Inhoud blog
  • Nieuw screeningsprogramma voor zwangere vrouwen
  • Hechtingsstoornis
  • Gehechtheid bij kinderen
  • Reactieve hechtingsstoornis
  • Infant Mental Health sociaal-emotionele problematiek bij risicobaby's
    Foto
    Foto
    Foto
    Zoeken in blog

    Zoeken met Google


    Foto
    forum

    Druk op onderstaande knop om te reageren in mijn forum

    Mailinglijst

    Geef je e-mail adres op en klik op onderstaande knop om je in te schrijven voor de mailinglist.


    Laatste commentaren
  • Zwaarlijvigheid (Claudine)
        op Iedereen Borderline?
  • Hechtingsprobleem

    Voor ouders, hulpverleners, en leerkrachten, die zich zorgen maken over kinderen, met Hechtingsprobleem, Hechtingsproblemen, hechtingsstoornis, hechting, gehechtheid, ouders, babys, kinderen, pleegkinderen, stiefkinderen,jeugd, volwassenen, hulpverleners, onderwijs, jeugdzorg
    29-06-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De jeugd heeft (is) de toekomst?
    27-06-2008  ! UITKIJK     

    Eén op de drie kinderen van elf en twaalf jaar vertoont crimineel gedrag. Allochtone kinderen die hooguit eenvijfde van de kinderbevolking uitmaken, dragen voor 58 procent bij aan dat onrustbarende cijfer. Eén op de zes jongeren verlaat de school zonder een zogeheten 'startkwalificatie' die voldoende zou moeten zijn om redelijk mee te kunnen op de arbeidsmarkt. Eén op de twintig à dertig kinderen heeft ADHD, een nieuwerwetse 'hyperactieve kinderziekte' waar we twintig jaar geleden nog nooit van hadden gehoord. Als je toen druk was kreeg je gewoon een hengst voor je kop en was het gelijk afgelopen.

    Een aanzienlijk en toenemend aantal kinderen zou nu een heuse 'autistische stoornis' hebben. Van de twaalfjarige meisjes is er één op de vijf te dik, van de jongens één op de zeven. Marokkaanse jongens lijden massaal aan schizofrenie. Andere kinderen hebben massaal last van woordblindheid. Er zitten jaarlijks vier- tot vijfduizend jonge jongeren gestraft en wel in een justitiële strafinrichting. De snelle stijging van het aantal jonge arbeidsgehandicapten met een levenslange Wajong-uitkering, past in dat patroon.

    Als al die cijfers kloppen, dan stevent Nederland ook in economische zin op een ramp af. De AWBZ-zorgsector groeit niet zozeer snel door de vergrijzing, maar door het grote aantal jongeren dat 'zorgrugzakjes' en psychische ondersteuning krijgt. Een kind in een strafinrichting kost 250.000 euro per jaar. Wie door de school niet af te maken geen baan heeft, kost de samenleving per saldo handenvol geld. Als het waar is dat de jeugd niet alleen de toekomst heeft maar ook de toekomst vormt, dan ziet het er niet best uit. Maar: als dat linksige geitenwollensokken-geleuter allemaal waar is, hoe komt het dan? En is er nog wat aan te doen?

    Een van de gangbare verklaringen luidt dat de samenleving 'zo veel complexer is geworden'. Daar hebben we dus niets aan. Iets tot 'complex' benoemen levert nog niet het begin van een verklaring, laat staan een oplossing. Als de samenleving complexer is geworden, dan was dat, mag je hopen, onderdeel van de 'progressieve' vooruitgang. Maar wat er allemaal aan onrustbarends over al die zieke, gehandicapte, criminele en tot werkloosheid gedoemde jongeren wordt gemeld, is met geen mogelijkheid als vooruitgang te bestempelen.

    Als we pogen de veronderstelde toegenomen complexheid van de Nederlandse samenleving handzaam te ontrafelen, dan komen er ruwweg
    drie factoren bovendrijven:

    - Ten eerste is daar de toegenomen neiging van de overheid om de bevolking te pamperen, zowel qua zorg als inkomen.
    - Ten tweede was en is er een ongekende instroom van immigranten, voor een groot deel ongeletterden met een laag IQ die dikwijls voor Nederlandse begrippen hoogst gedateerde opvattingen meenamen.
    - Ten derde zijn er de afgelopen decennia in rap tempo 'progressieve' ideologische opvattingen over opvoeding en onderwijs zowel de gezinnen als de samenleving binnengeslopen.

    Het ligt niet voor de hand dat een onevenredig groter deel van de kinderen in Nederland opeens ziek, gehandicapt, crimineel en onbruikbaar voor de arbeidsmarkt is geworden. En dus ligt het wel voor de hand de verklaring bij de gesignaleerde veranderingen te zoeken. Een overheid die de ouders en kinderen van Nederland overmatig pampert, neemt verantwoordelijkheid bij hen weg. Een overheid die rugzakjes en uitkeringen uitdeelt voor wie ziek of gehandicapt is, lokt zelf hoge cijfers voor ziekte en arbeidsgehandicaptheid uit.

    De oververtegenwoordiging van immigrantenkinderen in de cijfers voor ziekte en handicaps, schooluitval en misdaad is een redelijk voorspelbaar gevolg van het desastreuse type immigratie dat onze overheid de afgelopen veertig jaar heeft bevorderd, uitgelokt of laten begaan. Daar is niet veel meer aan te doen, maar maakt het nog urgenter om nieuwe voorspelbare ellende te voorkomen. De (multi)culturele revolutie die de afgelopen decennia door opvoeding en onderwijs is gedenderd, heeft het er ook niet beter op gemaakt. De bewezen deugden rust, reinheid en regelmaat werden in een ontwrichtend tempo vervangen door het afzien van het stellen van regels, waardoor kinderen het vaak zonder ankers moeten stellen. Tegelijkertijd raakte het onderwijs ondergeschikt aan talrijke schadelijke links-ideologische experimenten.

    Alleen pijnlijk zelfonderzoek en het lering trekken uit wat die zogenaamde complexere samenleving heeft opgeleverd, kunnen tot het begin van een oplossing leiden. En natuurlijk een daadkrachtige overheid. Maar dat laatste zal wel een wensdroom blijven zolang gevestigde oude partijen het voor het zeggen blijven houden.

    Zie ook:  ! UITKIJK    http://www.uitkijk.net/index.php

    Zie ook: Elsevier      http://www.elsevier.nl/

    29-06-2008 om 16:41 geschreven door Webmaster

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    19-06-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Haptotherapie voor kinderen kan zinvol zijn bij problemen met de hechting
    Wat is haptotherapie

    Het woord haptonomie is afgeleid van het grieks. Hapsis= aanraking, tas, gevoel Nomos=leer

    Haptotherapie is een therapie die gebaseerd is op de principes van de haptonomie.

    Aanraken is van levensbelang, als we als kind niet of niet goed worden aangeraakt brengt dit een verstoorde ontwikkeling met zich mee op emotioneel en lichamelijk vlak. Via aanraking maken we contact met de ander en door een aanraking worden we bevestigd in ons eigen bestaan. Voor kinderen is het van belang voor hun ontwikkeling, ook voor volwassenen geld dat we behoefte hebben om goed aangeraakt te worden.

    Door veel uitlopende redenen (overbelasting, pijn, burnout, trauma’s) kun je ver verwijderd zijn van je gevoel. Het lichaam moet zich verharden en pantseren om het gevoel buiten te houden. Dit proces kan langzaam en onbewust plaats vinden. Het gevolg kan zijn dat je letterlijk je eigen lijf niet meer kan voelen, geen grenzen kan waarnemen en niet in staat bent om je eigen wil te volgen. Contacten met je naaste lopen stroef en moeizaam en dit kan een mens eenzaam en depressief maken.

    Tijdens de behandeling wordt je via directe aanraking van de therapeut en lichaamsoefeningen weer in contact gebracht met je eigen lichaam. We gaan samen na hoe spanning en blokkades zich vastzetten in het lichaam. Wat zijn de signalen van je lichaam en hoe leer je daar weer na te luisteren. Het geeft je de mogelijkheid om weer spontaniteit, vitaliteit en eigenheid te gaan voelen.

    De kracht van haptotherapie is dat we geen lange gesprekken voeren, maar dat we vooral via voelen en beleving signalen gaan waarnemen, erkennen, en herkennen zodat we in ons dagelijks leven deze signalen kunnen gaan integreren en ons eigen gaan maken.

    Kinderhaptotherapie

    In de wereld van een kind kunnen grote en kleinere veranderingen van invloed zijn op hun ontwikkeling. Veranderingen die ze wel meemaken en beleven, maar waar van ze weinig of niets kunnen begrijpen, laat staan er woorden aan te geven. Voor ouders is het niet altijd mogelijk om je kind hierin te begeleiden. De pijn, verdriet, en machteloosheid kan moeilijk worden geuit en dit laat zich dan zien in teruggetrokken of agressief gedrag en onzekerheid. In de haptotherapie voor kinderen wordt op een speelse en uitnodigende manier geoefend om kinderen te laten ervaren wat ze werkelijk voelen. In het eerste gesprek zijn de ouders aanwezig, tijdens de volgende sessies kan het van belang zijn dat de ouders er een paar keer bijkomen en mee doen aan de oefeningen. Dit om zowel de ouders als het kind te helpen naar een beter contact tussen kind en ouder.

