugzijde van de riem van een bronzen beeldje (Berlijn n° 8433) uit de periode van de Zesentwintigste Dynsatie staat eveneens in een cartouche de naam van Sened. De naam is geschreven op de archaпsche wijze met drie tekens (s-n-d). In elk geval bewijst dit dat hoe obscuur Sened ook moge wezen voor de moderne Egyptologie men zich zijn naam nog eeuwen na zijn dood herinnerde.11


    Vanuit de area van Ni-Netjer's gallerijen te Sakkara kent men een tichelsteen12met de cartouche naam van koning NeferSenedjRa. Dit is een aanduiding van de aanwezigheid van een offerschrijn of zelfs van het graf van deze koning in de nabijheid. Indien deze cartouche werkelijk op Sened zou duiden dan is het de oudst gekende cartouche naam die men kent en dus ouder dan deze op de zegels van Neferkaseker, Peribsen uit de Tweede en Nebka en Hoeni-Nisoeteh uit De Derde Dynastie.


    Sened kent men, net als zijn voorganger, slechts uit vondsten van Neder-Egypte (PM V, 90 die Sheri te Abydos localiseert is duidelijk een vergissing) en ook evenals zijn voorganger Oeneg is er maar ййn graf te Sakkara S 3014 (niet gepubliceerd maar blijkbaar uit de tijd van Oeneg) waar materiaal betreffende deze koning gevonden werd.


    HET GRAF

    De tombe van Sened is nog niet gevonden maar gezien de inscripties op de valse deur in het graf van Sheri13 moet het ergens in de necropool van Sakkara en mogelijks in de buurt van Sjeri's graf gezocht gezocht worden. Wel werd er, zonder overigens over duidelijke bewijzen te beschikken geopperd dat de gallerijen onder het westelijk massief van het Djoser complex hiervoor in aanmerking zouden komen

    De exacte plaats van Mastaba B3 te Sakkara is echter verloren maar het moet ongeveer in de omgeving van een plaats een 350 m (tot hoogstens 1500m )14 ten noorden van Djoser temenos geweest zijn waar zich nog andere graven uit de Vierde Dynastie bevindenen zoals Leps. 6 van Metjen.

    Een alternatieve locatie is in de necropolis van het Nieuwe Rijk, waar Horemheb's graf gelegen is (ten zuiden van de gallerijen A en B (graven van Hetepsechemwoei en Ni-Netjer)en ten oosten van het Sechemhet complex. Begin 2002 werd hier door Dr. Raven en R.Van Walsem15 van de Universiteit van Leiden een graf en gallerijen ontdekt behorende aan Merineith-Merira (een hogepriester van Aton te Memfis en Achetaton -tijdens de regering van de ketterse farao Achnaton uit de Achtiende Dynastie). Het ondergrondse deel bleek bijna geheel te bestaan uit herbuikte delen daterende uit de Tweede Dynastie ( we komen hier later op terug). Maar tot nader order zijn de graven van Sened en Oeneg voorlopig nog niet gelocaliseerd.16

    Delen van de muurreliлfs van de door Mariette 17 ontdekte Mastaba B3 van Sheri in Sakkara zijn verspreid over musea in de ganse wereld 18 : Cairo(1384), Florence (2554), London (B.M.1192), Oxford (Ashm.Mus. 794), Aix en Provence en een copij, naar het origineel in Caпro, van de valse deur in de Museo archeologico Napoli19.

    De laatste koningen van de Tweede Dynastie (Sechemib, Peribsen en Chasechemoei) zijn slechts vaag bekend te Sakkara (maar dit kan natuurlijk louter het gevolg van een "archeologisch toeval" zijn of meer waarschijnlijk te wijten aan de aanwezigheid van de uitgebreide bouwwerken van de Derde Dynastie die bij hun aanleg deze van de voorgaande dynsatie zouden vernietigd hebben ). Er bestaat dus nog een kleine kans dat nog vondsten van deze koningen te Sakkara worden gedaan. Minder waarschijnlijk is het daarentegen dat er te Abydos nog vondsten van de alleen in het noorden bekende fara's worden gedaan.


    Er is misschien een kleine kans dat Peribsen, Sened heeft opgevolgd 20 maar dan kunnen we Neferkara-Aaka, Neferkaseker, Sechemib-Perenmaat niet meer plaatsen in deze dynastie. Een interval van 10-20 jaar tussen beide koningen is in elk geval beter aanvaardbaar. Dan kunnen we in deze periode te Memfis Neferkara-Aaka, Neferkaseker, laten regeren en te Abydos Sechemib waarna dan Peribsen dan op de troon komt.


    Het voorkomen van hun cultusgoed dicht bij elkaar te Sakkara schijnt niet te wijzen op een breuk of burgeroorlog. Volgens F.Raffaele was er tijdens deze periode alleen maar een crisis ( zoals in de Derde en Vierde Dynastie ook voorkomt) spruitende uit moeilijkheden bij de opvolging, korte regeringen en economische en omgevingsfactoren en misschien de religieuze hervormingen van Peribsen, wat zich dan uit in een zwakke centrale autoriteit en een relatieve schaarsheid van de bronnen.Maar catastrofes of buitengewone gebeurtenissen dat niet.

    In een artikel van 1979 21(Z.A.S. 106 p. 120-32) bespreekt W. Helck de chronologie van de inscripties op de stenen vazen gepubliceerd door Lacau-Lauer in hun studie van het Djoser complex. Hij besluit dat Ni-Netjer opgevolgd werd door Peribsen,Sechemib en Chasechem in Opper-Egypte en ongeveer gelijktijdig met voornoemden en in vrede met hen levend door Oeneg , Sened , Noebnefer en mogelijks een tweetal ander koningen in Neder-Egypte. Het zou dan Chasechemi zijn die beide rijken terug verenigde. De titels van Sjeri zouden dan niet alleen aantonen dat Sened en Peribsen twee verschillende koningen waren en ze zouden tevens geen argumenten aanbrengen om aan te nemen dat Peribsen ook in Neder-Egypte had geregeerd maar wel dat beide rijken op goede voet met elkaar stonden (enige moeilijkheden later in de dynastie daar gelaten).


    P. Kaplony geeft in een studie over stenen vazen 22 een lijst van voorkomen van opschriften van de koningen na Ni-Netjer in volgende volgorde: Wng (10) Nfr-nb (2), Snd (1), Prj-ib-sn (2), Schm-ib /Prj-n-maat (10), Chaj-sechemwy (11). Wat opvalt is de posities die hij toeschrijft aan Nfr-nb (Noebnefer) en Sechemib-Perenmaat . Daarnaast blijkt hieruit dat het opschrift op de vaas ( met uitsluiting van de Nefersenedjra tichelsteen) de enige getuige is voor het bestaan van Sened darterend uit zijn eigen tijd.


    Wildung 23 besluit de paragraaf handelend over dit onderwerp aldus :" in ihm (Seth - Peribsen) nicht einen selbstandigen Herrscher zu sehen,sondern einen lokal gebundenen Aspekt des zusammen mit ihm in den Inschriften genannten Snd, der uns unter diesem Namen noch mehrfach in der spatern Uberlieferung begegnen wird ".

    BESLUIT

    Met de huidige kennis van zaken moeten we helaas besluiten dat men niet met zekerheid kan zeggen of Sened en Peribsen:
    1. twee verschillende koningen waren die onmiddellijk na elkaar regeerden. Grdseloff 24 stelt zelfs een vader zoon relatie voor.
    2. twee verschillende koningen waren wiens regeringen ongeveer 5 tot 20 jaar uit elkaar lagen met enkele korte regeringen er tussenin.
    3. twee verschillende koningen waren die gelijktijdig min of meer in vrede naast elkaar regerden te in Neder- en Opper-Egypte.
    4. ze slechts twee aspekten vormden van een koning waarbij Snd de naam van de koning in Neder-Egypte en Peribsen de Seth (=Horus) naam was van deze koning in Opper-Egypte. Deze laatste hypothese is echter de minst waarschijnlijke want zowel de titels van Sjeri als de cartouche met de nesoet-biti naam van Peribsen , eveneeens Peribsen op het cylinderzegel van Milaan (Milan Civ. Racc. R.a.n. 997.02.01) spreken deze theorie tegen.

      De reconstructies van de Analensteen laten voor de periode tussen de dood van Ni-Netjer en de troonsbestijging van Chasechem plaats voor een veertigtal jaar. Persoonlijk ben ik eerder geneigd te geloven dat een dergelijke periode beter past bij een reeks koningen die elkaar opvolgen dan bij een gelijktijdige reeks in Opper- en NederEgypte waarbij Sened en Peribsen twee verschillende koningen zouden zijn die mekaar niet direct zijn opgevolgd. Dit blijft uiteraard een hypothese.

      De tekst op de valse deur van sheri



      Tracht op zijn minst al de cartouches te vertalen morgen geef ik de transliteratie en overmorgen de vertaling



      Hieronder de transliteratie van de tekst. Let er op dat de cartouche van Peribseb vooraan werd gezet uit eerbied. Deze van Sened staat op zijn plaats in de bovenste zin maar eveneens vooraan in de twee andere. Sjeri bij alle zinnen helemaal achteraan is de naam van de ambtenaar.




      Vertaling :


      • Zin 1. De opzichter van de Oeab-priesters van Peribsen in de necropool van Sened in het paleis, en in al de plaatsen van hem ( van zijn cultus) de meester van de dingen vn de koning ( de verantwoordelijke voor  de koninklijke zaken ) Sjeri.
      • Zin 2.De opzichter (directeur) van de begrafenispriesters van Sened in de necropool, Sjeri
      • Zin 3.Priester van Sened in zijn graf, meester van het dak (?), Sjeri

    1.W.Helck, 1984 "Sened", LÄ:849<br>
    2.Steindorff in U. Hцlscher 1912:"Das Grabendenkmal des Königs Chephren", p.106.<br>
    3.T.Wilkinson,1999, "Early Dynastic Egypt", p.88<br>
    4.B.Grdseloff 1944, "Notes d'épigraphie archaïпque", ASAE 44:294;D. Wildung 1969," Die Rolle Ägyptischer Könige im Bewusstsein ihrer Nachwelt", MДS, pl.III.2;W. Kaiser, 1991, "Zur Nennung von Sened und Peribsen in Sakkara B3", GM 122:49-55
    5.F.Raffaele website
    6.T Wilkinson, 1999, op.cit. p 88<br>
    7.W.Helck, "Die Datierung der Gefässaufschriften der Djoserpyramide", ZДS 106: p.132<br>
    8.Barta, 1981,"Die Chronologie der 1. bis 5. Dynastie nach Angaben des reconstruierten Annalensteins, Z.Д.S. 108,p. 23-33.
    9.Seth-Peribsen moet één tot vier regeringen en zowat 10 tot 20 jaar later hebben geregeerd dan Sened.<br>
    10.D. Wildung 1969, op. cit. p. 45-51<br>
    11.D. Wildung 1969, op cit. p.51, tav. IV,1; p. 45-51 <br>
    12.Orientalia 57, 1988 p. 330<br>
    13. W.S. Smith "A History of Eg. Sculpture and Painting in the Old Kingdom' p.173' ;W.S.Smith 'A History of Egyptian Sculpture and Painting in the Old Kingdom' p.173" plaats de datering van Sjeri tussen het midden en het einde van de Vierde Dynastie. Helck dateert de mastaba van Sjeri tijdens de regering van Khafra (Khefren); cfr. i.e. id. in M.D.A.I.K. 15, 1957 p. 93 . Hij werd daarin gevolgd door Weill in "La IIe et la IIIe dynasties" 1908 p. 35, 333 en A.Moret "Fragments du Mastaba de Shery, prêtre des Rois Peribsen et Send' Fondation Piot 25, Paris 1922 ;p. 298 <br>
    14.A.Dodson, 1996, "The mysterious 2nd Dynastie", KMT 7:2 p.24<br>
    15.R. Van Walsem, Phoenix 47, 1/2 2001 p. 68-89<br>
    16. Voor de localisatie van zijn graf houde men in het achterhoofd
    <ol><LI>Dat Sjeri de begrafenis-cultus van Sened leidde wat ons laat vermoeden dat zijn graf zich te Sakkara bevindt (cf. Kaiser, in: GM 122, 1991)<LI> Oeneg moet een figuur van belang zijn geweest tijdens de regering van Ni-Netjer (misschien zelfs zijn zoon) en dit des te meer als hij blijkt identiek te zijn met Oer-Maaoe Oeadj-sen, bekend van de inkt-inscripties op stenen vazen gevonden in het Djoser complex. Het zou dan logisch zijn dat hij zijn graf zo dicht mogelijk bij dit van zijn beroemde voorganger zou laten oprichten. <LI> De hoegergenoemde tichelsteen met de cartouche van Nefer-Sened-Ra (en die zowel uit de archaпsche periode als uit de tijd van de Ramsessiden kan stammen) zou er in het eerste geval op wijzen dat het graf van Sened ( die in dit geval vrijwel zeker identiek is met Nefer-Sened-Ra) niet ver uit de buurt van de vindplaats moet liggen. Het artikel in Orientalia 57, 1988 p.330 specifieert echter niet de exacte schrijwijze van de naam Nefer-Senedj-Ra.<br></OL>
    17. A.Mariette 'Les Mastabas des l' Ancient Empire' 1889 p. 92-4; <br>
    18. Moret,1922, op. cit. wijdt een ganse studie aan al deze stukken; Wildung 1969 op. cit. p.47 n4.<br>
    19.F.Raffaele op zijn website <br>
    20. Zoals gesugereerd door Grdseloff 1944, op.cit. 294<br>
    21. W.Helck 1979, Z.Ä.S. 106 p. 132 <br>
    22. P. Kaplony, 1965 , "Bemerkungen zu einigen Steingefässe mit archaischen Königsnamen, M.D.A.I.K. 20 , 1965 p. 1 -46<br>
    23. D.Wildung ,1969, op.cit. p. 48<br>
    24. B.Grdseloff, 1944, op. cit. p 294<br>
    25. Verder nog W.Kaiser 'Zur Nennung von Sened und Peribsen in Sakkara B3' G.M 122, 1991 p. 49-55; W.Helck 'Thinitenzeit' p. 103-6; Vercoutter 'L'Egypte et la Vallee du Nil' t. I.


