Voor ouders, hulpverleners, en leerkrachten, die zich zorgen maken over kinderen, met Hechtingsprobleem, Hechtingsproblemen, hechtingsstoornis, hechting, gehechtheid, ouders, babys, kinderen, pleegkinderen, stiefkinderen,jeugd, volwassenen, hulpverleners, onderwijs, jeugdzorg
02-05-2008
Onzekerheid bij de opvoeding van kinderen
Onzekerheid bij de opvoeding van kinderen
IPZO behandelt angstklachten die typisch gebonden zijn aan opvoeding en ontwikkeling van het kind. Bij ouders ontstaan soms veel onzekerheden over thema's als: eten, slapen, zindelijkheid, grenzen stellen en contact maken met het kind.
Bij wat oudere kinderen beginnen ook aspecten van autoriteit sterker te gelden: ''Wie is de baas?'' en "Welke eisen kan, mag en durf ik te stellen?". Ook de angst van ouders om hun eigen angsten en onrust op het kind over te brengen is een bekend fenomeen.
In dit geval is men bang voor de 'besmettelijkheid' van angstklachten: ''Als mijn zoontje/dochtertje ziet dat ik bang ben voor honden, dan wordt hij/zij het misschien ook.''
Bij schoolgaande kinderen kunnen faalangst, verlegenheid/teruggetrokken gedrag, niet naar school willen gaan, hyperactiviteit, druk gedrag en andere ontwikkelingsproblemen de ouders voor moeilijke vraagstukken stellen. "Moet ik mijn kind dwingen om toch te gaan?" "Moet ik er met de onderwijzer over praten?" "Wat kan ik doen om mijn kind rustiger/ evenwichtiger te krijgen?" "Heeft mijn kind specifieke hulp nodig?" etc.
Ook kunnen thema's als hechtingsangst, bindingsangst of verlatingsangst bij ouders en/of het kind een rol gaan spelen en doorwerken in de opvoeding.
Vestigingen van IPZO zijn gemakkelijk bereikbaar met het openbaar vervoer. Als u een afspraak wenst te maken kunt u aangeven naar welke vestigingsplaats uw voorkeur uitgaat.
IPZO psychologen zijn aangesloten bij het Nederlands Instituut van Psychologen, N.I.P.
Wenst u aanvullende informatie dan kunt u contact opnemen met een van onze psychologen.
Bordeline, het is niets meer dan een hechtingsprobleem
BORDERLINE
Grenzen vervagen
Vanachter een gesloten deur
Gedachten plagen
De leegte heeft geen kleur
Het vullen van gaten
Met allerlei alternatieven
Je de wereld inpraten
Niemand leest je brieven
Emoties voelen
Begrijpen, delen
Weten wat mensen bedoelen
Wanneer ze met gevoelens spelen
De pijn een plek geven
Tussen het wit en zwart
Overleven
Want de wereld is hard
Er zijn geen grenzen meer
Het hoofd is dol
Niet plat dit keer
De aarde is hol.
Bordeline, het is niets meer dan een hechtingsprobleem waar mensen in meer of mindere mate last van kunnen hebben.
Het heeft vaak te maken met traumatische ervaringen in de jeugd die ervoor gezorgd hebben dat mensen zich niet of nauwelijks aan een ander kunnen hechten.
Dit werkt door in relaties, werk en de omgang met dieren.
Angst speelt een grote rol en het niet hechten komt voort uit die angst, want iets of iemand verdwijnt uiteindelijk toch wel uit je leven dus waarom zou je je hechten.
Ook leegte speelt en grote rol, die leegte probeert men op alle mogelijke manieren te vullen.
Dit uit zich in bijv. het constant veranderen van werk, materieel alles willen hebben, van de ene relatie in de andere springen, verslaving aan bijv. alcohol en nog veel meer.
Grensoverschrijdend gedrag en niet zien dat dit zo is, maar het doodnormaal vinden en niet begrijpen dat anderen het niet hetzelfde zien.
Ze voelen zich vaak miskend en hebben een groot gebrek aan zelfvertrouwen. Dit is heel kort, er is op internet een hele hoop te vinden over dit onderwerp.
Auteurs: Vandeputte J., Buitelaar J., Cohen P., Matthys W. (red.) ISBN 9789023236122 (ISBN10: 9023236122)
Uit de kinderschoenen
60 jaar Kinder- en Jeugdpsychiatrie UMC-Utrecht
Hoe breng je 60 jaar kinder- en jeugdpsychiatrie op een toegankelijke manier in beeld? Het antwoord op die vraag is Uit de kinderschoenen, een jubileumboek waarin schetsmatig de ontwikkeling wordt beschreven die de afdeling Kinder- en Jeugdpsychiatrie van het UMC-Utrecht in de afgelopen 60 jaar heeft doorlopen. Dit gebeurt aan de hand van observaties van professionals.
De verschillende bijdragen, die op zichzelf staan en zijn geschreven in de persoonlijke stijl van de auteur, gaan over alle facetten van het vak, variërend van beleid tot incident en van syndroom tot persoon. Stuk voor stuk ademen ze de Utrechtse geest, zowel ten aanzien van het wetenschappelijk onderzoek als ten aanzien van het klinisch werk. Het resultaat is een ook voor de niet-professional boeiende reis door een intrigerend vakgebied.
Jan Duyx, Psychiater - Plaatsvervangend opleider en medisch hoofd Jeugdcircuit
Patricia Schothorst, Psychiater - Medisch hoofd Gesloten Unit
Herman van Engeland, Psychiater - Hoogleraar / afdelingshoofd
Annemarie van Elburg, Psychiater - Hoofd polikliniek & deeltijdbehandeling Jeugdpsychiatrie
Walter Matthys, Psychiater - Medisch hoofd Vosseveld
Iris van Schothorst, Pedagoog / psychotherapeut - Gezinstherapeut
Lukas Heijs, Verpleegkundige / bedrijfskundige - Manager zorg Neurodivisie van 1985 tot 1997 werkzaam als hoofdgroepsleider en coördinerend hoofdverpleegkundige
1 Van vroeger naar nu 2 De ontwikkeling van de infantpsychiatrie 3 Een gen voor contactstoornissen? 4 Zonder ouders kan het niet: samenwerking met ouders in de kinder-en jeugdpsychiatrie 5 Een aap van een kind 6 Over zijn en haar zijn: gender in de kinder- en jeugdpsychiatrie 7 De professor Fritz Redlschool 8 Over hyperactiviteit vroeger en nu 9 Kinderen met opstandig en agressief gedrag 10 Agressief gedrag bij kinderen: een kwestie van nature of nurture? 11 Van groepsleider naar verpleegkundige kinder- en jeugdpsychiatrie 12 Een puber kent geen romantiek: over het eigene van de adolescentie 13 De sfinx in de psychiatrie 14 Wat beweegt hen? Over adolescenten en psychomotoriek 15 Leren eten in het AZU 16 Leidinggeven in de kinder- en jeugdpsychiatrie: een terugblik op 15 jaar Jeugdcircuit
Veilige gehechtheid wordt gezien als bepalend voor het leven, zowel voor het kinderleven als voor de relatievorming als voor het latere functioneren. Veilig gehechte kinderen hebben sensitieve ouders. Dat zijn ouders die gericht zijn op wat dit kind nodig heeft, ouders die in staat zijn de signalen van hun kind goed op te vangen en er vervolgens gehoor aan geven. Deze ouders zijn gericht op de behoefte van hun kind en kunnen de emoties van hun kind adequaat spiegelen. Dat kunnen die ouders niet alleen als het kind klein is maar gedurende hun hele ontwikkeling tot de volwassenheid. De ervaren interacties zijn overwegend positief. Deze kinderen hebben nabijheid ervaren en vinden dat vanzelfsprekend.
Onveilig gehechte kinderen en jongeren ontwikkelen veel minder sociale vaardigheden, hebben minder vrienden, zijn minder zelfstandig. Een relatie is geconstateerd tussen onveilige gehechtheid en depressie bij jongeren. Eveneens is er een relatie tussen onveilige gehechtheid en psychopathologie geconstateerd, vooral tussen de gehechtheidswijze gedesorganiseerd gehecht en probleemgedrag.
Ook bij volwassenen wordt in onderzoeken een relatie aangetoond tussen onveilige gehechtheid en problematiek, de problematiek waarvan gesproken wordt is divers.
Vooral negatief denken over zichzelf kan leiden tot problematiek. Negatief denken over zichzelf betekent een gebrek aan zelfrespect, een gebrek aan autonomie in relatie met anderen en een overtuiging dat het zelf het niet waard is om lief te hebben en om steun te krijgen.
Mijn kind heeft problemen in de sociaal emotionele ontwikkeling
Mijn kind is lastig en druk, hij is hyperactief en impulsief, mogelijk heeft hij ADHD
Mijn kind is opstandig en vertoont ontremd gedrag, mogelijk heeft hij ODD-CD.
Mijn kind heeft concentratieproblemen, mogelijk ADD of ADHD
Mijn kind heeft problemen in de sociaal emotionele ontwikkeling. Hij heeft last van faalangst, scheidingsangst, hechtingsproblemen en een slechte sociale weerbaarheid.
Mijn kind heeft last van depressies.
Mijn kind loopt steeds verder achter op school en hij is toch niet dom.
gedragsproblemen Hoe kan ik mijn kind helpen?
Het zou zo fantastisch zijn als:
Mijn kind rustiger is en eens nadenkt vóórdat hij iets zegt of doet.
Mijn kind minder opstandig is en zich ook kan aanpassen aan zijn omgeving.
Mijn kind zich beter kan concentreren.
Mijn kind minder angstig is en zich beter staande kan houden in sociale contacten.
Mijn kind over de hele linie lekker in zijn vel zit.
Primaire gegevens van het gelezen werk: Auteur: Lillian B. Rubin Titel: Het onverwoestbare kind Ondertitel: Verhalen over overwinningen op het verleden Verschenen in: 1997 Uitgever: Ambo | Anthos Uitgevers Verwachtingen vooraf: psychologisch geneuzel, alsof het een lesboek zou zijn van de studie psychologie, met een hoop vaktermen en andere moeilijke woorden.
