Toen Alessandro Barsanti begon aan de exploratie van de omgeving van het begrafenis complex en de pyramide van Oenas ( laaste koning van de vijfde dynastie en de eerste waar pyramide teksten werden bij gevonden) te Sakkara , stuitte hij op de ingang van een gallerij die onder de Pyramide van Oenas heenleidde en zich over heel wat meters uitstrekte, zich vertakkend in een honderdtal donkere en onzekere gangen, gedeeltelijk juist onder de pyramide en de begrafenistempel van Oenas gelegen.
De strucruur van graf A (toegeschreven aan Hotepsechemoei is beter bekend dan deze van graf B toegeschreven aan Ninetjer [*]. De labyrintvorm van graf A imiteert waarschijnlijk de gangen van de koninklijke verblijfplaats en geeft een interessant idee van de layout van een vroeg koninklijk paleis.
De lange afdalende trap begint zowat 20 meter n.n.o. van de noordostelijke hoek van de Oenas pyramide, juist nabij de afsluiting van het noordelijke hof van de tempel van Oenasj. Na ongeveer 25 meter zien we aan de westzijde van de trap een doorgang die naar een eerste verzameling stapelplaatsen leidt. Het is een oost-west verlopende gang aan wiens zuid- en noordzijden 14 lange kamers van gelijke grootte uitmonden. Een dergelijke set van stapelplaatsen vinden we 5 meter ten zuiden van de eerste aan de tegenovergestelde (oostzijde) zijde van de trap. Circa 10 meters verder naar het zuiden bereikt de trap het grondvlak van de kelder ongeveer zeven meter onder de grond gelegen.
Te bemerken valt de afwijking tegenover de oost-west richting van de meest zuid-oostelijke gang van het ondergronds complex ( alle andere gangen liggen evenwijdig aan de noord-zuid of oost-west as. Dit netwerk van gallerijen is tijdens de Saîtische en latere periodes nog bezet geweest. Men heeft er beenderen gevonden en verbrande mummies van honderden begravingen die tijdesn de Coptische periode geplunderd werden. De begraafplaats werd betreden door een put, die uitmondde in de hoofdgang juist voor de ingang van de tweede ( oostelijke ) serie van op een kam gelijkende gangen, die dan ook als een werkelijke begraafplaats werd gebruikt in tegenstelling met de gaten in de valhekkenstenen die alleen door rovers werden gebruikt . Samen met de mumiies, dieren- en mensenbeenderen werden hier uit de Late Periode oesjabti-achtige** beeldjes in klei, fragmenten van papyri in demotisch schrift e.a.gevonden naast amuletten in faiënce.
De eerste zegelafdrukken en inscripties op stenen vazen werden gevonden achter het vierde en laatste valhekken in de eerste en meest westelijke gangen. De naam van Horus Nebra schijnt de enige geweest te zijn die men kon lezen op de kleistopsels van de vazen in deze area. In de eerste westelijke gangen met kamstructuur werden verschillende vazen in klei gevonden maar zonder inscripties. Eveneens zonder inscripties werden vazen in dioriet, albast en schist gevonden in de kamers tussen het eerste en het tweede valhek. (Barsanti in: ASAE 3, 252, noemt verkeerdelijk drie kamers in het westen en één aan de oostzijde van dit deel van de hoofdgang. Er zijn maar twee westelijke kamers zie kaart ).
Belangrijk is dat in de zuidelijke bijkamers na het vierde valhek ( deze waren gebouwd als conische kapellen zoals deze te Abydos en Nagada ) de kleizegelafdrukken van Nebra samen met deze van Hetepsechemoei werden gevonden.(Maspero, ASAE 3, 185-190).