    07-02-2007 om 00:00 geschreven door ramsesje


    >> Reageer (0)
    05-02-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.BA

    Enkele bA-woorden

    1. We gaven reeds eerder in deze rubriek een aantal woorden die met kA , de ziel begonnen. Nu geven we een aantal woorden die met bA een ander aspect van de ziel uitdrukt maar dat we voor het gemak ook met ziel zullen vertalen. Op de eerst regel zien we hoe de ziel zelf geschreven wordt met het bA teken dat een jabiroe voorstelt een soort kraanvogel, om zeer precies te zijn de ephipiorhynchus senegalensis. Als ideogram dus met een streepje achter wordt het teken dus gebruikt om de ziel uit te drukken. Een variant is zonder ideogram streepje maar met een wierookvatje voor. Dit zegt ook wat het dient te zeggen en nog een andere variant toont een vogel met een mensenhoofd wat ook een ( maar eerder de pictografische dan de klankvoorstellende) afbeelding van het "ba" aspect van de ziel was. Hier is dan zowel het wierookvatje als ideogramteken bij aangebracht.

    2. Op de tweede regel gaat het om een meervoud met toch een wat bijzondere betekenis. Het wordt geschreven met drie jabiroevogels wat dus een gewone vorm van meervoud of met op het eind de meervoudsstreepjes. Verder is het woord identiek aan de laatste vorm van het enkelvoud maar komt er als determinatief of als ideogram een zittende koning bij. Het translitereert als bAw= baoe = en betekent de zielen van de overleden koningen van .....en wordt dan meestal gevolgd door de naam van een stad Ioenoe of Ion, Heliopolis bv.

    3. Op de derde rij staat het werkwoord " zijn", " een ziel bezitten". Ik bezit een ziel dus ik ben. Descartes was dus niet de eerste met zijn "cogito ergo sum" ( ik denk dus ik ben)

    4. Op de derde rij zien we dat "er zijn" voor de doorsnee Egyptenaar "werken" betekende vandaar bAk=werken met als determinatief een arm met de stok van de opzichter die zal slaan als het werk niet snel genoeg vordert . Verder de zelfstandigen naamwoorden bAK= dienaar , hij die werkt en met de vrouwelijke uitgang "t" erbij de dienares. Het geslacht kan ook afgelezen uit het determinatief man of vrouw aan het eind van het woord.

    5. Op de volgende twee regels zijn het been (b) en de gier (A), fonetische complementen voor ba= luipaardhuid. Het stukje staart en huid staat hier als determinatief. Voor de penis of bAH is het orgaan zelf in volle werking determinatief de bAH staat zo (mede) aan de oorsprong van het ba of het zijn. Er moet gewerkt worden voor er een nieuwe ziel of zijn aangemaakt wordt.

    6. Voegen we de bA-deel van de ziel (met het been (b) als fonetisch complement vooraan) bij het kA-deel van de ziel dan breekt er na de nacht ( ster als determinatief voor de tijd) een nieuwe morgen aan want BAkA betekent zowel "morgen" als de "morgen"

    7. Tenslotte nog een woordspeling als we in het Nederlands bakbak doen dan bakken we in het Egyptisch een cake. Het korreltje staat hier als determinatief wellicht als graankorreltje met het meervoud erbij om aan te duiden dat een cake uit veel korreltjes graan gemaakt wordt.

      Ik had wel graag eens geweten of jullie deze reeksen zinvol vinden. Mij lijkt het een aangname manier om wat woordenschat op te bouwen. Maar wat denken jullie daarvan. Ik heb nog nooit antwoord gekregen op mijn vragen maar ik blijf hopen.

    05-02-2007 om 20:37 geschreven door ramsesje


    >> Reageer (1)
    31-01-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.OENEG

    OENEG

    Men vermoedt, zoals hoger reeds werd aangegeven, dat er op het einde van Ni-Netjers regering een verzwakking van het centrale gezag is opgetreden met als gevolg een periode van troebelen, die pas een einde nam tegen het eind van de Tweede Dynastie. Het is zelfs niet onmogelijk dat het land uit elkaar viel en dat de nu volgende koningen niet over het ganse land heersten. Dit is mogelijks het geval voor Ni-Netjer's kandidaat opvolger Oeneg van wie er buiten Sakkara geen vondsten werden gedaan en wiens gezag zich mogelijks niet tot het zuiden uitstrekte. Over de oorzaken van deze crisis tasten we in het duister al kunnen de uiterst lage waterstanden bij de overstroming van de Nijl tijdens de laatste jaren van Ni-Netjer, zoals aangegeven op de Palermo steen, ons laten vermoeden dat mogelijks hongersnood of een andere economische factor aan de basis lag van de troebelen. Het is echter niet geweten of de opsplitisng , als er al een opsplitsing was, te wijten was aan een vreedzame opdeling van het land tussen b.v. twee broers of het gevolg van een oorlog.

    W. Barta's reconstructie van de annalensteen 1 geeft vijf jaar voor de duur van de regering van Oeneg wat zeer aanvardbaar lijkt.Volgens Manetho regeerde Tlas met wie we deze koning zullen vereenzelvigen zeventien jaar.

    NAMEN VAN DE KONING

    1. Nesoet-biti naam

      De nisoet-biti naam werd door B. Grdseloff2 gelezen als "Oeneg". Kaplony leest de naam als Sesjen of dus lotus bloem'3 .





      1.Naar Grdseloff (cfr voetnoot 2), 2 Naar T.Wilkinson4, 3. Naam zoals hij te vinden is op de Abydos lijst nr 12, 4. Naam zoals op de koningslijst van Sakkara nr 6

      Oeneg versus Oeadjes of Oeadnes, de naam zoals hij op de koningslijsten van Abydios en Sakkara voorkomt. Oeadj-nes is een verkeerde interpretatie van de naam door schrijvers van het Nieuwe Rijk. Dit is eenvoudig te verklaren het lotusbloemteken (Kahl S.A.H. m4, p.586), gelezen als Wng (oeneg) zou door de schrijvers van het Nieuwe Rijk verwisselt zijn het Gardiner M13 (wAD -oeadj) papyrus teken. In cursief schrift lijken de tekens ook heel sterk op elkaar. Mogelijks werden ook de fonetische complementen n+g in het Nieuwe Rijk omgedoopt tot n+s of het fonetisch complement g werd n+s. Op die manier ontstond dan het woord 'ns'. Oeadj-nes betekent in het Egyptisch 'fris van tong' en dit werd in het Grieks vertaald als "ougot-las" vanwaar de naam Tlas die Manetho gebruikt voor deze koning.Op de Sakkara lijst werd ns voorgesteld door een dierentong (Gardiner f20) die eveeens de fonetische waarde nes heeft.


      Maar er is nog een andere hypothese. Namelijk dat de naam Oer (of Hr=horus) Maaoe Oe-adjsen voorkomend op enkele inscripties van Ni-Netjers vazen aan de oorsprong zou liggen van Oe-adjes.


      Maar de interpretatie van Kaplony ( zie illustratie) namelijk dat bij de grote hiлroglief ( a.h.w. een aan de punt uitgerafeklde omgekeerde wortel) onderaan het Gardiner V7 teken zou staan ( met fonetische waarde sjen = boom) is niet overtuigdend. De fonetische complementen achter het teken zijn immers "s+n" en wanneer men Sesjen zou lezen zouden de fonetische complementen "sj + n" zijn en er kan geen twijfel over bestaan dat we hier een "s" hebben die volgt achter de grote hiлroglief, die op een boom maaar ook op papyruskolom en dus op een Oeadj lijkt. De lezing is dus Oeadj-sen of Oeadj-nes net zoals op de koningslijsten.


      Belangrijk om te vermelden is ook dat Oeneg de naam is van een godheid die voorkomt in de pyramidteksten.5


    2. Horus naam

      De Horus naam van deze koning is onbekend6


      D.Wildung en recent nog W. Barta1 associлren Oeneg - Oeadjnes met Horus Sechemib, bekend van de zegelafdrukken van uit het graf van Peribsen te Oemm el Qaab (Abydos). Zoals J.P. Lauer reeds aantoonde7 staat op de zegelafdrukken nergens de naam van Peribsen naast deze van Horus Sechemib zodat deze namen dus wel degelijk aan twee verschillende personen kunnen hebben toebehoord. Evenmin staat het onomstotelijk vast dat Horus Sechemib zijn naam veranderde in Seth Peribsen (zoals later Chasechem, Menthoehotep en Amenhotep IV hun naam zouden veranderen) en blijft dus alles mogelijk. Niettemin blijft de associatie Oeneg-Sechemib volledig speculatief en kunnen de drie namen evengoed aan drie verschillende personages hebben toebehoord.


      Daarnaast dient men ook rekening te houden met het feit dat Oeneg-Oeadjnes chronologisch dichter bij Ni-Netjer staat en Sechemib-Peribsen dichter bij Chasechem(oei).



      Vazen met vermelding van de Hoet-ka Hor Sa


      W. Helck heeft betoogd 8dat de Horus naam van Oeneg wel eens Sa9zou kunnen zijn. Inscripties van stenen vazen uit de oostelijke gallerijen beneden het Djoser complex vernoemen een 'Hwt-k3 Hrw S3' (Hoet-ka Horoe Sa, de zieletempel van Horus Sa). Volgens Helck zouden deze inscripties uit het tijdperk na Ni-Netjer stammen10. Francesco Raffaele11denkt niet en wel om epigrafische redenen dat deze Horus Za  zou thuishoren in de reeks van efemere koningen die volgt op Qa'a ( met o.a. Sneferka, Ba/Vogel) omdat de epigrafie van hun inscripties schijnt uit te sluiten dat ze na Ni-Netjer zouden hebben geregeerd. Anderzijds lijken de inscripties van Horus Sa, waarin zijn Ka-huis vernoemd wordt, goed op de inscripties die het Hoet-Ka van Hetepsechemoei vernoemen. Volgens Raffaele moet 'Sa' een andere efemere koning zijn die korte tijd te Memfis zou hebben geregeerd na het overlijden van Ni-Netjer of Sened. Inderdaad de 39 van hem bekende inscripties zijn meestal gekoppeld aan de naam van de ambtenaar Chnoemenii ( uit het tweede deel van Ni-Netjers regering) wat eerder zou suggeren dat deze Horus naam aan Oeneg, aan Sened of aan een totaal andere koning zou behoren.12


      Een andere inscriptie die het 'Hwt Ka Hrw Za' vermeldt werd in de jaren 1980 gevonden bij het graf van Maya13 Dit zou er kunnen op wijzen dat het recent ontdekte koninklijke graf dat werd hergebruikt door Merire-Merineith uit de late Achtiende Dynastie dat van Horus Sa zou kunnen zijn.


      Peter Kaplony 14 dacht de Horus naam van Oeneg te moeten zien in de Oengsechemoei op de recto zijde van het Caпro fragment 1 van de Annalen op lijn 4,9, boven de ruimte van het derde jaar. Dit zou het probleem oplossen en SA zou dan elders moeten geplaatst worden. Terzelfdertijd zou dit betekenen, daar de naam zich boven de ruimte die het derde jaar aanduidt bevindt, dat de regering van Oeneg niet langer dan 10 tot 12 jaar zou hebben geduurd maar dat ze evenmin zeer kort van duur kan geweest zijn want in het geval van een regering van 5 jaar of zminder zou de naam entitel reeds boven het eerste jaar moeten aanvatten om genoeg plaats te bieden aan de volledige titulatuur.15


      Voor de vollediheid vermelden we nog een andere hypothese van Kaplony omtrent de identiteit van Horus Sa 16. Namelijk dat Sa, de Horus naam zou zijn van de koning met de nesoet-biti Oer-Za-Chnoem 17, Djoser's vader en voorganger na een interregnum van 2 jaar en d 23 dagen. Sa zou dan een koning vande Derde Dynastie zijn.