    De behandeling

    In het eerste gesprek maken we duidelijk wat de hulpvraag is, door middel van een behandelingsplan geven we de richtingen aan voor de therapie. Elke behandeling duurt 45 tot 60 minuten. De frequentie kan wisselend zijn van 1 keer in de week of 1 keer per twee weken. Na 5 sessies wordt d.m.v. een evaluatie besproken of haptotherapie de juiste vorm van therapie is, hoe de samenwerking is tussen haptotherapeut en cliënt en met welke richtlijnen we verder gaan werken.

    Voor wie is haptotherapie?

    Haptotherapie kan zinvol zijn voor mensen die last hebben van:
    • chronische pijn
    • overbelasting/overspannenheid
    • burn-out
    • depressieve klachten
    • problemen op het gebied van intimiteit
    • lichamelijke klachten met een psychosomatische achtergrond
    • onverwerkte trauma’s
    • faalangst en onzekerheid
    Haptotherapie voor kinderen kan zinvol zijn bij problemen met

    19-06-2008 om 23:40 geschreven door Webmaster

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    08-06-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.KIEZEN VOOR KINDEREN

    Een therapeutisch gezinshuis is een gewoon huis in een gewone straat waar zes kinderen met vier volwassenen wonen. De kinderen, in de leeftijd van vier tot en met elf jaar zijn ernstig in hun ontwikkeling gestagneerd door uiteenlopende omstandigheden. De kinderen hebben het vertrouwen in volwassenen verloren. Vanuit persoonlijke nabijheid en hechting wordt de ontwikkeling gestimuleerd en kunnen negatieve ervaringen verwerkt worden.

    Op deze site vind je informatie over het wonen en werken in zo'n Browndale huis. Er wordt ingegaan op de uitgangspunten en organisatie van een therapeutisch gezinshuis, en de Browndale werkwijze.

    http://home.planet.nl/~itb00000/

    08-06-2008 om 22:15 geschreven door Webmaster

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    05-06-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Gehechtheid nu ook bij jongeren betrouwbaar te meten

    Gehechtheid nu ook bij jongeren betrouwbaar te meten

    Wie veilig gehecht is voelt zich meer gesteund door zijn omgeving en investeert meer in relaties. Het gehechtheidsbiografisch interview is een beproefde methode om gehechtheid bij volwassenen te meten. Mariëlle Beijersbergen valideerde het meetinstrument nu ook voor jongeren. Ze promoveert op donderdag 10 april.

    Drie soorten gehechtheid
    Voor volwassenen worden drie soorten gehechtheid onderscheiden: veilig, gereserveerd en gepreoccupeerd. Veilig gehechte mensen hebben eventuele negatieve gehechtheidservaringen verwerkt, voelen zich meer gesteund door hun omgeving en zijn geneigd emotioneel meer in relaties te investeren. Het doel van het gehechtheidsbiografisch interview is om vast te stellen hoe iemands 'gehechtheidsrepre-sentatie' is. Dat wil zeggen dat men probeert erachter te komen hoe de geïnterviewde op het moment van het interview terugkijkt op de jeugd. Het gaat er dus niet om een accuraat beeld te krijgen van de jeugdervaringen als zodanig.

    Vijf typeringen
    Een gehechtheidsbiografisch interview, een GBI, duurt doorgaans ruim een uur. De respondent beantwoordt eerst enkele algemene vragen over het gezin waarin hij is opgegroeid. Daarna vraagt de interviewer om vijf typeringen te geven van de relatie met de moeder en de vader. Voorbeelden van zulke typeringen zijn 'zorgzaam', 'betrokken', 'lief', 'afstandelijk' of 'streng'. Daarna vraagt de interviewer om bij iedere typering ter illustratie een concreet voorval te noemen. Ten slotte wordt gevraagd naar het effect van de ervaringen uit de kinderjaren op het huidig functioneren. De interviewer stelt ook vragen over ervaringen met verlies van geliefde personen en andere mogelijke trauma's, zoals mishandeling of verwaarlozing. Coherent
    Aan de hand van de uitgeschreven tekst van zo'n GBI kan een getrainde codeur bepalen wat voor soort gehechtheidsrepresentatie iemand heeft. Als het een coherent interview is, dan wordt de geïnterviewde veilig gehecht genoemd. Een interview is coherent als bijvoorbeeld de concrete voorvallen de typeringen goed illustreren. Wanneer iemand zijn moeder typeert als 'zorgzaam', maar dat niet kan illustreren met een concreet voorval waaruit die zorgzaamheid blijkt, maakt dat het interview minder coherent. Wanneer de geïnterviewde dan later in het interview ook nog vertelt dat hij na een valpartij huilend naar zijn moeder ging, en zij reageerde met ‘stel je niet aan, ga weer verder spelen’, dan is dat ook niet in overeen-stemming met het beeld van een zorgzame moeder. Dat maakt het interview nog weer minder coherent.

    'Gehechtheid gedurende de levensloop' is een van de vier grote onderzoeksprogramma's van het departement Pedagogische Wetenschappen van de Faculteit der Sociale Wetenschappen. In dit programma worden de determinanten en de gevolgen van gehechtheid tussen ouders en kinderen bestudeerd, met speciale nadruk op het gezin als belangrijkste sociale omgeving. Er wordt onder meer onderzoek gedaan in verschillende culturele en etnische groeperingen, in biologische en adoptiegezinnen, in de kinderopvang en in verschillende populaties binnen en buiten instellingen.

    Zie voor meer informatie de (Engelstalige) onderzoekspagina van GezinspedagogiekDe promotoren van Mariëlle Beijersbergen zijn prof.dr. M.H. van IJzendoorn en prof.dr. M.J. Bakermans-Kranenburg. Beiden zijn als senior onderzoeker verbonden aan dit onderzoeksprogramma.

    Onlangs verscheen M.H. van IJzendoorn, Opvoeding over de grens. Gehechtheid, trauma en veerkracht.

    (Uitgeverij Boom Academic, ISBN 978 90 473 0071 7). In dit boek worden recente inzichten en bevindingen van het Leidse gehechtheidsonderzoek in het Nederlands op een toegankelijke manier uiteengezet.

    Veilig en onveilig
    Het is overigens niet zo dat iemand met een veilige gehechtheid altijd positieve jeugdervaringen heeft gehad. Wat een veilig gehechte persoon onderscheidt van een onveilig gehechte persoon is dat de eerste op een coherente manier over zijn jeugdervaringen praat en de tweede niet. Een coherent interview is een consistent, helder verhaal, waarin niet wordt overdreven of afgedwaald en waarin voldoende bewijs gegeven wordt voor de beweringen. Het kan dus best zijn dat iemand zijn moeder beschrijft als egoïstisch, onzelfstandig en labiel. Wanneer de relatie met deze moeder in een duidelijk, coherent verhaal wordt neergezet en er passende voorbeelden bij de typeringen worden gegeven, dan wordt de representatie van de geïnterviewde toch als veilig beschouwd.

    GBI ook valide meetinstrument bij jongeren
    Het GBI is in de jaren tachtig ontwikkeld en uitgebreid gevalideerd voor gebruik bij volwassenen. Het wordt ook afgenomen bij jongeren, maar daarvoor was het tot dusver niet systematisch gevalideerd. Beijersbergen heeft dat in het kader van haar promotieonderzoek nu wel gedaan. Ze kwam tot de conclusie dat het GBI een valide meetinstrument is om gehechtheidsrepresentaties ook bij (geadopteerde) jongeren te meten.

    Geadopteerd en niet-geadopteerd
    Deze uitkomst sprak niet vanzelf, vertelt ze. Ze onderzocht de validiteit van het GBI bij een groep van veertienjarige geadopteerde jongeren. De meesten wonen nog thuis, dus het was de vraag of ze al wel genoeg afstand hadden om objectief te kunnen terugkijken naar hun kindertijd. Hoewel het onderzoek gedaan werd bij geadopteerde jongeren, vindt Beijersbergen dat er goede redenen zijn om aan te nemen dat de uitkomsten ook gelden voor niet-geadopteerde jongeren. De jongeren uit haar onderzoeksgroep waren op zeer jonge leeftijd geadopteerd (gemiddeld tien weken), ze verschilden niet in IQ van andere 14-15-jarige jongeren, en ze hadden geen bijzondere medische problemen.

    GBI en psychotherapie
    Het GBI wordt vooral gebruikt in het sociaalwetenschappelijk onderzoek, weinig voor therapeutische toepassingen. Kan het GBI zinvol zijn bij psychotherapie? Beijersbergen denkt van wel, maar vertelt dat het veel tijd kost om iemand tot een betrouwbaar codeur van GBI’s te maken. Dat is voor de meeste therapeuten een te grote investering. 'We zouden wel graag willen dat het GBI toegankelijker zou worden. Voor de bruikbaarheid van het GBI voor individuele diagnostiek is echter verder onderzoek nodig.' Dat onderzoek zal Beijersbergen zelf voorlopig niet doen, want zij werkt sinds eind vorig jaar bij het UMC St Radboud aan onderzoek naar dak- en thuisloze jongeren. Beijersbergen: 'Natuurlijk zijn ook bij deze groep gehechteidsrelaties heel belangrijk om naar te kijken.'

    Mariëlle Beijersbergen, The Adult Attachment Interview. Coherence & Validation in Adolescents. (e-mail: m.beijersbergen@sg.umcn.nl)

    Promotie 10 april 15.00 uur
    Lokhorstkerk
    Pieterskerkstraat 1 te Leiden.