Samenvatting van de inhoud:
Lillian Rubin is psychologe. Zelf heeft ze een moeilijke jeugd gehad. Haar alleenstaande moeder was erg agressief en had weinig op met haar kinderen. Rubin beschrijft dat ze het vreemd vond dat ondanks hun band, haar broer zich niet heeft kunnen onttrekken uit de greep van zijn moeder. Rubin is ondanks de verbale en lichamelijke aanvallen van haar moeder in haar jeugd, er goed bovenop gekomen. Haar broer heeft die kracht nooit gehad en pleegde zelfmoord. Daarom schreef Rubin dit boek waarin ze slachtoffers van een verschrikkelijke jeugd vol geweld en vernederingen interviewt. De acht mensen die opgevoerd worden hebben allemaal iets vreselijks meegemaakt, maar hebben toch een goedlopende carrière en genieten van het leven. Hun broers en zussen, als ze die hebben, komen er vaak minder goed vanaf. Hieronder korte samenvattingen van de levensverhalen van die mensen.
Sara Mikoulis Omdat haar ouders niet voor haar kunnen zorgen, sturen ze haar als baby naar haar oom en tante. Ze heeft het er prima naar haar zin en wordt liefdevol opgevoed. Totdat ze zeven jaar oud is. Haar moeder besluit dat ze haar dochter weer bij zich wil hebben en Sara gaat terug naar haar moeder. Haar broertje, die daar altijd is blijven wonen, ziet in zijn zus een rivale als het gaat om zijn moeders aandacht. Van broer en zusliefde is dus geen sprake. Ook haar moeder moet eigenlijk niets van Sara hebben, en tuigt haar regelmatig af. Zelfs als ze nog maar vier jaar is wordt ze al tot bloedens toe geslagen met de gespkant van een broekriem. De enige die lief voor haar is, is haar stiefvader. Alleen misbruikt hij haar wel seksueel en neemt hij het niet voor haar op als haar moeder weer eens op haar inslaat. Ook haar broer begint Sara te misbruiken. Hij weet haar op een dag zelfs een boerenschuur in te lokken, waar ze door drie jongens verkracht wordt. Dan heeft Sara er echt genoeg van. Ze slaat haar broer letterlijk van zich af door een hamer onder haar kussen te bewaren. Als haar stiefvader haar in de keuken benadert bedreigt ze hem met een mes. Haar moeder stuurt haar weg en Sara gaat bij haar biologische vader en zijn vrouw wonen. Uiteindelijk gaat ze succesvol psychologie studeren. Ze krijgt tweemaal een relatie met uiterst gewelddadig mannen tot ze haar huidige man vindt. Ze is een liefhebbende moeder van twee kinderen.
Petar Steprovic Petar komt uit Slovenië. Hij woont daar nog steeds als zijn moeder hem meeneemt naar het lijkenhuis. Hij is dan vijf jaar oud. Zijn vader is overleden, zelfmoord zegt zijn moeder. Ze neemt hem mee naar het lijkenhuis zodat hij het lijk ziet van zijn vader. Zo weet je tenminste dat hij dood is. Naderhand is Petar het pispaaltje in de uiterst katholieke familie. Zelfmoord is een doodzonde, dat kan echt niet. Daar komt bij dat Petars vader een alcoholist was. Zijn moeder noemt Petar de zoon van zijn vader, een nietsnut, gedoemd om ook alcoholist te worden. Hij ondergaat het verbale geweld van zijn moeder, tantes en zijn oma, die ook allemaal een hekel aan hem hebben. Dan hertrouwt zijn moeder met een Amerikaanse sergeant en ze verhuizen naar Amerika. Hij mag vervolgens nooit meer over Slovenië praten, het is alsof er een sluier over getrokken werd. Hij is nu Amerikaans, zegt zijn moeder. Hij is nog maar acht jaar en spreekt geen woord engels, toch is dat de enige taal die ze voortaan nog spreken thuis. Ook zijn naam wordt verengelst. Hij heet nu Peter Bancroft, hij háát die naam. Daar komt bij dat Petar geboren is met een lichte afwijking in zijn gezicht. De artsen hadden tegen hem gezegd dat het maar een kleine ingreep zou zijn, en dat hij er daarna weer normaal uit zou zien. Maar dat heeft ze nooit laten doen: Je bent een Steprovic, het is Gods bedoeling om je te laten lijden! Petar weet te ontsnappen in zijn studieboeken en gaat zelfs studeren aan de universiteit van Yale. Hij verandert zijn naam weer terug in Petar Steprovic.
Lynne Halsted De meeste mensen in het boek van Rubin komen allemaal uit achterstandswijken en arme gezinnen. Lynne niet, haar moeder is ontzettend rijk. Ze hebben meerdere huizen en minstens zestig man personeel. Haar moeder is alcoholica en nooit thuis, ze is altijd druk. Als ze wel thuis is slaat ze Lynne verschrikkelijk, vaak om de stomste redenen. Ook haar broer is ontzettend gemeen, hij duwt haar de trap af of slaat haar. Als hij zes jaar oud is verdwijnt hij naar kostschool, en Lynne kan ook niet wachten tot zij naar kostschool mag. Dan is ze tenminste niet zo eenzaam. Want ondanks huishoudster Phoebe moet Lynne hele dagen alleen doorbrengen in het grote huis. Ondertussen hertrouwt haar moeder met Craig Halsted, een lieve zachte man. Hij biedt Lynne enige troost al is hij ook alcoholicus en zijn haar ouders bijna altijd van huis. Op twaalfjarige leeftijd vertrekt Lynne dolgelukkig naar kostschool. Ze komt vele kilos aan, iets dat haar moeder verschrikkelijk vindt. Vooral nu het debutantenbal eraan zit te komen. Haar moeder vindt Lynne zo een veel te gênante vertoning en stopt haar in een ziekenhuis waar ze gedwongen wordt af te vallen. Dat lukt niet. Na haar studie heeft Lynne een centrum opgericht voor rijke vrouwen die iets met hun vele geld willen doen. Ze is een succesvolle zakenvrouw en goeddoener.
Wayne Morgan Waynes moeder leeft voor haar man. Dat ze samen een kind hebben is een bijkomstigheid, maar eigenlijk kan ze hem helemaal niet gebruiken. Alle aandacht van haar man die ze door Wayne misloopt wordt hem kwalijk genomen. Als Wayne tien jaar oud is overlijdt zijn vader. Zijn moeder gaat aan de drank en leeft haar woede uit op haar zoon in de vorm van verbaal en fysiek geweld. Ze laat hem nooit met rust en zit constant op hem te vitten. Wayne en zijn moeder wonen in hetzelfde huis als zijn tante en oma. Die twee kunnen Waynes moeder niet velen. Er is constant ruzie in het huis. Als Wayne zeventien jaar oud is en zijn moeder weer eens tegen hem aanschreeuwt, vliegt hij zijn moeder aan. Hij grijpt haar rond de nek en wil haar op laten houden met schreeuwen. Hij zet niet door en laat zijn moeder dus leven. Maar een paar dagen later is hij verhuisd naar een studentenflat. Daar ontmoet hij Diane, een meisje. Ze raakt zwanger van Wayne en ondanks dat ze niet echt van elkaar houden, gaan ze samen wonen. Ze krijgen een dochter: Erin. Diane kijkt niet echt naar haar kind om, maar Wayne neemt maar wat graag de zorg van zijn kind op zich. Op een dag verongelukken Diane en Erin in de auto. Erin is dan net zes maanden oud. Wayne stort zich in de drank en besluit naar Vietnam te gaan. Als hij alle sores uit zijn lijf gevochten heeft, gaat hij terug naar Amerika waar hij een opleiding begint om priester te worden. Ondanks dat hij af en toe de regels aan zijn laars lapt (hij is verschillende malen met een vrouw samen geweest), is hij gelukkig als priester.
Ana Gutierreze In Californië werken veel seizoenarbeiders, zo ook de ouders van Ana. Ze komen uit Mexico en hebben lang als illegalen gewerkt op het Amerikaanse land. Samen met haar ouders, broers en zussen woont ze in een houten keet, waar maar één kamer in zit. Daar eten, slapen en leven ze in. De wc staat buiten en wordt gedeeld door de andere seizoensarbeiders. Ze verhuizen vaak, daar naartoe waar er werk is. Haar vader is ontzettend streng en agressief. Als ze ook maar één keer niet luistert wordt ze hardhandig aan haar haren rondgeslingerd of krijgt een flinke stomp. Ana kan zich ook vaag iets herinneren van seksueel misbruik van haar vader, maar hoe het precies zat weet ze niet (meer). Als ze oud genoeg is werkt Ana mee op het land. Om aan haar vaders tirannie te ontsnappen trouwt ze met Ramon. Samen krijgen ze een dochter Angela. Ramon is ontzettend jaloers en net zo gewelddadig als haar vader was. Ondertussen komt het feminisme in die tijd op zetten. Ana leert dat er meer voor haar is dan kersen of uien plukken. Ze besluit avondcursussen te volgen. Ramon staat het niet toe en als ze toch gaat weigert hij voor hun dochter te zorgen. Hij wordt steeds agressiever en gaat steeds meer drinken. Uiteindelijk wordt het Ana te veel en vertrekt ze bij Ramon. Hij blijft hen nog een tijd stalken en bedreigen. Als Ana hem daarvoor een tijd laat opsluiten door de politie is het afgelopen. Ana is nu een succesvolle lerares.
Kevin McLaren Kevin is een intelligente jongen die op zevenjarige leeftijd al meer weet en kan dan zijn ouders. Zijn vader is een alcoholicus en zijn moeder is manisch depressief. Hun relatie is gestoord, zoals Kevin het noemt. Als zijn moeder depressief is heeft ze de neiging om haar man te lijf te gaan, bijvoorbeeld met een broodmes. Kevin leert thuis niets over cultuur zoals muziek of boeken. Als hij van een tante een speelgoedpiano krijgt, ontstaat zijn liefde voor muziek. Hij leert zichzelf piano en altviool te spelen. Ook later als hij volwassen is en optredens verzorgt met een groot orkest achter zich, snappen zijn ouders niets van wat hij nu is: beroepsmusicus. Ze weten niet of ze trots moeten zijn op hun zoon, of verdrietig dat hij een vreemde voor hen is.