      Als laatste opmerking nog dit: het is absoluut uitgesloten dat de Horus namen van Horus Vogel(die onmiddellijk na Qa'a moet komen) en nog minder Horus Ba of Swelim ( die bij de Derde Dynastie hoort) zouden worden in verband gebracht met Oeneg, Sened, Noebnefer of Neferkaseker.


    OBJECTEN VAN DEZE KONING

    Gegraveerde inscripties op vazen uit Noord Sakkara





    1. Vazen uit mastaba S3014:

      Het niet gepubliceerde graf S3014 te Sakkara18 ligt ergens in het centrale mastaba veld waar latere graven uit de Tweede en Derde Dynastie zoals S3012, 3009 19 in overvloed aanwezig zijn. Het ligt ongeveer 75 m ten zuidwesten van het graf van Hesire (S2405)20.De naam van de eigenaar is onbekend.


      Deze inscriptie werd niet gepubliceerd21 maar is zo gelijkvormig met een inscriptie van Ni-Netjer22dat men zich de vraag kan stellen of we hier niet opnieuw te doen hebben met een koning die een vaas van een voorganger liet herbewerken23


      Een andere stenen vaas uit deze tombe vermeldt de twee beschermgodinneen van Neder- en Opper-Egypte24, Oeadjet en Nechbet, zodat men zich kan afvragen of Oeneg toch niet over deze twee streken regeerde misschien alleen in het begin van zijn regering.


      F.Rafaele vermeldt zonder meer te specifiлren nog een derde inscriptie uit dit graf.


      Daarnaast dient men nog aan te stippen dat de tekening van een van de vazen in 1961 gepubliceerd door Lacau-Lauer,25 niet overeenkomt met deze die rond dezelfde tijd gepubliceerd werd door P. Kaplony 26 die een schets gebruikte die hem werd overhandigd door W.S. Smith27. Of is dit een andere inscriptie op dan een vierde vaas uit graf S3014?


      In de tekening van Kaplony (1) bevindt zich de t juist onder het nesoe teken, bij Lauer bevindt het zich meer naar links. (2) de bloesem van het oeng teken is eerder driehoekig dan ovaal gepunt. (3) de twee nebti tekens rechts zijn iets hoger gepositioneerd en niet kleiner van fromaat dan deze van de koningsnaam links (4) de nebti mandjes in de rechterkolom zijn verbonden met met de jz en de hoet tekens waarop ze geschreven zijn, waar ze dat bij Lacau-Lauer niet het geval is en waar het hoet teken ook twee Chekeroe's bezit; (5) de orientatie en orthografie van jz en hoet zijn volledig verschillend in de twee tekeningen (6) Oeadjet's mandje in de koningsnaam is getekend met twee lijnen erin waar bij Lacau-Lauer geen lijnen te zien zijn. Het kan bijna niet anders dan om een vierde vaas gaan ofwel moeten we veronderstellen dat W.S. Smith de schets zeer snel of uit het hoofd heeft gemaakt.


    2. Vazen uit het Djoser complex:

      De naam van Oeneg (nebti-nesoet-biti naam) komt voor op twaalf ( 7 volgens F. Raffaele)28 stenen vazen uit dit complex.29 Men dient er de nadruk op te leggen dat deze 7 inscripties "auf Rasur"30 gemaakt werden evenals deze van Qa'a, Hetepsechemoei, Nebra en Ni-Netjer en dat deze best nogmaals van nabij dienen te worden onderzocht en dat er nieuwere fotografische opnamen nodig zijn dan de foto's en tekeningen aanwezig in oudere publicaties31


    3. Vaas van onbekende oorsprong32

    Inscripties in inkt

    Andere stenen vazen met ditmaal inscripties in inkt en die gedateerd werden tijdens de regering van Ni-Netjer vermelden een Oer Maaoe Oe-adjnes of Oe-adsjen (wr mAAw waDns) die volgens Helck de volgende opvolger van Ni-Netjer zou kunnen zijn.


    HET GRAF VAN OENEG

    Het graf van deze koning werd nog niet gevonden. Het zou kunnen dat het zoals de graven van de eerdere koningen uit de Tweede Dynastie een reeks ondergrondse gallerijen bevat en kan zich dan mogelijks in het noordwesten onder het Noordelijke Plein van het Djoser complex bevinden. Een andere mogelijk is dat er ten zuiden van de gallerij-graven van Hetepsechemoei en Ni-Netjer nog koninklijke graven uit de Tweede Dynastie zouden bevinden, wat meteen zou verklaren waarom de afsluiting van Sechemchet trappenpyramide zich iets meer naar het westen bevindt. Beide areas zijn echter momenteel nog niet obderzocht en helaas werd de area ten oosten van Sechemchets trappenpyramide gedeeltelijk ontmanteld voor de aanleg van de pyramide en de verhoogde weg van Oenas


    Daarnaast werd nog en ander gebied voorgesteld n.m.l.het noorwestelijk deel van de begraafplaast uit het Nieuwe Rijk ten zuiden van het Djoser complex ergens rond de tombe van Horemheb.


    We herhalen nogmaals dat het graf van Merineith-Merire, hogepriester van Aton te Memfis en Achetaton tijdens de regering van Achnaton volgens de onderzoekers10 een hergebruikt graf is waarschijnlijk uit de periode van Oeneg en Sened en mogelijks zelfs het graf van ййn van beiden waarbij de voorkeur zou uitgaan naar Sened.





    Voor voetnoten en kleine tekst gebruik het vergrootglas aan 150 en 200 % boven in de linkerkolom





    Voetnoten:
    1. Barta, " Die Chronologie des 1. bis 5. Dynastie nach angaben des rekonstruierten Annalenstens' in Z.Д.S. 108, 1981 p. 11 ff en p. 19.
    2. Grdseloff "Notes d'йpigraphie archaпque" 1944 ASAE 44 p.288-291.
    3. Kaplony, "Inschriften der дgyptischen Frьhzeit" 1963, vol I p.638; Helck** 1987 p.103;-- Lacau an Lauer, "La Pyramide а Degrйs IV. Inscriptions Gravйes sur le Vases", 1959 Caпro, IFAO PDIV.1 n.101-107, PD IV.2 p. 50-53, PD V pl.11.
    4. T.Wilkinson, "Early Dynastic Egypt", 1999 p. 87. geeft de naam van Oenag zoals hij afgebeeld is op een inscriptie naar tekening in Lacau en Lauer, 1959 (cfr infra) plaat V.4.
    5. § 607d, 952 'want ik ben Oeneg, zoon van Ra, die de hemel ondersteunt, die de aarde geleidt en over de goden oordeelt' Faulkner A.E.P.T. p.164) in connectie met de God Ra (cfr. ook P. Kaplony in K.B.I.A.F. p.204 n.340).
    6. Wildung, "Die Rolle дgyptischer Kцnige im Bewusstsein ihrer Nachwelt" 1969, Berlin: Bruno Hessling.MДS 17;- W.Helck "Die Datierung der Gefдssaufschriften der Djoserpyramide" 1979 in ZДS 106, p. 131.
    7. in Orientalia 35 p.22.
    8. W. Helck "Thinitenzeit", p. 103;
    9. Hrw Z3 (Heroe Sa); Lacau Lauer op.cit PD V pl.6-7
    10. Horus Za/Sa heeft zeker niets te maken met Sa-nacht van de Derde Dynastie. Helck Z.A.S.106 p.129 ff.
    11. F.Raffaele, website, onder Wneg
    12. T. Von der Way, Zur Datierung des "Labyrinth-Gebaudes" auf dem Tell el-Fara'in (Boeto), in: GM 157, 1997, 107-111.
    13. J. van Wetering, The Royal Cemetery of the Early Dynastic Period at Saqqara and the Second Dynasty Royal Tombs, in: 'Proceedings of the Krakow Conference 2002); F.Raffaele, website onder Wneg.
    14. in 'Steingefasse...' 1968 p. 67 n.135; Excursus I and II.
    15. Wel is het zo dat we niet weten hoe op de Annalen de koningstitel en de naam van de moeder van de koning zouden aangebracht zijn als de koning slechts 1 of 2 jaar regeerde, een periode die de kort is om de volledige titulatuur in de beschikbare ruimte aan te brengen. Dit alles is moeilijk verifiлerbaar daar het Caпro 1 fragment in het museum met de recto zijde naar boven ligt en een goede foto niet beschikbaar is.F.Raffaele wensite onder Wneg
    16. Kaplony I.A.F. p. 380, 468, 611.
    17. Kaplony, R.A.R. I, 1977 p. 146-155.
    18. F.Rafaelle. website Wneg, note: De ligging van graf S3014 kan mogelijks onmiddellijk ten oosten van S3019, in de groep graven ten westen van het graf van Hesire, gelocaliseerd worden. Dit wordt ondermeer gesteund door Helck Z.A.S. 106 p. 12 ofwel en misschien nog waarschijnklijker tussen S3010 en S3020 (zoals door Reisner wordt aangenomen (in Tomb Development, 1936, p. 385 and 386 "group c", grotendeels uit de derde Dynastie).Hoe dan ook S3014, ogenschijnlijk niet meer dan een put, is te zien op fig. 97 van Encyclopedia of the Archaeology ...1999 p. 701, door K.Bard, op zo een 100 m. ten westen van S2302, dat toebehoort aan Ruaben een ambetenaar van Ni-Netjer (artikel geschreven door A. Tavares). We weten echter dat op zijn minst in ййn geval een identiek nummer S3518 aan twee verschillende graven werd toegekend en dat anderzijds het nummer 3512 nooit aan een graf werd toegewezen. Ik (Raffaele) denk dus dat S3014 op Anna Tavares' plan ofwel een vergissing ofwel een duplicatie van nummer is. S3014 wordt nergens op een plan van N. Sakkara tenzij op dit van Tavares gespot. (Zie ook A.J. Spencer, Orientalia 43, 1974 figure inset, G.T. Martin, JEA 60, 1974 (my 3014 / pencil E of 3019) en andere kaarten van Noord-Sakkara.
    19. met inscripties van Chnoemhotep, Lacau en Lauer op.cit. PD V, 5 fig. 10-11
    20. Zie hiervoor pl. 18 in Emery J.E.A. 56, 1970; alsook W.Helck in Lex. Ag.V,1985 p.399 ; Quibell 'Archaic mastabas' 1932 pl. I,II; Mariette 1889.
    21. Sakkara, 1930-31 onderzoek door C.B. Firth; 3 inscripties);--Lacau en Lauer, op.cit. IV. p 16 n.2.
    22. Lacau en Lauer, op.cit. n68.
    23. W.Helck,1979 op.cit. p. 124.
    24. 6. P.Kaplony "Bemerkungen zu einigen Steingefдsse mit archaischen Kцnigsnamen", 1965 MDAIK 20: p.7 fig 6 & 8, p.16 n 6; --W.Helck op.cit. p. 131.
    25. J. Kahl (1994) geeft 14 "Quellen" of bronnen voor Oeneg voor een totaal van 11 objecten (drie hiervan Quellen 2856-58, zijn stenen vazen met de gegraveerde nesoet-biti/nebti namen van graf S3014 in Lacau-Lauer, PD IV.2, 53; drie andere, 2859-61, zijn inkt inscripties van nummers/maten op dezelfde drie vazen. Lacau en Lauer, PD IV.2, 50 noemen zeven vazen uit de Trappenpyramide (allen op platen gereproduceerd) maar enkel lijnen verder lezen we dat het twaalf vazen zijn en het is naar dit laatste aantal, dat verkeerd moet zijn, waarnaar T. Wilkinson in "Early Dynastic Egypt", 1999, p. 88 refereert. 26. Lacau-Lauer, op. cit., fig. 5b.
    27. P. Kaplony, ZAS 88, 1962, nr. 6.
    28. 6a3. P.Kaplony, op. cit., 16.
    29. Lacau en Lauer, op. cit. p.19, n.105, p.20 n. 101-107.
    30. Lacau en Lauer op.cit. PD IV.1 platen 19-20 en Helck, in: ZAS 106.
    31. Lacau-Lauer,op. cit. PD IV 2, 31, n. 3.
    32. Kaplony, BK 1973, nr. 27.

    31-01-2007 om 00:00 geschreven door ramsesje


    >> Reageer (0)
    28-01-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Werkwoorden

    De werkwoorden

    Men onderscheidt verschillende klassen van werkwoorden in het Egyptisch. Maar laten we eerst het volgende zeggen: verschillende grammaticale begrippen in het Egyptisch komen niet overeen met de inhoud zoals wij die er aangeven. Een voorbeeld:

    Wanneer wij spreken over de infinitief (de onbepaalde wijs) in het Egyptisch van b.v. "horen" heeft dit niet dezelfde betekenis als bij ons. De infinitief van een Egyptisch werkwoord kan bijna worden gelijkgesteld met een zelfstandig naamwoord (substantief) n.m.l. "het horen" of "een horen". In dit opzicht wordt de infinitief vaak gebruikt als toelichting bij een afbeelding a.h.w. de benoeming of ondertiteling van de momentopname van de afbeelding. Zie onderstaande afbeelding. Het binden ( snoeren) van een boot = spt smH (de boot is een determinatief) het teken ervoor lezen we als mH en de rest zijn éénlettertekens). In dezelfde betekenis kan het ook staan als inleiding van een hoofdstuk of als spreuk. Er zijn nog vele andere mogelijkheden maar we zullen ons in het begin op deze toeleggen.

