"Hallo, hier ben ik weer. Wil ik eens wat vertellen? Ik ken jullie geheim". "Wat bedoel je?" vroeg het vrouwtje."Gewoon dat jullie 's avonds zo gezellig bij elkaar staan, dat heb ik gezien. Ik kijk altijd naar jullie." "Oh" Woedend keek het vrouwtje naar het meisje. "Zit je ons af te gluren?" "Nou ja, zo moet je het niet noemen, Ik kijk graag naar jullie, dat vind ik leuk!" "Ja,ja," dacht het vrouwtje "dat zal wel". ”Ik ga weer hoor. Dag! Ik moet naar school”. 's Avonds, toen ze weer bij elkaar stonden zei het vrouwtje boos: “We worden bespioneerd door het meisje. Ze kent ons geheim”. “Dat weet ik, maar het is een lief meisje. Zij verraadt ons niet”. “Dat kan wel, maar ik wil het niet. Ik wil hier weg. Straks wordt het winter en dan kunnen we hier toch niet blijven”. “Waarom ben je toch altijd zo boos op het meisje?” “Omdat ik ook een meisje wil zijn zoals zij en geen vogelverschrikker”. “Ik kan je niet helpen” zuchtte het ventje. “Wist ik maar iemand die ons helpen kon”. En opeens een prachtig wil licht. Daar stond opeens een toverfee. Wat was ze mooi, en wat een lieve ogen had ze. “Ik denk dat ik hier helpen kan” sprak zij. “Jouw kleine vrouw heeft gelijk, het wordt hier veel te koud. En de vogels komen nu echt niet meer! Ik weet ergens een heel mooi bos waar veel vogelverschrikkers staan. Die leven daar heel gezellig met elkaar, dat is echt iets voor jullie, dan blijven jullie voor altijd bij elkaar. Het is er ook heerlijk warm”. “Maar ik wil zo graag een meisje zijn” sprak het vrouwtje. “Ja dat kan ik je niet geven. Je bent een vogelverschrikker en dat zal je altijd blijven”. “Wees blij, we kunnen voor altijd bij elkaar zijn” sprak hij. “Ja dat is zo” sprak zij, “dat wil ik ook”. “Mooi, kom dan maar mee, we vliegen er heen” sprak de toverfee. “Ik ga voorop. Kom maar achter mij aan”. En daar gingen ze hand in hand. “Kom kind. Je moet naar bed. Morgen is het weer vroeg dag”. Snel keek het meisje naar buiten. “Mam, de vogelverschrikkers zijn weg!” “Ja dat kan wel.” sprak de moeder. “In de winter hebben we ze niet nodig”. “Ja maar...” “Niet meer babbelen, vlug in bed, wel te rusten”. Toen ze in bed lag dacht ze toch: “Zie je wel. Nu weet ik het zeker. Het waren geen gewone vogelverschrikkers, ik heb alles goed gezien!”
"Mam, mag ik nog even bij de vogelverschrikkers gaan kijken?" " Meisje toch, je bent gisteren ook al geweest". "Toe mag het?" Nou vooruit dan, een half uurtje. Langer niet, dan gaan we eten". "Goed mama, ik ga dan snel". Hoofdschuddend keek mama haar dochter na.
Springend en rennend kwam ze bij de poppen aan, eerst ging ze vlak voor het mannetje zitten. "Hallo, ik ga jullie een naam geven. Vind je dat goed?" Ik noem jou Dop, omdat je een dopneusje hebt. En je vrouwtje noem ik Mop, omdat ze er zo mopperig uit ziet". Onbewogen keek de vogelverschrikker haar aan. "Vinden jullie het niet jammer dat jullie niet naast elkaar staan?Maar weet je, mijn vader zegt dat het zo moet, omdat jullie een taak hebben, de vogels moeten van jullie van schrikken!"
Toen ze goed keek leek het wel of de pop een beetje glimlachte. "Ik kan niet zo lang blijven we gaan zo eten, dus ga ik nu naar je vrouwtje". Nu lachte de pop weer, hij dacht: "Wat een leuk soort. Ze moest eens weten".
Nu kwam ze bij het vrouwtje aan. "Hallo! Ikheb besloten om je Mop te noemen en je mannetje heet voortaan Dop".