    (8 april 2008/DH)

    http://www.nieuws.leidenuniv.nl/index.php3?m=&c=2224

    05-06-2008 om 22:37 geschreven door Webmaster

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    04-06-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Ongemerkt Autistisch

    Ongemerkt autistisch

    Gepubliceerd: 20 oktober 2007 00:00 | Gewijzigd: 23 oktober 2007 13:54

    Psychologe Claudine Dietz ontwikkelde een test om autisme op te sporen. Bij peuters. Kinderpsychiater Emma van Daalen keek mee. “Ouders maken een rouwproces door.”

    Wim Köhler

    Steeds meer artsen op consultatiebureaus zoeken bij peuters van één tot twee jaar oud al naar autistische trekken. Dat is vroeg – de meeste diagnosen van autisme worden op een leeftijd van 5 à 6 jaar gesteld.

    De artsen gaan de peuters op acht punten beoordelen. Of ze wel brabbelen als ze een jaar oud zijn. Of ze interesse hebben in andere mensen, ernaar lachen en wijzen of zwaaien. Of ze reageren als ze worden toegesproken, wanneer ze een jaar oud zijn. Bij kinderen van anderhalf wijst niet-functioneel gebruiken van woorden op autisme. Als het twee is, geldt een kind dat geen twee-woordenzinnen spreekt als verdacht. En steeds is er de vraag: gaat er in de sociale interactie iets verloren dat er eerst wel was? Lijkt het mis, dan adviseren de consultatiebureauartsen de ouders om hun kind verder te laten testen. Het opsporen is een tweestapsproces.

    In de provincie Utrecht is de afgelopen zes jaar onderzoek gedaan naar heel vroege diagnostiek van autisme: 31.000 peuters van bijna anderhalf zijn in die tijd onderzocht. Psychologe Claudine Dietz promoveerde eind september op een 14-puntsscreeningslijst – de ESAT – om autisme beter te kunnen herkennen in een groep ‘hoog-risico’-kinderen die door consultatiebureauartsen werden doorverwezen. De ESAT-test is de tweede stap bij de opsporing. De ESAT werkt en verschijnt binnenkort op de markt, samen met toelichtende videofragmenten. Een hele korte prescreeningslijst van vier punten, die Dietz ontwierp als eerste stap om de hoog-risicopeuters op te sporen, werkte echter niet. Teleurstellend – maar daarover straks meer.

    Wat hebben ouders van autistische kinderen er eigenlijk aan als hun kind zo vroeg de diagnose ‘autisme’ krijgt?

    Claudine Dietz: “Ouders herkennen problemen bij hun kind vaak al vroeg. Er is vaak een lange periode van onzekerheid. Dat is vervelend voor de ouders, want de dagelijkse problemen met het kind kunnen sterk afnemen als het gezin begeleiding krijgt. Daarnaast is het belangrijk voor de schoolkeuze om al vroeg te weten wat een kind mankeert. Als autisme pas op latere leeftijdwordt ontdekt, is het een heel gedoe om op de juiste school te komen. De kinderen hebben kleinere klasjes nodig en meer structuur. Dat kun je beter maar vroeg in gang zetten. Er was dus vanwege de mogelijke hulpverlening – om klinische redenen – een reden om te onderzoeken of je autisme al voor het tweede levensjaar kunt diagnosticeren.”

    Wat voor behandeling krijgen ze dan?

    Dietz: “Voornamelijk gericht op de ouders. Die leren om beter contact te maken met hun kind. Op korte termijn functioneren de kinderen dan beter. Ze komen op een wat hoger cognitief niveau uit.”

    Zijn die vroeg opgespoorde autisten als volwassene ook beter af?

    “Dat weten we nog niet”, zegt kinderpsychiater Emma van Daalen. Binnen het Utrechtse autismeteam waar Dietz promoveerde is zij de psychiatrische diagnosticus en behandelaar. “In de Verenigde Staten zijn langlopende onderzoeken bezig naar het late effect van vroege behandeling. Maar de deelnemende kinderen zijn nog niet volwassen. In Nijmegen wordt nu een interventiestudie uitgevoerd. Wel zijn er in de jaren zeventig al onderzoeken in de VS gedaan, naar de Lovaas-methode. Dat is een methode met zeer intensieve begeleiding. Ouders zijn dan soms wel meer dan veertig uur per week met hun kind bezig. De resultaten waren erg gunstig voor die aanpak, maar die studies waren methodologisch slecht. Er waren geen goede controlegroepen gemaakt en er is geselecteerd op kinderen waarvan men verwachtte dat ze goed op de methode zouden reageren.”

    Maar wat kan vroege behandeling voor een volwassen autist opleveren?

    Van Daalen: “Het heersende idee is dat een vroege interventie de ontwikkeling van een autistisch kind misschien wel versnelt, maar dat er uiteindelijk een plafond wordt bereikt waarvan het nog maar de vraag is of het kind daar ooit bovenuit kan komen. Zo redenerend komt het kind als volwassene niet hoger uit. De belangrijkste reden om de vroege interventie aan te bieden is op het ogenblik echt de stressverlagende werking in de dagelijkse praktijk van de gezinnen. Ouders stellen gemakkelijk verkeerde eisen aan het kind, omdat ze niet weten wat de beperkingen zijn. Ouders maken ook een rouwproces door, ze moeten het verlies van het toekomstbeeld van het kind verwerken. Maar praktisch gezien: veel autisten slapen bijvoorbeeld heel slecht en het is een verademing voor de gezinnen als je voor elkaar krijgt dat dat wel goed gaat. Dat klinkt misschien stom*.”

    Waarom?

    Dietz reageert: “Omdat ‘meer rust in het gezin’ in het onderzoek een ongebruikelijke maat is. In interventiestudies wordt meestal de verandering van IQ als uitkomstmaat genomen. Dat heeft me altijd verbaasd. Waarom zou een kind door een interventiestudie tien IQ-punten hoger moeten uitkomen. Is dat nou je doel? Alle kinderen hoeven toch niet steeds maar slimmer te worden? Je wilt dat ze goed in hun vel zitten. Genezing van autisme kunnen we echt niet bieden.”

    Naast die klinische reden van rust in huis was er ook een wetenschappelijke reden om vroegdiagnostiek te onderzoeken. En om een screeningslijst te maken waarmee peuters met een autistische stoornis op te sporen zijn. “Kort gezegd willen we weten hoe autisme er op heel jonge leeftijd uit ziet”, zegt Dietz.

    Ze probeerde eerst een tweetrapsscreening met een vierpuntslijst onder alle ruim 31.000 kinderen van 14 à 15 maanden oud die op de Utrechtse consultatiebureaus kwamen, gevolgd door de ESAT-screeningslijst. Maar daar kwamen maar 18 kinderen met autisme uit, terwijl toch bij veel kinderen de alarmbellen gingen rinkelen.

    Dietz: “Ja, maar met die kinderen was altijd wel wat aan de hand. Ze hadden taalachterstand, waren hyperactief, of hadden bijvoorbeeld een hechtingsstoornis. Verreweg de meeste ouders waren opgelucht dat er iets gebeurde.”

    De tweede poging was succesvoller: consultatiebureau-artsen beoordeelden of kinderen jonger dan drie jaar ‘pluis’ of ‘niet-pluis’ waren. En de doorgestuurde kinderen werden met de ESAT-lijst gescreend. Zo vond Dietz 39 jonge kinderen met autisme. Dat is veel minder dan verwacht op grond van de vuistregel dat, althans bij negenjarigen, één procent van de kinderen binnen het ‘autistisch spectrum’ valt.

    Bij anderhalfjarigen misten de onderzoekers dus negen op de tien autisten?

    Dietz: “Ja, klopt, absoluut, maar alleen als de prevalentie echt één procent is. En ik denk dan: voor de kinderen die we wél hebben gevonden is het goed geweest dat er vroeg een interventieprogramma is gestart. Maar de uitdaging is om ook die andere kinderen te pakken te krijgen. Ik denk dat we af moeten van screenen op één moment.”

    Is het dan níet zo dat één op de honderd kinderen autistisch is?

    Dietz: “Dat weten we niet. Het is wachten op vervolgonderzoek dat we nog moeten doen als die 31.000 kinderen negen zijn. De jongsten zijn van 2001. Dat vervolgonderzoek zijn we nu aan het organiseren. We willen weten hoeveel kinderen in onze oorspronkelijke groep uiteindelijk de diagnose autisme krijgen. Die kinderen moeten we ook kennen om de waarde van het screeningsprogramma te kunnen aantonen. Misschien zeggen de ouders van de later gediagnosticeerde kinderen wel dat het de eerste jaren eigenlijk heel goed met ze ging. Als dat zo is, hoef je die kinderen ook niet zo vroeg op te sporen.”

    Waar komt het cijfer van één procent vandaan?

    Dietz: “Dat prevalentiecijfer van één procent komt uit bewust zoeken, in Engeland. Als je afwacht wat er zich aanmeldt, zoals vroeger, dan kom je waarschijnlijk lager uit. Hoe dan ook, de cijfers zijn dit decennium gestegen. Toen ik in 2000 met mijn promotie-onderzoek begon zaten we nog op 30 kinderen op de 10.000. Nu is het eerder 100 op de 10.000.”

    En als ze er op negenjarige wel blijken te zijn, wie zijn er dan op anderhalfjarige leeftijd gemist?

    Kinderpsychiater Van Daalen: “Waarschijnlijk vooral de goed functionerende autisten.”