De boven bouw (volgt)
Van de bovenbouw van het graf rest niets meer. DE bovenbouw werd genivelleerd tijdens de Vijfde Dynastie om de pyramide van Oenas te bouwen. Onderzoek verricht door S. Bey Hassan toonde een gelijkaardige serie van gelijkaardige ondergrondse gallerijen een hondertal meter meer naar het oosten onder een deel vn de verhoogde weg van Oenas. (SAAE 38, 521) (cfr. Munro et al., in: DE 26, 1993, 47ff. voor sporen van de bovenbouw van Ninetjer);. Er zijn twee belangrijke hypothesen aangaande de bovenbouw van de complexen van Hetepsechemoei/Nebra en Ninetjer.
1) Een Mastaba-achtige structuur in moddersteen (mudbrick) of een zand- en afval heuevel bij elkaar gehouden door muurtjes in moddersteen.
2) Een op een afsluiting gelijkende structuur in moddersteen.
De eerste hypothese is nauwelijks aanvaardbaar want het zou een immense hoeveelheid materiaal hebben gevraagd, speciaal wanneer het om een echte mastaba zoals ze gebouwd werden door de Eerste Dynastie zou gaan. lt. De tweede hypothese leunt waarschijnlijk veel dichter bij de waarheid aan. Een "echte" afsluiting zoals deze van Netjerihet (Djoser) of zoals de Gisr al Moedir moet men eveneens verwerpen want er werden geen sporen van muren gevonden. Maar een soort open hof op een lage opstap die, zoals een temenos, de de binnenste structuren afbakende is veel waarschijnlijker.
In thet complex van Ninetjer schijnt een soort van bedekkende, van oost-naar west lopende opstap een paar meter ten zuiden van de verhoogde weg van Oenas een externe meer toegankelijke ruimte te scheiden van een binnenste meer verdoken area. Een soort spiegelbeeld boven van de "lijn" die in de ondergondse gallerijen de voorkamers scheidt van wat naar alle waarschijnlijkheid de meer intieme koninklijke ruimte kan genoemd worden. (DE 26, 1993, 53).
Wanneer een bovenbouw aanwezig was is het waarschijnlijk dat deze zich niet verder uitstrekte dan het laatste ( meest zuidelijke ) derde van deze gallerijen.
.De noordelijke sector bestaat uit een circa 20 meter lange band bedekt met klei die aan de zuidzijde abrupt onderbroken wordt door een nieuwe laag, achter de bedekkingsopstap, en die een meter hoger ligt en uitgehakt werd in de rots, de vertical oost-west its vertical oost-west sectie is bedekt met dun zandstenen metselwerk.(Orientalia 62, 1993 p.206).
Het graf wordt bijna unaniem gesitueerd tijdens de regering van Hetepsechemoei. Zijn opvolger Nebra had waarschijnlijk geen tijd om zich een eigen graf te bouwen (alhoewel men aanvaardt- maar niet algemeen- dat nog verschillende ondergrondse structuren, toebehorende aan de Tweede Dynastie, zich onder het "westelijk massief van Djosers complex, iets ten noorden van het graf A zouden bevinden). Nebra zou zich dan zowel de tombe als de vazen van zijn voorganger toegeлigend hebben (Fischer cit.)
Er bestaat npochtans een kleine kans dat tombe A door Nebra zelf zou zijn gebouwd die zich dan de objecteni uit een nabijgelegen graf van Hetepsechemoe zou hebben toegeлigend . Dit is blijkbaar toch minder waarschijnlijk. Inscripties wijzen er immers op dat de regering van Hetepsechemoei langer heeft geduurd dan deze van Nebra.
Het voornaamste bewijs dus om het gallerijcomplex aan Hotepsechemoei toe te schrijven is het feit dat deze langere regeringperiode beter te verenigen valt met de constructie van een dergelijk uitgebreid graf, het eerste in dit nieuwe koninklijke kerkhof van Memphis.
Nog vrij recent (e.g. in Orientalia 63, 1994, 381) echter werd de westelijke tombe (A) toch aan Nebra toegeshreven(in de passage komt wel een fout voor op het einde van lijn acht waar oost dient vervangen door west cfr F. Rafaele).