"Wacht, ik moet je hoedje een beetje goed zetten. Zo, nu staat hij weer recht. Ik moet nu naar huis, anders wordt mijn moeder boos. Morgen kom ik weer naar jullie kijken!" Nijdig keek het vrouwtje haar na. "Hoedje scheef, wat gaat haar dat aan?" Ze gaf een ruk met haar hoofd. Hopla daar stond het hoedje weer scheef. "Waarom kwam dat gekke kind steeds naar hun toe? Dat wil ik niet. En dan die gekke namen die ze ons geeft!" Ja, het vrouwtje was helemaal niet vriendelijk en dat terwijl het meisje het zo goed bedoelde.
's Avonds keek het meisjeweer uit haar raam. Wat was dat nu? Ze keek nog eens. Stonden Dop en Mop nu naast elkaar? Dat kan niet, maar ja, ze zag het toch goed. Ze stonden naast elkaar en zagen er veel gelukkiger uit. Ze keken elkaar zelfs verliefd aan.
O wat was dat leuk! Lang bleef ze kijken. "Ik ga het niet verklappen. Dat is ons geheimpje. Een geheimpje van ons drietjes".
Ja vrouw zei de boer ik ga maar eens vogelverschrikkers maken. Die vogels pikken nu toch wel erg veel graan weg, misschien dat het helpt. Ja dat is leuk zei de boerin , weet je wat we maken er twee. ; ach wat zei de boer een is toch genoeg, maar goed jij je zin, dan worden het er twee. Leuk zei de boerin, we maken een mannetje en een vrouwtje. Nu moest de boer toch wel even lachen, malle vrouw jij bedenkt toch altijd weer wat anders.
Maar bedrijvig begon de boerin te zoeken, ; een hemd moeten we hebben en twee hoeden , een van jou en een van mij. En ook een jurk en een schort. ; Ze worden vast heel mooi. En ijverig gingen ze samen aan het werk. En ja hoor s,avond waren de poppen klaar.
Na het eten gaan we de poppen in het veld zetten zei de boer. En ja wel hoor toen het wat donker werd stonden de vogelverschrikkers op het veld, een flink eind uit elkaar. Want dat moet zei de boer. Wat zien ze er leuk uit zei de boerin, die hoedjes wat staan ze mooi. Ja, we kunnen trots op ons werk zijn, laten we hopen dat het ook goed werkt, de vogels moeten er ook van schrikken, zei de boer. Niemand heeft zulke mooie vogelverschrikkers vond de boerin.
Vooral hun kleine dochter vond ze prachtig. Als zij s'avonds naar bed ging keek ze altijd uit het raam en zag ze de poppen trots staan. Maar wat jammer dat ze zo ver uit elkaar stonden, zo eenzaam. Maar als zij dat tegen haar vader zei, antwoordde hij altijd dat het echt zo hoorde.
"Wat hoor ik toch?" zei de vrouw van de boswachter. "Ik ga eens even kijken. Dat is vast het meisje met de hond, die wakker geworden is."Maar nee, het was de hond. Wat is er Bruno? Waarom huil je zo?" Zachtjes aaide zij hem over zijn kop. O, wat voelde dat warm aan en wat een droge neus. "Je bent ziek, arm dier. Ik ga vlug mijn man roepen," dacht ze.Daar werd Ans ook wakker. "Wat is er?" vroeg ze nog half slaperig. "Bruno is ziek, ik ga vlug even de boswachter roepen." Wat schrok Ans! Vlug boog ze zich naar Bruno toe. Die keek haar zielig aan en rilde van de koorts. "O Bruno je mag niet zo ziek zijn, dat wil ik niet!"Daar kwam de boswachter al aan. "Ga eens wat opzij meisje, zodat ik eens goed naar de hond kan kijken. Ik zie het al, daar moet een dokter bij komen. De hond is erg ziek. Wacht, even een deken over hem heen en dan ga ik snel de dierenarts halen." Huilend en vol angst keek Ans de vrouw aan. "Het is mijn schuld, ik had niet weg moeten lopen. Wat moet ik beginnen als er iets met Bruno gebeurt?". "Ach kind toch, huil niet zo. Vertel mij nu eens wat er allemaal gebeurd is," vroeg de vrouw vriendelijk. En toen begon Ans alles te vertellen, over mama en papa en hoe lastig zij altijd geweest was. En hoe zij weer weggelopen was uit het internaat. "Ja" antwoordde de vrouw "er is heel wat gebeurd." En na enig nadenken zei ze: "We gaan eerst je ouders en de school waarschuwen dat je veilig hier bent. Dan wachten we de dierenarts af. We drinken een kopje thee, dan wordt je weer een beetje rustig. "Ja, maar Bruno" snikte Ans "Hij is zo lief en ik vind het zo zielig!" Daar hoorde ze de auto alen daar kwam de boswachter met de dokter al binnen. Snel werd Bruno bekeken. "Ja, dat is een longontsteking. Hij