    Dietz: “En ik denk ook de heel zwakke kinderen, vaak ook met een verstandelijke handicap. Die kinderen kwamen veel voor bij de ouders die niet wilden meewerken aan ons onderzoek. Die hadden geen puf meer voor een wetenschappelijk project.”

    Teleurstellend in Dietz’ promotie-onderzoek was dat een korte screeningslijst met vier punten, toegepast op alle kinderen, níet bleek te werken. Hij is in navolging van Brits-Amerikaans onderzoek vervangen door een acht-puntslijst om hoog-risicokinderen te vinden. Die vierpuntenlijst bestond uit twee vragen over spelgedrag: of er variatie in het spel is en of het kind interesse heeft voor speelgoed. Een derde vraag ging over invoelbaarheid van emoties en dan nog een over prikkelverwerking. Of kinderen over- of ondergevoelig reageren op licht, geluid, pijn of kietelen. Maar ook vragen over sociaal contact en communicatie – dus gebaren maken en brabbelen – moesten er toch echt in.

    Waarom waren die eerst weggelaten? Iedereen weet toch dat autisten moeite hebben met sociale interactie?

    Van Daalen: “Ik zie wekelijks ouders met kleine kinderen voor diagnostisch onderzoek. Over de taalontwikkeling zeggen ze vaak uit zichzelf iets. Ze zeggen: ‘de taal ontwikkelt zich niet’. Of: ‘er is wel ontwikkeling, maar hij herhaalt alleen wat ik zeg’. En dan zeggen ze erbij ‘het oogcontact is goed’, want ze weten dat dat bij autisme een rol speelt. Maar als je later het psychiatrisch onderzoek doet, zie je dat het oogcontact níet goed is. Dat is heel subtiel. Die kinderen kijken wel, maar op momenten dat zíj willen kijken. Niet op momenten die wij als normaal beschouwen. Dat verschil zien ouders vaak niet.”

    Kunnen ze dat leren?

    Van Daalen: “Dat denk ik wel, maar dan nog zal het moeilijk zijn om er openlijk over te praten. Ouders zeggen vaak wel: ons kind heeft een ontwikkelingsachterstand en daardoor laat het ook wat autistische symptomen zien. Dat pikken ze op van hulpverleners die ook niet precies weten wat er aan de hand is. Die noemen het een ontwikkelingsachterstand en zeggen dan dat er daardoor niet uitkomt wat er in zit.”

    Dietz: “Die lang aanhoudende vaagheid is een belangrijk punt rond de vroege diagnostiek. Ik heb heel wat ouders gesproken die zeggen ‘ik heb het gemeld, maar ik werd telkens gerustgesteld.’”

    Van Daalen wijst op het omgekeerde: “Een groeiende groep consultatiebureauartsen die er veel aandacht voor heeft, zeggen dat veel ouders niet doorverwezen willen worden. Zij zeggen ‘soms krijg ik de ouders niet eerder dan als het kind twee jaar is naar een specialist, en alleen naar een audiologisch centrum vanwege de taalachterstand. Niet naar een psycholoog of psychiater.’”

    Hoe gewoner het wordt dat op consultatiebureaus artsen al op autisme letten, hoe sneller die barrières verdwijnen. Dietz en Van Daalen merken een stijgende belangstelling voor het opsporen van hoog-risicokinderen.

    Dietz: “Enthousiaste consultatiebureau’s beginnen vast. Verder is het wachten op landelijke invoering.” Van Daalen: “Maar er wordt op het ogenblik bezuinigd.”

    Autisme is een ontwikkelingsstoornis met drie hoofdkenmerken: problemen met sociale contacten, moeilijkheden met spraak, gebaren en lichaamstaal, en last van rigide en sterotiepe gedragspatronen.

    Een autist kijkt iemand alleen aan als hij zelf wil, niet als dat sociaal ‘normaal’ is. Een autist heeft vaak spraak- of taalproblemen. Of begrijpt de symbolische betekenis van taal niet. Een autist kan geheel uit zijn doen raken als de zaken anders gaan dan hij gewend is. Maar een autist heeft bijna nooit last van álle problemen die bij autisme kunnen horen. Volgens de DSM-IV, het handboek waar alle criteria voor alle psychiatrische ziektebeelden staan, wordt de diagnose gesteld zoals bij vrijwel alle andere psychiatrische ziekten: als aan een minimumaantal van een langere lijst diagnostische criteria is voldaan.

    De overkoepelende term voor een aantal autistische stoornissen is tegenwoordig ‘autisme spectrum stoornis’. Daaronder vallen onder andere de aparte diagnosen autisme, Aspergersyndroom, het syndroom van Rett en PDD-NOS (pervasive development disorder – not otherwise specified). PDD-NOS is een restcategorie.

    Bij jonge kinderen is de diagnose moeilijk, omdat een taalontwikkelingsstoornis, hyperactiviteit (ADHD), een verstandelijke handicap, of een hechtingsstoornis vaak nog moeilijk van een autistische stoornis te onderscheiden zijn.

    http://www.nrc.nl/wetenschap/article790733.ece/Ongemerkt_autistisch


    04-06-2008 om 22:14 geschreven door Webmaster

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    29-05-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Pasgeborenen beschermen tegen zuurstofgebrek
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Pasgeborenen beschermen tegen zuurstofgebrek

    27. May 2008Medicalfacts Redactie(Visited times)0 comments

    In de westerse wereld krijgen 1 tot 6 per 1000 levend-geboren baby’s te maken met zuurstofgebrek tijdens de geboorte, dit wordt ook wel hypoxie-ischemie (HI) genoemd. In haar onderzoek laat Cora Nijboer zien dat het remmen van het eiwit nuclear factor-kappa B in een periode direct na het zuurstofgebrek, buitengewoon beschermend werkt op de hersenen van pasgeboren ratten na HI.

    Een groot deel van de baby’s die tijdens de geboorte HI ondergaan, ontwikkelen een vorm van hersenschade met ernstige gevolgen voor de ontwikkeling van het kind, o.a. spasticiteit en de ontwikkeling van epileptische aanvallen.
    Op dit moment zijn er bijna geen effectieve behandelingen beschikbaar om HI hersenschade te voorkomen of te verminderen. Verder laat Nijboer zien dat het verlagen van het eiwit GRK2 hersenschade in pasgeboren muizen verergert.

    Het remmen van nuclear factor kappa B en het voorkómen van de verlaging van GRK2 zijn nieuwe mogelijk therapeutische strategieën om HI hersenschade te verminderen.  

    10-06-2008, 14:30 uur ,
    Academiegebouw, Domplein 29, Utrecht.
    Cora Nijboer, Geneeskunde Proefschrift: Protecting the newborn brain: molecular mechanisms and therapeutic targets Promotor 1: Prof.dr. C.J. Heijnen Promotor 2: Prof.dr. F. van Bel Copromotor 1: Dr. A. Kavelaars Copromotor 2: Dr. F. Groenendaal

    http://www.uu.nl/uupublish/homeuu/1main.html

    29-05-2008 om 19:57 geschreven door Webmaster

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    27-05-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Inbakeren huilbaby's voegt weinig toe

    27. Mei 2008, Medicalfacts Redactie

    Categorie: Onderzoek

    Bregje van Sleuwen promoveert op 28 mei aan de Universiteit Utrecht.

    Een regelmatig en voorspelbaar patroon van activiteiten vermindert het overmatig huilen van baby’s binnen enkele dagen. Het inbakeren van deze baby’s voegt weinig toe. Dit stelt bioloog Bregje van Sleuwen in haar promotieonderzoek dat ze uitvoerde aan het UMC Utrecht. Ouders van 398 huilbaby’s jonger dan twaalf weken ontvingen adviezen over regelmaat en voorspelbaarheid. De helft van de kinderen werd daarnaast ook ingebakerd.

    De aanpak bestond uit een verzorgingspatroon met een vaste volgorde van activiteiten zoals wakker worden, voeden, knuffelen, spelen en bij de eerste signalen van vermoeidheid wakker in het eigen bed leggen. Ouders krijgen hiervoor speciale instructies. Inbakeren bestaat uit het stevig omwikkelen met twee doeken van schouders tot aan tenen. Voor de duidelijkheid: voeden geschiedt niet op klokkentijd.

    Eén week na start van het programma is het huilen van de baby’s in beide interventiegroepen met 42 procent afgenomen, na twee weken met 50 procent en na acht weken met 75 procent. De huilduur per dag daalt van 148 minuten bij aanvang van het onderzoek tot 36 minuten aan het einde van de interventie.

    Van excessief huilen is sprake als een gezond en goed gevoed kind drie keer per week meer dan drie uur ontroostbaar huilt. Alle ouders die het huilen van hun zuigeling als een probleem ervaren, mochten participeren aan het onderzoek. In Nederland geldt dit voor zes tot tien procent van alle baby’s, afhankelijk van de definitie die wordt gehanteerd.

    Op basis van haar resultaten concludeert Van Sleuwen dat het verzorgingspatroon een goede aanpak van excessief huilen is. “De adviezen kosten weinig tijd en ouders waarderen de ondersteuning erg. Bovendien zijn de adviezen van regelmaat, voorspelbaarheid en prikkelreductie goed op te volgen.”

    Het inbakeren van huilbaby’s heeft geen extra effect bovenop het schema van regelmaat. Alleen bij jonge baby’s van een tot zeven weken neemt het huilen significant meer af bij de ingebakerde groep. Maar bij oudere baby’s van acht tot dertien weken daalde het huilen sterker bij de regelmaatgroep. Van Sleuwen: “Het inbakeren heeft geen toegevoegde waarde; er is een klein effect meetbaar bij de jonge baby’s, maar een verschil van tien minuten per dag is klinisch niet relevant.”