    HOE VORMT MEN DE INFINITIEF

    Wel dat zal afhangen van de klasse van het werkwoord. We zullen niet ingaan op alle klassen van werkwoorden maar in hoofdzaak vier klassen onderscheiden.

    • 1.De sterke werkwoorden met een stam bestaande uit twee of drie medeklinkers zoals dD (djed) spreken, sDm (sedjem) horen.Deze stam verandert over het algemeen niet in de infinitief en blijft dus sDm het horen

    • 2.De dubbelende werkwoorden met een stam die eindigt op een dubbele medeklinker zoals mAA (maä) zien. Houden in de infinitief hun dubbele eindmedeklinker ( in andere vormen echter zullen ze hem verliezen). Dus mAA het zien

    • 3.De zwakke werkwoorden die eindigen op een zwakke medeklinker i of w. Het moeilijke nu juist is dat deze i vaak niet geschreven wordt dit wordt aangegeven door in de transliteratie de i tussen haakjes te zetten. Enkel voorbelden zijn mr(i) (meri) liefhebben, Hsi (hesi) prijzen, in(i) (ini) gaan, iw(i) (i-oeï) vertrekken en iii (iïï) aankomen. Deze werkwoorden krijgen een t bij de stam. Mr(i).t ook mr.t geschreven in transliteratie. Hs.t, in.t, iw.t, ii.t.

      Deze t is hier een specifieke uitgang van de infinitief van deze werkwoorden en dus geen vrouwelijke uitgang t want iedere infinitief als zelfstandignaamwoord gebruikt is mannelijk.

    • 4.Het extra zwakke werkwoord (r)di (redi) geven. Het werkwoord is zwak en zou dus (r)d(i) moeten geschreven worden dit is niet echt exact want het teken met de arm en het brood of het brood staat voor "di" De r tussen haakjes aan het begin van het woord betekent dat de r soms ook niet geschreven wordt ( zie infra). Ook hier neemt de infinitief een t dus rdi.t of di.t

    28-01-2007 om 23:12 geschreven door ramsesje


    >> Reageer (0)
    21-01-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

     

    In Noord-Sakkara bevinden zich vijf graven van edelen met inhoud daterend uit de tijd van Ni-Netjer

    Een relatieve datering werd opgesteld door Helck1.De opzichter van de beeldhouwers (medjh gnoetioe) Roeaben behoort tot het eerste gedeelte van de regering van Ni-netjer, opgevolgd door Nihptiptah en in het laatste gedeelte van de regering door Khnoemneferhotep (Nfr-htp-Khnemoe) en Khnoemenii (Ii-en-Khnemoe).1

    1. S 2171 (Sect. E1)І

      Hierin een zegelafdruk met Ni-Nether Horus naam, Grgt Nechbet (de naam van een stad), wijngaarden, een staande anthropomorf (=op een mens gelijkende) beeld van een godin met een anch teken en een wadj scepter, daarnaast ook 'Hoet-[Hor]-wa-Pe' wat de naam is van een koninklijk domein en de per dsjr (heilige huis) van dit domeinі.

      Dit graf bevindt zich onmiddellijk aan de westerzijde van het iets kleinere S2185, bij de oostelijke helling. Evenals dit laatste werd het gebouwd onder de regering van Djer's in de Eerste Dynastie. Maar ten tijde van Ni-Netjer werd S 2171 herbouwd voor een onbekende beamte van Ninetjer.

      DE bovenbouw bestaat uit een uit moddersteen (tichelsteen)opgebouwde mastabamet twee nissen in de oostelijke gevel, waarvan de zuidelijke meer complex is en een speciaal grondplan volgt.4 The superstructure of this tomb is a mudbrick mastaba with two niches on the east facade, the southern more complex and with a particular plan ; the tomb lacks the outer thick mudbrick wall that usually surrounds the other contemporary mastabas.

      Het ondergronds gedeelte is gedeeltelijk uitgegraven in de zandsteen die op deze plaats van het plateau de kalksteen bedekt. De trap verloopt rechtlijnig zoals bij sommige graven uit de Eerste en Derde Dynastie, van noord naar zuid om na een tiental meter het valhekken te bereiken. Een paar meter voor dit hekken bevinden zich vier kleine stapelruimten (twee aan de west- en twee aan de oostzijde). In de hoofdgang vinden we op enige afstand van elkaar nog een dergelijk twee koppel van opslagkamers. Na een korte afstand verbreeedt de gang omdan op het einde een kamer te vormen met twee stapelplaatsen aan de oostzijde een ruw gegraven aanhangsel in het zuiden en de begraafkamer in het westen.

      1.Helck Z.A.S. 106, 1979 p.120-132.; Kaplony I.A.F. I. 2.Quibell 'Archaic Mastabas' 1923 p.30 pl.XVII,3 ; P.M. Top. Bibl. 'Memphis' 1974 p.436; Kaplony I.A.F. III,748) 3.Kaplony I.A.F. I p.151-3) 4.Vandier 'Manuel d' Archaeologie Egyptienne' I p. 695-6, fig. 457 n.132 en 663 voor het ondergrondse)
    2. S 2302 sectoren G2-F21

      Het graf hoort toe aan Roe-aben (of Ni-roe-ab)2 . Het is een van de grootste private mastabagraven van de archaпsche begraafplaats van Noord-Sakkara. We vinden er acht inscripties met de namen Ni-netjer en Roe-aben, daarnaast ook de titel Hrp-nebi en het koninklijke domein 'Hoet sentjer netjeroe'; en een vaas uit gemarbreerde kalksteenІ draagt de titel Roeaben '[Medjeh]? -Qestioe of Gnoetioe)--Opzichter van de beeldhouwers4

      Dit zeer groot graf S2302 ligt ongeveer 100 m ten westen van de rotswand en 80 m zuidoostwaarts van Hesira's graf S2405; onmiddellijk ten oosten ervan vindt men ander mastaba's uit de Tweede en Derde Dynastie en een tachtigtal meters naar het zuidoosten toe ligt S2171.

      Beschrijving van het graf:5
      De bovenstructuur (58 x 32,64 m) gebouwd van moddersteen en gevuld met een zeer compacte zwarte klei. Een buitenmuur over de ganse omtrek van de mastaba laat alleen een nauwe gang tussen de binnemuur en de mastaba over. Zowel binnen en buitengevel van deze muur zijn vlak op twee nissen aan de oostzijde na. De ene bij de noordelijke hoek en een andere, meer complex van vorm, bij de zuidelijke hoek. Deze nissen (kapellen) zijn ook in de binnenste gevel aanwezig 6(zie de figuur hieronder).

      Het ondergrondse deel is van het Reisner Type IV A 7 (1): de trap die naar beneden leidt begint een zestal meter binnen de muur en is zoals de rest van de onderbouw volledig in de kalksteenrots uitgehouwen. Na ongeveer 10 meter bereikt de trap de noordelijke en westelijke kamers en naar het zuiden toe na opnieuw een korte trap een grote steen die de weg blokeert zoals een valhek,en toegang geeft tot een gang die verder zuidwaarts verloopt. Na twee stapelkamers (ййn aan elke zijde) bereikt deze gang een andere valsteen waarachter zich opnieuw voorradkamers bevinden aan twee aan elke zijde van de gang. Dan de laatste valsteen en enkele meter zuidwaarts ervan gaat de gang verbreden en drie opslagplaatsen monden daar aan de rechterkant ( d.i. de westelijke zijde) van de gang uit. Aan de oostzijde treft men eveneens drie kamers aan waarvan de meest zuidelijke in verbinding staat met de centrale kamer bij middel van een andere kamer. Tevens is deze zuidelijke kamer met de hoofdgang verbonden langs een smalle doorgang bij de ingang die communiceert met een complex van bad-en voorraadkamer en een latrine Deze laatste is immers ook toegankelijk via de hoofdgang. Op zich verbreedt de hoofdgang daar tot een echte centrale kamer waarin de drie meest zuidelijke kamers via een gemeenschappelijke gang uitmonden. Aan de westelijke zijde vinden we dan de begraafkamer met een ovale put, iets groter dan een meter, waarin de sarcofaag werd gezet. De kamers zijn 1,4 tot 1.8 m hoog.en vertonen sporen van deurstijlen en kalkbepleistering. Het complex latrine, wasplaats ( met een hol voor een waterkom in de grond, geplaatst in een soort niche gevormd door twee zuilen) vindt men nog al vrij veel terug in het zuidelijk of zuidoostelijk deel van de ondergrondse structuur van graven uit deze periode. Het is waaarschijnlijk eenafbeelding op kleiner schaal van de ruimtes voor dit doel bestemd het koninklijk paleis.7. Men vindt ze ook terug in het graf van Ni-Netjer en Hetepsechemoei.

      Plan van graf 2302 Het Oudste Egypte Emery p.80 aangepast
      1. Quibell loc.cit.; Kaplony I.A.F. I p. 151-3 ; II p.834-38; P.M. loc.cit.; Emery 'Het Oudste Egypte' 1963 p. 79-80-   2. Helck Z.A.S. 106, 1979  3. Kaplony I.A.F.S. p.(34 fig.1076) 4. Kahl S.A.H.1994 p.732-gnwty- and p.353-bronnen. 5. Vandier Manuel I p. 661; Emery loc.cit.; Quibell loc.cit.; alsook Helck L.A. V, 1984 p.387 en volgende. 6. Vandier 'Manuel' I p.695-6 en 7.idem p. 661-2 7. A.M. Roth JARCE 30, 1993, 40); 8.


    3. Graf S 2498 ,in sector H21

      Men kent vier inscripties uit deze mastaba het zijn alle zegelafdrukken. Eén ervan omvat alleen maar de naam van Ni-Netjer. De drie andere bestaan uit langere inscripties waarbij mogelijks ook de naam Nikara2 voorkomt. Het graf  bevindt zich een 150 m meer naar het noorden dan dit van Ruaben. Het is het kleinste van de vier hier besproken graven. Door een trap, die zoals gewoonlijk in de oost-west richting verloopt betreedt men het ondergrondse gedeelte. Na een valhekkensysteem komt men zo in de hoofdgang, die in feite een grote kamer is in noord-zuid richting en verder drie opslagplaatsen waarvan een aan de oosterzijde en twee aan de westelijke zijde, na een korte overgang, naar het zuiden toe, komt men in volledig naar het westen gerichte kamer die op haar uiteinde toegang verleent tot de begraafplaats

      1.Quibell op.cit. 44-5; P.M. op.cit. 440; Kahl op.cit. p.353; Kaplony I.A.F. I p.153; I.A.F. II p. 838/ 2.Kaplony I.A.F. II ,838 / 3.Vandier op. cit. p. 663.
      Uit te vergroten met vergrootglas op de zijstrook links
    4. Graf S 3009, in sector H31

      Dit graf dateert volgen sommigen2uit de Tweede Dynastie maar het is niet onmogelijk dat dit graf in werkelijkheid uit de Derde Dynastie zou stammen. Dit is trouwens de opinie van Helck3 en Reisner4. Het graf bevindt zich in de centrale begraafplaats (op ongeveer 60 m ten westen van de tombe van Hesira) in het centrum van een groep mastaba's uit de Tweede en Derde Dynastie. Men kent drie inscripties uit deze tombe. Op een stenen vaas komt de naam Ptahenhpti (Ni-hpti-Ptah) 5 voor naast de naam van Chnoemenii (Ii-n-Chnoem). Van dit laatste individu werden ook in graf S24296, daterend uit de Tweede Dynastie,inscripties gevonden op albasten vazen. Blijkbaar was het een man van standing en belang tijdens deze periode want zijn naam wordt nog teruggevonden op een toch belangrijk aantal vaten in het Djoser complex met betrekking tot het Heb-sed festival. Ook in graf S3009 vindt men inkt inscripties met zijn naam evenals op zegelafdrukken in Labyrinth van Boeto 7. Waarschijnlijk was hij het die een groot aantal vazen, afkomstig uit private graven van tijdens de Eerste Dynastie,  met naaminscripties van koningen uit deze dynastie verzamelde. Deze zouden dan later worden teruggevonden in de gallerijen VI-VII van het Djoser complex en in het graf van Sechemchet8.

      I. Regulski vindt in dit graf archeologische argumenten voor haar datering van de inkt inscripties van de stenen vazen afkomstig uit het Djoser complex . Haar datering van dit graf in een periode van de late Tweede Dynastie tot de vroege Derde Dynastie maakt van de hogergenoemde hoveling Chnoemenii een tijdgenoot van Chasechemoei. Hij zou dan waarschijnlijk gestorven tijdens de regering van Netjerichet Djoser of van Sechemchet.