heeft een fikse kou gepakt. Ik moet hem mee nemen. Het beste is hij nu bij mij, dan neem ik fotoÂ’s van zijn longen en krijgt hij de nodige medicijnen." "Kan ik dan mee?" vroeg Ans. "Nee, kinderen kunnen wij daar niet bij gebruiken. Is de hond van jou?" En toen vertelde zij ook hoe Bruno met haar meegelopen was, en hoe hij haar gered en beschermd had. "Ja, zo zie je maar hoe een beest zijn eigen baas kiest. En waar hij geweest is heeft hij het ook niet al te best gehad. Ja, ik merk wel dat jullie veel van elkaar houden. Ik neem hem nu snel mee en morgen moeten jullie maar komen om te kijken hoe het gaat. Ik denk dat hij na een week al weer aardig opgeknapt is." Daar ging de telefoon. "Kom eens meisje, hier zijn je ouders, die willen je graag horen" zei de boswachter.Ja dat wildeAns ook. Veel traantjes kwamen er nog, maar mama wilde dolgraag dat zij weer naar huis kwam. En Bruno mocht mee komen en bij hen wonen. "Ik ben veranderd" zei Ans "Jullie zullen het zien." En gelukkig was Bruno na een week weer zover opgeknapt dat hij ook mee kon toen haar ouders haar kwamen halen. En Ans was het meisje geworden zoals haar ouders dat zo graag wilden.En als je Ans zag, dan was Bruno er ook: twee trouwe kameraden.
Woest trok de wind aan de takken en bladeren van de boom.Met alle kracht hield hij zich vast in de grond. O.., dat kind en de hond liggen daar nog te slapen. Ik moet ze wakker maken, het wordt gevaarlijk! Voorzichtig probeerde de boom een kleine tak precies naast hun te gooien. Bruno schrok er wakker van..Angstig hoorde hij de wind loeien, vlug likte hij in het gezicht van Ans. "Bruno, niet doen!" mompelde zij, maar Bruno hield niet op en begon zacht te huilen. Daar werd Ans goed wakker. "Wat is dat voor een lawaai?" riep ze. "Kind sta op!" riep de boom, "de orkaan komt er aan! Het is gevaarlijk voor jullie hier!Probeer zo snel mogelijk om hoog te lopen. Steeds rechtuit gaan, dan kom je op een gegeven moment bij het huis van de boswachter. Maar zo snel als je kunt, want er komt ook veel regen." Nu werd Ans toch wel erg bang. "Kom Bruno, vlug, we moeten hier weg." O wat ging dat moeilijk, omhoog lopen, de wind die aan alle kanten aan hen trok. Bruno bleef vlak naast haar lopen alsof hij haar wilde beschermen. Daar kwam de regen ook al. Al snel waren ze helemaal doorweekt. Het was net of de wind steeds harder ging waaien. Ze konden er bijna niet meer tegen in gaan. Aan alles wat ze tegen kwamen probeerden ze zich vast te houden. Moeizaam kwamen ze steeds een stapje verder. Naast hen en overal om hen heen vielen er takken met veel geraas naar beneden. Huilend snikte Ans: "We vinden het huis niet!" maar Bruno liep toen blaffend voor haar uit alsof hij wilde zeggen: "Kom! Volhouden!" Maar wat werd ze moe! Ze kon niet meer. De wind was te sterk voor haar. Langzaam liet zij zich op de grond vallen, en haar ogen vielen dicht. Zacht huilend snuffelde Bruno aan haar. Toen begon hij te rennen. Hijgend liep hij tot hij in de verte een licht zag. Daar bij de deur begon hij hard te krabben en te blaffen. Binnen werd het gehoord. "Wat is dat nu?" riep de boswachter en deed de deur open. "Een hond!" riep hij verbaasd. "En wat is dat beest nat! Kom maar binnen" zei hij, maar dat wilde Bruno niet. Opeens begreep de boswachter hem. "O, je wilt dat ik mee ga. Wacht, mijn jas." en al snel liep hij achter de hond aan.Wat lag daar in de verte? Eindelijk zag hij iets, het leek wel een kind. Zo snel hij kon rende hij er heen. Vlug trok hij zijn jas uit, pakte Ans op en wikkelde haar in zijn jas. Zo snel mogelijk liepen ze weer naar zijn huis. Daar aangekomen zette hij Ans in een stoel en gaf haar iets warms te drinken. Langzaam begon Answeer wat bij te komen. "Wat doen jullie in hemelsnaam buiten in dit weer?" Maar antwoorden kon Ans niet. Ze was nog zo moe en ze schaamde zich nu wel heel erg. De boswachterzag wel dat ze het heel moelijk had. "Nu, hier zijn jullie veilig dus ga voorlopig maar wat slapen. Dan hoor ik het morgen wel." Hij krabde zich eens achter zijn oor, want vreemd vond hij het allemaal wel.
