Het kleine tijgertje cheeta was met zijn vriendje het vosje aan het spelen in het bos. “Jullie mogen niet ver weg gaan” waarschuwden hun moeders. “Wat gaan we doen?” vroeg cheeta. “Ja” zei Jappie het vosje dat eigenlijk altijd een beetje ondeugend was, “ik wil wel eens iets spannends doen. Weet jij eigenlijk wat carnaval is?” “Nee, dat weet ik niet zo goed” zei cheeta. “Ik wil dat wel eens zien” zei Jappie. “Maar we mogen niet zo ver weg gaan, dat weet je toch. Ik durf dat niet” bibberde het tijgertje. “Ach, doe niet zo flauw, we gaan niet zo ver en ik weet waar het is!” Het vosje liep al weg. “Kom nu, anders zijn we te laat.” En zo gingen die twee op weg naar het carnaval. Al snel waren ze het bos uit en kwamen ze in de buurt van de huizen. Daar hoorden ze mensen aan komen. Vlug kropen ze achter een boom en keken voorzichtig wie dat waren. “Ik geloof dat er ook een ander soort tijger bij is” fluisterde Jappie. “Ik ga eens even wat vragen”. Dapper liep hij naar de mensen toe. “Hallo, ik ben Jappie het vosje en daar achter de boom staat cheeta het tijgertje. Ben jij soms ook een tijger?” vroeg hij aan het jongentje. “Nee, ik ben Micha en dit mooie tijger pak heeft mijn mama voor mij gemaakt. Wij gaan naar de carnaval”. “Daar willen wij ook naar toe, mogen wij met jullie mee?” “Jullie kunnen zo niet mee. Maar weet je wat?” zei de moeder van Micha “als het kleine tijgertje nu bij Micha onder zijn trui kruipt, dan kom jij bij mij.” Ja, dat wilde Jappie wel want hij had het wel heel koud gekregen. En vlug riep hij Cheeta die bang keek en bibberde van de kou. “Kom maar” zei Micha “dan krijg je het lekker warm.” Hij tilde het kleine tijgertje op en stopte hem lekker warm onder zijn jas. Nieuwsgierig staken die twee hun kleine kopjes soms uit de jassen. Daar kwamen ze bij de optocht aan. Maar wat was dat een lawaai! Maar wat was het mooi! Ze konden niet genoeg kijken zo veel zagen ze. Wat waren de mensen allemaal vrolijk! Er werd gezongen en gesprongen. Zo iets hadden ze nog nooit gezien. Iedereen was verkleed. Ze zagen prinsen en prinsessen. Een clown rollebolde over de straat en trok een lange neus, wat moesten ze allemaal lachen. Lekkere snoepjes en chocola werd er gestrooid. Ze werden moe van het kijken. Eindelijk was de optocht voorbij. “Nu moeten jullie weer naar het bos terug” zei Micha. “Wij brengen jullie een stuk op weg.” Opeens dachten ze er aan dat ze helemaal niet zo ver weg mochten! In het bos aangekomen riepen ze snel: “Dag! Bedankt.” Vlug renden ze naar huis! Daar stonden de moeders al, wat waren die boos! Ze hadden overal gezocht. Voor straf mochten ze niet meer buiten spelen. Dat vonden ze heel erg. Ze wisten wel dat ze erg ondeugend geweest waren maar dat het gelukkig goed afgelopen was. Maar nooit vergaten ze het carnaval. Maar ze zouden het nooit meer doen toen ze hoorden wat er allemaal had kunnen gebeuren. Dat wisten ze wel heel zeker!
|