Karen Richards Karen heet eigenlijk Kareena en komt uit Finland. Als ze vijf jaar oud is neemt haar moeder haar mee naar de haven. Ze zegt dat ze naar Amerika gaat, waar ze heel veel speelgoed en jurkjes zal krijgen. Kareena is erg enthousiast, totdat ze door heeft dat haar moeder niet achter haar aan loopt als een matroos Kareena de grote boot opbrengt. Kareena is in tranen en wordt zes dagen lang in een hut alleen gelaten. Ze moet constant braken en huilt om haar moeder. Het personeel van het schip is Zweeds en ze snapt dus niet wat er tegen haar gezegd wordt. Wat blijkt: haar moeder heeft haar verkocht aan een Amerikaanse advocate die er een Amerikaanse familie voor zoekt. Eenmaal in Amerika aangekomen blijkt dat de advocate geen gezin gevonden heeft, dus neemt ze haar zelf in huis. Haar naam is Vivian Thompson. Vivian is ontzettend wreed tegen Karen, wat haar nieuwe Amerikaanse naam is. Het is duidelijk dat ze niets van het meisje moet hebben en Karen heeft een verschrikkelijk leven bij Vivian. Vaak wordt ze s nachts aan haar haren uit bed getrokken om de keukenvloer te boenen, krijgt ze slaag zonder reden of moet ze rechtop op een stoel zitten terwijl ze allerlei verbaal geweld naar zich toe geslingerd krijgt. De rest van het gezin doet niets om Karen te beschermen. Op een gegeven moment, Karen is dan vijftien jaar oud, probeert Vivian haar het raam uit te duwen van de tweede verdieping. Karen weet zich te verzetten en schreeuwt het uit naar haar stiefmoeder dat zij haar nóóit meer zal aanraken! Karen weet te ontsnappen door als oppas bij een gezin in te trekken. Ze neemt avondcursussen en gaat studeren. Ze raakt ook zwanger en na lang wikken en wegen besluit ze haar kind te houden. Een dochter wordt geboren: Jennifer. Ondertussen is Karen een succesvol advocate en gaat ze op zoek naar haar Finse familie. Vivian is ondertussen overleden, Karen stond niet in haar testament. Van een tante hoort Karen dat haar Finse familie haar lange tijd gezocht heeft, onder andere haar broer Lars, die zelfs in de VS is geweest. Hij heeft Vivian gesproken maar die zei tegen hem dat Karen niets meer met hen te maken wilde hebben. Uiteindelijk vindt Karen haar familie weer terug en alles gaat goed met haar. Totdat haar dan negentienjarige dochter omkomt. Haar wereld stort in. Toch weet ze er bovenop te komen en vindt ze haar troost bij haar nieuw gevonden broer en haar man.
Chris Lydon Neem een typische zwarte getto in een Amerikaanse stad. Dat is waar Chris is opgegroeid. Het was erg druk en erg vol bij hem thuis. Zijn ouders hadden vaak ruzie en ze hadden regelmatig te weinig eten. Slapend komt hij de middelbare school door, niet omdat hij zo slim is, maar omdat het niet veel voorstelt. Ze laten hem gewoon overgaan. Chris zoekt zijn heil op straat. Samen met een vriend van hem begint hij met winkeldiefstallen, op een gegeven moment zelfs op bestelling. Op zijn zestiende belandt hij in een jeugdgevangenis. Niet omdat hij gepakt was, nee, zijn vriend was gepakt. Maar omdat deze bang was het nooit te kunnen redden in de bak, besloot Chris zich ook te laten pakken. Als hij er terug uit komt gaat het leven als winkeldief gewoon door. Hij wordt zwendelaar, een tijdje cokedealer en zelfs pooier. Totdat hij bij een speciaal project van de overheid de psychologe Linda Martin leert kennen. Hij wil alles doen om met haar samen te werken. Hij besluit naar college te gaan en later naar de universiteit. Hij moet er keihard voor werken, maar bereikt op een gegeven moment zelfs de titel doctor. Beetje bij beetje laat hij het straatleven los en verkoopt zijn zwarte cadillac om er een beschaafde Volkswagen voor terug te kopen. Nu is hij psycholoog, docent aan de universiteit, (alleenstaande) vader van vier kinderen en adviespersoon bij buurtorganisaties.
Titelverklaring: Rubin praat constant over het onverwoestbare kind. Wat maakt een kind onverwoestbaar en een ander niet? Hoe kan het dat sommige kinderen zelfs na zeven keer vallen toch nog een achtste keer opstaan? De mensen in het boek, de slachtoffers, zijn allemaal onverwoestbare kinderen. Ze hebben verbaal en lichamelijk geweld en vernederingen moeten doorstaan. Veel van hun broers en zussen zijn het slechte pad opgeraakt of eerder overleden door onder andere zelfmoord. Maar zij zijn doorgegaan, zij hebben nu een redelijk succesvol leven en weten te genieten van het leven. Ze zijn niet verwoest door hun (stief-)ouders.
Opbouw: Het boek bestaat uit tien hoofdstukken. Het eerste en het laatste hoofdstuk gaan over de visie van Rubin, Rubins jeugd en waarom ze dit boek heeft geschreven. De andere acht hoofdstukken zijn vernoemd naar de hoofdpersonen, de slachtoffers. Daarin vertellen ze wat hen, chronologisch gezien, is overkomen in hun leven.
Taalgebruik: Als de slachtoffers aan het woord zijn, is het taalgebruik vlot en goed leesbaar. Soms verdwaal je een beetje in de vele namen die opgevoerd worden. Dit komt omdat ze hun levensverhaal in tien paginas vertellen, dan staat alles toch vrij dicht op elkaar. Als Rubin commentaar geeft op de gebeurtenissen die de slachtoffers vertellen, wordt het taalgebruik wat moeilijker. Ze noemt psychologen, titels van boeken over de psychologie en vele vaktermen. Dat is gewoon wat minder interessant om te lezen.
Tijd: Omdat dit boek geen roman is en niet bestaat uit één verhaal, is het moeilijk om hier de tijd te gaan beschrijven. Wat ik wel kan zeggen is dat de verhalen van de hoofdpersonen zo goed als chronologisch verteld worden, al dan niet afgewisseld door flashbacks.
Het duurde bij mij ongeveer zeven uur voordat ik dit boek van 251 paginas uit had.
Plaats en ruimte: Omdat dit boek geen roman is en niet bestaat uit één verhaal, is het moeilijk om hier de plaats te gaan beschrijven. Elk verhaal speelt zich in andere steden af. Er is niet één plek die eruit springt.
Spanning: Er is vrijwel geen spanningsopbouw. De hoofdstukken zijn ingedeeld op de verhalen van de personen: één hoofdstuk per persoon. In die hoofdstukken wordt hun verhaal zo goed als chronologisch verteld. Het levensverhaal van Rubin is iets spannender opgebouwd, dat vertelt ze tussen de verhalen van de andere personen door. Dan geeft ze bijvoorbeeld commentaar op hun handelen en probeert dat dan te verduidelijken door te vertellen hoe zij dat deed als haar iets dergelijks overkomen was.
Vertelperspectief: Alles wordt verteld door Lillian Rubin, in het ik-perspectief.
Personages: Alle personen worden beschreven bij 'Plot'.
Thema en motieven: Omdat dit boek geen roman is en niet bestaat uit één verhaal, is het moeilijk om hier het thema en de motieven te gaan beschrijven. Maar waar het duidelijk over gaat is het onverwoestbare kind, dat komt elke keer terug. De slachtoffers hebben zich in hun jeugd weten te redden door allemaal dezelfde dingen te doen. Ten eerste door zich te desidentificeren met de rest van het gezin. Ze hadden altijd al het gevoel er niet bij te horen. Ten tweede door een mentor of een vertrouwenspersoon te vinden buiten het gezin. Dit komt door hun adopteerbaarheid: ze zijn in staat om mensen voor zich in te nemen, mensen voelen snel de neiging om voor hen te zorgen. Zon iemand wordt dan een mentor of vertrouwenspersoon genoemd. Dat kan een pianolerares zijn, een psychologe of een moeder van een vriendin. Bovendien zijn de mensen opgevoerd in het boek altijd positief: zij zien een half vol glas terwijl iemand anders misschien een half leeg glas ziet.
Genre: Dit boek is geen roman, maar het is ook geen naslagwerk of studieboek. Dit boek vertelt de verhalen van negen mensen over hun verschrikkelijke jeugd en hoe ze daaruit gekomen zijn, allemaal verteld door een psychologe. Je zou het een psychologische autobiografie van negen mensen kunnen noemen.
Een hechtingsprobleem is een grotere handicap dan lichamelijke gebreken
De Stelling:
Een hechtingsprobleem is een grotere handicap dan lichamelijke gebreken
De rubriek waarbij uw mening telt. In ieder nummer een nieuwe stelling waar reacties op binnengekomen zijn. Uw bijdrage wordt zeer op prijs gesteld. Lees wat uw collega-pleegouders en andere partners in de pleegzorg van de stelling vinden. Wilt u ook uw mening geven: de nieuwe stelling staat op de deze pagina.
Een lichamelijk gebrek is vaak zichtbaar, een hechtingsprobleem wordt soms pas na jaren herkend. Voor de lichamelijke beperking is vaak alle begrip en er wordt rekening mee gehouden. Op het afwijkende gedrag wordt het kind of de (pleeg)ouder aangesproken. Van een lichamelijk gebrek is vaak bekend hoe het behandeld moet worden, door wie en hoe groot de kans op succes is. Over de behandeling van hechtingsproblematiek wordt verschillend gedacht. Inderdaad: Een hechtingsprobleem is een grotere handicap dan lichamelijke gebreken.
Rijk, bestandspleegvader
De grootste handicap bij een hechtingsprobleem is het isolement waar (pleeg)ouders in terechtkomen. De overlevingstechnieken van het (pleeg)kind zijn zo geraffineerd en sterk dat een buitenstaander niet door heeft wat zich afspeelt binnen het gezin en dat ook niet gelooft, want naar buiten toe zijn het zulke leuke voorbeeldige kinderen en dus zeuren de (pleeg)ouders. Zolang (pleeg)ouders hun verhaal niet kwijt kunnen zijn zij gehandicapt en een onzichtbare handicap is geen handicap. Uit ervaring weet ik dat het zo werkt. Met andere woorden, neem de verhalen van (pleeg)ouders serieus.