De andere morgen werd Ans wakker. Ze voelde iets wat erg zwaar en warm was en tegen haar aanlag. Slaperig keek ze er naar. Dat was Bruno de hond, die haar de hele nacht warm gehouden had. "Zo" klonk een krakende stem, "ben je eindelijk wakker?" Ans keek naar de oude vrouw die in een hoekje op een stoel zat. "Ik heb honger" zei Ans. "Ja, en je denkt zeker dat ik het eten zo kan oprapen. Nou, mooi niet! Hier heb je een stuk brood." Ze gooide het naar Ans. Vlug pakte Ans het en gaf de helft aan Bruno, die het smakkend op at. "Je komt maar eens uit bed" zei de oude vrouw. "Ik ga wat water halen en jij kan beginnen om eens wat op te ruimen." En ze ging de deur uit. Maar ze had er geen erg in dat de deur een beetje open stond. "Ik loop hier ook weg" dacht Ans. En snel stond zij op en griste haar schoenen van de grond. Zonder nog ergens naar te kijken rende zij de deur uit. Bruno, die alles gezien had, rende mee. Zo hard zij kon liep ze. Net zo lang tot ze niet meer kon en hijgend stil stond en omkeek. Nee, niemand had haar gevolgd. "O Bruno! Dat je met mij meegegaan bent, dat vind ik lief van je. Maar wat moeten we nu? We zitten midden in een bos. Ik weet hier de weg niet." Met zijn kop scheef keek Bruno haar aan en blafte zacht. "We gaan maar weer wat verder lopen. We moeten zo ver mogelijk bij die oude vrouw vandaan zijn." En zo liepen ze samen door, Bruno vlak naast haar als of hij op haar moest passen. Na lang lopen konden ze niet meer. "We gaan daar bij die boom zitten." Het duurde niet lang of ze vielen in slaap. Het was al donker toen ze wakker schrokken van een zware stem. "Wat moeten jullie hier in de nacht?" Verbaasd keken ze op. "Het is de boom die begint te praten, Bruno. Kijk maar." De haren van Bruno stonden recht op zijn rug van schrik. De boom schudde zijn bladeren eens. "Ja, ik vraag mij af wat jullie hier om deze tijd in het bos doen. Het is gevaarlijk. Ik voel aan mijn wortels dat er een orkaan aan komt." "Dat kan niet" zei Ans,"die komen hier niet." "Zo, denk jij dat je het beter weet? Jij bent nog een kind. Ik ben oud, dus ik weet het beter." Nors keek Ans naar de boom. "Ik geloof dat jij heel eigenwijs bent. Je moet nog leren goed na te denken en naar ouderen te luisteren" mopperde de boom. "Ja hoor eens" zei Ans "het is nog veel te donker. Ik ga nog wat slapen."Woest schudde de boom zijn bladeren, wat een dom kind was dat! Maar toch kon de boom het niet laten om er steeds maar aan te denkenhoe dat tweetal veilig uit bos te krijgen.