    Bregje van Sleuwen promoveert op 28 mei aan de Universiteit Utrecht. http://www.uu.nl/uupublish/homeuu/1main.html

    Lees verder > > >   http://www.medicalfacts.nl/2008/05/27/inbakeren-huilbabys-voegt-weinig-toe/

    27-05-2008 om 21:55 geschreven door Webmaster

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    27-05-2008 om 00:09 geschreven door Webmaster

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    25-05-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Omgaan met hechtingsproblemen
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Hechtingsproblemen doen zich voor in die relaties, waar mensen zich niet kunnen binden, weerstand hebben tegen intimiteit of verstrikt zitten in jaloezie. Partners kunnen in een negatieve spiraal komen van ruzie en getouwtrek. Je gaat liever geen relatie aan om niet gekwetst te worden. Alleen is dus veiliger dan met een partner. Ieder heeft een innerlijke drijfveer en behoefte zich te hechten. Het is een bestaansvoorwaarde voor veiligheid en vertrouwen. Door problemen in de opvoeding kunnen hechtingsproblemen ontstaan. Er ontstaat een angstig-vermijdende hechtingsstijl. Wanneer je attent, lief en begripvol bent grootgebracht, dan ontwikkel je een eigen positieve hechtingsstijl. Aangeleerde patronen worden meegenomen in de volwassenheid en vooral de negatieve veroorzaken de nodige ellende. Doch het kan ook van oorsprong in de familie zitten wegens de genen. Dit helder geschreven boekje geeft informatie over deze problematiek; het is een deel uit een serie waarin over veel soorten angst- en gedragsproblemen goede informatie wordt gegeven. Een praktisch boekje voor zelfonderzoek en zelfhulp; de informatie over verdere therapie en literatuur had wel uitgebreider gekund. Aanbevolen voor een vrij breed publiek.

     Bohn Stafleu van Loghum   ISBN: 9789031346226

    25-05-2008 om 11:44 geschreven door Webmaster

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    20-05-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De kinderen worden vanaf de vroege zwangerschap tot hun jong volwassenheid gevolgd.

    Website van Generation R,

    Generation R onderzoekt de groei, ontwikkeling en gezondheid van bijna 10.000 opgroeiende kinderen in Rotterdam. Deze kinderen worden vanaf de vroege zwangerschap tot hun jong volwassenheid gevolgd. Centraal staat de vraag waarom het ene kind zich optimaal ontwikkelt en het andere kind niet.
    Door factoren te onderzoeken die deze ontwikkeling kunnen bevorderen, levert Generation R een belangrijke bijdrage aan de gezondheid en de zorg voor alle kinderen en hun ouders in Nederland.


    Lees verder > > >  http://www.generationr.nl/index.php?option=com_frontpage

    20-05-2008 om 13:30 geschreven door Webmaster

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    16-05-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Kinderen en jongeren met een depressie
    Klik op de afbeelding om de link te volgen T. Braams, T. Talma

    Kinderen en jongeren met een depressie

    Het komt veel meer voor dan velen denken: depressiviteit bij kinderen en jongeren. Maar te vaak krijgen depressieve kinderen onvoldoende hulp omdat de depressie niet herkend wordt. Voor alle volwassenen die met kinderen omgaan, is dit boek een belangrijk hulpmiddel. Het boek geeft heldere informatie over herkenning, begeleiding en hulpverlening.  
     
    Een boek uit de serie Rondom het kind over psychische en medische problemen bij kinderen. De serie kenmerkt zich door:  
    - duidelijke uitleg over achtergronden en (mogelijke) oorzaken  
    - praktische adviezen  
    - aandacht voor de gevolgen thuis of op school  
    - serieuze en integere benadering  
    - beknopte omvang en handzaam formaat  
    - geschreven door deskundigen: artsen, psychologen of pedagogen  
    - voor ouders, leerkrachten en hulpverleners  

    http://www.rondomhetkind.nl

    16-05-2008 om 19:22 geschreven door Webmaster

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    09-05-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Op Ooghoogte van het Kind

    Op Ooghoogte van het Kind

    Over Infant Mental Health in Nederland

    Begin jaren '90 bracht Marja Rexwinkel samen met RINO-directeur Marieke van Dam een bezoek aan de Londense Tavistock Clinic en maakte daar kennis met baby- en peuterobservatie. Bij terugkomst zette ze samen met andere docenten bij de RINO de eerste cursus op dit gebied op. Naast coördinator van het Infant Mental Health team van het Nederlands Psychoanalytisch Instituut in Amsterdam, is Marja Rexwinkel nu hoofddocent van de opleiding Van-nul-tot-drie en geeft ze ook de specialistische vervolgcursus Ouder-baby/peuter psychotherapie. Ze vertelt over de ontwikkelingen van de Infant Mental Health in Nederland.

    behandelen op ooghoogte van het kind

    Vóór de komst van de Infant Mental Health was de zorg voor het jonge kind in Nederland erg versnipperd en lag met name bij de consultatiebureaus. Rexwinkel werkte in die tijd bij de RIAGG Den Haag, waar ze onder andere samenwerkte met de afdeling Sociale Psychiatrie. "De zorg ging in die tijd voornamelijk uit naar de psychiatrie van de volwassen ouder en het was schokkend om te zien hoe weing aandacht er besteed werd aan de zorg voor jonge kinderen. Ik kan me een geval herinneren van een vrouw die op straat was aangehouden omdat ze rondliep met een bewegende sporttas. Daar bleek een baby in te zitten. Er was al die tijd aandacht voor de psychiatrie van de moeder geweest, maar niet voor de baby of de ouder-babyrelatie."

    Toch werd vanuit de consultatiebureaus veel zorgwerk gedaan, zegt Rexwinkel. "Als ik een politieke opmerking mag maken, vroeger ging er veel geld naar preventie, en kon de GGZ ook meer doen – maar dat is in de loop der jaren allemaal wegbezuinigd. Inmiddels komt de aandacht voor preventie langzamerhand weer terug, mede door de media-aandacht die een aantal schrijnende gevallen hebben gekregen, maar ook op grond van onderzoeksgegevens, met name gehechtheidsonderzoeken die aangeven dat problemen bij de bron aangepakt moeten worden."

    Geld op de bank

    De laatste jaren wordt veel wetenschappelijk onderzoek gedaan waaruit blijkt dat de bron van veel problemen onder adolescenten en volwassenen gezocht moet worden in de eerste levensjaren. Maar, zo benadrukt Rexwinkel, "het is belangrijk om te beseffen dat dit niet een eenvoudig causaal verband is. Het is te makkelijk om te zeggen, als kind ging er iets mis, dus er zijn later problemen. Dat legt ook veel teveel de schuld bij de ouders. Het gaat om een complexe relatie tussen kind, ouder en omgeving."

    De IMH werkt vanuit een zogenaamd transactioneel ontwikkelingsmodel. "De positieve ervaringen en vaardigheden die een kind op jonge leeftijd opdoet kan je zien als geld op de bank. Als je wat gespaard hebt kan je later leuke dingen doen. Met minder geld op de bank is dat moeilijker. En als je schulden hebt wordt het helemaal moeilijk."

    "In een behandeling kunnen ouders en kinderen als het ware oefenen met nieuw gedrag in de veilige aanwezigheid van de therapeut."

    Hoe meer risicofactoren op jonge leeftijd aanwezig zijn – of hoe meer protectieve factoren ontbreken – hoe meer kans op problemen. "Dat zijn vicieuze cirkels. Het kind vertoont een bepaald gedrag, het huilt bijvoorbeeld veel, de ouders weten zich geen raad, worden overbezorgd of trekken zich uit het contact terug, het kind voelt deze onrust en huilt nog meer, dit bevestigt de ouders in hun zorg enzovoorts." En dat kan al beginnen vanaf de geboorte. Immers, voor de ouders kan het krijgen van een baby een zeer stressvolle gebeurtenis zijn. "Als het evenwicht bij een van de ouders of tussen de ouders wankel is, kan dat verstoord worden door de komst van een kind."

    Mentaliseren

    Een belangrijk aspect is het vermogen tot mentaliseren, het vermogen om te zien dat het gedrag van een ander en jezelf voortkomt uit een binnenwereld van gevoelens en gedachten. Rexwinkel noemt een voorbeeld: "Een moeder is een dagje naar Artis geweest met haar kind. Het kind is bekaf, maar moeder moet nog boodschappen doen. In de supermarkt is het kind aan het jengelen en zeuren. Dan kan je als moeder twee dingen denken. Of je wordt boos op je kind omdat het zo ondankbaar is. Heb je je de hele dag uitgesloofd, loopt het nog te zeuren ook. Dan neemt ze het gedrag van het kind dus concreet. Of je denkt, dat kind is gewoon moe, laat maar even, straks kan 'ie naar bed. Dan snapt ze dus dat het gedrag voorkomt uit een gevoel. De moeder die boos wordt op haar kind mist daar het vermogen tot inleven in de situatie van haar kind."

    En ook dat werkt weer interactioneel. Want een kind leert mentaliseren in de relatie met sensitieve en betrouwbare ouders, dus als de ouders dat niet kunnen dan zal het kind het ook niet leren. De omgeving kan voor het kind onvoorspelbaar en onveilig worden.

    "Een baby is de beste cotherapeut die je je kan wensen."