Tot slot zullen we het nog hebben over de droge gracht die in de richting west-oost loopt evenwijdig met de temenos van Djoser (zie de planen onderaan) en de verhoogde weg van Oenas.Het is mogelijk dat het een natuurlijke gracht is (DE 26 met foto's ; Orientalia 62, 1993, 381) en dit geval moet het een bepalende factor zijn geweest bij het plaatsen van de twee tomben A en B uit de Tweede Dynastie. Anderzijds beschrijft N. Swelim (in: J. Baines ed. 'Pyramid Studies and other Essays ... to I.E.S. Edwards', 1988, 12-22) op overtuigende wijze de relatie tussen deze droge gracht en en de trappenpiramide complex van Djoser. In dit geval zou deze koning uit de vroege Derde Dynastie dit topografisch element gebruikt hebben als een soort avn barriиre om zijn uitzonderlijk groot monument te beschermen. Alleen meer diepgaand archeologisch onderzoek zal het mogelijk maken de uitbreiding en de manier van constructie van het koninklijk kerkhof in Midden-Sakkara beter te bergrijpen.
. Vast staat dat het zich va Noord naar Zuid ontwikkelde (de kortstondig regende vorsten uit het midden van de dynsatie liggen begraven in de omgeving van het kerkhof uit het Nieuwe Rijk waar Maja, Merira,en Horemheb begraven liggen ( cf. J. Van Wetering) Evenwel is een zeker patroon in ontmanteling van de bovenstructuren van de koninklijke tomben nog niet vastgelegd. We moeten dan ook voorzichtig zijn om de vernietiging van deze structuren toe te schrijven aan Oenas wat hoe eigenaardig het ook moge klinken dit kan al begonnen zijn tijdens de regering van Djoser
CONCLUSIE
.
Gedurende de regering van vroege koningen zoals Den, Qaa, Ninetjer, Peribsen, Khasechemoeiwy en Netjerihet werden grote innovaties in verschilldens aspecten van de rregering van het Oude Egypte ondernomen
De regeerperiode van Hetepsechemoei is niet zo rijk aan vondsten als deze van zijn tweede opvolger Ninetjer, maar ze geeft niettemin blijk van een duidelijke hang naar verandering vooral in de administratieve en begrafenis architectuur. Dit moet gepaard zijn gegaan met snelle veranderingen die optraden in andere aspecten van de organisatie van de staat.
De bespreking van zijn naam we al eerder aangesneden en er wordt beweerd dat deze koning het rijk opnieuw verenigde na een burgeroorlog tussen de Twee Landen. Iets dergelijks zou een eeuw later onde Peribsen nog eens plaatsvinden Dit zijn nog resten van oude manier om de gegevens te interpreteren en de geschiedenis te reconstrueren. Immers niets, tenzij . de aanwezigheid te Sakarravan van enkele noordelijke koningen die zeer kortstondig regeerden bewijst dat er oorlogsdaden werden gesteld tijdens deze periode. Zoals trouwens met Peribsen- Chasechemoei is het extreem moeilijk om de schaarse bronnen te interpreteren in die zin dat er zich religieuse- of oorlogsontwikkelingen zouden hebben voorgedaan. Daarom moet iedere interpretatie van feiten zoals de verandering van necropool, de vooruitgang in architectuur of de betekenis van een troonnaam alleen op een hoogst speculatieve wijze gezien worden als een effect van historische gebeurtenisssen en zal dus pure hypothese blijven. Men zou kunneen denken dat de schaarsheid zelf van het materiaal over deze weinig bekende vorsten er voor gezorgd heeft dat sommige onderzokers zich hebben laten verleiden om ten allen prijze naar geschiedenis te zoeken ' (cfr. K. Sethe's reconstructief van de predynastische gezschiedenis op basis van latere mythen).