De andere morgen schrok Ans wakker door een bel, die door de slaapzaalgalmde. "We moeten opstaan" riep Ilze. "Ben je gek?" zei Ans "Het is nog veel te vroeg!" "Kom nu maar" zei Ilze "anders ben je niet op tijd klaar."Keurig waste en verzorgde Ilze zich en deed een schone jurk aan. Ans bekeek alles eens en dacht: "dat doe ik niet." En zo trok ze de kleren van gisteren weer aan, streek het haar glad en vond het zo wel best. "Ga je zó mee?" vroeg Ilze verbaasd. "Ja, ik vind het goed zo." "Nou ja,je moet het zelf weten" zei Ilze en haalde haar schouders op. Ze vond het wel vreemd, maar ja Ans was nu eenmaal een vreemd meisje. Al vlug liepen ze naar de eetzaal en gingen zitten. Daar klonk een stem: "Goede morgen meisjes. We gaan allemaalom de beurt eten halen." Langzaam ging Ans ook. Nee hoor, ze had het al gezien: boterhammen met worst en kaas!Heel anders dan thuis. Daarom liet ze alles staan en liep weer naar haar stoel. Een vriendelijke stem klonk naast haar: "Waarom heb je geen eten meegenomen?" "Ik wil dit eten niet" antwoordde Ans. "Ik vind dat niet lekker!" "Kom eens mee naar voren kind en laat mij jou eens goed bekijken." Traag stond Ans op en stond nu voor de lerares. Die bekeek haar eens aandachtig. "Vind jij nu dat je er netjes uit ziet?" Nors antwoordde Ans: "Dat weet ik niet en het kan mij ook niet schelen" zei ze. "Ja, dat kan. Maar ik vind dat je zo dus niet lekker kan eten. Dus ga maar naar de gang en wacht daar maar op ons!" "Ja maar..." zei Ans. "Schiet nu maar op!" zei de lerares. "Nou, best" dacht Ans "dan maar geen eten, wat kan mij dat schelen." Veel ogen keken haar na en zachtjes werd er gelachen. Ans keek naar een meisje dat zat te proesten van het lachen. Wat een naar kind met datpoppengezicht en die mooie krullen! Boos liep ze weg. En daar stond ze dan op de gang. Het verveelde haar eigenlijk al snel. "Ik ga naar buiten" dacht ze en vlug liep ze de lange gang door, maakte zachtjes de deur open en glipte naar buiten. Snel zette ze het op een rennen, vlugger en vlugger, tot ze geen adem meer over had. Toen stond ze stil, ze kon niet meer.Hijgend keek ze om. Nee, niets te zien. Snel liep ze door en kwam ineen paarsmalle stegen terecht. Een oude vrouw die daar liep keek eens aandachtig naar haar. Nu werd Ans toch een beetje bang. De vrouw kwam achter haar lopen. "Het is net een heks" dacht Ans. Ze probeerde nog sneller te lopen, maar de vrouw haalde haar toch in. "Wat doe jijhier? Waar kom je vandaan?" vroeg de vrouw. "Dat gaat je niets aan" antwoordde Ans bibberend. "Dat dacht je maar. Je moet hier niet lopen, dat is gevaarlijk." "Ga weg" riep Ans, "laat mij alleen!" "Nee" zei de vrouw, "meisjes als jij moeten hier niet alleen lopen. Ben je ergens van weggelopen?Kom liever met mij mee, dat is veiliger. Ik heb ook iets te eten voor je want je ziet er hongerig uit." Ja, dat voelde Ans nu ook, en o! het begon nog te regenen ook.Heel snel was ze doornat. "Kom nu maar onder mijn paraplu." Ans keek eens naar dat vieze oude ding, maar toch begon ze met de vrouw mee te lopen, die al snel voor een oud krot stil hield en daar de deur van opende. "Kom naar binnen, het is hier droog." Angstig keek Ans in het vieze huisje rond. "Ja, het zal niet zo mooi zijn als je gewend bent, maar daar geef je denk ik niet om, anders was je daar niet weggelopen." "Ik moet terug naar mijn school" stotterde Ans. "Nee hoor, je blijft maar hier, ik kan jou goed gebruiken. En als je niet luistert verkoop ik je misschien!" "Maar dat kan niet" huilde Ans. "Ik moet ook weer eens naar mijn ouders terug en in het internaat gaan ze mij tochzoeken." "Hier vinden ze je nooit" lachte de vrouw gemeen. "En nu je mond houden. Ga maar daar op die deken liggen. Ik roep de hond, die kan op je passen. Kom Bruno!" Een grote bruine hond kwam dichterbij. "Zit en oppassen!" zei de vrouw. Daar ging de hond voor Ans zitten. Die maakte zich klein, kroop in een hoekje en zei zachtjes: "O mama, ik ben zo bang!"