      • 1.Kahl. op.cit. 353-4; Pyr.Deg. IV vol.1 pl. VI,8 ; id. V p.5 fig. 10,11/
      • 2.Pyr.Deg.V. p. 5/
      • 3. L.A. V,1984 p.399. Helck stelt trouwens in Z.A.S. 106 p. 12 dat graf S3009 zich in de omgeving van S3014(een graf uit de regering van Oeng) bevindt maar dit is waarschijnlijk onjuist daar dit laatste graf zich in werkelijkheid toch een hondertal meter ten westen van de zuidwesthoek van graf S2302 bevindt. /
      • 4.Tomb Dev. p.386 /
      • 5. Helck op.cit. 127/
      • 6. Gelegen op enkele meter ten zuidwesten van S2498 /
      • 7.GM 157, 107ff./
      • 8.Horus Sekhemkhet, 21, pl. 65
    5. Private graven te Gizeh en te Helwan

      In de zuidelijke begraafplaats te Gizeh werden door Petrie vijf verschillenden inscripties op 11 kruikzegels gevonden 1 Te Helwan was het Z. Saad die in graf 505 H4 er nog een paar andere vond. Bij geen van beide reeksen werd echter de naam van een hofbeambte vermeld maar op deze van Gizeh verschijnt wel de naam van het domein 'Hoet senter netjeroe' (tempel van de wierook der goden) en de Per-Desjer (Rode Huis) en Grgt Nekhbet. Bij de inscripties van Helwan vinden we een een domein in de oostelijke Deltaterug waarvan de naam niet bewaard is gebleven 2. (On the inscriptions from Saqqara, Giza and Helwan see

      • 1.Kaplony, IAF I, 151-3; id., IAF III, pl.124-5; Petrie, Gizeh and Rifeh, 1907, 7, pl. V
      • 2.Kaplony, IAF II, 838
      • Over de inscripties te Sakkara, Helwan en Gizeh raadplege men verder Kaplony, IAF I, 150-3; id., IAF II, 834-8; en voor het graf te Gizeh ook G.T. Martin, in: OrMonsp IX -Fs Lauer, 1997, 279-88 waar ook de kaart van Zuid-Gizeh door L. Covington's 1902-3 in gepubliceerd is.

      Samenvatting

      De regering van Ni-Netjer schijnt er een geweest te zijn van orde en stabiliteit. Daarvan getuigen de vele vondsten en inscripties ( ten minste indien ze binnen zijn regering dienen gedateerd te worden), zijn groot graf en de grote mastaba's van hofdignitarissen te Sakkara. Deze periode staat dan ook in sterk contrast met de hierop volgende periode die er een is van instabiliteit en wanorde.

    21-01-2007 om 00:00 geschreven door ramsesje


    >> Reageer (0)
    12-01-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Verder vervolg Ni-Netjer

     

    vervolg NI-NETJER

    Zegelafdrukken en het graf van Ni-netjer

    Zegelafdrukken werden gevonden in zes private graven en graf V te Oem el Qaab en het koningsgraf B te Sakkara. De private graven zijn de nummers 2171, 2302, 2498, 3009 te Sakkara, een graf te Gizeh en graf 505 H 4 te Helwan. De zegels van Ni-netjers graf te Sakkara werden niet gepubliceerd in het artikel van Hassan over het graf (A.S.A.E. 38, 1938, 521) maar enkele ervan kan men vinden in Munro (S.A.K. 10, 1983 p. 279). Bij het zegel uit tombe V te Oem el Qaab ( Chasechemoei) kan men alleen het teken Netjer lezen in de Horus naam met ernaast nog "Baoe Pe" en theoretisch zou het dus ook nog om Netjerihet ( Djoser) kunnen handelen.

    1. Het graf van Ni-Netjer in Sakkara (B)

      Het omvangrijk complex gallerijen, die de ondergrondse structuur van Ni-Netjer's graf vormen, werd ongeveer 40 jaar na het graf van Hetepsechemoei (A) ontdekt. S.B. Hassan die de afbeeldingen van de verhoogde weg van Oenas bestudeerde noteerde immers in enkele lijntjes aan het eind van zijn artikel (ASAE 38, 1938, 521) dat een ander graf een beetje gelijkend op graf A, ontdekt door A. Barsanti in 1900, zich op een kleine afstand naar het oosten toe onder deze weg bevond. De ingangstrap begint onder de mastaba afkomstig van vizier Nebkaoehor uit de Zesde Dynastie (circa 150 meter verwijderd van de de ingang van het graf van Hetepsechemoei). De gang loopt eerst rechtdoor met een paar valhekkens en buigt dan naar het westen om uit te monden in de eerste groep van magazijnen en nabijgelegen gallerijen van het zogenaamde voorvertrek. Drie hoofdgallerijen vormen de hoofdas van dit ondergrondse van waaruit lange gangen zich afsplitsen om een groot labyrint te vormen vooralleer uiteindelijk in het uiterste zuid-westen uit te monden in de begraafkamer, waarvan het plafond bezweken was gedeeltelijk door putten die er later in de Saïtische en Perzische periode boven waren uitgegraven en gedeeltelijk door de slechte kwaliteit van de rots in dit deel van de site (Dodson in KMT 7:2, 1996 p. 19 en volgende). Voor dezelfde reden bestaat het grondpplan niet uit mooie rechte gangen en vierkante kamers, zoals trouwens te zien op het plan dat alleen het noord-westelijk deel voorstelt en gepubliceerd werd in GM 63.

      Het onderzoek van deze gallerijen werd pas in 1980 hervat door Schotse en Duitse onderzoekers. Men nam aan dat de area die zij onderzochten ongeveer overeenkwam met deze van tombe A maar recente onderzoekingen zouden er op wijzen dat nog een verdere 5000 m² van Ni-Netjer's graf veruit het grootste zouden maken maar dit moet echter nog definitief uitgemaakt worden.

      In recente jaren heeft echter ook G. Dreyer zijn activiteiten verlegd van de Oemm el-Qaab, naar de koninklijke necropolis van Sakkara maar buiten enkele aanwijzingen in een lezing "Aufgaben und Forschungsschwerpunkte der Abteilung Kairo" voor de 175e verjaardag van het DAI op 11.11.2004 is tot hier toe nog niets hierover gepubliceerd1

      De bovenbouw werd in het begin van de negentiger jaren van vorige eeuw onderzocht. Het is bijna niet mogelijk dat zo een grote oppervlakte overdekt was met een mastaba uit moddersteen omdat hiervoor een zeer grote hoeveelheid matriaal zou nodig geweest zijn. Dr. Munro's team bracht argumenten aan om aan te nemen dat de area op zijn minst in twee delen op te splitsen was. De ene startend bij de eerste 20 meter m. in het noorden was bedekt met compacte klei (mogelijks vormde dit een open hof aan de noordelijke ingang). Na een opstap van een meter hoog, bedekt met metselwerk uit lokale kalksteen,  begon een tweede langere area, een groter terras waarop mogelijks een mastaba of een andere structuuer heeft gestaan. Dit zuidelijke deel was mogelijks door een verborgen en dus sacraal gedeelte verbonden met de overeenkomstige ondergondse sector, waar de begraafkamer en de model appartementen gelegen waren.

      Er werd geen spoor van een omheiningsmuur gevonden maar wel een 'droge gracht" (dry moat zoals Dr. N.Swelim hem noemde) uitgehakt in de rots van west naar oost verlopend, juist tussen de verhoogde weg van Oenas en de zuidelijke muur van Djoser's complex. Deze gracht kan waarschijnlijk in verband gebracht worden met de graven uit de Tweede Dynastie en zou dan aangelegd zijn door Ni-Netjer die aldus een ruimte schiep waarin de bovenbouw van het graf van Hetepsechemoei (zijn vader of grootvader? en inspirator van deze grafvorm) begrepen was om zo een impressionant monumentaal geheel te vormen.

      Indien dit juist is dan zou deze noordelijke area van het complex overeenkomen met het meer profane gedeelte van het ondergrondse (de opslagplaatsen). Het open hof zou dan kunnen bestemd geweest zijn voor ceremoniële doeleinden zoals de grote omheiningen te Abydos (Talbezirke') en deze van Sakkara met in het bijzonder deze van het Djosercomplex. Zo werden in het koninklijke graf de complemantaire functies verenigd, die vroeger beoefend werden in afzonderlijk monument. De opslitsing ervan kwam echter terug onder Peribsen en Chasechemoei te Abydos. Op eenzelfde manier werden ook de private graven nu ruimtes niet alleen bestemd voor de doden maar ook voor de levenden. De ideale weg die wordt afgelegd in een mastaba als deze van Hesira (S2405), waar de bezoeker naar de offerplaats geleid wordt langs een serie van begeleidende afbeeldingen op de muur kan vergeleken worden met de eigentijdse (maar dan complexer en groter), in - en beneden in-  het koninklijke monument van Djoser te Sakkara.

      Veranderingen in de religieuze praktijken maar ook meer practische factoren ( een graf dat frequent bezocht werd was veiliger voor rovers dan een eenzaam en alleenstaand graf) leidden tot het concept hoe een graf gebouwd diende te worden en wat er zich in moest bevinden.

      Opgemerkt moet nog worden dat de bovenbouw van graf B zou kunnen wijzen op een onverwachte vroege evolutie het koninklijk begrafenismonument; namelijk de vereniging van de rituele vertrekken en de begraafvertrekken (waarvan men dacht dat dit slechts onder Djoser had plaats gevonden), zou dus een precedent gevonden hebben in de koninklijke graven van de vroege Tweede Dynastie te Sakkara, gelegen op een boogscheut van het trappyramidecomplex van diezelfde Djoser.. Aan de andere kant kan niemand zeggen wat er zich allemaal onder dit laatste complex bevindt of bevonden heeft (structuren in verband met de graven van Hetepsechemoei, Ni-netjer en anderen ?)

      • 1.Zie ook J. Van Wetering: " The Royal Cemetery of the Early Dynastic Period at Saqqara and the Second Dynasty Royal Tombs", in: Hendrickx en al. eds., Egypt at its Origins, 2004, 1065f.].
      • 2.[cf. J. Van Wetering, op. cit., 2004; D. O'Connor, in: Pyramid Origins: a New Theory, in: E. Ehrenberg (ed.), Leaving No Stones Unturned. Essays ... in Honor of D.P. Hansen, 2002, 169-182; W. Kaiser, Zur unterirdischen Anlage der Djoserpyramide und ihrer entwicklungsgeschichtilichen Einordung, in: Grammer-Wallert, Helck (eds.), Gegengabe ...., 1992, 167-190; P. Munro, SAK 10; P. Munro et al., DE 26, 1993, 46-58].


      Vervolg :Over de afdrukken in private graven en datering

    12-01-2007 om 01:05 geschreven door ramsesje


    >> Reageer (0)
    06-01-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vervolg Ninetjer

    vervolg NI-NETJER

    Ninjeter's inscripties op fragmenten van stenen vazen

    1. Abydos

      Te Abydos werden twee inscripties gevonden : Eentje met de naam van het domein van Nebra 'Hoet-Ha-Sa' opnieuw beschreven door Ninetjer met "Iz i'a ra-neb Neswoet-biti Nebti Ninetjer" (Personeel van de dagelijkse reininging van Ninetjer.); op de ander staat de koning zijn nesoetbiti naam boven het teken van een boot. Beide komen uit de tombe van Peribsen (cfr. Petrie R.T. II pl. VIII, 12 and 13).

    2. Afkomst onbekend

      Zes stuks opgenoemd in het corpus van Kahl) : Kaplony 'Steingefasse' 39 (17) ; id. I.A.F. III, 862 ; id. M.D.A.I.K. 20 p. 26 n.50; id. I.A.F.Supp. 1074; id. K.B.I.A.F. 1137; Helck Z.A.S. 83 p. 94.

    3. Uit het pyramide complex van Sechemhet te Sakkara

      Een inscriptie aldaar (Goneim 1957 pl. 65 a) is mogelijks toe te schrijven aan een hofdignitaris van Ninetjer (de naam is echter niet bewaard) (Kahl corpus n.2822 en ook Goneim I , 21 tav. 25a ; Helck Z.A.S. 106 p. 125,130).

    4. Tell el Fara'in - Boeto

      Inscripties van een zekere Chnoemenii (Ij-n-Khnemoe) en Renoety werden gevonden te Boeto (P. Kaplony 'Archaische Siegel und Siegelabrollungen aus dem Delta...' in Van den Brink ed. The Nile Delta in Transition, 1992 p. 23-30; T. van der Way, 'Zur Datierung des "Labyrinth-Gebaudes" auf dem Tell el-Fara'in (Buto)' in G.M. 157, 1997 p.107-111).

    5. In Djosers (Horus Netjerihet) trappenpyramide te Sakkara.

      Deze site heeft sinds het eind van de twintigerjaren tot in de vijftiger jaren van vorige eeuw meer dan 20.000 fragmenten en honderden inscripties opgeleverd. (Gunn A.S.A.E.26 and 28 voor de twintiger jaren en Lacau-Lauer 'La Pyramide a Degrees' vol. IV, 1959- gebeitelde inscripties- en vol V, 1965-inscripties in inkt voor het vijfde decennium)

      Zij vormen een van de voornaamste bronnen om inzicht te krijgen in het functioneren van de administratie in het Vroege Tijdperk. Een uiterst nauwkeurige cataloog ervan (dynastieën 0 tot 3) vinden we in het corpus (=verzamel werk, cataloog) van Kahl 1994.De vazen van Ninetjer die in Sakkara gevonden werden zijn genummerd 2104 tot 2821. De ganse verzameling van Ninetjer bestrijkt de nummers 2097 tot 2848. Van de 717 gevonden in de trappenpyramide zijn er maar 20 die de naam van de koning dragen de andere 700 werden door Helck aan zijn regering toegeschreven (Z.A.S. 106, 1979 p.120-32 expec. p.130).