Hetepsechemoei verkoos zijn grafmonument te Sakarra te bouwen nadat Abydos deze rol an tenminste 200 jaar had vervuld. Het belang van zijn aanwezigheid in het verstedelijkte Memphis als hoofdstad kan nauwelijks overschat worden maarr men kan er ook nauwelijks aan twijfelen dat de koningen van de Eerste Dynastie eveneens een koninklijk paleis te Memphis bezaten (waar sommigen onder hen het grootste deel van hun regeerperiode doorbrachten ) : mogelijks was er geen nood meer aan het bevestigen van de band met de archaпsche koningen of was er anderzijds een soort vrijwillige breuk met het verleden.
De vroege begrafeniscomplexen van de Tweede Dynastie, althans indien ze beter gekend zouden zijn, zouden misschien het koppelteken kunnen vormen tussen de trap-tunnels van Den - Qa'a (voorzien van een aparte temenos, n.m.l.de Kom es Sultan 'Talbezirke' in Noord-Abydos.) en de trappenpyramide (binnen in de temenos) van Netjerihet - Chaba. De ondergrondse structuren in de private mastabas zijn trouwens op dezelfde leest geschoeid.
. In het centrum van de graven van de Eerste Dynastie , juist boven de begraafkamer, heeft men vaak een zandheuveltje gevonden. Dat is een duidelijke voorloper van de mastaba van Netjerihet en de ondergrondse gallerij modules. ( zie ook Nebetka's S3038).
Er is geen enkel overblijfsel van omwallingsmuren voor de Sakarra tomben A en B maar de area boven het netwerk van gallerijen was genivelleerd tot een laag opstapplatform en is door Duitse archaeologen opgegraven op de plaats van de tombe van Ninetjer (Munro et al. D.E. 26,1993 ; id. G.M. 63, 1983). Het is mogelijk, dat wij omdat de evolutie van de bovenbouw van de koninklijke graven zich over een zo groot aantal jaren uitstrekte wij een deel ervan missen. Bovendien hindert hun algehel verdwijnen een precise reconstructie, maar een parallel met de eigentijdse particuliere graven te Noord-Sakarra (zoals S2302) suggereerd dat het monumentale aspect ervan zeker niet vrwaarloosd mag worden.
De jaartal etiketten, een belangrijk onderdeel geproduceerd door de administratie van de Eerste Dynastie vanaf de regering van Narmer tot en met Qa'a , verdwijnen plots uit het grafuitrusting . Zij houden gelijk op te bestaan en hun functie wordt overgenomen door andere middelen. Wat nog op een ingrijpende verandering in de administratie van en controle over het rijk alsook in de tijdsrekening wijst is het volgende: sinds de tijd van Hotepsechemoei dat tellingen van vee ( en andere rijkdom) de basis vormden van de tijdsrekening (dit werd tijdelijk oevrgenomend oor de Derde Dynastie en uiteindelijk definitief aanvaard sinds de regering van Snofroe.
De regering van Hetepsechemoei moet ongeveer 15 tot 25 jaar hebben geduurd. De absolute dat zouden circa 2845-2825 v.Chr. liggen. Dit berust op de meest geloofwaardige benadering voor de reeksen Narmer-Qa'a (3060-2850) en Hotepsechemwoei -Chasechemoei (2850/2845 - 2700/2690 BC). Deze lengte van zijn regering laat de constructie toe van de grote tombe, waarvoor vele jaren nodig zullen zijn geweest en tevens ook grote en perfecte (re) organisatie van het staatsapparaat. Helck (Thinitenzeit, 124) nam een periode van ongeveer. 39 jaar aan voor de regeringen van f Hetepsechemoeiy en Nebra samen, dit volgens de plaats die ze zouden hebben ingenomen op de Annalensteen (rechts en waarschijnlijk ook aan het begin van lijn IV op het originele stuk).