Daar stond Ansnu in de gang.Verschillende meisjes stonden met elkaar te praten. Verbaasd keken ze naar Ans. Een meisje stapte naar voren en zei: hallo ik ben Ilze, kom je ook hier wonen. Boos keek Ansje haar aan, : Ja maar niet vrijwillig, ik moet van mijn ouders en blijven doe ik hier niet!; Kom nu maar vast met ons mee we gaan naar de eetzaal om te eten. ;Als je wilt kun je naast mij zitten. Langzaam liep Ansje mee, want ze had ook wel een beetje honger.Toen ze in de eetzaal aan kwamen keek Ansje verbaasd rond, wat een lange tafels met borden er op.; Kom hier gaan we zitten fluisterde Ilze.Om de beurt liepen ze netjes naar voren om eten te halen.Toen Ansje aan de beurt was keek de lerares haar aan .;Hallo jij bent nieuw hier, smakelijk eten .Wat een verschil met thuis, daar maakte mama altijd wat zij lekker vond. En wat zij nu kreeg, nee dat vond ze er niet lekker uit zien. Dapper probeerde ze haar tranen tegen te houden. ;Denk je dat je het lekker vind fluisterde Ilze; Nee ,ik eet dit niet op .; Je kunt beter eten ,vannacht heb je honger.Resoluut schoof Ansje het bord weg. ;Zo sprak de lerares, jullie mogen in de grote kamer nog wat gaan lezen of een spelletje doen.; Wat saai dacht Ansje en dacht aan het heerlijke ravotten wat ze thuis in de tuin altijd deed.! Daar hoorde ze de stem van de lerares.; Ansje wil jij nog even blijven dan kunnen we nog even praten! Zo meisje vertel mij eens waarom jij je eten heb laten staan? ; Ja gewoon omdat ik dat niet lekker vond. ;Heb je er dan wel van geproefd? ; Nee want kon dat zo wel zien! ; Ja ,ik wil dat nu wel door de vingers zien , om dat het je eerste avond is maar voortaan moet je het op eten. Nukkig keek Ansje haar aan. O, Dit is er een waar we veel werk aan zullen hebben, dacht de lerares. ; Ik zal je nu naar de badkamer brengen , je kunt je dan klaar maken voor de nacht. In de grote badkamer keek ze weer verbaasd op, Veel fonteinen stonden naast elkaar lans een muur. ; Je tanden poetsen en je gezicht en handen wassen. ;Kind hoe kom je aan al die beschadigingen op je huid? Dat is niets, daar geef ik niet om. O, die heerlijke douche thuis en mama die altijd hielp.; Morgen word je op tijd gewekt , je wassen dan je school uniform aan en naar de eetzaal komen, maar dat zie je wel van de andere meisjes. ; Wel te rusten . Weldra waren de andere meisjes ook klaar en werd het licht uitgedaan . Een groot gevoel van heimwee kwam over Ansje en stil liet ze haar tranen de vrije loop, boos op vader en moeder die haar hier gebracht hadden.; Slaap je alfluisterde Ilze. ; Nee ik kan niet slapen, ik wil hier niet zijn, mijn ouders willen mij kwijt, daarom ben ik hier.; Ach , probeer wat te slapen morgen ziet alles er weer anders uit, het valt hier best mee!;Als je wilt kunnen we vriendinnen worden? Dat weet ik nog niet ,ik ga liever naar huis! Het duurde lang voor Ansje in slaap viel.Maar na uren daarna klonk toch ook haar regelmatige ademhaling en sliep zij toch ook.
In een dorp op Sumatra woonde Ansje. Haar ouders kwamen uit Nederland,haar vader kon daareen goede baan krijgen en is toen met haar moeder op Sumatra gaan wonen. En daar is Ansje toen na een paar jaar geboren. Zij groeide daar heerlijk op, Ans klein, vrolijk, goedlachs. Altijd weer hoorde je haar klaterende lach. Maar toen ze groter werd kwamen de problemen. Wat zij het liefste deed was in bomen klimmen met de kinderen uit de buurt. Maar soms eigenlijk ookwel heel gevaarlijke spelletjes. Ook spijbelen op school. Moeder mopperde dan als ze weer thuis kwam met gescheurde kleding.Ook dikwijls met schrammen en bulten.