      Maar in ambitieus project, dat van start ging in 2002, om alle voorwerpen uit de koninklijke graven van de eerste dynastieën te Abydos, die bewaard worden in het Koninklijk Museum van Kunst en Geschiedenis te Brussel opnieuw te bestuderen werden door de ploeg van Hendrickx heel wat nieuwe bevindingen gedaan (Hendrickx, Van Winkel, Bull. MRAH, 64, 1993, 5-38; Hendrickx, Bielen, De Paepe, in: MDAIK 57, 2001, 73-108; S. Bielen, niet gepubliceerde MA thesis. S. Bielen, in: S. Hendrickx et al. (eds.), Egypt at its Origins, 2004, 621-635).

      In het bijzonder gaat de aandacht naar het werk van Ilona Regulski, die data verzamelt voor haar doctoraatsthesis over Palaeografie (dit is een hulpwetenschap van de geschiedschrijving die zich bezig houdt met het bestuderen en ontcijferen van oude handschriften en archiefstukken) van het Vroeg Egyptisch schrift van Nagada IID-IIID tot Netjerichet-Djoser. In een recent artikel (2006) "Inkt inscripties van de Tweede Dynastie uit Sakkara (in: S. Hendrickx et al. (eds.), Egypt at its Origins, 2004, 949-970) stelt zij dat de grote massa van de stenen vazen, ook die afkomstig van het Vroeg-Dynastisch kerkhof te Sakkara en het trappenpyramide complex aldaar, origineel van Abydos afkomstig zouden zijn. Verder stelt zij nieuwe regels voor om de uit Sakkara afkomstige met inkt beschreven vazen te dateren. Voornamelijk deze afkomstig uit het de oostelijke gallerijen VI-VII van het TPC van Netjerichet/Djoser zou ze eerder tijdens de regering van Chasechemoei situeren dan tijdens deze van Ninetjer zoals eerder werd aangenomen door de studie van Helck We komen hier later nog op terug.

      Het is onmogelijk om hier zelfs in algemene trekken een overzicht te geven over de verschillende aspecten van dit corpus. Het volstaat om te zeggen dat veel administratieve titels, topografische namen, domeinen, en namen van hofdignitarissen (Chnoemneferhotep, Chnoemenii), van enkel obscure koningen en verder namen van paleizen, goden en feesten genoemd worden. Deze kunnen min of meer geordend worden in een chronologisch raamwerk door paleografie en door het herhaald voorkomen van de namen van enkele stichtingen en domeinen. Het talrijk voorkomen van deze laatste tijdens de regering van Ninetjer getuigt van een uitzonderlijke graad van welvaart en een strikt georganiseerde staatsbureaucratie. Iets wat beter te vergelijken valt met de regeringen van Den en Qa'a dan met deze van zijn onmiddellijke voorgangers.

      Eigenaardig genoeg vinden we nergens een vermelding van het Heb-sed jubileumfeest dat hij toch minstens éénmaal moeten hebben gevierd. Maar sommige van de inkt-inscripties, die door Helck in het tweede deel van zijn regering werden gedateerd ( onder ambtenaar Chnoemenii) vermelden wel een Heb-sed feest alhoewel dit nergens direct verbonden is met de naam van de koning.(Pyr.Deg. V n. 273,4; cfr. Helck op.cit. p. 128).

      Verschillende van deze vazen, meestal daterend uit de Eerste Dynastie, zouden door Ninetjer aan sommige hoge ambtenaren zijn geschonken als koninklijke gift. Enkele van deze vazen dragen dan ook in inkt aan de binnenzijde van de vaas inscripties van deze ambtenaren terwijl er aan de buitenzijde inscripties uit de Eerste Dynastie zijn ingegraveerd.(PD IV 22, 30, 41, 97).

      De vrij ingewikkelde geschiedenis van deze vazen, ontdekt in het trappyramidecomplex van Djoser (Pyr.Deg. IV-voor de gegraveerde koningsnamen en Pyr. Deg. V - voor de inkt inscripties van private personen)werd gereconstrueerd door Helck 1979 in het van hem afkomstig en hogerop aangehaalde artikel (ZAS 106, 120ff.). Hij veronderstelt dat er op zijn minst drie groepen van vazen dienen te worden onderscheiden: de eerste en grootste groep uitgemaakt door deze die door Ninetjer in de tweede helft van zijn regering werden bijeen verzameld en daarna door Peribsen en later nog door Chasechemoei, naar alle waarschijnlijkheid uit magazijnen van Ninetjer's tombe of uit de bovenbouw ervan, werden ontvreemd om tenslotte definitief te belanden in de oostelijke gallerijen onder het TPC (trappyramidecomplex) van Djoser of elders waar ze door hem werden geplaatst in het eerste deel van zijn regering

      De befaamde Heb-sed albasten vaas uit het TPC (Cairo Museum JdE 64872; Firth-Quibell, Step Pyr., 1935, 135, pl. 104) vertoont een deel van een bijna uitgewiste inscriptie in inkt die verwijst naar het vierde feest van Sokar (cfr. de Palermo Steen voor de vorige vier feesten). Op een ander vaas komt een beter bewaarde inscriptie voor met een jaar dat naar de Shemsoe Hor, de zeventiende census van het vee, een aanduiding van de Oeadj-Hor phyle en van de Inj-Setjet (cfr. Peribsen) verwijst. [Lacau-Lauer, Pyr. Deg. V, 274, fig. 153]. Alhoewel geen koningsnaam voorkomt schijnt alles er toch op te wijzen dat deze vaas aan Ninetjer toebehoorde. [A.M. Roth, Egyptian Phyles...1991, 223; D. Gould, in: Bickel-Loprieno (eds.) Aeg. Helvet. 17, 31]. Onder meer de phyle naam, de "jaarfeiten" en andere epigrafische en stylistische argumenten samen met de vorm van de vaas ( zeer gelijkend op de eenhorige albasten vaas met de naam van Hetepsechemwoei cfr. PD IV, nr. 50) lijken in die richting te wijzen .

      Vervolg ( zegelafdrukken en graf van deze koning ) binnenkort

    06-01-2007 om 00:00 geschreven door ramsesje


    >> Reageer (0)
    03-01-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vervolg van Farao Ninetjer (Tweede Dynastie)

    vervolg NI-NETJER



    OBJECTEN VAN DEZE KONING

    Het beeldje in de Michailidis collectie.

    Zoals hogerop reeds gezegd zou dit beeldje het eerste driedimensionaal portret zijn van een Egyptische farao, dat bewaard bleef en met zekerheid toe te wijzen is aan een specifieke koning omdat zijn naam er op voorkomt. Het ivoren beeldje van Narme, en delen van de houten beeldjes van Djer, Den Qa'a zijn ofwel zonder opschrift ofwel fragmentair odf de naam kan niet met zekerheid worden uitgemaakt zoals op de Min collossen of het beeldje uit het Mьnchener Museum.

    Het beeld behoort tot een van de belangrijkste private collecties van Vroeg-Dynastische voorwerpen "Georges Michailides'. Het werd door W.K. Simpson in 1956 (JEA 42, 44-49) gepubliceerd maar recnete opmerkingen door G. Dreyer (Elephantine VIII, 1986, 65, n. 164) hebben een schaduw van twijel geworpen over de authenticiteit ervan (Kahl, Das System, 1994, 12, n.9).

    Het beeldje heeft ee, basis van 8,8 x 4,8 cm en is 13.5 cm hoog. Het materiaal waaruit het gemaakt is werd door Simpson geïdentificeerd als een op albast gelijkende harde steen met een groen-gele schijn. Het oppervlak is gepolierd en de stat van bewaring behoorlijk goed.

    De koning zit op een troon waarop aan beide zijden de inscriptie 'Nesoetbiti Nebti Ninetjer' voorkomt. De troon maakt een bocht juist achter de top van de witte kroon. De koning draagt het lange Heb kleed, de witte kroon van Boven-Egypte en houdt in zijn handel de gesel en staf die in relief op de borst voorgesteld worden. Een lange bard eindigt juist boven de rechterhand. Het algemeen voorkomen doet denken aan de beelden van Chasechem in Caпro en Oxfor meer deze zijn toch verfijnder en meer gepolierd en hebben niet het plompe gezicht en de plompe voeten van het Ni-netjer beeldje. Het gelijkt inderdaad meer op het ivoren beeldje van Choefoe van Abydos en nog meer op het hoofd in rood kwartsiet van Huni-Choefoe in Brookly. De auteur van het artikel vernoemt ook de sterke gelijkenis in houding en kleding van het beeldje met een beeld van Menkaoehor (Ve dynastie) afkomstig uit Rahinah.

    Men kan niet besluiten dat het beeldje tijdens het Oude Rijk werd gemaakt of later als offerbeeldje voor deze koning daar men de algemene kenmerken van het beeldhouwwerk tijdens het Vroeg-Dynastisch tijdperk nog maar fragmentarisch en dus onvoldoende kent.

    Ninetjer en de Analen van de Palermo steen

    Palermo Steen - Recto, lijn 4 ( jaar 6-20 )

    Vijftien jaar van Ninetjer's regering zijn bewaard op deze ananeln uit de vijfde dynastie. Volgens de voorgestelde reconstructie wordt deze regering als volgt ingedeeld 5 jaar (die ontbreken ) aan de rechter kant van de steen van Palermo, 15 jaar die bewaard bleven zijn, daarnaast 15 of 16 jaar ( die ontbreken) aan de linkerzijde van de steen en tenslotte de laatste negen jaar die bewaard bleven (maar zeer zwakjes en nauwelijks leesbaar ) op het Caпro 1 fragment; in totaal dus ongeveer 45 jaar (cf. Barta, ZAS 108, 11-23; Helck, MDAIK 30, 31-5; Kaiser, ZAS 86, 39-61; voor recente vertalingen leze men T. Wilkinson, Royal Annals, 2000, 119-129; 204-206; A. Jimenez Serrano, La Piedra de Palermo, 2004, 43-48).

    Op de figuur ziet men het begin van het zesde jaar (half vergaan)Shemsoe Hor dit wil zeggen de volgelingen van Horus; [zesde (biлnnale) voorkomen van de telling (van het vee)]. Jaar 7 : Verschijning van de koning van Boven-Egypte; die de koor uitrekt voor de 'Hoet Heroe Ren' (gewoonlijk gelezen als [Ntr] r-n kan dit mogelijks ook verwijzen naar de 'Gouden Naam' in het bovenste register); de naam van het gebouw Hoet Renoe Ren werd door Helck beschouwd als deze van tombe B te Sakkara (oostelijke gallerijen). Jaar 8: Shemsoe Hor ; achtste census van het vee. Jaar 9 : Verschijning van de koning van Boven- en Benden-Egypt ; loop van de levende Apis (?) (Helck leest 'rondenloop van de Apis' (cfr. 'Thinitenzeit' 1987 p. 165); jaar 10: Shemsoe Hor ; vijfde voorkomen van de census. Jaar 11 : Verschijning van de koning van Benden-Egypte; Tweede festival van de Boot (van Sokar). Jaar 12 : Shemsoe Hor ; zesde census van het vee.

    Jaar 13 : eerste feest van 'Hor sba pet' (Horus de ster van de hemel) (of ook Eerste reis naar [het gebouw] 'Hor doea pet') ; stichting van de domeinen 'Shem Ra en Mehoet' (De zon is gekomen en de Noordelijke). Bepaalde geleerden (van Schafer in 1902 tot recent nog in Wilkinson's 'Early Dynastic Egypt, 85) hebben voorgesteld om het tweede deel te lezen als " de aanval van de steden...." maar alhoewel de schoffel hiлroglief 'mer' vaak gebruikt wordt in de betekenis van 'verwoestend' (cfr het Libisch palet) dan schijnt de rechthoekige omheining op de Palermo Steen meer te duiden op een relatie met een gebouw, een paleis of een begraenis domein. Een alternatief is echter dat het hier om versterkte (buitenlandse ?) steden gaat en dan is het natuurlijk verleidelijk dit in verband te brengen met het mogelijks bestaan van een burgeroorlog die in het midden van de Tweede Dynastie zouden plaatsgevonden kunnen hebben en naar waar de analen aldus zouden verwijzen volgens de tweede lezing (W.B. Emery, Archaic Egypt, 1961, 93).

    Maar er is ook een probleem wat betreft het eerste deel van dit jaar: Helck (op. cit., 66) leest het namelijk als een reis naar het begrafenis domein van de koning; het boot hiлroglief verschilt inderdaad met dit gebruikt als determinatief voor het Shemsoe Hor feest of andere ceremonieлn en dus zou het inderdaad kunnen beteken zeilen maar de naam van het begrafenis domein zou dan moeten omringd zijn met een rechthoekig teken, dat hier echter ontbreekt. Opmerking : in archaпsche inscripties worden de begrafenis domeineen -zoals Hor sba Het- geschrven binnen een circulair soms gekanteeld teken terwijl de koninklijke domeinen meestal binnen een eenvoudige rechthoek worden geschreven (T. Wilkinson op.cit.1999 hoofdstuk 4 fig. 4,1 en 4,2).

