In onze jonge jaren waren wij vrouwen net loslopend wild. Zo
leek het althans voor mij. Maar ik lees op verschillende blogs dat dit
schering en inslag was, zo ook nu weer bij bojako. Op menige job was er wel een man die naar je borsten of je billen greep. Wij
lieten duidelijk merken dat we met dat soort aantastelijkheden niet
waren gediend, maar we konden met onze klachten nergens terecht. Meestal
kwam het erop neer, althans in mijn geval toch, dat ik op zoek ging
naar ander werk. Met een schuldgevoel erbovenop, want erover praten
deed ik niet. Maar de tijden zijn veranderd. Op elke fabriek of
kantoor kan je nu terecht om die ongewenste intimiteiten te melden.
Tenminste als je durft, want veel vrouwen zwijgen nog, en leggen nog
vaak de schuld bij henzelf. Vermits ik niet meer werk, en vermits ik geen jonge frisse bloem meer ben, ben ik gevrijwaard van die grijpgrage mannenklauwen. Ha, had je gedacht liefje!
Mijn knuffel is een zeer minzaam man. Nooit het ene woord hoger dan het andere, noot opgewonden of nerveus. Maar
hij heeft één principe waarvoor hij uit de bol zou gaan, en geloof
mij dat hij niets uit de weg gaat moest het nodig zijn. En hij is sterk
als een beer. Zijn principe luidt: van mijn auto en mijn vrouw moet iedereen met z'n fikken afblijven. Jawel in die volgorde, maar ik vergeef het hem minzaam. Tenslotte is zijn auto nog jong en glanzend.
Om nu to the point te komen van deze lange inleiding, gisteren moest ondergetekende naar de kliniek. Op 15 november moet ik onder het mes, en er moesten vooraf nog wat onderzoeken gebeuren. Vermits
de kliniek in het centrum van Antwerpen ligt, ( voor de Antwerpenaren,
aan "de harmonie") en dat centrum één open gat is, besloten we om
met de tram er naar toe te gaan. Nu wou het zo zijn dat we net op het spitsuur terug naar huis reden, dus overvolle trams. Achter mij stond een man, voor mij stond mijn knuffel. Ik voelde mij een beetje een sandwich, het voordeel was dat ik bij een bruuske stop niet omver kon vallen. Het nadeel was dat de man achter mij steeds met iets tegen mij aan stond te porren. Ik
dacht eerst aan een tas of iets dergelijk. Maar toen ik achterom keek
om te laten merken dat ik wat geïriteerd raakte door het gepor, keek in
een gelaat met een brede grijns. Om mij meteen duidelijk te maken dat hij er plezier aan beleefde, gaf hij mij nog een por extra. Ik
voelde elk haartje in mijn nek rechtop staan. Maar ik kon niet voor of
achteruit, wij stonden met z'n allen opeengepakt zoals sardienen in een
blik. Toen begon de man ook nog eens van links naar rechts tegen mij aan te schurken. Mijn bloed kookte, maar ik kon niets doen. Plots voelde ik een hand tussen mijn billen, en ik kon nog net een gil vermijden Ik wou niets zeggen tegen mijn alleliefste, want ik ben er zeker van dat het dan tot knokken zou komen. En dat wilde ik ten allen koste vermijden. Bij de eerstvolgende halte schoot ik als een pijl uit een boog naar de uitgang, knuffel bij zijn jasmouw meetrekkend. Die sputterde eerst wat tegen, want hij merkte heel terecht op dat we lang nog niet waren waar we moesten zijn. Maar ik denk dat hij aan mij zag dat het ernstig was.
Natuurlijk vroeg hij wat er gaande was, maar ik vertelde het hem niet. Hij zou boos worden omdat ik hem op de tram niets had gezegd. Ik zei dat ik het benauwd kreeg tussen al dat volk. Ik zie het zei hij, je ziet zo rood als een kalkoen en de zweetdruppels staan op je voorhoofd. We hebben gewacht op de volgende tram, het was een hermelijntram, nog halfleeg.
Daar moet ik nu zo oud voor geworden zijn om nog door een perverse vent te worden lastig gevallen, denk ik nu bij mezelf. Ik
hoop dat de jonge vrouwen van nu veel assertiever en alerter zullen
reageren dan ik wanneer die gore vent achter hen op de tram komt
te staan.
|