"Kind gedraag je toch eens als een meisje, dit kan toch zo niet door gaan." Op een dag, toen ze weer thuis kwam met een lelijke hoofdwond waar moeder erg van schrok, was bij haar de maat vol. "Dit kan zo niet doorgaan" zei moeder. "Ik weet niet meer wat ik met je aan moet. Vanavond ga ik er met je vader over praten." Nu schrokAnsjetoch wel even. Maar toen ze 's avond in haar bed lag dacht ze: "Het zal wel meevallen." Maar toen moeder er met vader over sprak, vond deze toch ook wel dat er wat moest veranderen. "Ik denk, dat het het beste is als ze naar een internaat gaat. Ze wordt veel te groot voor al dat soort spelletjes. Ze moet leren luisteren en op school beter haar best doen. Eenjongedameworden!" Allebei vonden ze het niet leuk, maar wisten wel dat het moest gebeuren. Op een dag zei vader dat ze na het eten eens met Ansje wildenpraten. "Vanavond? Nee, ik wil nog buitenspelen!" mopperde Ansje. "Niet zeuren, we hebben je iets te vertellen." Toen Ansje hoorde wat ze van plan waren, schrok ze toch wel! "Maar dat wil ik niet, ik blijf hier! Ik ga niet naar een internaat!" en boos liep ze naar haar kamer en gooide de deur met een klap dicht. "Laat maar" zei vader, "ze moet er aan wennen." "We gaan niet naar boven, zij moet zelf weer naar beneden komen." Maar dat gebeurde die avond niet meer. De volgende dag deed Ansje net of er niets gebeurd was. Maar de week die volgde er werden allerlei inkopen gedaan. Onwillig stond het meisjealles te passen. "Een schooluniform, wat moet ik daar nu mee? En dan die gekke schoenen!" Maar veel durfde ze niet te zeggen, vader keek soms zonaar haar! Haar vriendinnen,daar had ze ook niets aan. Die vonden het wel jammer, maar verder gingen ze weer spelen. En zo kwam de dag dat zij in de auto moest stappen om haar weg te brengen. Woest schopte zij eerst nog tegen de auto aan, maar vader pakte haar pardoes op en zette haar achterin. "Jullie willen mij alleen maar kwijt!" gilde ze. "Kind toch!" sprak moeder bedroefd, "Het is toch voor je eigen best wil." "Nu je mond houden" sprak vader. Na een paar uur rijden zei vader: "Zo, we zijn er" en keek naar het grote mooie huis. Moeder probeerde een arm om haar heen te slaan maar Ansje wilde er niets van weten. Langzaam liep Ansje achter haar ouders aan. Daar ging de grote deur al open. Een vriendelijke stem zei: "Hallo, bent u daar? Kom binnen. Jij bent zeker Ansje?"Een paar boze ogen keken de vrouw aan. "Ansje!" zei vader waarschuwend, maar daar klonk al de stem van de vrouw: "Ansje, zeg je ouders maar gedagen ga maar naar de andere kamer. Daar zijn al wat meisjes." Zonder naar haar ouders te kijken liep ze boos weg. Met tranen in haar ogen keek moeder haar na. "Gaat u maar rustig naar huis, het komt allemaal wel in orde." sprak de vriendelijke dame. En zo vertrokken de ouders van Ansje.
"Wat is dit leuk!" dacht moeder. "Een muis die ik zelf kan maken. Dat is iets voor mijn kleine Nina, die houdt zo veel van muisjes. Leuk voor haar verjaardag". En zo gingen moeders vaardige handen aan het werk. "Eerst het patroontje uitknippen" mompelde ze. "En kijk, zo moet ik het naaien". Vlug de naaimachine op tafel. En na een poosje begon het al echt op een muis te lijken. "Nu zijn buik opvullen met watten en dan de oortjes er aan".
Verbaasd keek moeder op, het leek wel of ze iets hoorde. "Hallo. Ben ik nu nog niet klaar? Je zit maar in mijn buik te steken, daar voel ik echt wel iets van hoor". Aandachtig bekeek moeder de muis. Nee, ze had zich vergist, muizen kunnen toch niet praten. Zo nu even mooi inpakken en morgen krijgt Nina hem bij het ontbijt.