Arno, zelf ooit pleegkind, nu vader en pleegvader
Een hechtingsprobleem is een handicap die niet zichtbaar is (tegenstelling 1: een lichamelijk gebrek is zichtbaar). Een hechtingsprobleem wordt niet opgemerkt door mensen die het kind oppervlakkig kennen, soms niet eens door mensen die het kind goed kennen (tegenstelling 2: een lichamelijk gebrek wordt opgemerkt door anderen). Voor een hechtingsprobleem zijn geen hulpmiddelen beschikbaar (tegenstelling 3: voor een aantal lichamelijke gebreken zijn hulpmiddelen). Toch durf ik het niet aan om te zeggen dat een hechtingsprobleem een grotere handicap is, daar is het mij ook niet om te doen. Ik wil erkenning dat een hechtingsprobleem een HANDICAP is, met ernstige gevolgen voor het leven van het kind en de omgeving. En dat is vergelijkbaar met accepteren van en leren leven met een lichamelijk gebrek.
Anne, moeder van vier kinderen, waaronder twee pleegkinderen
Ten eerste vind ik dat beide problemen vrijwel niet met elkaar te vergelijken zijn. Het is een beetje appels en peren met elkaar vergelijken. Ten tweede vraag ik me af waar we naar kijken: naar het welzijn en geluk van de persoon en zijn omgeving of naar het functioneren als lid van de maatschappij. Ik denk dat op beide gebieden: zowel geluk als het "mee kunnen draaien" de personen met de hechtingsproblemen het er slechter af kunnen brengen dan hun collega's met een lichamelijk gebrek. Dan ben ik het wel met de stelling eens. Maar het geheel is natuurlijk sterk afhankelijk van de mate waarin de mensen beschadigd zijn.
Kitty, moeder van drie kinderen, waaronder een pleegkind
Heel lang werd gedacht dat babys als een onbeschreven blad ter wereld komen. Pasgeborenen hebben een onvolgroeid zenuwstelsel en dus werd aangenomen dat ze geen ervaringen opdoen tijdens de zwangerschap of tijdens de geboorte. Er werd ook aangenomen dat babys geen geheugen hebben en dus geen prenatale en perinatale ervaringen kunnen vasthouden of herinneren. Niets blijkt minder waar: het prenatale kind blijkt sensitiever, reactiever en communicatiever dan ooit werd gedacht. Het blijkt vormen van bewustzijn te hebben, te kunnen leren en over vormen van geheugen te beschikken. Steeds meer wetenschappelijk onderzoek bevestigt dit nieuwe beeld van de competente foetus en van de competente baby. Alhoewel deze nieuwe inzichten nog te veel en te vaak worden genegeerd, vooral door artsen, hebben ze toch belangrijke consequenties. Zo kunnen traumatische geboortes tot heel wat emotionele problemen leiden tussen moeder en kind. Deze problemen kunnen voorkomen of opgevangen worden als ze vroegtijdig worden onderkend.
Een casus.
In onze praktijk meldde zich een koppel aan met hun vier maanden oude baby Jonas. Jonas werd vier weken te vroeg geboren. Zijn tweelingbroertje is vlak voor de geboorte gestorven en ook zijn leven heeft aan een zijden draadje gehangen. Er was sprake van een placenta-loslating. Hij is met een spoed keizersnede geboren en zijn leven kon gered worden na een reanimatie. Hij verbleef nog één week in een couveuse. Zijn moeder en vader waren emotioneel in verwarring: blij om de geboorte van Jonas, verdrietig om de dood van hun zoontje Ward. Baby Jonas was hyperalert en snel overprikkeld; hij kon zich moeilijk overgeven aan slapen; hij kende periodes van intens en langdurig huilen, waar zijn ouders geen raad mee wisten; zijn bewegingen straalden een grote mate van onrust uit; zijn moeder vertelde dat hij alleen maar in haar lijfelijke aanwezigheid tot rust kwam. Haar eigen emotionele problemen en die van baby Jonas ondermijnden haar draagkracht en verstoorden daardoor de relatie met haar overlevende baby.
Gelukkig had de geconsulteerde osteopaat de emotionele problemen van Jonas en zijn ouders snel onderkend en doorverwezen naar onze praktijk voor babypsychotherapie. Jonas had een traumatische geboorte achter de rug: zijn eigen leven was in gevaar, hij heeft zijn broertje verloren, en hij is via een keizersnede op de wereld gekomen. Na zijn geboorte heeft hij het lichaam van zijn moeder een week lang moeten missen door zijn verblijf in de couveuse. Bovendien is zijn moeder emotioneel in verwarring.
Hun relatie dreigt te ontsporen.
Kunnen pasgeborenen getraumatiseerd zijn?
Over het prenatale leven bestaan nog steeds twee grote misvattingen. Vaak wordt gezegd dat de baarmoeder een paradijs is met zeer sterke geluksgevoelens, waar alle negatieve invloeden buiten gehouden worden door de placenta. Onderzoek aan de universiteit van Utrecht toont bijvoorbeeld aan, dat stress van de moeder tijdens de zwangerschap wel degelijk een invloed heeft op de foetus. Bij gestresste moeders is de kans op vroeggeboorte met lager geboortegewicht en met meer complicaties aanzienlijk hoger. Foetussen en babys kunnen dus al vroeg in hun leven stress opgelopen hebben. De tweede misvatting is dat de pasgeborene zich niets kan herinneren van zijn prenataal leven noch van zijn geboorte. Een baby kan echter zijn verhaal vertellen. Er bestaat een lichaamsgeheugen, waarmee de baby kan onthouden wat er is gebeurd. Hoe dit lichaamsgeheugen precies werkt is nog niet volledig bekend, maar dat het bestaat is een vaststaand feit. Ingrijpende ervaringen kunnen worden opgeslagen in het geheugen van het lichaam en worden gecommuniceerd via lichaamstaal of via orgaantaal. Zo kunnen een slechte vertering, krampjes of reflux signalen zijn van emotioneel belaste organen. Ook hoge koorts, zonder aanwijsbare lichamelijke oorzaak, kan duiden op een stressreactie van de baby. De baby gebruikt geen woorden, maar zijn lichaam spreekt over zijn ervaringen. Er zijn verschillende aspecten van zijn lichaamstaal die ons samen een beeld kunnen geven van de vroegste ervaringen van de baby. Via zijn motoriek en houding, via mimiek, alertheid, hechtingsgedrag en oogcontact of communicatie door huilen kan de baby signalen geven over zijn gevoelsleven. De opdracht voor de babypsychotherapeut is om de taal van de baby te begrijpen ener empathisch op te reageren. Om met de bekende Franse kinderpsychiater Françoise Dolto te spreken: de therapeut luistert naar de pijn van de baby. Een belangrijke valkuil voor de babypsychotherapeut is dat hij vervalt in sympathie voor de baby, terwijl zijn opdracht is om met empathie in te gaan op zijn pijn.
Voor een baby kan de geboorte traumatisch zijn. Een geboorte kan zon ingrijpende ervaring zijn dat deze sterke gevoelens oproept welke moeilijk te verwerken zijn. Omdat de mogelijkheden van een baby nog beperkt zijn om te reageren op overweldigende situaties, loopt hij meer risico dat een ingrijpende gebeurtenis traumatisch wordt, met blijvende emotionele schade tot gevolg. Ogenschijnlijk routinematige medische ingrepen, als het inleiden van de bevalling of een tangverlossing, kunnen voor de baby dramatische gevolgen hebben. Ook geboortes die te lang duren (vastzitten) of die juist veel te snel verlopen (stortgeboorte) kunnen door de baby ervaren worden als een inbreuk op het biologisch geprogrammeerd verloop van zijn geboorteproces. Dergelijke inbreuken op het subtiele verloop van de geboorte kunnen, in min of meerdere mate, traumatisch zijn. Zo is een keizersnede,als andere uitganguit de baarmoeder, niet voorzien in de biologische programmas van de menselijke soort. Een keizersnede kan levensreddend zijn, maar heeft ook ingrijpende emotionele gevolgen. Babys die via een keizersnede geboren zijn vertonen vaak een overprikkeld zijn, een hyperalertheid, en een ambivalente verhouding tot aangeraakt worden. Ze kunnen het ook moeilijk hebben als een activiteit (zoals borstvoeding krijgen) plotseling wordt afgebroken; dit kan tot intens huilen leiden.
Geboortetraumas leiden tot drie clusters van emotionele problemen: de ervaring van een overweldigende shock, het verlies aan hechting met de moeder, én het verlies van grenzen en controle. De behandeling van babys in psychotherapie richt zich dan ook op het ontladen van de lijfelijke spanning die zich heeft vastgezet op bepaalde plaatsen, afhankelijk van waar het trauma lijfelijk voelbaar is geweest. Daarnaast wordt er gewerkt aan het herstel van de hechtingsrelatie met de moeder en aan het herstel van grenzen en controle over het eigen lichaam.
Trauma-huilen.
Huilen is misschien wel een van de krachtigste manieren om te communiceren waarover een baby beschikt. Als een baby huilt dan huilt hij met heel zijn lichaampje en geeft hij krachtige signalen aan zijn omgeving. De Amerikaanse babytherapeut William Emersonheeft een onderscheid gemaakt tussen behoefte-huilen en trauma-huilen. Veel ouders gaan ervan uit dat als een baby huilt, hij uitsluitend een fysiologische behoefte kenbaar maakt. Dit is een belangrijke vergissing van ouders, maar ook van hulpverleners. Naast het kenbaar maken van noodzakelijke levensbehoeften, kan een baby via zijn huilen ook aangeven dat hij pijn heeft. Niet omdat hem pijn wordt gedaan, maar omdat hij zich via het huilen wil bevrijden van zijn opgelopen pijn. Deze vorm van huilen wordt door William Emerson trauma-huilen genoemd. Het is de ontlading van emotionele pijn die de baby in zijn verleden heeft opgelopen. Trauma-huilen is een vorm van loslaten van innerlijke spanning, van verwerken van opgelopen belastingen of traumas. Deze vorm van huilen is veel krachtiger en krijsender dan behoefte-huilen en gaat gepaard met angst en paniek, die goed in de oogjes van de baby te zien zijn. Bij trauma-huilen heeft de baby meer spanning in zijn lichaam, de neiging om zich te overstrekken; zijn vuistjes zijn vaak gebald en de bewegingen van armpjes en beentjes nemen sterk toe.