    De relatie is de patiënt

    In de overkoepelende IMH-visie wordt vanuit twee perspectieven naar de ouder- kindrelatie gekeken: vanuit een ontwikkelingsperspectief en vanuit een relationeel perspectief. Rexwinkel: "De relatie is de patiënt. Wat overigens niet wil zeggen dat individuele- en omgevingsfactoren niet van belang zijn, maar die wegen we binnen de relatie. Dat zit dicht bij een systeemtherapeutische benadering, maar bij ons ligt uiteindelijk altijd de nadruk op de ontwikkeling van de baby."

    In de opleiding Van-nul-tot-drie maken cursisten kennis met meerdere vormen van interventies: kortdurende, laagdrempelig interventies van vijf gesprekken, en langdurige, op gehechtheid gerichte interventies. "De kortdurende interventies lijken qua vorm op het model van het consultatiebureau. Daarom noemen we het ook geen therapie, maar een consultatie. Zoals je naar het consultatiebureau gaat voor een lichamelijk consult, zo kan je bij ons een emotioneel consult krijgen. Vaak blijkt vijf keer ook genoeg te zijn. En voor de complexere gevallen kunnen we in vijf keer zorgen voor een goede diagnostiek en doorverwijzing."

    Participerende observatie

    Naast theoretische kennis en klinische vaardigheden is baby-observatie de belangrijkste pijler van de opleiding. Cursisten observeren twee jaar lang wekelijks een baby in zijn of haar gezin. "Het gaat om participerende observatie, dus cursisten leren ook gevoelig te zijn voor hun eigen reacties. De ervaring van de baby-observatie helpt om nauwkeurig te observeren en te verdragen wat er in de therapiekamer gebeurt. Dat is immers een belangrijke basis voor elk interventie. In plaats van een baby die ontroostbaar huilt te willen troosten - wat toch je eerste reactie is – leer je om de moeder te helpen om haar baby te troosten. Want dat is waar het om draait. In een behandeling kunnen oude spoken uit het verleden van de ouders naar boven komen, maar kunnen ouders en kinderen ook oefenen met nieuw gedrag in de veilige aanwezigheid van de therapeut."

    In de Nederlandse IMH wordt niet zozeer geprobeerd gedrag in de ouder-babyrelatie symbolisch te duiden, als wel om samen met de ouders naar betekenis te zoeken en nieuwe betekenissen uit te proberen. "Door bepaald gedrag te benoemen vergroten we het uit. Bijvoorbeeld: een moeder heeft verdriet, en we zien dat de peuter weg wil, de kamer uit. Door uit te leggen aan zo'n peuter wat er aan de hand is, reguleren we de gevoelens van ouder en peuter in de kamer."

    "Zoals je naar het consultatiebureau gaat voor een lichamelijk consult, zo kan je bij ons een emotioneel consult krijgen."

    Op bezoek bij een vreemde mevrouw

    Het praten tegen baby’s en kleuters in de behandeling heeft nog een ander doel, namelijk modelling, het voordoen van gedrag aan de ouders. Als Rexwinkel nieuwe ouders met een kind op bezoek krijgt begroet ze ook de baby of peuter. "Dan vertel ik dat ze bij een vreemde mevrouw op bezoek zijn om te praten. Zo'n moeder zegt dan 'Je hoeft het niet aan hem uit te leggen hoor, hij begrijpt het toch nog niet.' Maar de volgende keer dat ze langskomen zie je dat de moeder tegen haar kind vertelt dat ze weer bij die mevrouw zijn. Dat heeft ze dan overgenomen – en daar gaat het om."

    "Je hebt ook therapeuten die alleen met de ouders praten, die het lastig vinden zo'n baby in de kamer. Een baby praat niet, dus hoe betrek je die bij een behandeling? Dat vergt een speciale expertise. Maar ik zeg vaak, een baby is de beste 'cotherapeut die je je kan wensen. Er gebeurt immers van alles – een baby wil aandacht, huilt, lacht, moet verschoond of gevoed worden, reageert op zijn ouders en op wat er in de kamer gebeurt – en dat zijn allemaal interacties waar je meteen op kan reageren. Wij leggen ouders dan ook uit dat wij de baby belangrijk vinden, omdat door samen goed te kijken en erover te praten we misschien beter kunnen gaan snappen wat er aan de hand is. Vandaar ook dat we op de grond zitten en werken, op ooghoogte van het kind."

    Dit artikel is een vervolg op The Cellotaped Therapist, On psychotherapeutic treatment for infants, dat eerder verscheen in de RINO brochure 2007-08.

    Tekst Bernard Vehmeyer
    RINO Noord-Holland / Nascholing en opleiding GGZ

    http://www.rino.nl/paginas/29119.html

    09-05-2008 om 23:54 geschreven door Webmaster

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Kinderen beinvloed door emoties van moeder
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Kinderen beïnvloed door emoties van moeder



    Foto en artikel, Bron NU

    Voor meer nieuws http://www.nu.nl/news/1554172/151/rss/Kinderen_be%EFnvloed_door_emoties_van_moeder.html

    De mate van angst die een moeder ervaart tijdens haar zwangerschap beïnvloedt de manier waarop haar kinderen informatie verwerken. Dit is de conclusie van het onderzoek van Maarten Mennes aan de Universiteit van Leuven.

    Vooral wanneer kinderen op zichzelf zijn aangewezen om beslissingen te nemen, blijkt de angst die hun moeder ervoer tijdens haar zwangerschap invloed te hebben.

    Emotionele toestand
    De onderzoeker heeft voor zijn studie gebruik gemaakt van een onderzoek dat 20 jaar geleden werd opgestart door Bea Van den Bergh. Zij volgde een groep zwangere vrouwen en ondervroeg hen over hun emotionele toestand op verschillende momenten tijdens hun zwangerschap.

    Vervolgens onderzocht ze de kinderen later op vaste tijden in hun ontwikkeling. Zij concludeerde dat een deel van de aandachtsproblemen en hyperactief gedrag bij kinderen verklaard kan worden door de mate van angst ervaren door de moeder tijdens haar zwangerschap.

    20-jarigen
    Mennes onderzocht dezelfde groep, inmiddels 20-jarigen, met computertaken die onder andere het geheugenfunctioneren en het strategisch combineren van taken of informatie nagingen. De resultaten tonen aan dat de mate van angst die een moeder ervaart tijdens de 12de tot de 22ste week van haar zwangerschap de prestatie van haar kind negatief beïnvloedt.

    De onderzoeker pleit voor preventiemaatregelen rond stress en angst tijdens de zwangerschap.

    09-05-2008 om 12:32 geschreven door Webmaster

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Hechting kan veilig zijn maar, afhankelijk van de omstandigheden, ook op verschillende manieren onveilig

    Hechting is de band tussen ouder en kind die voort- komt uit de manier waarop ouder en kind vanaf de geboorte met elkaar omgaan. Hechting kan veilig zijn maar, afhankelijk van de omstandigheden, ook op verschillende manieren onveilig.

    Een veilige hechting is belangrijk omdat het de basis
    legt voor de manier waarop het kind met zijn om- geving omgaat. Op basis van de vertrouwensband met de eerste verzorger (meestal de moeder) ontwikkelt het kind een bepaalde mate van vertrouwen in zichzelf en in de ander.

    Dit vertrouwen is van groot
    belang voor de hele verdere ontwikkeling. Veilig gehechte kinderen hebben een grotere kans op een gunstige psychosociale ontwikkeling, ze zijn doorgaans coöperatiever, hebben minder conflicten, kunnen beter omgaan met emoties en hebben meer zelfvertrouwen.

    Bovendien blijkt hun zelfvertrouwen
    bij te dragen aan een gunstige verstandelijke ontwik- keling. Veilige hechting is een basis voor een optimale ontwikkeling.

    Hoe ontstaat veilige hechting?
    Voor het ontstaan van een veilige hechting is de mate waarin het kind zich begrepen en geaccepteerd voelt van groot belang.

    Veilige hechting ontstaat als een
    kind merkt dat zijn gedrag tot positieve reacties leidt. Door reacties leert het kind dat zijn gedrag effectief is; het kind kan iets bewerkstelligen.  Iedere keer als een kind een positieve reactie op zijn gedrag krijgt wint het kind aan zelfvertrouwen.

    Tegelijkertijd leert het kind de
    positief reagerende persoon steeds meer te vertrouwen. Het kind leert die persoon kennen als iemand die hem begrijpt en het beste met hem voor heeft.

    Wat doen kinderen om een
    hechtingsband te krijgen?
    Kinderen doen vanaf hun geboorte hun best om hun ouders aan zich te binden. In het begin hebben ze daartoe slechts zeer beperkte middelen: kijken, huilen en zuigen. In de loop van de tijd krijgen ze meer bindingsmogelijkheden: lachen en zich vastklampen en later bijvoorbeeld ook volgen en roepen.

    Voordat
    kinderen kunnen praten is huilen één van hun belangrijkste communicatiemiddelen. Kinderen huilen niet, zoals vroeger wel gedacht werd, om 'hun stem te oefenen' of omdat ze niets beters te doen hebben. Huilen is bij baby's een manier om iets duidelijk te maken.

    Wat zij duidelijke willen maken verschilt. Het
    kind kan honger hebben, het te koud of juist te warm hebben, bang of moe zijn, zich vervelen of ziek zijn. Het is de taak van de ouders om uit te vinden wat er aan de hand is.