    Jaar 14: Shemsoe Hor; zevende teeling van het vee. Wetenswaardig is de hoogte van de overstroming van de Nijl in dit jaar: slechts een een voorarmlengte (en ook de volgende jaren blijft het gemiddelde peil zeer laag ); dit zou een aanknopingspunt kunnen opleveren om de aard van de problemen die de volgende koningen moesten trotseren te bepalen en mogelijks ook de oorzaak van de crisis in de staat.

    Jaar 15 :verschijning van de koning van Beneden-Egypte, Tweede race van de Apis stier. Jaar 16:Shemsoe Hor, achtste veetelling. Jaar 17: Verschijning van de koning van Neder-Egypte; derde viering van het festival van de Boot (Sokaris ? cfr. Kitchen-Gaballa in Orientalia 38 p. 13) ; Jaar 18 : Volgelingen van Horus; negende census; Jaar 19 : Verschijning van de koning van Beneden-Egypte; Offer voor de moeder van de koning; feest van de eeuwigheid (djet) (Helck cit. 166) ; de lezing 'Maa (n) Moet-Nesoet djet', die dan zou slaan op het overlijden van de koningin-moeder lijkt echter een meer logische lezing. Dit zou dan betekenen "De koningin-moeder ziet (kent of vervoegt) de eeuwigheid ". Helaas is het determinatief onder de djet groep niet dat van eeuwigheid maar dat van feest! J.D. Degreef meent dat Djet hier zou kunnen verband houden met papyrus [W.B. V, 511] en dat de zin zou slaan op het 'Snijden van de Papyrus', een later bekend Hathor-festival. Jaar 20 :Volgelingen van Horus; [Tiende telling van het vee].

    wordt vervolgd

    03-01-2007 om 01:44 geschreven door ramsesje


    >> Reageer (0)
    16-12-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het tweede kistje

    VOOR HEN DIE ONGEDULDIG WORDEN Deel 2

    Bekijken we nu het albasten kistje

    >


    De schrijfrichting is hier van links naar rechts in drie kolommmen van boven naar onder en dan een horizontale regel onderaan van links naar rechts. Er is een loepe links bovenaan het blog voor wie de tekens niet duidelijk mochten zijn

    1. We beginnen met het vlaggetje nTr=netjer of god
    2. Daarachter de luchtpijp-en-hart teken voor nfr= nefer = goed, mooi enz
    3. Daaronder het mandje nb=neb heer, meester
    4. Daaronder de twee streepjes met eronder de zandkorreltjes. Het tweemaal herhalen van het teken geeft aan dat het om een tweevoud gaat van het mannelijk woor ta=ta wat betekent land. Het mannelijk tweevoud heeft de uitgang wy=oei dus er staat ta.wy=taoei of twee landen. Dan volgt de cartouche.
    5. Er staat dus netjer nefer neb taoei of de god goed (van) twee landen. In goed Nederlands :(de) goede god (van de) twee landen. Dat de god netjer vooraan staat heeft twee redenen. Uit eerbied maar ook omdat netjer hier bijvoeglijk naamwoord is en dus achter het zelfstandig naamwoord staat.

    Nu de cartouche

    1. Daarin staat de zon ra=re of ra. Ze staat als godheid vooraan
    2. Dan de kever met de meervooudstreepjes. Enkelvoud is xpr=cheper. Meervoud is xpr.w =cheperoe=vormen, verschijningen,transformaties.
    3. Daaronder het mandje nb=neb=heer, meester

    Het geheel wordt dus niet gelezen als re-cheperoe-neb of cheperoe-neb-re zoals we zouden verwachten maar als neb-cheperoe-re wat betekent de heer van de verschijningen (vormen) van re. Het is de nesoebiti naam van deze koning.

    Hierop volgt

    1. De gans=sa=zoon
    2. Het teken re=re of de god Ra
    3. Neb=heer teken
    4. Het volgende teken is gevolgd van drie streepjes en dus een meervoud. Het teken zelf is een heuvel met een rijzende zon erachter en staat voor xA=cha als werkwoord xA'i betekent dit "verschijnen" de zon die verschijnt achter de heuvels. Maar hier staat het in de betekenis van het zelfstandig naamwoord kroon. Dit is een mannelijk woord dus meervoud met w=oe, waaruit dus xa.w=chaoe=kronen. Dus de zoon van Ra, heer van de kronen en dan volgt de cartouche die identiek is aan deze die we bij het vorige kistje beschreven en dus beduidt Toet anch Amon de heerser van Thebe (heqa Ioenoe sjema). Het is dus de Sa-ra-naam of eigennaam of geboortenaam van de farao Toet anch Amon (het levende beeld van Amon).

    De derde kolom is wat moeilijker opnieuw.

    1. We vinden allereerst het soe teken dat we verbinden met één van de twee t (broodje)-tekens onderaan het is een afkorting voor nesoet (nsw.t), wat de koning betekent. Uit eerbied voor de koning staat het weer vooraan.
    2. Dan het rieten mandje waarbij opnieuw een t hoort. Het is een twee letterteken n.m.l. Hm=hem gevolgd door de vrouwelijke t, Hm.t=hemet= de echtgenote.
    3. Daaronder staat een vogeltje het betekenis wr=oer=groot, de mond=r eronder is een fonetisch komplement. Met het vorige woord betekent het dus de grote echtgenote maar we missen hier de uitgang t bij oer. Grammaticaal moet het wr.t zijn want echtgenote is vrouwelijk en eindigt ook op een t. Maar we hebben reeds gezien dat grammaticale uitgangen nog al dikwijls eens moeten wijken voor plaatsbeperking. U zou ook een bovenstaande t kunnen lenen en zeggen dat de t bij nesoet is weggevallen. Dat kan ook. U ziet er zijn heel wat mogelijkheden om tot hetzelfde resultaat te komen. Het went op den duur wel! Net zoals men op de computer met de muis copy en paste aanklikt maar het evengoed met het toetsenbord kan doen door ctr-C of Ctr-V te drukken. Het geheel betekent dus de grote echtgenote van de koning wat de officiële titel was voor de eerste vrouw van de koning of de koningin.
    4. Dan vinden we haar naam in de cartouche. De vier eerste tekens lezen identiek aan deze van ToutanchAmon's eigennaam dus Imen anch
    5. dan vinden we nog het teken "s" en op de volgende rij het teken "n" . Dus imen-anch-s-n of wanneer imen die uit beleefdheid vooraan werd gezet op zijn plaats komt anch-s-n-imen of Anchesenamon, een dochter van de ketterse farao Achnaton.

    Zo, we zijn al aan de onderste regel toe. Hier moeten we wat pragmatisch worden want het zijn geijkte uitdrukkingen

    1. Anch=leven is het eerste teken
    2. het broodje op de tweede plaats staat voor het werkwoor (r')di=redi=geven in zijn vorm van "zij of weze gegeven"
    3. de groep aangevoerd door de slang en alle tekens eronder en de daarop volgende groep, lont-zon-lont, beduiden alle twee hetzelfde "eeuwigheid". Men zou het kunnen vertalen door "voor eeuwig en altijd". Maar Dt=djet de eerste groep heeft eerder een notie van plaats en wordt misschien beter vertaald door overal. Dit wordt trouwens aangegeven door de groep ta, (streepje, dat in feite een langgerekt ovaaltje zou moeten zijn, met de zandkorreltjes) dat hier niet als ta=land staat maar als determinatief voor alles wat met land en dus ruimte te maken heeft.  De tweede groep wordt nHH=nehehe gelezen. De n wordt niet geschreven en de zon is een determinatief dat nu eens, wat hoogst uitzonderlijk is,  in het midden staat maar duidt op een tijdsnotatie. Het geheel is dus te vertalen als "leven zij hem gegeven voor eeuwig(overal) en eewig ". Het eigenaardige nu is dat de zin hier afbreekt juist onder de cartouches van Toet anch Amon de rest van de zin behoort tot de cartouche van zijn vrouw Anchesenimen of Anchesenamon. Over deze naam kunnen we nog het volgend kwijt de s hoort als bezittelijk voornaamwoord bij anch dit wordt weergegeven als anch=s en betelkent dus haar leven. Anch=f betekent dan zijn leven. We komen hier nog wel op terug. Dus haar naam betekent "Haar leven (is) van(voor) Amon". De n betekent immers als voorzetsel: van, voor , aan.

    Hoe weten we dat nu dat dit deel van de zin bestemd is voor Anchesenamon. Wel het tweede teken achter de anch en het laatste teken is het teken "ti" ( het is de afbeelding van een stamper). Het is een teken dat als een grammaticaal einde kan beschouwd worden voor de derde persoon enkelvoud vrouwelijk dat men aan een werkwoord hangt om een wens uit te drukken. Maar gezien het vrouwelijk is kan het niet meer op Toetanchamon slaan. Het derde teken is het teken rnp (d.i. een palmtak ontdaan van zijn bladeren, werd gebruikt als kerfstok) het staat voor jong zijn. Dus de vertaling luidt moge zij leven moge zij jong blijven.

    De ganse zin luidt dan :De goede god, heer van twee landen Neb-cheroe re, de zoon van Ra, heer van de kronen, ToetanchAmon, moge hij leven voor eeuwig en eenwig en de grote vrouw van de koning Anchesenamon, moge zij leven, moge zij jong blijven. Een hele boterham om dus weinig meer te zeggen dan de namen van de koning en de koningin.

    16-12-2006 om 17:13 geschreven door ramsesje


    >> Reageer (0)
    06-12-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een beetje practijk

    VOOR HEN DIE ONGEDULDIG WORDEN

    Ik kan mij best voorstellen dat jullie wat ongeduldig worden en een beetje practijk zouden willen. We beginnen met een tweetal voorwerpen met inscripties uit het graf van .......Het zijn eenvoudige teksten.


    We beginnen met het eerste kistje. De bovenkant. Het kistje is ingelegd met ebbehout en ivoor. De leesrichting is van rechts naar links en boven naar onder. We ontmoeten achtereenvolgens :

    1. Een pluim die de letter i voorstelt
    2. het spelbord dat mn=men voorstelt
    3. het waterteken dat n betekent ( fonetisch complement bij men)
    4. samen dus imnn of dus imn=imen want de laatste n is een fonetisch complement en telt dus niet mee. Dit is de god die wij onder de naam Amon kennen.
    5. volgt een kwartelkuiken w=oe ingesloten tussen twee broodjes= t dus twt=toet. Dit betekent beeld, beeltenis, voorstelling
    6. dan volgt het Egyptisch kruis, of het sandaal-leertje (boot-strap) anX =anch wat betekent leven of levend.
    7. dan zien we de herderstaf die staat voor hkA of heka wat betekent heerser
    8. dan een kolom. Dit is een speciaal teken het is een afkorting voor Iwnw =Ioenoe of Heliopolis
    9. dan volgt niet het teken swt=soet (want als je goed kijkt zijn er bloeiende uiteinden aan de plant het is dus niet swt maar wel de heraldische plant Sma=sjema het embleem voor Opper-Egypte

    Er staat dus imen toet anch heka ioenoe sjema. Het kistje zelf heeft de vorm van een cartouche. Dus het is een koningsnaam. Imen toet anch doet wel vreselijk denken aan Toet anch Amon en inderdaad de godheid Imen is hier uit eerbied vooraan geplaatst. Het is dus Toet anch Imen of of het beeld levend Amon. Het bijvoeglijk naamwoord staat in het egyptisch achter het zelstandig naamwoord dus in onze taal het levend beeld Imen. Maar we weten ook dat de genitief in het Nederlands uitgedrukt door " van" in het Egyptisch kan geschreven worden met het watertekentje (letter n) maar ook door twee zelfstandige naamwoorden gewoon na elkaar te plaatsen. Wat hier het geval is voor Toet (en zijn bijvoeglijk naamwoord anch) en Imen. Dus we lezen Toetanch Amon of "( het) levend beeld (van) Amon. Het lidwoord "het" staat tussen haakjes want lidwoorden worden niet geschreven in het Egyptisch.

    hekA Ioenoe sjema zijn drie achter elkaar geschreven zelfstandige naamwoorden waarvan we de twee laatste als genetief beschouwen en dus vertalen als (de) heerser (van) Heliopolis (van) Opper-Egypte. Nu moet je weten dat met Heliopolis van Opper-Egypte de stad Thebe bedoeld werd. En de puzel is opgelost. Toet anch Amon ( het levende beeld van Amon), heerser van Thebe.

    Bekijken we nogmaals het "mn" teken. In zijn volledig uitgewerkte vorm en in zijn tradtionele vorm. Nu kunnen we ons inderdaad voorstellen dat het gaat om een bordspel. Het geeft ook een zeer karakteristiek effect weer van de Egyptische kunstregels. Men ziet het voorwerp van uit twee hoeken tegelijkertijd. Het spelbord van bovenaan met de de vierkantjes en de pionnen zijwaarts. Maar door de pionnen bovenop het spel te zetten wordt meteen aangegeven dat de pionnen op het bord horen. Perspectief was onbekend maar daar hadden de Egyptenaren het combinatie zicht voor uitgevonden.