Dit trauma-huilen kan, als de onderliggende emotionele problematiek niet behandeld wordt, soms maandenlang duren, vaak vele uren per dag. Dit is een poging van de baby om de emotionele pijn van de traumatische ervaring tot ontlading te brengen en zich zo te bevrijden van deze pijn. Echter, deze ontlading kan pas echt optreden als de baby zich gesteund en gedragen voelt door een omgeving die zijn trauma onderkent en hem de veiligheid en containment (houvast) biedt die hij nodig heeft om zijn pijn toe te laten. Een baby in trauma-huilenmag nooit alleen gelaten worden. Als dit wel gebeurt dan zal zijn huilen sneller verstommen en stopt de baby met huilen, misschien voorgoed! Het beleven van zijn pijn wordt dan onmogelijk, met als gevolg dat elke pijn in de rest van zijn leven afgeweerd moet worden.
Terug naar Jonas.
In de behandeling lag de nadruk op zijn verdriet over het verlies van zijn tweelingbroertje, op het gemis van niet door het geboortekanaal te zijn gegaan als gevolg van de keizersnede, en op zijn ontreddering als gevolg van het gemis van zijn moeder in de eerste week van zijn leven, en dat na zijn levensbedreigende traumatische ervaring. Bovendien is het noodzakelijk om duidelijkheid te creëren in de relatie met zijn moeder. De behandeling duurde 8 sessies van telkens 1,5 uur. Met zachte technieken werd de emotionele pijn van Jonas naar boven gehaald en dit in een veilig en houvastbiedend klimaat. Door de therapeuten wordt aan zijn verhaal woorden gegeven, omdat een baby onze taal zeer goed kan begrijpen lang voordat ze kunnen spreken. Uiteraard spreken de therapeuten mét de baby en niet óver de baby. Voor Jonas was het belangrijk te weten, of beter te ervaren, dat zijn moeder niet verdrietig was omdat hij in haar leven is gekomen. Ze liet hem voelen dat ze blij was met hem en voor hem, maar verdrietig over de dood van zijn broertje Ward.
Tot slot.
Voor het onderkennen van vroege traumas bij pasgeborenen is het van belang dat de kennis van de prenatale psychologie meer verspreid wordt onder hulpverleners en ouders. Achterhaalde ideeën over babys moeten vervangen worden door empathie met het mogelijke lijden van pasgeborenen door prenatale belastingen of door geboortetraumas. Babypsychotherapie is volop in ontwikkeling, vooral in landen als de USA, Frankrijk, Duitsland en Zwitserland. Er worden volop nieuwe methoden ontwikkeld om babys vroeg in hun leven te helpen. Dit vereist een grondige kennis over de psychologie van de vroegste ontwikkeling van het kind, inclusief zijn prenataal leven. Het vereist van de hulpverleners ook een grote mate van sensitiviteit en empathie. Misschien is nog wel de belangrijkste voorwaarde dat de hulpverlener zijn eigen prenatale traumas en geboortetraumas heeft herbeleefd en verwerkt. Babypsychotherapie is geen hype, geen overbodige luxe; babypsychotherapie kan veel latere problemen voorkomen door een vroege interventie. Zowel de baby als zijn ouders kunnen er wel bij varen.
Rien Verdult is ontwikkelingspsycholoog en prenataal psychotherapeut voor volwassenen en babys. Samen met zijn partner Gaby Stroecken behandelt hij babys met prenatale- en geboortetraumas. Hij heeft hiervoor een opleiding gevolgd in Zwitserland bij William Emerson en Karlton Terry. Hij werkt in zijn eigen praktijk in Borgloon (B), niet ver van Maastricht. Hij geeft voordrachten en bijscholingen over de vroegste ontwikkeling van het kind.
Correspondentie:
Opeeuwstraat 59, B 3840 Gors-Opleeuw (Borgloon)
rien.verdult@skynet.be
www.stroeckenverdult.be
Literatuur.
Chamberlain, D., Life in the womb: dangers and opportunities. In: The Journal of Prenatal and Perinatal Psychology and Health, 14,1-2, 1999.
Dolto, F. , La difficulté de vivre. Vertiges du Nord, Carrere, 1986.
Eliacheff, C., Het kind dat een kat wilde zijn. De Bezige Bij, Amsterdam, 1995.
Emerson, W., Birthtrauma: the psychological effects of obstetrical interventions. In: The Journal of Prenatal and Perinatal Psychology and Health, 13,1, 1998.
Emerson, W.,Das verletzliche Ungeborene: Behandelungstechniken und forschungsergebnisse.. In : Harms, Th., Auf die Welt gekommen; die neuen Babytherapien. Ulrich Leutner Verlag, Berlijn, 2000.
Harms, Th., Auf die Welt gekommen; die neuen Babytherapien.Ulrich Leutner Verlag, Berlijn, 2000.
Klaus, M, en Klaus, Ph, Your amazing newborn. Perseus Books, Reading, 1998.
Nossent, S., Babyvisie; wat babys denken en voelen. Uitgeverij Bert Bakker, Amsterdam, 1998.
Solter, A., Babys weten wat ze willen. De Toorts, Haarlem, 1991.
Solter, A., De taal van huilen. De Toorts, Haarlem, 2000.
Stroecken, G., Het miskende kind in onszelf. MOM, Houten, 2001. (alleen nog verkrijgbaar via www.stroeckenverdult.be)
Stroecken, G., De stem van het jonge kind. MOM, Houten, 2003. (alleen nog verkrijgbaar via www.stroeckenverdult.be)
Szejer, M., Platz für Anne; die Arbeit einer Psychoanalytikerin mit Neugeborenen. Kunstmann Verlag, München, 1998.
Terry, K., Accurate empathy. In: Verdult, R., Op maat van de mens. EVPP De Bakkerij, Borgloon, 2005.
Verdult, R., De competente foetus: op weg naar hechting. Tijdschrift voor Vroedvrouwen, 2004 (1), pg 15-19.
Verdult, R. , Die Neuverdrahtung des Gerhirns; Entwicklung des Gehirns, pränatale Bindung und die Konsequenzen für Psychotherapie. In: Schindler, P. ( in press). Am Anfang des Lebens. Schwabe Verlag, Basel, 2007.
Verdult, R. en Stroecken, G., Babytherapie: spreken met de baby. Tijdschrift voor Vroedvrouwen, 3, 2004, pg 132-135.
Verny, Th., Tomorrows baby. Simon&Schuster, New York, 2002.
Cognitieve problemen bij kinderen en adolescenten. Samenspel van kennis
en gevoel
Een therapeutische aanpak bij kinderen en adolescenten
De Nederlandse vertaling van de internationaal gerenommeerde psychoanalyticus Maurice Berger
De mens leert in grote mate met zijn lichaam.
Vanuit deze centrale hypothese beschrijft de auteur de mogelijkheid om cognitieve stoornissen te begrijpen en te behandelen. Maurice Berger maakt een classificatie van deze problemen en een algemeen model voor behandeling.
Kinderen bouwen via fysieke gewaarwordingen onbewust een voorstelling op van zichzelf en de wereld. Deze is onlosmakelijk verbonden met hun cognitieve ontwikkeling. Samen met de blijvende invloed van ernstige hechtingsproblemen en de onlosmakelijke band tussen kennis en gevoel vormen deze elementen de belangrijkste assen waarrond de auteur zijn psychotherapeutische methode uitwerkt.
Uitgewerkte cases uit zijn praktijk, zowel in een residentiële als ambulente omgeving illustreren het geheel. Dit boek is een aanrader voor al wie professioneel, zelfstandig of in een team, met kinderen en adolescenten werkt: psychologen, orthopedagogen, psychotherapeuten, psychiaters, pediaters, neurologen, leerkrachten en opvoeders. Verschenen: april 2008 Uitgeverij Terra - Lannoo
Doelgroep Deze zorglijn richt zich op kinderen die problemen hebben in de hechting aan voor hen belangrijke anderen zoals ouders of verzorgers. Ook langdurig sombere of erg angstige kinderen worden hier behandeld. Voor de behandeling komen kinderen in aanmerking met beschreven problematiek en een gemiddelde intelligentie. Ze zijn vier tot dertien jaar oud en woonachtig in de regio Amsterdam of 't Gooi.
Zorgaanbod/behandeling De behandeling is erop gericht om de kinderen weer zelfvertrouwen te geven en ze weer plezier te laten ervaren. De behandeling is nauw afgestemd op de aanpak op school. De ouders of verzorgers worden intensief betrokken bij de behandeling door middel van begeleidingscontacten of oudertrainingen.
De auteur heeft als orthopedagoog jarenlang met fundamenteel relatiegestoorde kinderen gewerkt. Op basis van zijn ervaringen heeft hij de in dit boek beschreven opvoedingswijzen ontwikkeld om ouders, onderwijsgevenden en hulpverleners toe te rusten om deze kinderen te helpen uit hun isolement te komen. De eerder door de auteur in zijn boek Hechtingsstoornissen. Orthopedagogische behandelingsstrategieën geïntroduceerde opvoedingswijzen zijn inmiddels toegepast en in dit boek wordt daarvan verslag gedaan.
Nieuw in deze tweede druk van het boek is de toevoeging van de paragrafen 5.9 De opgenomen jongeren en 6.6 Onderwijs en opleiding geïntegreerd in de opvoeding. Voor het overige is het boek geheel ongewijzigd gebleven.
Relatiegestoorde kinderen is onder meer bedoeld voor medewerkers van de eerstelijnsgezondheidszorg, voor diagnostici en voor hulpverleners die kinderen met gedragsproblemen in hun praktijk krijgen. Ook is het bedoeld voor onderwijsinstellingen, zowel basis- als speciaal onderwijs, waar het van groot belang is dat fundamenteel relatiegestoorde kinderen adequate begeleiding krijgen.
Tevens is het boek belangrijk voor iedereen die met de pleegzorg of de adoptie van deze kinderen te maken krijgt en voor diegenen die verantwoordelijk zijn voor de opvoeding van deze kinderen in tehuizen en inrichtingen.
Verslag van een onderzoek naar sociaal-emotionele onthechting. Hierbij beoordeelden leerkrachten agressief en antisociaal gedrag bij een aselecte steekproef van 1243 leerlingen uit de algemene Nederlandse jeugdbevolking.
Ook beoordeelden zij de kenmerken van egocentrisme en gevoelloosheid die in verband worden gebracht met psychopathie. Een analyse laat zien dat de oordelen over psychopathie uiteenvallen in een dimensie met sociaal onthecht gedrag en een dimensie met emotioneel onthecht gedrag.