    Door steeds te zoeken naar welke
    behoefte het kind duidelijk wil maken met het huilen leren ouders na verloop van tijd verschillende manieren van huilen van hun kind te onderscheiden.
     

    Wat kunnen ouders doen om een veilige hechting met hun kind te bevorderen?

    Ouders dragen bij aan het ontstaan van een veilige
    hechting door zoveel mogelijk gepast te reageren op signalen van hun kind. Een gepaste reactie maakt het kind duidelijk dat het begrepen is, dat de ouder bereid is te helpen en dat het probleem, eenmaal kenbaar gemaakt, begrepen en verholpen kan worden.

    Prompt reageren betekent ook dat ouders reageren
    als het signaal gegeven wordt. Het zal niet voor iedere ouder op ieder moment mogelijk zijn direct te reageren. Maar het helpt al als de ouder aan het kind duidelijk maakt meteen het signaal te hebben opgevangen en zo snel mogelijk te zullen helpen.

    Gepast reageren houdt verder in dat de reactie
    aansluit bij de stemming en behoeften van het kind. Een huilend kind zal zich eerder begrepen voelen door troostende woorden/gebaren dan door afleiding of vrolijk gelach.

    Tips:


     •Borstvoeding is  bevorderlijk voor de band tussen moeder en kind. Dit wil niet zeggen dat alleen bij het geven van borstvoeding de band versterkt wordt. Het geven van kunstvoeding is ook een bevorderlijk moment voor ouder en kind om de band te versterken, met name als de ouder hierbij veel huid op huid contact heeft.

    •Baby's voelen zich het beste in de nabijheid van
    hun ouder(s), ook 's nachts. Het in elkaars nabijheid slapen heeft verschillende voordelen: a) (borst)voeding geven is minder bewerkelijk b) ouders kunnen 's nachts sneller op hun kind reageren.

    Het in elkaars nabijheid slapen betekent niet dat het kind in het ouderlijk bed slaapt maar in een eigen wieg of bed naast het bed van de ouder. Dit om de kans op wiegendood te verkleinen.

    •Baby's hebben veel behoefte aan lichamelijk
    contact. Veel dragen (gebruik een draagzak/doek), knuffelen en bijvoorbeeld babymassage is bevorderlijk voor een veilige hechting.

    •Baby's zijn leergierig, samen spelen is goed voor
    de (hechtings-) ontwikkeling. Ook het aanmoedigen van het doen van ontdekkingen werkt gunstig. Baby's hebben geen kwade bedoelingen, hoe lastig hun gedrag soms ook kan zijn. Probeer het gedrag te accepteren. Als ouders kinderen vertrouwen in hun goede bedoelingen, gaan kinderen ouder(s) en zichzelf vertrouwen. Voor meer informatie of vragen kunt u terecht bij uw consultatiebureau-team of op www.oudersonline.nl

    NB waar ouders staat kan ook ouder/verzorger(s)
    gelezen worden. NB waar hij staat in de tekst kan ook zij gelezen worden. Bron: Mr. Drs. Noortje Tan

    10/2006 GkD-JGZ401 (043) 3 690 630
    Kraamzorg (24 uur per dag) (043) 3 690 680
    Jeugdgezondheidszorg (043) 3 690 670
    Verplegen en Verzorgen (24 uur per dag) (043) 3 690 660
    Uitleen van hulpmiddelen
    (043) 3 690 620
    Voedingsvoorlichting en dieetadvisering (043) 3 690 610
    GroenekruisService (lidmaatschap)
    E-mail info@groenekruisdomicura.nl info@groenekruisdomicurakraamzorg.nl Internet www.groenekruisdomicura.nl www.groenekruisdomicurakraamzorg.nl
    Bezoekadres
    Mockstraat 1, Maastricht Postadres Postbus 1307, 6201 BH Maastricht GroenekruisDomicura Kraamzorg is in bezit van het ISO HKZ kwaliteitscertificaat en het kwaliteitskeurmerk van Zorg.


     

    09-05-2008 om 00:36 geschreven door Webmaster

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    05-05-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Tom woont gewoon ergens anders
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Hijltje Vink

    Tom woont gewoon ergens anders

     De moeder van Tom kan niet meer voor hem zorgen; daarom gaat hij naar een kindertehuis. Prentenboek met eenvoudige, gekleurde illustraties voor kinderen vanaf ca. 7 jaar en een informatief gedeelte voor de jeugd vanaf ca. 9 jaar.


    Met illustraties
    Aantal delen: 3 delen
    Uitgeverij De Banier Bv

    05-05-2008 om 00:25 geschreven door Webmaster

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    02-05-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Onzekerheid bij de opvoeding van kinderen
     Onzekerheid bij de opvoeding van kinderen

      IPZO behandelt angstklachten die typisch gebonden zijn aan opvoeding en ontwikkeling van het kind. Bij ouders ontstaan soms veel onzekerheden over thema's als: eten, slapen, zindelijkheid, grenzen stellen en contact maken met het kind.

      Bij wat oudere kinderen beginnen ook aspecten van autoriteit sterker te gelden: ''Wie is de baas?'' en "Welke eisen kan, mag en durf ik te stellen?". Ook de angst van ouders om hun eigen angsten en onrust op het kind over te brengen is een bekend fenomeen.

      In dit geval is men bang voor de 'besmettelijkheid' van angstklachten: ''Als mijn zoontje/dochtertje ziet dat ik bang ben voor honden, dan wordt hij/zij het misschien ook.''

      Bij schoolgaande kinderen kunnen faalangst, verlegenheid/teruggetrokken gedrag, niet naar school willen gaan, hyperactiviteit, druk gedrag en andere ontwikkelingsproblemen de ouders voor moeilijke vraagstukken stellen. "Moet ik mijn kind dwingen om toch te gaan?" "Moet ik er met de onderwijzer over praten?" "Wat kan ik doen om mijn kind rustiger/ evenwichtiger te krijgen?" "Heeft mijn kind specifieke hulp nodig?" etc.

      Ook kunnen thema's als hechtingsangst, bindingsangst of verlatingsangst bij ouders en/of het kind een rol gaan spelen en doorwerken in de opvoeding.

      Vestigingen van IPZO zijn gemakkelijk bereikbaar met het openbaar vervoer. Als u een afspraak wenst te maken kunt u aangeven naar welke vestigingsplaats uw voorkeur uitgaat.

      IPZO psychologen zijn aangesloten bij het Nederlands Instituut van Psychologen, N.I.P.

      Wenst u aanvullende informatie dan kunt u contact opnemen met een van onze psychologen.

      Informatie bij:           Drs. Jan van den Berg

    02-05-2008 om 22:59 geschreven door Webmaster

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (3 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    30-04-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Bordeline, het is niets meer dan een hechtingsprobleem

    BORDERLINE

     

    Grenzen vervagen

    Vanachter een gesloten deur

    Gedachten plagen

    De leegte heeft geen kleur

     

    Het vullen van gaten

    Met allerlei alternatieven

    Je de wereld inpraten

    Niemand leest je brieven

     

    Emoties voelen

    Begrijpen, delen

    Weten wat mensen bedoelen

    Wanneer ze met gevoelens spelen

     

    De pijn een plek geven

    Tussen het wit en zwart

    Overleven

    Want de wereld is hard

     

    Er zijn geen grenzen meer

    Het hoofd is dol

    Niet plat dit keer

    De aarde is hol.

     

    Bordeline, het is niets meer dan een hechtingsprobleem waar mensen in meer of mindere mate last van kunnen hebben.

    Het heeft vaak te maken met traumatische ervaringen in de jeugd die ervoor gezorgd hebben dat mensen zich niet of nauwelijks aan een ander kunnen hechten.

    Dit werkt door in relaties, werk en de omgang met dieren.

    Angst speelt een grote rol en het niet hechten komt voort uit die angst, want iets of iemand verdwijnt uiteindelijk toch wel uit je leven dus waarom zou je je hechten.

    Ook leegte speelt en grote rol, die leegte probeert men op alle mogelijke manieren te vullen.

    Dit uit zich in bijv. het constant veranderen van werk, materieel alles willen hebben, van de ene relatie in de andere springen, verslaving aan bijv. alcohol en nog veel meer.

    Grensoverschrijdend gedrag en niet zien dat dit zo is, maar het doodnormaal vinden en niet begrijpen dat anderen het niet hetzelfde zien.

    Ze voelen zich vaak miskend en hebben een groot gebrek aan zelfvertrouwen. Dit is heel kort, er is op internet een hele hoop te vinden over dit onderwerp.

    30-04-2008 om 20:17 geschreven door Webmaster

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Uit de kinderschoenen
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Auteurs: Vandeputte J., Buitelaar J., Cohen P., Matthys W. (red.)
    ISBN 9789023236122
    (ISBN10: 9023236122)

    Uit de kinderschoenen


    60 jaar Kinder- en Jeugdpsychiatrie UMC-Utrecht

    Hoe breng je 60 jaar kinder- en jeugdpsychiatrie op een toegankelijke manier in beeld?
    Het antwoord op die vraag is Uit de kinderschoenen, een jubileumboek waarin schetsmatig de ontwikkeling wordt beschreven die de afdeling Kinder- en Jeugdpsychiatrie van het UMC-Utrecht in de afgelopen 60 jaar heeft doorlopen. Dit gebeurt aan de hand van observaties van professionals.