    Over het tweede kistje later

    06-12-2006 om 13:16 geschreven door ramsesje


    >> Reageer (0)
    04-12-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Ninetjer

    NI-NETJER

    De regering van Ni-netjer was de langste (40-45 jaar) uit de tweede dynastie en samen met deze van Chasechemoei relatief goed gekend. Wat betreft het aantal gedocumenteerde bronnen is het zonder twijfel het hoogtepunt uit de eerste helft van deze dynastie

    Zijn dood werd gevolgd door een zeer obscure periode van ongeveer 20 tot 30 jaar tot de troonsbestijging van Chasechem(oei)

    Het materiaal van Ninetjer's regeringsperiode komt bijna uitsluitend uit Beneden-Egypte (Sakkara, maar ook van Gizeh en Helwan); Slechts enkele inscripties op fragmenten van stenen vazen, die zijn naam vermelden, zijn ons uit Opper-Egypte bekend (Abydos-Oemm el Qaab tombe P and V).

    De overgrote meerderheid van inscripties van Nineter zijn deze die in inkt werden aangebracht op de binnenkant van stenen vazen en fragmenten ervan van het complex van Djoser te Sakkara. Honderden ervan werden aan hem toegeschreven door interne criteria zoals wordt uitgelegd in het belangrijk artikel van W. Helck (ZAS 106, 1979, 120-132) wiens conclusies echter recent werden in twijfel getrokken door I. Regulski (zie verder). Koningsnamen vindt men nooit onder deze inscripties in inkt (uitgezonderd enkele tempel of graf namen zoalls Hoet-Ka......enz). Maar anderzijds was op een groot aantal vazen afkomstig van de zelfde site Nineters Horus naam op de buitenkant gegrift.

    Nineter's graf (B) werd in 1938 door S.Hassan gevonden te Sakkara. De ingang ligt ongeveer 150 m oostwaarts van het graf van Hetepsechemoei (A) in het gebied ten zuiden van het Djoser complex. Slechts een tiental jaar geleden werd het graf opnieuw grondig onderzocht. W. Helck (op. cit) stelde voor dat bijna het geheel van de duizenden stenen vazen afkomstig van de gallerijen van het Djoser complex origineel in (de bovenstructuur van ?) het graf van Ninetjer zouden geplaatst zijn om daarbna te verhuizen naar de locatie waar de archaeologen Firth, J.Quibell en J.P. Lauer ze ontdekten.

    De Palermo steen, brengt verslag uit van de een deel ( 15 jaar 6e tot 21e) van de regering van Ninetjer en vermeldt ook het begin van zijn titels. Zoals reeds vermeld is hij de derde vorst op de schouder van het Caïro beeldje CG1, na Hetepsechemoei en Nebra. Ternslotte vernoemen we nog een beeldje van Ninetjer. Het zou het eerste niet in stukken gebroken beeldje zijn van een identificeerbare Egyptische koning want zijn Horus naam werd erin gegrift. Recent echter heeft men de autheticiteit ervan betwist.

    DE KONINKLIJKE NAMEN

    Tot het verschijnen van het artikel van Grdseloff (ASAE 44, 1944, 187) die de lezing 'Ninetjer' intoduceerde werd de naam gelezen als Netjeren of Netjerimoe. De naam netjer of god staat hier uit eerbied voor de n en de naam dient dus gelezen als n-netjer. Zonder twijfel was hij de derde koning van de Tweede Dynastie (de tussenkoningen tussen de Tweede en de Eerste dynastie niet meegerekend) hij staat als immers derde op het Cairo beeldje CG1 dat uit de periode kort na zijn regering stamt.

    Bij Manetho vinden we de naam Binothris (althans in de versie volgens Africanus; Eusebius noemt hem Biophis) Bit sluit goed aan bij de naam Ba-Ninetjer of Baoe-netjerw uit de lijsten van het Nieuwe Rijk. Deze persoonlijke naam staat nochtans nergens vermeld in eigentijdse documenten waar Ninetjer zowel de Horus als de nesoebiti/nebti -schijnt te zijn.

    Op de Turijnse papyrus is de naam evident er staat netjer-r-n te lezen n-netjer de r is dan een fonetisch complement bij netjer.

    Ook de lijst van Abydos en deze van Sakkara leveren weinig moeilijkheden op. Het kleine teken voor de ram (Abydos) en de ba-vogel 'Sakkara) is een wierookptje met zijn rook. Het kan als determinatief staan achter het woord "sntr" voor wierook maar ook allenstaand voorkomen als ideogram en wierook betekenen. Met een ba vogel erachter als determinatief betekent het ba ( ziel) en met een ram erachter als determinatief eveneens ba maar nu met betekenis van ram. Abydos leest dan vlot ba-n-netjer en Sakkara ba-netjer-w. De r en t achter netjer (in feite neter) zijn dan fonetische complementen




    Er is echter heel wat meer inkt gevloeid over het gedeelte van de Palermo steen waar de koningstitels op vermeld staan. (D. Wildung 'Die Rolle', 42-43). Op zijn minst zijn er drie interpretaties voor deze korte serie hiлrogliefen. (Palermo Stone recto, lijn 4); Van rechts naar links lezen we : de horus naam N-ntjr dan een zittende farao, een bies met kleine scheuten die in latere tijden voor "n(e)ch(e)b" zal staan maar die wel gelijkenis vertoont met de "soet" plant uit nesoet of koning, dan een mond of de letter r, een golfje of de letter n en het teken voor goud n(e)boe. Dit wordt gevolgd door het begin van een afgebroken cartouche.

    1. De zittende koning kan opgevat worden als een determinatief bij de Horus naam. Dan volgt r(e)n (n) n(e)bw . R(e)n betekent doorgaans naam maar kan ook jong (van vee of antilopen) betekenen. Klassiek is de r(en) n n(e)boe de gouden Horus naam. Maar de gouden Horus naam is enkel bekend vanaf de vierde dynastie met mogelijks één uitzondering van Khaba uit de Derde Dynastie. Zou hier dan kunnen staan "zoon of jong van de Goudene" ( waarbij de Goudene dan de god Seth van Ombos is ?) In beide gevallen zou het dus een voorloper van de Gouden Horus naam kunnen zijn. Alleen wat staat het bloeiend riet daar dan te doen. Is het een vergissing voor de n(e)soet plant en betekent het aldus koning ? Of is het geen vergissing en betekent het "bloeiende".
    2. Het zogezegd determinatief van de zittende koning zou in feite betekenen "toet" dit is standbeeld, afbeelding, vorm " men zou dan de naam moeten lezen als "de bloeiende vorm (van de naam?) van de Goudene."
    3. "Rn (ny) N(e)bw" zou een naam zijn geplaatst tussen de Horus naam en de Nesoet-biti / Nebti cartouche.

    Het zou dus wel eens kunnen dat deze lijn een grote betekenis heeft voor de studie van de Gouden-Horus naam. Maar het is moeilijk om uit te maken of we achter achter de Horus naam met een volledige H(o)r N(e)bw Ren -of Gouden Horus naam te doen hebben of met de titel Ren (n) N(e)boe gevolgd door de ontbrekende naam in de cartouche. In het eerste geval zou de cartouche dan een derde naam bevatten die dan ofwel de nesoet)biti of de nebti naam of beide zou moeten zijn. Het zou wel eigenaardig zijn daar op de verso zijde van Palermo steen bij farao Oeserkaf het volgende staat Neswt-bity (Wsrkaf) iri.f m mnw.f ...met de N(e)soet biti titel buiten de cartouche zoals het traditioneel voorkomt . Nog een andere mogelijkheid is nog dat r+n dus wel degelijk naam zo betekenen en neboe de Gouden Naam wat dan de lezing "Gouden naam, Rn ' of "Gouden naam Naam zou opleveren. Hoe dan ok,de evolutie van de titulatuur is nog steeds slecht bekend, en zo zou eveneens de nebti naam ontstaan zijn achter het gebruik van deze samenstelling als een terugkerend infix van de nesoet-biti namen.

    We hebben ook al besproken dat in sommige documenten de nebti naam Ninetjer ook de nesoet-biti naam was.

      04-12-2006 om 00:00 geschreven door ramsesje


      >> Reageer (0)


      Inhoud blog
    1. Bewerking van stukje van 03/03/2006 over dynastie 0
    2. Anoebis02
    3. Horus valk
    4. neboe
    5. Horus ? Schorpioen een koning uit Dynastie 0
    6. Anoebis
    7. Laatste Updates
    8. Aker
    9. Lijst Farao's
    10. Samenvatting van de geschiedenis
    11. Amon
    12. Religie indeling
    13. Lijst van de goden
    14. Het Bestuur
    15. Cursus Hiërogliefen
    16. Geologische periodes van de aarde
    17. Paleo-, Proto-, Pre- en Neonijl
    18. Geografie
    19. Geschiedenis
    20. Eonijl
    21. Nijl_Quaternair
    22. Opvatting over geschiedenis
    23. De prehistorie
    24. MUMMIE VAN HATSJEPSOET GEÏDENTIFICEERD
    25. DE DYNASTIE WISSEL en de OVERGAN NAAR HET OUDE RIJK
    26. DE DERDE DYNASTIE
    27. GEURENDE STENEN
    28. SORRY
    29. en nog over stenen
    30. Nog enkele belangrijke technische woorden van de hongersnoodstèle
    31. Technische woorden van de Hongersnoodstéle.
    32. Pyramiden in beton ?
    33. Pyramiden in Beton ?
    34. OEFENING
    35. Offerformule Deel IV
    36. Pyramiden in beton !?! Deel 2
    37. Pyramiden uit gereaggregeerde steen ?
    38. DERDE DYNASTIE
    39. Chasechem /Chasechemoei
    40. Sechemib
    41. Peribsen (volledig)
    42. OFFERFORMULE DEEL III
    43. Woordenlijst
    44. WOORDENLIJST
    45. De offerformule
    46. Neferkaseker of Neferkasokar
    47. Neferkara
    48. Noebnefer
    49. BA
    50. OENEG
    51. Werkwoorden
    52. Verder vervolg Ni-Netjer
    53. Vervolg Ninetjer
    54. Vervolg van Farao Ninetjer (Tweede Dynastie)
    55. Het tweede kistje
    56. Een beetje practijk
    57. Ninetjer
    58. Meervoud en een Neb probleem
    59. NEBRA
    60. Tombe A (het graf van Hetepsechemoei ?
    61. Expeditie naar de bronnen van de nijl
    62. Transliteratie
    63. Lauer J.-P.
    64. Archeologische problemen
    65. TOEVOEGING
    66. kA
    67. Woordenlijst
    68. HERHALING
    69. INLEIDING TWEEDE DYNASTIE
    70. HORUS BA
    71. Horus Vogel en /of Horus Sekhet
    72. Qa'a, of Qa of Ka'a of Ka
    73. Horus Qa'a, laatste grote koning van de eerste dynastie
    74. Sedjemef
    75. Horus SEMERCHET
    76. Oplossinge oefening
    77. Horus Adjib
    78. Suffixen
    79. Horus DEN
    80. Laatste drieletter-tekens
    81. Tweede deel Drieletter-tekens
    82. HORUS DEN
    83. Wat GRAMMATICA (tegen de goesting maar nodig)
    84. Drieletter-tekens Deel 1
    85. Koningin Mer-Neith
    86. Transliteratie
    87. Horus Djet (Wadji- Oeadji)
    88. Oplossing van de opgave
    89. Mensoffers bij de farao's
    90. Bericht
    91. pa & ma, is niet vader & moeder
    92. Horus DJER II
    93. Gelukkig Nieuwjaar !
    94. De seizoenen
    95. Leren tellen
    96. Horus DJER en Uitwijding over de tijdrekening van de Egyptenaren2
    97. Horus DJER en Uitwijding over de tijdrekening vab de Egyptenaren
    98. LES HIEROGLIEFEN
    99. Horus AHA
    100. TWEELETTER-TEKENS
    101. MET VERLOF
    102. Wie was Menes ?
    103. OP ALGEMENE AANVRAAG
    104. Eikes, een spinnekop
    105. OOSTENDE
    106. Cursus deel
    107. Abydos
    108. Canon van Turijn
    109. Les 3
    110. De andere payrus van Turijn
    111. Les 2
    112. Bronnen 3
    113. Hiërogliefen Les 1
    114. Lijst abydos
    115. bronnen 1
    116. Wist Je ?
    117. HIEROGLIEFEN CURSUS ?
    118. Bronnen van de koningslijsten vb. Eerste Dynastie
    119. Eigennaam
    120. Troonnaam
    121. cartouche
    122. Gouden Horus
    123. Nebti naam
    124. Titulatuur van de farao
    125. Narmer palet
    126. DYNASTIE 0
    127. Peribsen

      E-mail mij

      Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


      Foto

      Gastenboek

      Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


      Blog als favoriet !



      Blog tegen de regels? Meld het ons!
      Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!