De oordelen van leerkracht zijn op beide dimensies voldoende betrouwbaar en stabiel. Verder blijkt sociaal-emotioneel onthecht gedrag een belangrijke voorspeller te zijn van agressief gedrag bij jeugdigen.
Het aantal kinderen dat dagelijks sociaal-emotioneel onthechte trekken vertoont komt uit op twee tot drie procent.
Tot slot een beschrijving van implicaties voor de praktijk, onder andere over de toepassing van de Vragenlijst Fundamentele Onthechting (VFO) die op basis van dit onderzoek is ontwikkeld.
Voor meer informatie kunt u terecht onder de bijgevoegde link:
Behandeling van hechtingsproblematiek moet in het gezin plaatsvinden. Daar moet gewerkt worden aan het herstel van de band tussen ouders en kind. Als de behandeling succesvol is dan zal dat zeker in de klas te merken zijn. Anderzijds zal het bieden van veiligheid en structuur in de klas de behandeling thuis natuurlijk sterk ondersteunen.
Voor leerkrachten die te maken krijgen met - meer of minder - onveilig gehechte kinderen op school (en die zal je elk jaar wel tegenkomen) wil ik hier kort een aantal kenmerken en tips geven om ze in de benadering van deze kinderen te ondersteunen. Als er sprake is van een hechtingsprobleem dan is er bij het kind veel wantrouwen naar volwassenen en er is angst om gekwetst te worden. Het kind schrikt terug voor het praten over gevoelens, voor het maken van contact.
Ook kan het zijn dat het gedrag van het kind bij jou negatieve emoties oproept omdat het kind je kwetst of omdat je je, door wat hij zegt of doet, afgewezen voelt.
Probeer te voorkomen dat je het gedrag ervaart als tegen jou, als persoon, gericht maar zie het gedrag als voortkomend uit handhavingpatronen.
Plaats in de klas
Probeer bedreigende situaties te voorkomen of te verminderen, zodat het kind zich beter kan ontspannen en daardoor meer gewenst gedrag kan laten zien.
Houd hem dicht bij je, bijvoorbeeld naast je
Zet hem in de buurt van rustige kinderen
Geef hem een eigen tafel en stoel (bijvoorbeeld met een sticker erop)
Plaats zo mogelijk geen kinderen achter hem (bijvoorbeeld met zijn rug richting muur)
Contact
Het is heel belangrijk dat het onveilig gehechte kind zich begrepen voelt en dat het ervaart gehoord te worden. Positieve interactie met hem is dan ook essentieel. Schenk hem vertrouwen, opdat hij ook vertrouwen in zichzelf kan krijgen.
Wijs het kind niet af als persoon, maar benoem zijn ongewenste gedrag en bied daarvoor een alternatief aan. Bouw een relatie met hem op en versterk die. Geef hem het gevoel: jij bent belangrijk voor mij. Ik wil dat het goed gaat met ons en dat jij je prettig voelt in de klas.
Verwoord dit bijvoorbeeld door:
Ik wil je helpen, daar ben ik voor
Grote mensen zijn er om kinderen te helpen met groot groeien, dus roep maar als je me nodig hebt
Je hoeft niet alles te kunnen of alleen te doen
Het is belangrijk om actief naar het kind te luisteren en zijn gevoelens te verwoorden. Als het hoort dat het best bang, boos of verdrietig mag zijn, voelt het zich begrepen en zal de spanning van hem af vallen.
Je vindt het moeilijk hè
Je wilt het zo graag goed doen en dan lukt het toch niet, ook niet als je zo je best doet
Je hoeft nog niet alles te kunnen, grote mensen kunnen ook niet alles
Vertel ook de andere kinderen waarom het kind soms moeilijk doet, bijvoorbeeld: Hij vindt het erg spannend en wordt daardoor druk en giechelig.
Leren
Probeer het leren voor het kind weer leuk te maken door:
Lage eisen te stellen (onder zijn niveau)
Veel complimenten te geven
Waar mogelijk visuele ondersteuning te bieden
Zitten en bewegen af te wisselen (zoals bij heel jonge kleuters)
Bij overgangssituaties te helpen, zodat hij niet overspoeld wordt
Eventueel een beloningsysteem in te voeren (uiteraard met opdrachtjes die haalbaar voor hem zijn)
Extra leuke taakjes te geven (bijvoorbeeld planten water geven e.d.)
Zijn gevoelens te verwoorden
Actief naar hem te luisteren
Probeer de dag altijd positief af te sluiten met het kind, zo mogelijk met hem alleen. Het ging goed met ons hè. Fijn dat je morgen weer komt.
Het kan nodig zijn hulp te vragen van iemand die jouw aanpak observeert en je zonodig coacht in deze benadering. Schakel daar een VIB-er (video-interactie-begeleider) voor in met ervaring op het gebied van hechting of informeer bij mij over de mogelijkheden!
Als we leerkrachten, die te maken hebben met problematische onveilig gehechte kinderen, begeleiden of coachen horen we van hen vaak terug dat deze manier van werken ook voor de andere kinderen goed werkt. Vaak ontstaat er veel meer rust en een beter werkklimaat in de klas en dit is logisch. Immers; een onveilig gehecht kind heeft behoefte aan een klimaat van veiligheid en geborgenheid en hebben niet alle kinderen behoefte aan een dergelijk klimaat?
SAMENVATTING Tegenwoordig is het normaal om een huilende baby op te pakken en te troosten. We denken er zelfs niet meer bij na. Dat was vroeger anders. Toen dachten ze dat de belangrijkste band tussen ouder en kind ontstond tijdens het voeden. Dankzij Bowlby weten we dat een baby zich juist hecht aan zijn verzorgers door aanraking en nabijheid. Een biografie van een van de meest invloedrijke ontwikkelingspsychologen van de 20ste eeuw.
Anders dan vroeger is het tegenwoordig volstrekt normaal dat ouders bij hun in het ziekenhuis opgenomen kinderen de nacht doorbrengen. Ook is het niet meer vanzelfsprekend een huilende baby te negeren. In de kinderopvang wordt meer aandacht besteed aan de affectieve relatie tussen leidster en kind. Een belangrijke impuls aan deze veranderingen is gegeven door de onderzoeker John Bowlby en zijn gehechtheidstheorie. Wie was deze man en wat waren zijn ideeën?
Edward John Mostyn Bowlby werd op 26 februari 1907 in Londen geboren. Zoals gebruikelijk in de hogere Engelse klassen, werd hij door een gouvernante opgevoed. John zag zijn moeder slechts een korte periode per dag en zijn vader alleen op zondag. Elf jaar oud werd hij samen met zijn dertien maanden oudere broer Tony naar een kostschool gestuurd. Op zijn veertiende volgde een opleiding tot marineofficier bij het Royal Navy College in Dartmouth. Na een verblijf van enkele jaren aan dit instituut besloot Bowlby echter op zoek te gaan naar werk dat de gemeenschap als geheel ten goede zou komen.
Tussen 1925 en 1928 studeerde Bowlby medicijnen in Cambridge en psychologie in Londen. Na zijn afstuderen zette hij zijn medische opleiding niet direct voort, maar werkte eerst een jaar als vrijwilliger op twee progressieve scholen, waarvan één voor moeilijk opvoedbare kinderen en kinderen met onaangepast gedrag. Hier wezen zijn begeleiders hem op het feit dat sommige kinderen afwijkend gedrag lieten zien doordat zij door hun primaire opvoeders waren verlaten. Bowlby was hiervan onder de indruk en besloot vanaf 1929 zijn medische opleiding te combineren met een psychoanalytische training. In 1933 rondde hij het basisartsexamen af en koos de specialisatie psychiatrie. Vanaf 1940 werkte hij als psychiater in het Britse leger en na de oorlog ging hij werken voor de Londense Tavistock Clinic, waaraan hij de rest van zijn leven verbonden zou blijven.
Separatie Toen Bowlby in 1929 op 22-jarige leeftijd werd toegelaten bij het Institute of Psycho-Analysis werd Melanie Klein als zijn supervisor aangewezen. Kleins visie was dat alle geestelijke aandoeningen hun oorsprong hadden in fantasie. Bowlby had moeite met deze verklaring, omdat er geen ruimte was voor de invloed van de omgeving. Bovendien zouden kinderen zich volgens de geldende opvattingen binnen de psychoanalyse aan hun moeders hechten omdat zij door hen worden gevoed. Bowlbys ervaringen op de progressieve scholen deden hem hieraan sterk twijfelen.
Bowlby dreef de onenigheid met Klein niet op de spits, maar sprak tijdens zijn toetredingsrede voor de British Psycho-Analytic Society in 1938 wel zijn overtuiging uit dat er meer aandacht moest zijn voor de vroege ervaringen van kinderen en de scheiding van hun moeder. Hij benadrukte dat een verbroken moeder-kindrelatie in de eerste drie jaar vaak leidt tot emotioneel teruggetrokken gedrag van het kind.
Bowlby was ervan overtuigd dat er meer aandacht moest zijn voor de vroege ervaringen van kinderen en de scheiding van hun moeder.
Ook tijdens een studie naar afwijkend gedrag bij jongeren bleek Bowlby dat de oorzaak van hun problemen lag in vroege ervaringen. Hij ontdekte dat zij door een vroege scheiding en het ontbreken van een emotionele band met een (substituut-)moeder delinquent en affectieloos gedrag lieten zien. Zijn interesse in onderzoek naar separatie en zijn studie naar deze 44 jeugdige delinquenten brachten hem in beeld bij de Wereldgezondheidsorganisatie voor een onderzoek naar de gevolgen van scheiding bij jonge kinderen. Dit onderzoek zou het verdere verloop van zijn loopbaan en onderzoeksactiviteiten sterk beïnvloeden.
Vanaf dat moment ging Bowlby op zoek naar alternatieven voor de theorie van Klein en andere psychoanalytici, omdat die in zijn ogen geen bevredigende verklaring kon geven voor de verschijnselen die hij zag. Voor een andere interpretatie van de band tussen moeder en kind wendde Bowlby zich tot de ethologie.