    De verschillende bijdragen, die op zichzelf staan en zijn geschreven in de persoonlijke stijl van de auteur, gaan over alle facetten van het vak, variërend van beleid tot incident en van syndroom tot persoon. Stuk voor stuk ademen ze de Utrechtse geest, zowel ten aanzien van het wetenschappelijk onderzoek als ten aanzien van het klinisch werk. Het resultaat is een ook voor de niet-professional boeiende reis door een intrigerend vakgebied.

    Jan Duyx, Psychiater - Plaatsvervangend opleider en medisch hoofd Jeugdcircuit

    Patricia Schothorst, Psychiater - Medisch hoofd Gesloten Unit

    Herman van Engeland, Psychiater - Hoogleraar / afdelingshoofd

    Annemarie van Elburg, Psychiater - Hoofd polikliniek & deeltijdbehandeling Jeugdpsychiatrie

    Elleke Berkvens, Gezinstherapeut / psychotherapeut - Hoofd Sectie Gezinstherapie

    Walter Matthys, Psychiater - Medisch hoofd Vosseveld

    Iris van Schothorst, Pedagoog / psychotherapeut - Gezinstherapeut

    Lukas Heijs, Verpleegkundige / bedrijfskundige - Manager zorg Neurodivisie – van 1985 tot 1997 werkzaam als hoofdgroepsleider en coördinerend hoofdverpleegkundige

    Peggy Cohen-Kettenis, Klinisch Psycholoog / psychotherapeut - Coördinerend hoofd Secties Klinische Psychologie, Psychotherapie en Gezinstherapie

    Charlotte Smit, Bewegingswetenschapper / psychomotorisch therapeut - Psychomotorisch therapeut

    Mariëtte Robbe, Psychotherapeut - Psychotherapeut / gezinstherapeut

    Claudia Emck, Psychomotorisch therapeut / psycholoog - Gedragswetenschappelijk stafmedewerker

    Karel Basjes, Verpleegkundige - Coördinerend hoofd Vosseveld

    Jan Vandeputte, Psycholoog / psychotherapeut - Hoofd Sectie Psychotherapie

    Emma van Daalen, Psychiater - Medisch hoofd Peuterunit

    Sophie Willemsen-Swinkels, Etholoog - Senior onderzoeker

    Stephanie van Goozen, Psycholoog - Senior onderzoeker

    Piet van den Hoven, Onderwijskundige - Hoofd F.Redlschool

    Jan Buitelaar, Psychiater - Medisch hoofd Kindercircuit

    Chantal Kemner, Psychofysioloog -Senior onderzoeker

    Uit de inhoud

    1 Van vroeger naar nu
    2 De ontwikkeling van de infantpsychiatrie
    3 Een gen voor contactstoornissen?
    4 Zonder ouders kan het niet: samenwerking met ouders in de kinder-en jeugdpsychiatrie
    5 Een aap van een kind
    6 Over zijn en haar zijn: ‘gender’ in de kinder- en jeugdpsychiatrie
    7 De professor Fritz Redlschool
    8 Over hyperactiviteit vroeger en nu
    9 Kinderen met opstandig en agressief gedrag
    10 Agressief gedrag bij kinderen: een kwestie van nature of nurture?
    11 Van groepsleider naar verpleegkundige kinder- en jeugdpsychiatrie
    12 Een puber kent geen romantiek: over het eigene van de adolescentie
    13 De sfinx in de psychiatrie
    14 Wat beweegt hen? Over adolescenten en psychomotoriek
    15 Leren eten in het AZU
    16 Leidinggeven in de kinder- en jeugdpsychiatrie: een terugblik op 15 jaar Jeugdcircuit

    Lees verder>>>   http://www.vangorcum.nl/NL_toonBoek.asp?PublID=3311

    30-04-2008 om 19:36 geschreven door Webmaster

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    29-04-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Hechtingsproblemen
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Anniek Thoomes-Vreugdenhil

    Gehechtheidsproblemen

    Veilige gehechtheid wordt gezien als bepalend voor het leven, zowel voor het kinderleven als voor de relatievorming als voor het latere functioneren. Veilig gehechte kinderen hebben sensitieve ouders. Dat zijn ouders die gericht zijn op wat dit kind nodig heeft, ouders die in staat zijn de signalen van hun kind goed op te vangen en er vervolgens gehoor aan geven. Deze ouders zijn gericht op de behoefte van hun kind en kunnen de emoties van hun kind adequaat spiegelen. Dat kunnen die ouders niet alleen als het kind klein is maar gedurende hun hele ontwikkeling tot de volwassenheid. De ervaren interacties zijn overwegend positief. Deze kinderen hebben nabijheid ervaren en vinden dat vanzelfsprekend.

    Onveilig gehechte kinderen en jongeren ontwikkelen veel minder sociale vaardigheden, hebben minder vrienden, zijn minder zelfstandig. Een relatie is geconstateerd tussen onveilige gehechtheid en depressie bij jongeren. Eveneens is er een relatie tussen onveilige gehechtheid en psychopathologie geconstateerd, vooral tussen de gehechtheidswijze gedesorganiseerd gehecht en probleemgedrag.

    Ook bij volwassenen wordt in onderzoeken een relatie aangetoond tussen onveilige gehechtheid en problematiek, de problematiek waarvan gesproken wordt is divers.

    Vooral negatief denken over zichzelf kan leiden tot problematiek. Negatief denken over zichzelf betekent een gebrek aan zelfrespect, een gebrek aan autonomie in relatie met anderen en een overtuiging dat het zelf het niet waard is om lief te hebben en om steun te krijgen.

    Lees verder>>>>  http://www.hechtingsproblemen.nl/hechtingsproblemen.html

    29-04-2008 om 17:34 geschreven door Webmaster

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (4 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Mijn kind heeft problemen in de sociaal emotionele ontwikkeling
    • Mijn kind is lastig en druk, hij is hyperactief en impulsief, mogelijk heeft hij ADHD
    • Mijn kind is opstandig en vertoont ontremd gedrag, mogelijk heeft hij ODD-CD.
    • Mijn kind heeft concentratieproblemen, mogelijk ADD of ADHD
    • Mijn kind heeft problemen in de sociaal emotionele ontwikkeling. Hij heeft last van faalangst, scheidingsangst, hechtingsproblemen en een slechte sociale weerbaarheid.
    • Mijn kind heeft last van depressies.
    • Mijn kind loopt steeds verder achter op school en hij is toch niet dom.

    gedragsproblemen…
    Hoe kan ik mijn kind helpen?

    Het zou zo fantastisch zijn als:

    • Mijn kind rustiger is en eens nadenkt vóórdat hij iets zegt of doet.
    • Mijn kind minder opstandig is en zich ook kan aanpassen aan zijn omgeving.
    • Mijn kind zich beter kan concentreren.
    • Mijn kind minder angstig is en zich beter staande kan houden in sociale contacten.
    • Mijn kind over de hele linie lekker in zijn vel zit.

    Met de BSM therapie kan dat allemaal gebeuren!

    Lees verder>>>>Praktijk Pippi  http://www.praktijkpippi.nl/index.php?id=190

    29-04-2008 om 13:53 geschreven door Webmaster

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)


    Archief per week
  • 18/07-24/07 2011
  • 27/06-03/07 2011
  • 06/06-12/06 2011
  • 30/05-05/06 2011
  • 11/04-17/04 2011
  • 04/04-10/04 2011
  • 28/03-03/04 2011
  • 22/11-28/11 2010
  • 15/11-21/11 2010
  • 08/11-14/11 2010
  • 25/10-31/10 2010
  • 13/09-19/09 2010
  • 31/05-06/06 2010
  • 10/05-16/05 2010
  • 26/04-02/05 2010
  • 29/03-04/04 2010
  • 15/03-21/03 2010
  • 08/03-14/03 2010
  • 08/02-14/02 2010
  • 01/02-07/02 2010
  • 14/12-20/12 2009
  • 07/12-13/12 2009
  • 30/11-06/12 2009
  • 23/11-29/11 2009
  • 19/10-25/10 2009
  • 29/06-05/07 2009
  • 18/05-24/05 2009
  • 11/05-17/05 2009
  • 27/04-03/05 2009
  • 02/02-08/02 2009
  • 19/01-25/01 2009
  • 05/01-11/01 2009
  • 15/12-21/12 2008
  • 08/12-14/12 2008
  • 01/12-07/12 2008
  • 24/11-30/11 2008
  • 10/11-16/11 2008
  • 03/11-09/11 2008
  • 27/10-02/11 2008
  • 01/09-07/09 2008
  • 14/07-20/07 2008
  • 07/07-13/07 2008
  • 23/06-29/06 2008
  • 16/06-22/06 2008
  • 02/06-08/06 2008
  • 26/05-01/06 2008
  • 19/05-25/05 2008
  • 12/05-18/05 2008
  • 05/05-11/05 2008
  • 28/04-04/05 2008
  • 21/04-27/04 2008
  • 14/04-20/04 2008
  • 07/04-13/04 2008
  • 31/03-06/04 2008
  • 24/03-30/03 2008
  • 17/03-23/03 2008
  • 10/03-16/03 2008
  • 03/03-09/03 2008

    Foto


    Foto


    Foto

    Willekeurig SeniorenNet Blogs
    foxy1950
    blog.seniorennet.be/foxy195
    Een interessant adres?

    Mijn favorieten
  • seniorennet.be
  • Hechtingsprobleem (Forum)
  • Hechting (Forum)
  • Hechtingsproblemen (Startpagina)

  • Een interessant adres?

    Dropbox

    Druk op onderstaande knop om je bestand naar mij te verzenden.


    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!