Wat was dat een feest toen Nina haar cadeautjes uitpakte. Het mooist vond ze de muis. "Kijk eens mama wat leuk, hij heeft een broekje aan. En oh, die oogjes en een mooi lang staartje. Ik noem hem Fifi, mag hij mee naar school?" "Ja, vooruit maar, omdat je jarig bent".
En zo zatNina op school op haar stoeltje. Fifi zat voor haar op de tafel. Nina kon haar ogen niet van hem afhouden. Het kleine muizensnoetje zag er zo vrolijk uit. Het was net of zijn kleine oogjes haar toe lachten. Fifi had ook plezier, hij had nu een klein vrouwtje dat veel van hem hield.
Toen Nina ‘s avonds naar bed ging zette ze Fifi naast haar bed op het kastje. Toen ze een paar uur had geslapen werd ze wakker. ‘Ga eens een beetje opzij, ik heb het koud.’ Verbaasd keek Nina naar de muis. Het was Fifi die praatte. Gehoorzaam schikte ze wat op. Kom maar in mijn bed, hier is het lekker warm.Vlug kroop Fifi tegen haar aan. ‘Waarom heb ik geen bed?’ ‘Ja, dat weet ik ook niet. Maar ik kan er morgen wel een voor je maken.’ ‘Dat is goed’, snufte Fifi en zijn oogjes vielen dicht.
De andere morgen waren ze al vroeg wakker. ‘Ik ga nu eten’, zei Nina, ‘en dan ga ik naar school.’ ‘Goed hoor’, zei Fifi, en zo liet Nina Fifi alleen. Die keek eens de kamer rond. ‘Wat is dat voor grote kast, daar ga ik eens in kijken. Wat mooi allemaal: grote blokken. Daar ga ik mee spelen.’ Wel een uur was Fifi ingespannen bezig. Opeens zag hij een grote doos. Wat zou daar nu in zitten?
Voorzichtig maakte hij de doos open. "Wat leuk, ik kan mij verkleden, alles past mij". Trots keek hij in de spiegel: "Ik lijk wel een piraat". Daar ging de deur open. Nina kwam binnen. ‘Wat ben je nu aan het doen?’ ‘Ik ben een piraat’, zei Fifi. ‘Wel nee, je bent Zorro.’ "Ja, die ken ik niet" zei Fifi. ‘Kom doe die kleren nu maar uit, ik wil gaan eten.’ ‘Ik heb ook honger’, zei Fifi. ‘Kan ik ook wat te eten krijgen?’ ‘Natuurlijk’,antwoordde Nina.
Zo gingen ze samen naar de keuken. Nina zette Fifi voor zich op tafel. ‘Wat staat daar een grote kom. Daar kan ik zeker in zitten?’ ‘Nee' schaterde Nina. "Mallerd. Daar moet je uit eten." ‘Ik heb het erg koud’, zei Fifi. ‘Ik wil ook zo’n trui als jij hebt’.’Goed, ik zal gaan zoeken.’ Even later kwam Nina met een mooie gele trui. Snel trok Fifi hem aan. Zo, lekker warm. ‘En nu ga ik eten.’
En zo ging de dag snel voorbij. ‘s Avonds kroop Fifi in het lekkere bedje dat Nina gemaakt had in een lade van de kast. Maar Fifi kon niet slapen. Telkens keek hij met zijnkleine muizenkopje om een hoekje of Nina al sliep. Hij wilde zo graag nog eens spelen met de blokken. Ja hoor, daar sprong hij uit de la. "Ik ga een mooie bloembak maken voor Nina. Ik doe er dan een mooie plant in uit de tuin".
En zo klom Fifi een poosje later weer in het warme bedje. Zijn neusje kriebelde van genot, en even later sliep hij. De volgende ochtend was er een grote verrassing voor Fifi. Moeder had nog twee muizen gemaakt. Fifi sprong van blijdschap rond. ‘Wat fijn, nu kan ik met jullie spelen als Nina naar school is.’ ‘Ja’, zei moeder, ‘en het mooiste is nog dat andere kinderen ook zo’n muisje kunnen hebben.
Kijk, hier staat hoe ik Fifi heb gemaakt. ‘Ja’, zei Fifi stoer, ‘het prikt wel in je buik’. ‘Dat moet wel’, zei mama, ‘maar dat is maar heel even’. ‘Ik ben toch heel blij dat ik bij jullie ben, want ik vind het heel fijn' zei Fifi. 'Ja' zei Nina met een ernstig snoetje 'dat vind ik ook!’