Ethologie In 1951 werd Bowlby gewezen op het werk van de Oostenrijkse zoöloog Konrad Lorenz. Lorenz had samen met de Nederlandse bioloog Niko Tinbergen sinds de jaren dertig gewerkt aan de ontwikkeling van een nieuwe discipline die het gedrag van dieren door observatie bestudeerde: de ethologie. Vanuit ethologisch perspectief is gedrag dat specifiek is voor een soort een gevolg van evolutionaire selectie.
Ethologen bestuderen het gedrag van dieren door ze te observeren.
Bowlby paste dit toe op het gedrag dat kinderen laten zien als zij van hun verzorger worden gescheiden en betoogde dat dit gehechtheidsgedrag zorgde voor nabijheid van de primaire verzorger bij stress. Volgens Bowlby hebben individuen die gehechtheidsgedrag vertonen meer kans op overleving en dus op nakomelingen. In tegenstelling tot wat psychoanalytici beweerden, is gehechtheidsgedrag volgens Bowlby niet gericht op voeding, maar bevordert het de nabijheid tot de verzorger.
Wanneer het kind angst voelt, treedt het gehechtheidssysteem in werking en wordt de nabijheid van de verzorger gezocht. Deze nabijheid zorgt er voor dat de angst verdwijnt en dat het kind weer kan exploreren. Het kind gebruikt de ouder op deze manier als een veilige basis vanwaar het de omgeving verkent. Al met al gaf de ethologie Bowlby het inzicht dat gedrag alleen te begrijpen is in de context van de evolutionaire omgeving waarin het is ontstaan.
In de jaren na zijn eerste kennismaking met de ethologie onderhield Bowlby nauw contact met vooraanstaande ethologen als Lorenz, Tinbergen en in het bijzonder Robert Hinde, die zijn mentor op het gebied van de ethologie zou worden. De jaren die volgden gebruikte Bowlby om de psychoanalyse te herschrijven in het licht van de ethologische beginselen.
Volgens Bowlby heeft elk kind een aangeboren neiging tot het zoeken van nabijheid van de verzorger.
Ontwikkeling In zijn trilogie Attachment and loss (1969/1982) heeft Bowlby zijn ideeën over de ontwikkeling van gehechtheid uitgewerkt. Volgens Bowlby heeft elk kind een aangeboren neiging tot het zoeken van nabijheid van de verzorger. Dit gehechtheidssysteem wordt ingeschakeld in geval van stress en wordt uitgeschakeld wanneer het kind door de gehechtheidsfiguur wordt gerustgesteld.
In de ontwikkeling van dit gehechtheidssysteem bij het jonge kind onderscheidde Bowlby vier fasen: (1) een periode waarin het kind signalen uitzend zonder daarbij onderscheid te maken tussen verschillende personen (vanaf de geboorte tot twee maanden), (2) een periode waarin het kind de signalen richt op één of enkele specifieke verzorgers (van twee tot zes maanden), (3) de eigenlijke gehechtheid wanneer een kind met signalen en beweging de nabijheid van één specifieke verzorger handhaaft (van zes maanden tot vier jaar), en ten slotte (4) een periode waarin er sprake is van zogenaamd doelgecorrigeerd partnerschap (vanaf vier jaar), waarbij het kind rekening kan houden met en zich kan inleven in de wensen en plannen van de ouder.
Empirische ondersteuning voor zijn ideeën kreeg Bowlby aanvankelijk alleen uit studies naar hospitalisatie en deprivatie. De Amerikaanse dierpsycholoog Harry Harlow toonde in zijn baanbrekende onderzoek naar separatie aan dat wanneer jonge resusapen kunnen kiezen uit een voedende ijzerdraadmoeder en een niet-voedende badstofmoeder, zij het grootste deel van de tijd doorbrengen bij de zachte badstofmoeder. Hij bevestigde daarmee Bowlbys idee dat de band tussen moeder en kind niet afhankelijk is van voeding, maar van contact met de primaire verzorger. Het was echter door de ontwikkeling van instrumenten die de gehechtheid bij kinderen en volwassenen kunnen meten, dat het empirisch onderzoek naar gehechtheid een nieuwe impuls kreeg.
Zelfs als de badstofmoeder geen melk gaf, bleven Harry Harlows babyaapjes zich aan haar vastklampen.
De Vreemde Situatie De instrumenten die voor het meten van gehechtheid worden gebruikt zijn de Vreemde Situatie (Strange Situation) ontwikkeld door Mary Ainsworth en het Gehechtheidsbiografisch Interview (Adult Attachment Interview), ontwikkeld door Mary Main.
De Vreemde Situatie is een gestandaardiseerde laboratoriumtest voor kinderen van twaalf tot achttien maanden oud. Tijdens de procedure wordt het kind tweemaal kort van de moeder gescheiden. In deze periode zorgt de stress van de scheiding voor activatie van het gehechtheidssysteem. Op basis van het gedrag van het kind tijdens de herenigingen met de moeder kunnen kinderen worden geclassificeerd als veilig (B), onveilig-vermijdend (A), onveilig-ambivalent (C) of gedesorganiseerd (D).
Kinderen die veilig zijn gehecht zoeken de nabijheid van de moeder en spelen nadat ze zijn getroost weer verder. Kinderen die onveilig-vermijdend zijn gehecht zoeken de nabijheid van de ouder niet en lijken onaangedaan door de scheiding, maar zij gaan niet meer op in hun spel. Onveilig-ambivalent gehechte kinderen zoeken de gehechtheidsfiguur juist op, maar zijn ontroostbaar en boos op de ouder. Gedesorganiseerde gehechtheid kenmerkt zich door tegenstrijdig gedrag van het kind: het kan bijvoorbeeld tegelijk huilen en wegkruipen van de ouder.
Onveilig-ambivalent gehechte kinderen zoeken de gehechtheidsfiguur juist op, maar zijn ontroostbaar en boos op de ouder.
Het Gehechtheidsbiografisch Interview, ontwikkeld door Ainsworths studente Mary Main, is een semi-gestructureerd interview dat de mentale representatie of voorstelling van de jeugdervaringen van de volwassene meet. De manier waarop een volwassene reflecteert op zijn ervaringen is indicatief voor de manier waarop deze ervaringen zijn verwerkt. Volwassenen worden geclassificeerd als autonoom (F), gereserveerd (Ds), gepreoccupeerd (E) of gedesoriënteerd (U).
Autonome respondenten kenmerken zich door een open reflectie over hun ervaringen. Gereserveerde individuen marginaliseren de invloed van hun jeugdervaringen op hun persoonlijkheid, terwijl gepreoccupeerde volwassenen hun jeugdervaringen idealiseren en nog steeds in beslag worden genomen door hun ervaringen. De gedesoriënteerde volwassene heeft te maken met onverwerkt verlies of trauma.
De Vreemde Situatie heeft gezorgd voor een veelheid aan empirische studies: onderzoek naar de antecedenten van gehechtheidsgedrag (kenmerken van het kind, opvoedgedrag van de ouder), naar interventies ter verbetering van gehechtheidspatronen en naar langetermijneffecten van gehechtheid. Het Gehechtheidsbiografisch Interview is gebruikt in studies naar de overdracht van gehechtheid van de ene generatie op de andere. Met het instrument is Bowlbys vermoeden dat onverwerkte jeugdervaringen de interactie met het eigen kind zouden beïnvloeden onderzocht.
Kunnen onverwerkte jeugdervaringen de interactie met het eigen kind beïnvloeden?
Grote invloed op onze manier van opvoeden Bowlby besteedde in de gehechtheidstheorie met name aandacht aan de sociaal-emotionele ontwikkeling van het kind, het belang van de sensitiviteit van en de interactie met de opvoeder en hij benadrukte de evolutionaire oorsprong van het gehechtheidsgedrag. Hij liet zaken als de morele of zedelijke ontwikkeling van het kind buiten beschouwing. De gehechtheidstheorie is op dit moment een van de meest invloedrijke theorieën op het gebied van de kinderlijke ontwikkeling en Bowlby een van de meest geciteerde auteurs.
Met het formuleren van de gehechtheidstheorie gaf Bowlby in de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw een alternatieve verklaring voor het gedrag dat kinderen laten zien wanneer zij van hun primaire opvoeder worden gescheiden. Door het aaneensmeden van elementen uit onder meer de psychoanalyse en ethologie, vond Bowlby een verklaring voor een zeer belangrijk aspect van het menselijke gedrag.
De implicaties van Bowlbys ideeën voor de ontwikkeling van kinderen en de manier waarop zij worden opgevoed zijn enorm en hebben de praktijk van de dagelijkse opvoeding ingrijpend beïnvloed. In Nederland kreeg de gehechtheidstheorie vanaf de jaren tachtig via het werk van de Leidse hoogleraar Van IJzendoorn grote bekendheid. Het empirische en meta-analytische werk dat sinds de formulering van de gehechtheidstheorie is verricht heeft de theorie naar een hoger plan getild.
Frank van der Horst (1977) is historicus en pedagoog en werkt momenteel als promovendus en docent bij de vakgroep Algemene en Gezinspedagogiek Datatheorie van de Universiteit Leiden. Hij bereidt hier een proefschrift voor over de wederzijdse beïnvloeding van John Bowlby en de ethologie.
Doelgroep Deze zorglijn richt zich op kinderen die problemen hebben in de hechting aan voor hen belangrijke anderen zoals ouders of verzorgers. Ook langdurig sombere of erg angstige kinderen worden hier behandeld. Voor de behandeling komen kinderen in aanmerking met beschreven problematiek en een gemiddelde intelligentie. Ze zijn vier tot dertien jaar oud en woonachtig in de regio Amsterdam of 't Gooi.
Zorgaanbod/behandeling De behandeling is erop gericht om de kinderen weer zelfvertrouwen te geven en ze weer plezier te laten ervaren. De behandeling is nauw afgestemd op de aanpak op school. De ouders of verzorgers worden intensief betrokken bij de behandeling door middel van begeleidingscontacten of oudertrainingen.
De emotionele problemen van baby's - nieuwe inzichten voor hulpverlening.
Professionele bijscholing in 2008
1° Bijscholing: De emotionele problemen van baby's - nieuwe inzichten voor hulpverlening. De laatste jaren in er een snelle ontwikkeling te constateren op het gebied van babyonderzoek. Ook de hulpverlening aan pasgeborenen en jonge baby's staat volop in de belangstelling. Dat is niet zo verwonderlijk. Eerst en vooral heeft de ontwikkelingspsychologie een heel nieuw beeld opgeleverd van de baby. Baby-onderzoek heeft aangetoond dat baby's zeer competent' zijn. Dit beeld van de competente' baby wordt door de prenatale psychologie aangevuld met het beeld van de competente' foetus. De competentie van de baby vindt zijn voorbereiding in de baarmoeder.
Aan bod komen:
prenatale ontwikkeling
vroege communicatie en hechting
psychologie van de geboorte
het eerste levensjaar: de psychologische geboorte
postnatale hechting: tussen nabijheid en exploreren
hechtingsstoornissen
2° bijscholing: De signalen van de baby - leren kijken en luisteren naar baby's Baby's geven signalen via hun lichaam. Ze spreken' de taal van het lichaam. Via stem, mimiek, lichaamshouding, lichaamsbeweging, orgaantaal en controlepatronen, kunnen zij signalen uitzenden van niet-welbevinden.Baby's zijn zeer sensitief en reageren op ervaringen die ze opdoen tijdens de zwangerschap, bij de geboorte en in de eerste levensmaanden.Voor hulpverleners is het belangrijk om onderscheid te maken tussen traumatische signalen en gewone' signalen.
Aan bod komen: * belasting en traumatisering bij baby's * behoefte-huilen en trauma-huilen * leren observeren van lichaamssignalen * leren interpreteren van lichaamssignalen * video-illustraties
3° bijscholing: Babypsychotherapie - hulp aan baby en ouders Door prenatale en perinatale oorzaken kunnen baby's emotioneel belast geraken, hetgeen tot uitdrukking komt in hun lichaamstaal. Als gevolg van vroege ervaringen kunnen baby's reeds prenataal onthecht geraken; ze ervaren inbreuken op hun emotionele veiligheid. Zo kan prenatale stress een baby belasten; maar ook door de medicalisering van de geboorte lopen steeds meer kinderen geboortetrauma's op. Er zijn meer en meer huilbaby's, baby's met ademhalings-problemen of baby's met reflux. Dit zijn mogelijke symptomen van psychische belasting. Babypsychotherapie is een vorm van psychologische hulpverlening aan baby's in nood.
Aan bod komen:
wat zijn prenatale en perintale trauma's
wat is babytherapie,
de doelstellingen in babytherapie
vormen van babytherapie
video-illustraties
Praktische informatie
Reeks van drie bijscholingen:
Data:1° reeks:vrijdag 30 mei, donderdag 12 juni, donderdag 19 juni 2° reeks: vrijdag 7 november, vrijdag 21 november, vrijdag 5 december Tijd: 9u30 - 16u00 Plaats: EVPP De Bakkerij' te Gors-Opleeuw (Borgloon) Deelnemers: maximaal 16 Inschrijving: het inschrijfformulier wordt u op aanvraag toegestuurd
Bewegingsopvoeding - basislessen voor sociaal gedrag - spel- en lessuggesties
Yos Lotens
Opvoeden door stoeien
Bewegingsopvoeding - basislessen voor sociaal gedrag - spel- en lessuggesties
Met een voorwoord door Anton Geesink (IOC)
Als jonge mensen - en dieren - zich willen uitleven, gaan ze stoeien. Maar stoeien is meer dan alleen een manier om je overtollige energie kwijt te raken. Het is een belangrijk aspect van de (bewegings)-opvoeding.
Kinderen ontwikkelen al stoeiend hun motoriek en doen tegelijkertijd ervaringen op in de omgang met anderen. Ze leren hun emoties te beteugelen, vertrouwen te schenken en anderen te vertrouwen. 'Alleen zonder pijn is het fijn' is een inzicht dat elk kind zich direct eigen maakt.
Stoeispelen zijn een verrijking van het bewegingsonderwijs binnen alle schoolmuren. Stoeien is een intensieve manier van bewegen die veel vraagt van de concentratie en de motorische coördinatie. Door het directe lichamelijke contact doet het bovendien een groot beroep op het verantwoordelijkheidsgevoel van en de samenwerking tussen de spelers.
Aan de andere kant vereist het weinig specifieke technische vaardigheden; iedereen is in staat om op zijn eigen niveau en op zijn eigen manier te stoeien. Stoeien is verbonden aan speljudo en kan worden gezien als voorbereidend judo.
Stoeispelen blijken niet alleen enthousiasmerend te werken, maar ook de motorische vaardigheid te verbeteren, verloren (geestelijk) evenwicht weer terug te vinden en het geloof in eigen kunnen te vergroten.
Opvoeden door stoeien behandelt uitgebreid de pedagogische mogelijkheden die het stoeispel biedt en de voorwaarden waaronder men het kan spelen. Tevens bevat het boek een groot aantal in de praktijk uitvoerig getoetste spel- en lessuggesties.
Stress tijdens zwangerschap is even slecht als roken
Verband met ADHD en andere gedragsproblemen
Benedict Vanclooster
Problemen bij kinderen als ADHD, angst- en depressieve gevoelens of agressieve neigingen, lijken steeds vaker voor te komen. Twee decennia geleden begon professor Bea Van den Bergh een onderzoek naar de gevolgen van angst en stress bij de moeder tijdens de zwangerschap: Toen kon ik niet vermoeden dat zwangerschapsangst en -stress bij de moeder tot dergelijke gedragsstoornissen bij het kind kunnen leiden.
Sinds 1986 volgt professor Van den Bergh (Departement Psychologie) 86 moeders die voor de eerste keer zwanger werden. Aan de hand van vragenlijsten liet ze hun angst en stress tijdens de zwangerschap meten. De kinderen van hoog-angstige moeders vertoonden als foetus al een andere ontwikkeling dan die van laagangstige moeders: In de moederbuik bewogen ze meer. En ook na de geboorte bleken ze actiever en verliep hun voeding- en slaappatroon minder regelmatig dan bij kinderen van laagangstige moeders. Op latere leeftijd bleven de kinderen van hoogangstige moeders zich onderscheiden: Ouders en leerkrachten constateerden bij een aantal van hen op acht- en veertien- en vijftienjarige leeftijd gedragsstoornissen. We legden alle kinderen ook neurocognitieve taken voor, waarbij ze bijvoorbeeld een aantal letter moesten terugvinden op een computerscherm.Kinderen van hoogangstige moeders reageerden impulsiever: ze werkten sneller, maar maakten ook meer fouten. De kinderen van de hoogangstige moeders blijken het moeilijk te hebben om zichzelf te reguleren. Kinderen met ADHD hebben nood aan een signaal van de leraar om hun aandacht opnieuw bij de les te krijgen, illustreert Van den Bergh. Hun problemen met zelfregulatie zijn vermoedelijk het gevolg van een subtiele wijziging in de foetale hersenontwikkeling. Hun aandachtsfunctie als dusdanig is niet verstoord. Kinderen met ADHD kunnen bij sociale activiteiten of tijdens een computerspel heel aandachtig zijn. Maar bij minder intense of voor hen minder interessante prikkels verslapt hun aandacht vlug.
Preventie Tussen 8 en 24 weken zwangerschap komen de meeste neuronen in de hersenen tot ontwikkeling en nemen ze een bepaalde plaats en functie aan. Alleen tijdens deze kritieke zwangerschapsweken heeft angst gevolgen voor het latere gedrag van het kind. We veronderstellen dat bij hoogangstige moeders hormonen vrijkomen. Bereiken die de foetus tijdens deze kritische ontwikkelingsfase, dan kunnen de hersenen negatief beïnvloed worden, zegt Van den Bergh. Deze vermoedens toetsen aan de realiteit blijkt bij de mens niet eenvoudig. Bij de adolescenten uit de proefgroep heeft drs. Maarten Mennes in het labo Kinderneurologie van professor Lagae de voorbije zomer event-related potentials gemeten met EEG, namelijk voor, tijdens en na de uitvoering van neurocognitieve taken. Uit een analyse van de hersenpotentialen die werden opgewekt in de verschillende hersenzones zullen eventuele verschillen moeten blijken tussen adolescenten van respectievelijk hoog- en laagangstige zwangere moeders.
Professor Van den Bergh hoopt niet dat haar onderzoek toekomstige moeders nog extra stress bezorgt: Zwangerschapsangsten resulteren niet per definitie in kinderen met gedragsproblemen. Stress is op zich al een relatief begrip: de een verdraagt meer dan de ander. Ook de genetische aanleg en de opvoeding zullen mee bepalen welke, hoeveel en hoezeer gedragsstoornissen tot uiting zullen komen.
Voorkomen blijft de beste remedie: Attente ouders die vroegtijdig opmerken dat hun kind zelfregulatieproblemen heeft, kunnen het extra ondersteunen om zo de zelfregulatie te bevorderen en de kans te verkleinen dat zich op latere leeftijd gedragsstoornissen voordoen.
Maar de beste oplossing is zwangere vrouwen zoveel mogelijk van stress te ontlasten: Relaxatie- en cognitieve herstructureringstechnieken kunnen daarbij helpen. Stress is echter niet alleen een probleem van de zwangere vrouw en haar partner, maar van de hele maatschappij. Professor Van den Bergh pleit dan ook voor preventiecampagnes en maatregelen van de overheid: Uit bepaalde studies blijkt immers dat de impact van stress minstens even groot is als van roken tijdens de zwangerschap.
Autonomie Gehechtheids Schaal 30 nu beschikbaar in Datec Score Manager
Autonomie Gehechtheids Schaal 30 nu beschikbaar in Datec Score Manager
Hét instrument voor diagnostiek en therapie-evaluatie bij psychische afhankelijkheid en problematiek rond zelfstandigheid.
Datec nieuwsbrief augustus 2006
In samenwerking met Boom test uitgevers is de AGS 30 nu ook gecomputeriseerd in Datec Score Manager beschikbaar. U kunt de AGS 30 met het computerprogramma printen voor schriftelijke afname en/of direct via de computer laten afnemen. Datec Score Manager zorgt voor de scoring, normering en uitgebreide rapportage. De gedrukte versie wordt door Boom test uitgevers uitgebracht.
Doel
Autonomie & psychische afhankelijkheid. Met de AGS 30 kan het onderzoek naar autonomie, gehechtheid en psychopathologie verder worden verdiept. Ook kan de AGS 30 worden ingezet om therapie- of trainingseffecten te evalueren. Ga voor meer informatie naar de bijgevoegde link http://www.datec.nl/nieuws/nieuwsbrief06aug.htm